Vormen. Jaargang 3
(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdActualiteit van Schopenhauer.In een serie, genaamd ‘Les Pages Immortelles’, die in 25 à 30 boekwerken de beste bladzijden der grootste wijsgeeren, door de grootste levende auteurs geïntroduceerd, tracht te verspreiden, heeft Thomas Mann de figuur van Schopenhauer voor zich genomen.Ga naar voetnoot(1) Het opzet van deze studie, (gevolgd door een als vulgarisatie bedoelde keuze uit het werk van den filosoof), zooals ik trouwens van de geheele serie meen, kan men vooringenomen noemen. In Mann's betoog hoort men duidelijk den gewezen Duitscher in verzet. Maar als standpuntelijke weerbaarheid is het er een die haar actualiteit verdient. Vertrekkend van Kant (Ding an sich) en Plato (Ideeën) bouwde Schopenhauer zijn systeem van den wil, d.w.z. van het-willen-leven, waaraan de intelligentie is ondergeschikt. Maar de wereld van den wil, waarvan wij, elk van ons, een voorstelling hebben, is deze van de smart, omdat de wil, verkruimeld volgens het individuatieprinciep zijn primitieve eenheid verliest en een wil wordt die miljoenen keeren met zichzelf in strijd komt. Het veroveren van een plaats onder de zon door elk der individueele manifestaties van den wil, gebeurt ten koste van een ander, van al de andere. De wil houdt dus niet op in zijn eigen vleesch te bijten, gelijk die bewoner van Tatarië, die zichzelf opwrat. Aldus illustreert zich het ‘homo homini lupus’. Welk zal dan ons heil zijn? | |
[pagina 345]
| |
Wat kan ons uit de ontgoochelingen redden? De intelligentie. Ja, deze meid van den wil, dit werktuig van den wil, kan meester spelen over den meester. En in welken staat (gesteldheid) zal dat gebeuren? In de esthetische aanschouwing. Hier vindt Schopenhauer steun bij Kant, die het Schoone gelijkstelt met wat behaagt op een gedesinteresseerde wijze, op een wijze, die geen verband houdt met den wil. De esthetische aanschouwing is de voorstelling van de wereld in den sterksten en sereensten zin. Dit is de verklaring t.a. van het Platoonsche estheticisme: de Ideeën, in hun esthetischen staat, werden zichtbaar door de individueele dingen, de afschaduwingen van de eeuwigheid. Zooals Apolloon de god is der verwijdering en van den afstand, een vrije, objectieve God, een God van de ironie, zoo is ook door de objectiviteit de kennis aan de slavernij van den wil ontrukt. Het Schoone brengt ons in een staat zonder smart. Natuurlijk ook maar tijdelijk, doch de esthetische aanschouwing moet ons brengen tot den toestand waarin de wil geheel wordt opgeheven door de kennis, d.i. de Verneinung des Willens zum Leben. De ethiek, die op deze metaphysiek berust is deze, dat de voorstelling, die wij van de wereld hebben, niet overeenkomt met wat deze wereld is. Wij handelen van uit een ‘principium individuationis’. Wij zien niet de essentie der dingen, maar den schijn ervan; wij leven elk volgens een eigen wil, voor ons eigen geluk, m.a.w. voor het uitschakelen van de smart. Wij zien daarbij het smartelijke voor anderen over het hoofd. Deze levenshouding is een illusie, de illusie van Maïa, zooals de boeddhisten haar noemen. ‘Au moi, captif du principe d'individuation, enveloppé du voile de Maïa, tous les autres êtres apparaissent comme des masques et des fantômes, auxquels il est absolument hors d'état d'attribuer, à beaucoup près, une existence aussi importante et aussi sérieuse qu'à lui-même. Toi seul importe, n'est-ce pas? unique être réel. Tu es le centre du monde et tout conspire pour ton bien-être, pour s'éloigner de toi le plus qu'il est possible les souffrances de la vie, pour te procurer à profusion ses félicités. Ce qui arrive aux autres est d'une importance incomparablement moindre, cela ne te fait ni bien ni mal.’ (p. 32-33). Dit geeft Mann de volgende bepaling in, (aan de hand van de Schopenhauersche wereldbeschouwing), van den slechten mensch: ‘Le méchant est celui qui, dès qu'aucune puissance extérieure ne l'en empêche, commet le mal, c'est-à-dire: un homme qui ne se contente pas d'affirmer la volonté de vivre telle qu'elle apparaît dans son corps, mais en outre nie celle qui apparaît chez les autres et tâche d'anéantir leur existence, dès qu'elle barre la route aux efforts de sa propre volonté.’ De goedheid daartegenover is positief. Zij doet werk van liefde. Goedheid en liefde zijn medelijden, geboren uit de kennis van het ‘Tat twam asi’. De hoogste graad van medelijden zal de heiligheid zijn, het ascetisme. De twee groote mogelijkheden voor den mensch in deze gecorrupteerde wereld zijn de kunst en de heiligheid. ‘C'est une conception d'une grande beauté mystique, dans laquelle s'exprime un respect humain pour la mission de l'homme; elle l'emporte sur toute la misanthropie de Schopenhauer.’ Mann houdt juist van Schopenhauer omdat diens pessimisme vereenigbaar is met het humanisme, omdat men humanist kan zijn zonder grootspreker of menschenvleier te zijn. Schopenhauer, | |
[pagina 346]
| |
door het verbinden dezer twee ismen, houdt het midden tusschen Goethe en Nietsche, tusschen de gezondheid en de ziekte; zijn geestelijke sensualiteit, zijn humaniteit maakt van hem niet een moderne, maar een man van de toekomst. Paul DE VREE. |
|