Vormen. Jaargang 3
(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKarel de Stoute en de late middeleeuwen
| |
[pagina 336]
| |
duister laten. Wie zich uitsluitend om feiten bekommert, ziet voorbije levensvormen en reacties in het licht van eigen tijd; hij zal het verleden oordeelen met opvattingen van nu. Het weinig flatteerend beeld, dat de historieschrijvers, steunend op controleerbare gegevens nochtans, van Karel den Stoute hebben ontworpen, is niet alleen noodzakelijk eenzijdig wijl het product van een nationale geschiedschrijving, het is vooral onpsychologisch, omdat het deze geweldige figuur aan de pathetische heftigheid van het middeleeuwsche levenskader ontrukt, om haar verschrikkingen verhonderdvoudigd op een geciviliseerde gemeenschap los te laten. Het negeeren van vijf honderd jaar ‘verschil in levenstoon’ is een even erg vergrijp tegenover de wetenschap, als het verdoezelen van feiten en documenten, of het uit den weg gaan van voor de hand liggende conclusies. Een mensch van dichtbij bekeken blijkt trouwens zelden zoo uitsluitend weerzinwekkend als vijf eeuwen biografie hem hebben gemaakt. Op afstand treft alleen het heftige gebaar; naderbij ontdekt men de tragiek der oogen. In het licht van den middeleeuwschen levensstijl verliezen vele van Karel de Stoute's gedragingen het karakter van ontstellende uitzonderlijkheid, dat men hun gaarne verleent. De persoonlijke willekeur zijner politiek, zijn bloeddorstige wraakzucht en wreed straffende gerechtigheid, zijn ongebreidelde heerschzucht, buitensporige prachtliefde, naast zijn ernstige devotie, zijn particulier leven van soberheid en onthouding, zijn deemoed voor den Schepper, - het ligt alles in de lijn van dit hartstochtelijke middeleeuwsche leven, rusteloos slingerend tusschen de uiterste polen van wereldsche zondigheid en vurig Godsbetrachten.Ga naar voetnoot(2) Filips de Goede, die zich na den zinnenroes der hoffeesten terugtrok in gebed en versterving, is en treffende, is een treffende illustratie van deze vereenigbaarheid der uitersten van vroomheid en zonde. Karel de Stoute heeft althans dit op zijn vader en schier al zijn tijdgenooten vóór, dat hij volkomen rein van zeden was en zich onthield van alles wat de lichte ontvlambaarheid van zijn titanisch temperament kon verhoogen. Zijn zieleleven schommelde periodisch tusschen idealistische dadendrift en ontzenuwende zwaarmoedigheid, die wellicht eveneens met het veelvuldig voorkomend tijdspessimisme in verband dient gebracht, en die hij door buitengewone arbeidzaamheid trachtte te bestrijden. Ook zijn politiek draagt den stempel van een tijd, waarin het staatsbeleid nog in hooge mate afhankelijk was van vorstengril, en niet zelden werd beïnvloed door de opvattingen van geraadpleegde geestelijken en volkspredikers. De politieke daad was nog in vele gevallen de massale belichaming eener primaire individueele reactie van het gekrenkte eer- of machtsgevoel. Het heele vorstenbestaan was trouwens omhangen met een geheimzinnigen sluier van avontuurlijke hartstochtelijkheid, waardoor er op het volk een tooverkracht van afstraalde, die thans het koningschap nog in de oogen van het kind bewaart. Bovendien vertegenwoordigde de vorst de hoogste rechterlijke instantie op aarde. De gerechtelijke wreedheid der middeleeuwen, minder een uiting van kristelijk rechtsgevoel dan van heidensche wraaklust, wortelde in het beginsel dat voor iedere misdaad een uiterste vergelding moet bestaan. Het doet beter de gruwelijke strengheid begrijpen van een heerscher die geloofde uitverkoren vestiger van Gods recht te zijn in deze wereld, | |
[pagina 337]
| |
en volvoerder van zijn straffen, wanneer de straf diegenen gold, die door den hoon, zijn eigen vorstelijkheid aangedaan, Gods wil met de voeten traden. Dat Karel de Stoute onbetwistbaar een indrukwekkende heerschersfiguur is geweest, de volksverbeelding die tien jaar na zijn dood nog in zijn terugkomst geloofde, staat er borg voor. Zijn staatkundig streven, in zoover het de vestiging van het oude Lotharingische middenrijk als wig tusschen Frankrijk en Duitschland beoogt, is slechts de consequente voortzetting van de door zijn vader gehuldigde Boergondische politiek. Wat hij daarbuiten onderneemt of voorbereidt, zijn strijd tegen den keizer na de mislukte koningskroning te Trier, de wraakzuchtige vernietiging van Frankrijk, de overrompeling en aanhechting van Italië, de vertwijfelde laatste raid te Nancy, die meer een manifestatie van het zelfvernietigingsinstinct dan een krijgsonderneming is, - het staat alles in het teeken van een tot waanzin getergden hoogmoed, die een erfgoed was van het geslacht dat met hem ten gronde ging. De bodemlooze eerzucht van den laatste der Boergondiërs, mag evenwel den blik niet vertroebelen op het tragische van zijn ondergang. Bij al zijn ondernemingen is hij met zijn buitengewone gaven van steile wilskracht en onstuimig ridderlijk temperament, de speelbal geweest van Lodewijk XI, den listigen tegenstander die zelfs in vredestijd door zijn gekuip de atmosfeer vergiftigde, en waartegen ten slotte het heftig reageeren van zijn middeleeuwsche krijgsmanseer niet opgewassen bleek. De hartstochtelijke wederzijdsche haat van deze twee merkwaardige staatshoofden beheerscht voor een aanzienlijk deel de ongelukkige tienjarige politiek van den Boergondischen hertog. Het waren de Zwitsers, door zijn erfvijand opgeruid en omgekocht om hem den oorlog te verklaren, die de nederlaag bewerkten van den laatsten machtigen heerscher der middeleeuwsche kristenheid, voor den eerste der moderne Europeesche vorsten. Is het niet als een symbolisch zwichten van den ouden voor den nieuwen tijd? Dat een Noord-Nederlandsche schrijfster er is in geslaagd, de tragiek van dit levenslot doordringend te suggereeren, het mag niet onopgemerkt worden voorbijgegaan. Zonder het mysterie der ziel te ontluisteren, - tot scherper bevroeden van dit mysterie integendeel haar lezers nopend, - heeft Nine Van der Schaaf de onwezenlijke figuur van Karel den Stoute met een menschelijke psychologie bezield, die waarachtiger is dan de bloedlooze waarheid der authentiekste documenten. Terwijl de Boergondische idee opnieuw een tijdperk van weliswaar weinig verontrustende actualiteit beleeft, bleef haar opzet even vreemd aan eenige politieke belangstelling of staatkundige vooringenomenheid, als haar klare, directe schrijfwijze aan den vervelenden woordenvloed van Mevr. Bosboom-Toussaint's minutieuze hofstoetendescripties. Haar standpunt is zuiver menschelijk, resultante van een ingedijkt, maar verinnigd levensgevoel, dat zonder luidruchtigheid, begrijpend naar de diepte tast. Steunend op gewetensvollen ernst en eruditie, gegroeid uit een volkomen assimileeren van een tijdsklimaat waarvan het ons zelfs geen afglans meer bewaart, geleid door een merkwaardig intuïtievermogen, is haar werk, - ver verwijderd van de lichtvaardige biografie romancée -, gegroeid tot een psychisch levensbeeld van zulke natuurlijke nuanceering dat het in niets herinnert aan de schema- en formulen- | |
[pagina 338]
| |
drift der literaire dieptepsychologen. Spijts zijn rustige, gave constructie is dit ‘Leven van Karel de Stoute’ minder een zuiveren roman te noemen dan wel, met de karakteristiek van Thomas Mann's ‘Tonio Kröger’: ‘ein Spaziergang um eine Seele herum’, - een statische opeenvolging van psychische hoogspanningen, die wel de heftigste ontladingen vermoeden doet, ze echter nimmer zichtbaar activeert. Het is geheel in overeenstemming met het wezen van Nine Van der Schaaf's kunst, dat men uit dezen historischen roman geen geschiedenis moet willen leeren. Zonder dat de historie geweld werd aangedaan, zal men in dit boek nauwelijks een handvol nauwkeurig omschreven feiten terugvinden: het strikte minimum noodig om den lezer historisch te oriënteeren, en het zielsbewegen in tijd en ruimte vast te hechten. Het feitelijk gebeuren blijft achtergrond om den psychischen kern der persoonlijkheid heller e belichten. Toch hebben de figuren niets van dorre abstracties, ze treden ons nader dan eenig realistisch procédé hen vermag te voeren. Schrijfster hecht niet aan anecdoten of détails, tenzij een enkele maal een uitlating, een luttel voorval haar personage psychisch scherper kan omlijnen. Zoo de typeerende woorden van Lodewijk XI: ‘Weet ge, het was zoo verleidelijk onderwijl te denken hoe gemakkelijk een kleine kogel ineens al het werk kan doen dat ik anders moeizaam in lange jaren moet volbrengen.’ Zulke uitspraak roept zeer sterk de tegenstelling op tusschen de doeltreffende listigheid van den eerloozen staatsman en de dwaze openhartigheid van hem die te Peronne, waar Lodewijk gevangen was, zijn doodsvijand het leven spaarde, omdat hij in het bestaan van Frankrijk en de majesteit van zijn vorst den wil erkende van den Schepper. Hij deinsde terug voor een laffen overval, omdat hij een strijdbaar ridder wilde zijn en ‘pas in de tweede plaats een vorst’. - ‘Hij koopt soldaten en vertrouwt dat God de vriendschappen in stand houdt’, zegde Lodewijk van hem. ‘Ik koop vrienden, dat is de eerste noodzaak, en zoo God wil, schaffen zij mij soldaten.’ Maar de Boergondiër is geen diplomaat. Hij laat zich niet alleen zijn militaire bondgenooten afkoopen, maar ook zijn hofhouding plunderen. Zijn ridders luisteren aarzelend eerst, dan gretig naar den klank van het Fransche goud. Zijn bastaardbroeder Baduin, dien hij zijn wantrouwen spaarde en waarin hij behagen vond, laat zich betalen om hem te vermoorden. En Philippe de Commines, eenmaal de idealistische bewonderaar van den hertog, later de sarcastische hekelaar van het zieltogend ridderdom, - scherpzinnig raadsman en berekenend diplomaat, - was zich te bewust van eigen geestelijke meerwaarde en schuwde daarenboven te zeer het lijfsgevaar, om de krijgshaftige atmosfeer van het strenge Boergondische hof langer te verdragen. Hij die door zijn geestverwantschap, in overleg en sluwheid Lodewijk een waardigen tegenstand had kunnen zijn, liet zich door den scherp zienden monarch beleenen met de bezitting Argenton, en verzekerde zich een eervolle toekomst aan het Fransche hof. Van hieruit zal hij zijn vroegeren meester later met deze woorden gedenken: ‘God had zijn verstand verward, om Frankrijk te redden.’Ga naar voetnoot(1) De beknopte psychologie van Commines is in haar treffende nuanceering nogmaals een proeve van Nine Van der Schaaf's synthetisch talent. | |
[pagina 339]
| |
Men heeft van Karel den Stoute gezegd, dat hij zijn onderdanen wilde dwingen tot verraad. Hij was een eenzaam en eerzuchtig man, die vurig verlangde de menschen voor zich te winnen, doch hen bij de minste teleurstelling van zijn gevoelige heerschersfantasie tartend afstootte door zijn levendigen haat. Zijn strijd om het alleenrecht van de vaderlijke genegenheid; zijn worsteling met de Vlaamsche steden, die hij zich eenmaal als geestdriftige bondgenooten droomde bij de verwezenlijking van zijn grootsche plannen, maar wier levensbelangen hij verwaarloosde, omdat zijn blik gevangen zat in het egocentrisme van zijn heerschersdroom; zijn begeerte die ‘vage grootheid’ van het volk geloovend en bewonderend, in groot verwachten achter zich te weten als een stuwende suggestie; zijn verglijden in machteloosheid wanneer bij het naderen van het onheil alom rond hem het ongeloof en de berusting in de blikken der getrouwen rondspookt; en ten slotte, liever dan de drukkende ondraaglijkheid van een roemloos leven te aanvaarden, het zich vertwijfeld storten in den dood; - het zijn zoovele aspecten der tragische voorbeschiktheid van den ongebonden machtsmensch die, vóór hij mild zijn gunsten kan verleenen, onbetwistbaar en erkend de eerste wenscht te zijn. Er is niets bevreemdends in, dat die aangeboren machtswellust zijn steun en zijn rechtvaardiging zoekt in een ‘fel geloof aan eigen uitverkorenheid tot heerschen’, met de rechtzinnige overtuiging om door zijn vorstelijke almacht en met behulp van het leger als noodzakelijk werktuig der goddelijke gramschap ‘orde en recht in de wereld te versterken’. Evenals het volkomen in de lijn van zulke naturen ligt, om bij het mislukken hunner ondernemingen, niet hun eigen ijdelheid maar God zelf ter verantwoording te roepen. ‘Zijn geboorte was Gods en zijn ijdelheid een droom die zijn geweten nooit bezwaarde. Waarom had God hem niet de kracht gegeven de vijand te verslaan?’ Het is niet zoo moeilijk om na vijf eeuwen uit dit kort maar heftig vorstenleven een tamelijk strakke onafwendbaarheid te puren, maar het is een gevaarvolle onderneming deze onafwendbaarheid, tot haar oorspronkelijke verhoudingen herleid, terug te plaatsen in haar tijd. Nine Van der Schaaf is daarin volkomen geslaagd. Haar ‘Leven van Karel de Stoute’ schildert het onzekere worstelen met een noodlot, waarvan de drager zelf niet het eindpunt onderscheidt, hoewel het naderen der catastrophe in vage zekerheid wordt voorgevoeld en in verbeten machteloosheid verbeid. Door het zich volledig eigen maken der middeleeuwsche geestesgesteldheid, kon ze zich a.h.w. met haar beeld vereenzelvigen om zijn persoon en de gebeurtenissen die hij ontketent of ondergaat, van binnen uit te belichten. Ze heeft hem aanvaard als geboren heerscher, met zijn heerschersatavismen en ambities. Ze pleit hem niet vrij van wat wij terecht onmenschelijkheid noemen, maar evenmin klaagt ze aan. Het is zoo gemakkelijk de door humanisme en democratie aangescherpte, 20-eeuwsche gevoelens van verontwaardiging los te roepen over vorstelijke gruweldaden. Moeilijker is het, ze te begrijpen in het licht van hun tijd. Dit begrijpen is het, dat Nine Van der Schaaf den lezer inplant, door den klank van haar proza, dat aan de rustige wijding der oude koningssagen, de subtiele scherpte paart van een zeer fijnzinnig essay. Haar werk is de bevestiging van een waarheid, die in sommige geesten slechts moeizaam binnendringt: dat de uitzonderlijke persoonlijkheid van een enkel mensch den loop der historie even beslissend den | |
[pagina 340]
| |
koers kan richten, als om het even welk samenstel van sociaal-economische factoren. | |
II.Ongeveer gelijktijdig met het verschijnen van het ‘Leven van Karel de Stoute’, voleindde ‘De Gids’ de publicatie van ‘De Soldaat Johan’, het jongste werk van Filip de PillecijnGa naar voetnoot(1) . Het verhaal vangt aan met de vernietiging van de Boergondische dynastie bij Nancy en eindigt met een wapenfeit tegen Frankrijk, dat in de geschiedenis als de slag bij Guinegatte in 1479 wordt vermeld. Zonder het tijdsbeeld der late middeleeuwen in al zijn uitzichten te volledigen, biedt dit Vlaamsche werk niettemin uit historisch oogpunt een interessante aanvulling van Nine Van der Schaaf's boek, omdat het naast dit leven van weelde, oorlog en intrigue van vorst en adel, een levend fresco schildert van het jachtend drijven van het kleine volk, ambachtslieden, boeren, bedelmonniken en soldaten, waar middenin het bekrompen onbegrip van kleine heeren en seculiere geestelijken, en de wereldvreemde geslotenheid der tucht handhavende kloosters, als wordende anachronismen zijn bij het onstuimig baanbreken van den komenden tijd. De eeuw der Boergondiërs is een tijd van uiterste contrasten: naast buitensporige weelde en grootscheepsche krijgsondernemingen, de schreeuwende ellende van het door oorlogen moreel uitgeputte en onder den druk van steeds verzwaarde belastingen en boetschattingen uitgeperste volk. De slinkende lakennijverheid drijft de verarmde ambachtslieden de steden uit naar het platteland, waar ze de gelederen der door eigen en vreemd krijgsvolk uitgeplunderde boeren doen aangroeien. De akkers worden een bestendig slagveld, de onrijpe oogsten vallen onder het geweld van paardenhoeven en soldaten. Hongersnood en pestilentie, rauwe vizioenen van oordeel en eeuwige verdoemenis, de beklemmende nabijheid van duivel en brandstapel storten de gemoederen in een epidemie van radeloozen angst. Deze opperste vertwijfeling zoekt uiterste vormen van verdooving: de openbare ontucht, die alle standen aantast, grijpt ontzettend om zich heen en het godsdienstig leven, omgeslagen in luidruchig uiterlijk vertoon, steigert in perioden van socialen rampspoed en ellende tot bezwerende bezetenheid, die geen grenzen onderscheidt tusschen rechtgeloovigheid en ketterij. Eenvoudige lieden als de boer Niklaas uit De Pillecijn's roman, door een schouwend leven van vasten en waken, en zinsbegoochelende vizioenen tot waanzin gebracht, sleepen als verlichte volkspredikers de aangehitste menigte in uitzinnige extase achter zich aan, van dorp tot dorp. Het sociaal element, dat zonder twijfel in deze geest verwarrende manifestaties aanwezig is, valt hier nog nauwelijks van een hystorisch mysticisme te scheiden. Bij onheil en besmettelijke ziekten doorloopen horden flagellanten luid biddend het land, in het openbaar het weerzinwekkend schouwspel vertoonend van hun tot bloedens toe gegeeselde naaktheid, om door zelfkastijding God's toorn dwingend te keeren. Heele secten van ‘devoten’, doordrongen van het pervers beginsel dat, wie zijn eigen persoonlijkheid uitroeit om Gods wil in zich te hooren spreken, niet meer kan zondigen, - leiden een leven van ontuchtige bandeloosheid, die als goddelijke ‘zueticheit’ steeds demonischer wordt ver- | |
[pagina 341]
| |
heerlijkt. Zoo kwamen de volgelingen van den boer Niklaas ‘bij hem thuis bij elke nieuwe maan en geeselden elkaar totdat zij razend werden en met elkaar ontucht pleegden’. Aan die algemeene maatschappelijke en zedelijke ontwrichting, evenals aan de particularistische terugwerking die na de nederlaag bij Nancy de steden in 't verweer roept, ligt een zich bewust worden der sociale ellende, een verbittering ten grondslag, die slingerend tusschen uitersten, haar doeltreffenden uitingsvorm zoekt. Dit bewustwordingsproces van den kleinen man, gelocaliseerd in de heerenziel van den soldaat Johan, heeft Filip de Pillecijn tot leitmotiv gediend bij het ontwerpen van zijn roman. Die Vlaamsche piekenier is vroeger boer geweest, hij hoort den roep der aarde en keert naar zijn landstreek terug. De heidegrond is er hard en schraal, en wanneer de eerste oogst in aren staat, ontketent de rentmeester der abdij den strijd om den grond. Johan ‘voelde dat hij meer geweest was dan die zandboeren daar in het dorp’. Uit de moreele verbondenheid met den door eigen zwoegen vruchtbaar gemaakten grond en den fieren onafhankelijkheidszin van den soldaat, groeit de strijdbare zelfbewustheid die slechts God als meester van den grond erkent. Het instinct van den boer stelt zich geniepig teweer om een lap magere heide; de koppige vechtlust van den krijgsman verleent den strijl om zijn goed recht een epischer allure. ‘Als alle boeren die hier wonen van Antwerpen tot Brugge soldaat zijn voor hun eigen recht, dan zal de wereld veranderd zijn.’ Doch deze kampvaardigheid is geheel vreemd aan de morrende ontevredenheid der boerenmassa, die als een geslagen hond, voor het striemen van de zweep beducht, kruipend hoewel grommend den meester volgt. Ze bestaat alleen in den geest en den wil van den enkeling Johan, die daarom wel de symbolische incarnatie kan zijn van dieper levende verzuchtingen, maar niet de verpersoonlijking van een bewust naar buiten tredenden socialen drang. Historisch bezien blijft zijn verschijning een fictie, hoogstens een zeer individueel geval. Anders is het in de steden. Daar laait de gistende opstandigheid om onophoudelijk verzwaarde zout- en bierbelastingen, in bloedige wapeningen hooger op. De Gentenaar Lieven uit het boek, is één uit de duizenden heroïsche kampers voor particularistisch recht en onafhankelijkheid, die de Vlaamsche vechtstad in een strijd van eeuwen heeft geofferd. En pater Bruno, gezond verstand en forsch gestel, beter een piek hanteerend dan een wijwaterkwast, oolijke liefhebber van gerstenat en politiek agitator, goed menschenkenner met luimigen realiteitszin, - hij is een van de talrijke bedelmonniken die in de bewogenheid van het laat middeleeuwsche leven geen onbelangrijke rol hebben gespeeld. Hiermee zijn de drie hoofdfiguren aangegeven waarin De Pillecijn enkele van de verzuchtingen en half bewuste tendenzen heeft geconcentreerd, die bij het einde der middeleeuwen de volkslagen beroerden. Historisch wortelend in een zelfde tijdsgewricht, herinnert zijn verhaal slechts in dezen zin aan het boek van Nine Van der Schaaf, dat het er literair en psychologisch de volstrekte tegenstelling van beteekent. De keuze van het sociaal-historisch milieu: de hofwereld tegenover het kleine volk; hun opvatting van den historischen roman: het herscheppen van geschiedkundige personages tegenover het creëeren van fictieve gestalten; stijl en toon: bij de Noord-Nederlandsche schrijfster de rustige klaarheid van een verstandelijke intuïtie, bij den Vlaming de | |
[pagina 342]
| |
broeiige warmte van een moeilijk beheerschte hartsvervoering met zinnelijken inslag; de afgeteekende psychologische lijn tegenover het meer ongebondene van een poëtische atmosfeerschepping; - het verraadt alles een fundamenteel onderscheid in geestesoriëntatie en temperament, dat in groote trekken kan herleid tot het wel eens misbruikte doch niettemin onbetwistbaar bestaande verschil in zielsgeaardheid tusschen Noord en Zuid. Het is De Pillecijn's dichterlijke zintuiglijkheid, waardoor elk gebeuren vlottend wordt gedragen tusschen droom en werkelijkheid, het is de bekorende toover van zijn proza, waaronder onafgebroken de stroom der hunkerende zinnen ruischt, die de onevenwichtigheden van zijn romankunst, zelfs den zweem van bodemtendenz in dit laatste werk, dankbaar doen vergeten. Bert RANKE. |
|