Vormen. Jaargang 3(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 261] [p. 261] [Nummer 9] Het graf De naakte kinderen die op de heuvels dansen vervullen mij met vreugden en met pijn en zij betovren mij met geuren en met glanzen en met de zoete raadsels die de dromen zijn waarvan dit bloed zich nooit meer kan bevrijden. Ach, konden wij nog eenmaal samen rijden op jonge paarden door dit stralend land, de steile wegen langs die van de heuvels glijden naar koeler dalen en naar zoeter vaderland. Blonde ridders togen hier voorbij... bronzen paarden sloegen hunne hoeven in het rood en diep-groen veld waarin de jachtpartijen en het hoorngeschal de laatste lovers van den Herfst gewogen. Gij kende de verhalen van hun dronken levens en hun dood en van de zwarte burchten in de vlammende vallei. Wat blijft er over nu van u en mij? van hen die gij gezien hebt in uw dromen in wijde mantels en met zwaarden aan hun zij...? De grijze stenen noemen hunne namen en uwen naam spreekt uit den witten steen waarin gij slaapt in uw albasten kleed... O klei waaruit ik werd gekneed, o zout en zand, o vuur en vlammenwind waarin ik, koninklijk, u wedervind. Pieter G. BUCKINX. Vorige Volgende