Vormen. Jaargang 3
(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 294]
| |
Kleine tribune
| |
[pagina 295]
| |
Wij zijn ook vertrokken van het feit dat er in Vlaanderen reeds te veel gesneuveld is in overmoed; dat niet alleen Brussel, maar in de eerste plaats een partijpolitieke eliminatie (en Jan Schepens denke hier vooral aan wat hij de racistische literatuur noemt, maar vergete ook weer niet dat de kleuren-literatuur heel wat vergissingen begaat), in de tweede een publieke onverschilligheid, in de derde een botte jongeren-emulatie door schoolsche opzetterij in de hand gewerkt, in de vierde een te sterk gevoel van ontlaw bij sommige kunstenaars, in de vijfde een bittersnoeperij in een jong land als het onze ontzaglijk neerdrukkend werken en dat het tenslotte mogelijk worden moet het klimaat te vinden (ook buiten de speculatie op den oorlog om) om ‘werk’ te maken en een ‘maathoudenden’ weerklank op te vangen. Jan Schepens en nog anderen trouwens, schijnen het moeizaam en moeilijke werk van Verbeeck, waarmee hij voor de poëzie aandacht vraagt (zijn ‘Bladen voor de Poëzie’), zoo maar weer van de baan te schuiven. Het is niet alleen onrechtvaardig, maar ook om nog eens over de woorden van den nochtans edelborstigen Demedts na te denken: ‘Geen mensch is waard dat men er zijn slaap om laat’. Maar daar wij, goddank, sterke tanden hebben meegekregen, zullen wij verder nog wel bijten, doorbijten en terugbijten.
Paul DE VREE. |
|