| |
| |
| |
Standpunten
Toen mijn vrouw mij ongeveer anderhalf jaar geleden zegde dat ik onzen Oskar in de gaten moest houden, heb ik haar met veel overtuiging laten opmerken ‘dat Oskar mijn zaak was en dat ik den jongen naar behooren in het oog hield’. Oskar is naamlijk geen kind meer en het ergert mij eenigszins als mijn vrouw den jongen behandelt zooals een dreumes, die pas heeft leeren loopen. Niet dat ik met mijn vrouw niet zou opschieten zooals het hoort in een gezin van onzen stand, maar er is zoo'n soort van onuitgesproken overeenkomst tusschen Oskar en mij: de vader waakt over den zoon, en de zoon van zijn kant, spant samen met den vader. Een soort bondgenootschap die ik vaststel, maar waarvoor ik geen passenden uitleg weet. Overigens heb ik het zoeken er naar opgegeven en volstaat het mij te weten dat het is zooals het is. Oskar is inderdaad geen kind meer, en ik hèb er wat aan. Het gaat zelfs zóó ver dat ik hem meer voor mij opeisch dan ik hem voor mijn vrouw laat. Ik heb er altijd op gestaan dat er wat uit dien jongen zou groeien en heimelijk speur ik na in hoever hij op mij lijkt en weeke creaturen, zooals zijn moeder, met haar eeuwigen twijfel en zin voor toegeven uit den weg gaat.
Reeds heel mijn leven heb ik de graten uit den visch gespaard om den jongen alles te geven dat hij kan verlangen. Mijn eerste en grootste zorg is naar zijn studie gegaan. Waar ikzelf, als oudste van negen kinderen, de gelegenheid niet kreeg om volledige studiën te doen, en van af mijn veertiende jaar met een afgedragen kepi en met een hoog op de borst geknoopte tasch bedacht werd, om het weinig verleidelijk beroep van telegramdrager uit te oefenen, stond het vast dat Oskar voor dergelijk bespoedigd en ontnuchterend contact met het leven van alle dagen gespaard moest blijven. Wel sta ik thans aan het hoofd van een numeriek zeer sterk personeel en draait op mijn bevel een postbureau van 1ste klasse, waar dagelijks duizendtallen brieven verhandeld en karrevrachten bankbiljetten verlegd worden, maar ten koste van wat al in eenzaamheid doorgebeten nachten studie? Ten koste van | |
| |
welk engelengeduld? En ik heb er aan getwijfeld of Oskar het langs dien weg wel zoo ver gebracht zou hebben. Daarom stuurde ik hem achtereenvolgens naar het college en naar de universiteit. Het college kreeg den voorrang op een officieele school, omdat, steunend op de gehoorzaamheid die de broeders aan den regel verschuldigd zijn, ik de meening toegedaan was dat hij daar beveiligd zou blijven tegen welkdanige verkeerde voorbeelden. In zooverre die voorbeelden te maken hadden met zedenbederf en ondeugd in het algemeen, heb ik mij niet vergist. Maar dat ik die verdomde Vlaamsche questie - Oskar schrijft ‘kwestie’, en dat alléén reeds wijst op een zekere verwildering waaraan hij niet wist te ontsnappen - uit het oog verloren heb, is een onvergeeflijke fout waarover ik mijn leven lang spijt zal hebben. Ik had er moeten aan denken dat er op dàt gebied heel wat veranderd was sedert ik mijn laatste korte broek afgedragen heb, en dat de jonge geestelijkheid, die vooral uit gegoede, Vlaamschgezinde, keikoppige boerenfamilies komt, naast de meest vooruitstrevende politieke heethoofden, de eerste linie bezet. Dat de kopstukken van het Bisdom lieten en nog laten begaan, komt mij onbegrijpelijk voor en reeds zou ik er, als openbaar en vaderlandsgezind ambtenaar protest tegen aangeteekend hebben, ware het niet dat ik, niettegenstaande contact daarover met talrijke partijgenooten, steeds alléén gebleven ben om elke gebeurlijke actie aan te pakken. Ik zelf heb niet eens moeten besluiten daar van af te zien, want mijn vrouw, die van mijn inzichten de lucht had gekregen, was mij voor met haar besluit toen ze mij op een morgen, terwijl ik mij aan het scheren was, liet hooren dat ik mij evengoed direct de keel kon oversnijden. Op die manier zou ik ten minste iedere administratieve sanctie ontloopen en mijn geëerd gezin voor publieken blaam en spot vanwege de op schandalen beluste goegemeente vrijwaren. Die hoogdravende, pompeus ineengebokste zin herinnerde mij er aan dat mijn vrouw tot haar achttiende jaar in een pensionnaat is geweest, en er, op de laatste prijsuitdeeling, met den ‘prix de poésie’ was van ondergetrokken. Als het er op aan komt veel woorden te gebruiken om weinig te zeggen, bewijst mijn vrouw mij | |
| |
de grootste diensten. De toespraak, die ik ter gelegenheid van een ministerieel bezoek aan mijn bureau gehouden heb, en die naderhand, met goedkeurende commentaren in de locale pers werd overgedrukt, werd o.m. door mijn vrouw opgesteld. Sedertdien bemoeit Mathilde zich stelselmatig met alles wat, al was het maar zijdelings, met mijn positie verband houdt.
Met dat alles kwam Oskar op het college terecht waar hij - dat mag gezegd - uitmuntte onder de leerlingen van zijn klas. Hij was een knappe leerling en behaalde schitterende resultaten. Nog jaarlijks wordt er door de directie van de school op geboft in het prospectus, dat bij den aanvang van het schooljaar bij wijze van propaganda wordt rondgezonden, en in het palmarès, dat op de prijsuitdeelingen aan de aanwezigen wordt bezorgd, en waarin, benevens de uitslagen van het verloopen jaar, de successen van vroegere jaren te boek gesteld worden.
Doch benevens zijn passie voor de studie, bracht Oskar een strijdvaardigheid van politieke orde naar huis mede. Hij zwoer bij de groote leiders van de Vlaamsche extremisten en poogde mij te pas en te onpas te overtuigen van de juistheid van zijn inzicht en van de gegrondheid zijner eischen. Hij rammelde bij zulke gelegenheden zevenhonderd vijftig jaar geschiedenis af met de daarbij hoorende deducties, als primo, secundo en tertio geordend, en waar het pas gaf, onderverdeeld in a, b en c, plus nog Grieksche letters, die voor mij Latijn bleven. Hij sprong om met verdrukking en verknechting, zooals ik op het kantoor met ministerieel aanschrijven AC/PA nr. 4706/811, van 18 November 1897, over het vernietigen van buiten gebruik gesteld archief, en zooals mijn vrouw met peper en zout. Vaak kreeg ik den indruk dat hij, beter dan destijds de daarbij betrokken overheidspersonen zelf, wist waarom iets zoo en niet andersom geschikt of gedaan werd Kortom, hij overblufte mij en al die naar hem luisterde met zijn volledige kennis van de geschiedenis, waarvan de meesten niet eens de groote indeelingen kennen. De vorige eeuw vooral had de eigenschap hem buiten zich zelf te brengen van bovenmatigen wrevel tegen zooveel onrecht en wanbegrip. 1830 was een schromelijke ver- | |
| |
gissing en een bron van miskenning en sloopend onrecht. Het heeft lang geduurd vooraleer ik te weet ben gekomen wat hij met 1830 bedoelde. En dan liet hij daarop vrijen teugel aan zijn hekel tegen alles wat uit dat 1830 was voortgesproten. Maar de minderheid kan ook wel eens van levensbelang zijn voor het land. En daarvoor lag het bewijs in 1914. Had de regeering, neen, had de vorst zelf geen beroep gedaan op de Vlamingen? En waren die weerbare mannen - de bloem van ons volk, zegt Oskar - niet het vuur ingeloopen nadat hen den moed van hunne voorvaderen op den Groeningekouter voor oogen gehouden werd? Sedertdien: gedwongen toegevingen maar nog steeds geen begrippen van het goede recht. Zoo kregen we Oskar na zijn humaniorastudiën thuis, met dien geest bezield. Gedurende de daaropvolgende zomervacantie, was hij niet thuis te houden, met geen kettingen. Geen enkele vergadering noch feest ging voorbij of Oskar was er bij geweest. En méér dan eens kwam 's anderendaags een armband uit zijn zakken te voorschijn, waaruit bleek dat hij een leidende rol had gespeeld in het gelegenheidscomité, dat voor inrichting en orde te zorgen had. Het ging zoover dat er in de stad over gesproken werd en men zich openlijk afvroeg of ik er het bjiltje zoo maar bij neerleggen zou. Men kent mij in de stad en niemand had ooit gelegenheid gekregen om aan mijn loyale inzichten te twijfelen. Met Oskar's doenwijze nam alles een kwaden keer en ik werd gewaar dat ik uit de oogen moest zien. Van alle raadgevingen die ik den jongen geven kon, heb ik geen enkele verzwegen. Ik heb gepoogd hem te doen inzien dat de activiteit van de extremistische fractie op andere dan idealistische gronden berust en dat het, voor iemand van onzen stand, niet past mee te doen aan de volksopruierij die zich gaandeweg, en sneller dan vermoed kan worden, blijkt uit te breiden. Indien ik mijn hoop moet laten varen die actie met haar tweespaltzaaiend resultaat nog tijdig te zien lamleggen of indijken, moet het integendeel als een paal boven water staan dat Oskar er tusschen uit knijpt en er van afziet verdere hulp te bieden bij een politieke actie die tegelijk de veiligheid van den staat en van mijn ambt ondermijnt. | |
| |
Ik heb aan Oskar de administratie als voorbeeld voorgesteld. Ook daar gaat niet alles zooals het zou moeten, doch er komt verandering op tijd en stond, naarmate de met tact geformuleerde bezwaren en grieven voor grondig onderzoek aan de beurt komen. Weliswaar gaat zulks niet altijd als een pijl uit den boog, maar groot werk is werk van langen duur, Oskar! Bezig uw verstand; ge zijt geen kind meer. Het illegale heeft nog nooit mogen gedijen. Wie ondermijnt, loopt zelf gevaar door zijn eigen vloer te vallen. Daarbij ge zijt nog jong, wacht uwen tijd af.
Ik weet niet welke vlieg Oskar bij dat sermoen gestoken heeft, doch sedertdien is hij veel veranderd. De zomervacantie was voorbij en hij, na wijselijk overleg met mij gepleegd te hebben, ingeschreven als student in de rechten bij de universiteit. Die jongen kan spreken, en nu hij de politiek den rug heeft toegekeerd, zie ik in hem reeds een groot advokaat, van wiens talent veel verwacht kan worden.
Jaar na jaar ging voorbij. Wanneer ge Oskar zaagt, was er een papierreuk in de lucht. Hij verslond boeken, en nog boeken, gunde zich geen rust, en liet de rekening bij den boekhandelaar tot groote bedragen oploopen. Hij hield zich afzijdig van elke lawaaierige studentenbeweging, van alle clubleven, en werd bleek en mager onder de studie van zooveel verschillende als opvallend uiteenloopende werken. Toch trok het mijn aandacht dat sociale en administratieve leergierigheid hem onderscheidde van zijn medestudenten die gedurende de blokvacantie de deur van ons huis afliepen om zich door Oskar nu eens dit, dan weer dat te laten uitleggen. Hij overhoorde de vakken waarvoor ze zoogezegd klaar waren en wist nog talrijke verkeerde opvattingen en zienswijzen recht te zetten. Ik had volle vertrouwen in Oskar's beslagenheid en zag met ongeduld uit naar het komend eindexamen. Hij trok er heen, gewoon en kalm, zooals hij in den winkel, op den hoek van de straat, een flesch azijn zou halen, en kwam drie dagen later thuis met een dubbel diploma. Hij had, buiten het medeweten van mijn vrouw en van mij, tegelijkertijd rechten en administratieve wetenschap- | |
| |
pen gestudeerd. Toen Mathilde hem omhelsd en ik hem gefeliciteerd had, stak Oscar mij zijn eerste diploma in de handen. Met het andere trok hij naar Brussel. Toen ik van mijn verwondering over zijn zonderlinge handelwijze bekomen was, stond hij in het midden van de keuken. Met veel gebaren en gloeiende woorden zou hij ons nu eens zijn gedacht zeggen.
Toen ik hem vijf jaar geleden van de politiek aftrok, was Oskar zonder morren noch klagen van vergaderingen en betoogingen thuis gebleven. Als ik gedacht heb dat zulks hem geen pijn veroorzaakt heeft, vergis ik mij zeer. Nadat men zich sedert enkele jaren geheel aan een beweging gegeven heeft, keert men haar niet zonder stamp noch stoot den rug toe. Ik mag er gerust van overtuigd zijn, dat het hem veel moeite gekost heeft. Doch tegelijk met zijn toegeving heeft hij voor zichzelf de belofte gedaan daar thans, vijf jaar later, na zijn studiën nog eens op terug te komen. Hij is nu drie en twintig jaar en denkt dat hij iets mag zeggen, dat hij mag meebrokkelen in de pap - wat Oskar zei, kwam daarop neer; het ging over ‘medezeggenschap over zijn toekomst’ of zoo - en dat hij niet langer een leven moet leiden van een hond die aan den leiband ligt. Die groote woorden heeft Oskar bepaald van zijn moeder. Maar hij blijft kalmer dan zij en ik beluister hem in den grond eigenlijk gaarne. Zooals hij op dièn keer bezig was, zag ik in hem den advokaat. Ik heb mij echter vergist want Oskar heeft niettegenstaande de bedreigingen van zijn moeder en mijn persoonlijk aandringen, dat meer op zijn gezond verstand gericht was, zijn eigen zin doorgedreven. Om te beginnen heeft hij zich, dank zij handig aangepakte voorspraak vanwege een paar extremistische professoren, in het ministerie van Binnenlandsche Aangelegenheden weten te doen aanwerven. Met zijn diploma's daarbij, blijkt dat nogal vlot van stapel geloopen te zijn. Hij verklaarde mij ronduit dat hij niets anders beoogt dan dat en de andere departementen op hun kop te zetten indien zij voortgaan stelselmatig de belangen van het Vlaamsche volk te miskennen. Desnoods, voegde hij er aan toe, zal ik het, zooals de tegenpartij, met kern- en cellenwerking aan- | |
| |
pakken. Indien zij mij er toe verplichten de bronnen te vergiftigen, zullen zij tenminste samen met mij aan pest en typhus ten onder gaan. Er kan waarachtig niet langer sprake meer zijn van minderheid! Wij vormen thans de meerderheid, en in Vlaanderen worden meer wiegen gemaakt dan doodskisten!
Oskar is te geweldig. Telkens windt hij zich op. Hij heeft er al zijn kalmte bij ingeschoten, en wanneer ik hem laat opmerken dat zijn werkwijze al even bedenkelijk is als die welke hij meent te moeten bestrijden, antwoordt hij met een veelbeteekenenden glimlach ‘dat wij de slimsten moeten zijn zoolang we niet de sterksten zijn.’ Daaraan alleen merkt ge reeds dat het hem heilige ernst is. Ik heb mij meermaals afgevraagd wat daaruit moet groeien, doch terwijl mijn vrouw er met afdreiging en met den harden borstel zou doorgaan, hoop ik Oskar nog altijd te kunnen overtuigen.
Het was reeds begonnen toen Oskar schriftelijke bevestiging kreeg van zijn benoeming als ‘premier rédacteur’. Vergenoegd over de aanwerving zelve, maar woedend omdat het officieel stuk in het Fransch opgesteld was, kwam hij mijn bureau binnengestoven waar ik, na het sluiten der winketten en het vertrek van het personeel, nog enkele dossiers inzag. Hij vroeg mij wat ik er over dacht, en of dat soms in orde was, en nam toen een pen en rooden inkt. In een oogenblik van gloeiend enthousiasme trok hij een dubbele dwarslijn over het papier en schreef er tusschen, in dikke, karmijnroode letters, ‘onder beleefde verwijzing naar de voorschriften van de wet van den zooveelsten, over het gebruik der talen in bestuurlijke aangelegenheden.’ Ik heb hem toen nog gezegd dat hij twee maal moest nadenken over de gevolgen die zijn daad kon hebben, maar zeker van zijn spel heeft hij zijn voornemen ten uitvoer gebracht en den brief naar Brussel teruggezonden. Drie dagen nadien werd Oskar uitgenoodigd om zich 's anderendaags, tusschen 11 u. en 11,30 u. in het Kabinet van den Directeur van het personeel aan te melden. Oskar triomfeerde toen hij de dienstnota gelezen had. Ik zelf zag hem met angst in 't hart naar | |
| |
Brussel gaan. Hij heeft er zooals ik het vreesde, zijn boer geschoren. Naar het schijnt vermoedde de Directeur niet eens het bestaan van de wet waarnaar Oskar verwezen had. De jongen heeft daardoor zijn positie verstevigd gezien en toen hij merkte dat men er aan twijfelde of men de wet al dan niet zou toepassen, heeft hij met een artikel in de pers gedreigd. Zooiets mist zijn doel niet, en toen hij het Kabinet verliet, had hij voldoening bekomen.
De steen kwam echter op mijn hoofd neer, en ik werd dringend uitgenoodigd den handel en wandel van mijn zoon Vanderziel O.J.K.L.B., premier rédacteur au département de l'Intérieur, van dichtbij gade te slaan en er hem desgevallend op te wijzen dat het voor een agent in openbaren dienst betaamt ‘de faire preuve de tact, de patience et de subordination’. Dat de herhaling van zulke aanmaningen ten slotte nadeelig kon worden voor mijn persoonlijke situatie, nu vooral op het oogenblik waarop ik voor bevordering in aanmerking kom, is voor Oskar nog geen reden gebleken om wat verdraagzamer en minder aanvallend op te treden. Ik heb hem nog voorgehouden dat een goed ambtenaar in de naamloosheid verdwijnt en, onopgemerkt, aan zijn chefs voldoening moet geven. Oskar heeft mij vierkant uitgelachen.
Daarna waren de verkiezingen in aantocht. Ik heb tienmaal de dood voor oogen gehad toen ik in de kranten las dat Oskar op dien en dien dag, tijdens meetings, het woord zou nemen. En dan nog over ‘Het geknoei met de Vlaamsche zaak in onze ministerieele departementen’. Ook dààr mochten mijn raadgevingen niet baten. Het gevolg is hij echter niet ontloopen, en reeds na de eerste meeting werd hij tot de orde geroepen. Verbod werd hem gegeven nog tijdens politieke vergaderingen het woord te nemen. Het was echter een troef in de handen van Oskar dat hij over zijn eerste aanklacht niet ter verantwoording geroepen werd. Toen mijn vrouw er hem op wees dat hij gevaarlijk spel speelde, hield Oskar voet bij stek. Voor hem geldt de spreuk dat de aanhouder wint. Indien allen den mond houden om hun korst brood te beveiligen, is onze taak verloren, zegt Oskar. En ik geloof dat hij zich niet heelemaal vergist. Verder houdt hij staande dat zijn | |
| |
handelwijze absoluut grondwettelijk is en dat diegene, die het tegenovergestelde zal bewijzen, van verre zal moeten komen! Hij hield zich dus aan de letterlijke beteekenis van het hem gedane verbod en liet zich voor zijn aangekondigde spreekbeurten vervangen. De reden van zijn verhindering om te spreken werd echter onomwonden medegedeeld en als kiespropaganda geëxploiteerd. In vergelding vulde hij nu regelmatig iederen dag een paar kolommen in het partijblad. En hij onderteekende zijn artikels, overtuigd dat hij ook dààr zijn verantwoordelijkheid moest opnemen. De duivel weet waar Oskar den noodigen tijd voor al zijn bezigheden vond, want 's avonds kon hij het niet doen. Hij kwam alleen naar huis om in allerhaast wat te eten. Daarna trok hij er op uit om met affiches en dergelijk propagandamateriaal de muren van de stad te beplakken. Telkens was het reeds vroeg in den morgen toen ik hem de trap hoorde opkomen.
Toen ook dàt een tijdje geduurd had, vatte ik het plan op eens ernstig met Oskar te praten. Er moest absoluut iets veranderen, want zoo kon het onmogelijk langer blijven duren. Mathilde verweet mij mijn zwijgzaam toezien, schold Oskar den kop vol zottigheid en lag halve nachten om haar weerloosheid te weenen. Ik vluchtte mijn vrouw van zoodra ik kon voorzien dat ze over den jongen zou beginnen, stond dagelijks duizend angsten uit om wat alle dagen aan Oskar te wachten stond en zweette mij mager van ongerustheid om wat mijzelf vanwege de inspectie kon overkomen. Ongetwijfeld zou men mij verantwoordelijk stellen voor Oskar's gedragingen, en hoe zou ik het tegenovergestelde kunnen bewijzen zonder over mijn huisgezin mèèr te vertellen dan ik loslaten wilde? Met het hoofd vol van dergelijke muizenissen, dacht ik er aan onmiddellijk den eenen of anderen dag het verstand te verliezen. En in mijn grenzelooze wanhoop heb ik om een oplossing gebeden. Ten slotte werd ik mij bewust van mijn vaderlijken plicht, en ik besloot Oskar nog denzelfden avond de les te spellen. Het was echter overbodig. Toen hij een uur vroeger dan naar gewoonte thuis kwam, was het duidelijk merkbaar dat er wat aan de hand was | |
| |
met hem. Op het bureau had hij over een bepaald geval getwist met zijn chef. De opwinding had hem verder gebracht dan in dergelijke omstandigheden past en toen de chef hem tot overmaat van ramp voor boerepummel had gescholden, en hem een slag in het aangezicht had gegeven, had Oskar profijtelijk met een stoel gezwaaid en, volgens hem, met doorslaande argumenten gereageerd. De directeur, die onmiddellijk op de hoogte werd gebracht, had Oskar verzocht dadelijk het bureau te verlaten en thuis verder nieuws af te wachten.
Hoezeer ik door dat nieuws ook aangedaan was, toch verraste het mij maar ten deele. Ik had immers reeds genoeg gezien en gehoord van Oskar om te weten dat er eensdaags zooiets moest voorvallen. Het was nu zoo laat. Mijn vrouw is tegen den jongen uitgevaren met een heftigheid die groot genoeg was om een volledigen ministerraad te intimideeren. Oskar had het trouwens moeilijker tegen haar dan tegen zijn openlijke vijanden. Maar ik heb hem in mijn werkkamer geroepen en lang met hem gepraat. Zag hij dan niet in dat hij op een verkeerden weg was? Dat men hem inderdaad goed wist te gebruiken daar waar anderen niet durfden voor uit te komen? Dat zijn onverzettelijkheid op lage wijze uitgebuit werd? Oskar, ge zijt toch niet stekeblind? Vreest gij niet uiteindelijk uw vingers te verbranden als ge voortgaat de kastanjes voor anderen uit het vuur te halen? Moest ge dààrom zoo lang naar geleerde menschen luisteren op de universiteit? Oskar, denkt ge nog wel aan uw moeder? Aan het verdriet dat ge haar aandoet? Aan mij, die noodzakelijk den weerslag van uw handelwijze zal ontvangen? En er is nog meer. Ik ben ten slotte uw vader en gij blijft, hoe ook, aan den regel van dit huis onderworpen. Dit is de eerste maal dat ik zoo spreek, maar het moet: ik stel u voor de keus; ofwel u te gedragen zooals het behoort, of... de deur uit.
Ik wist dat hij een koppigaard was. In de politiek heet dat ‘een man uit één stuk’, maar met dat al is mijn zoon de deur uit. Ik zie het nog voor mijn oogen gebeuren.
Toen ik uitgesproken had wat ik hem moest zeggen, | |
| |
is Oskar kalm opgestaan en naar bed gegaan. Ik was gelukkig, omdat ik dacht dat alles klaar was. Aan Mathilde heb ik nog, zelfvoldaan, verweten dat zij de dingen te zwart inzag. Groot was echter mijn verwondering toen ik 's anderendaags moest vaststellen dat de vogel zonder boe noch ba gaan vliegen was. Mijn vrouw was ontroostbaar en ik ben er grijs van geworden. Doch liever dat dan die dagelijksche onrust. En toch liever niet, want wie een kind verloor, kan zijn verdriet niet meten. Wie het verloren kind in de schaduw van een arduinen kruis weet liggen, kan er over rouwen en kan stilaan verharden tegen zijn smart. Maar wie dat kind weet dolen en sukkelen, ziet zijn dagelijkschen kommer vertienvoudigd. Ik heb alles in het werk gesteld om Oskar terug thuis te krijgen. Geschreven en gewreven, hem een paar keer persoonlijk opgezocht. Alles tevergeefs. Hij weigert zijn vader te volgen. Liever vrij dan alle goed. En hij sukkelt, van het eene huis in het andere. Toen ik hem met gerechterlijke terugroeping bedreigd heb, heeft hij mij er aan herinnerd dat hij zes en twintig jaar is.
Mathilde jammert nu zonder ophouden, en verwijt mij heftiger dan ooit mijn gemis aan doorzicht ten opzichte van Oskar. Heeft zij mij niet, ongeveer anderhalf jaar geleden, gezegd dat ik Oskar in het oog moest houden? Ja, maar wie kan voorzien dat het zoo zou afloopen? Ik poog haar te troosten en zeg haar dat ze zich in den toestand moet schikken. Het is nu te laat om te weeklagen en de dingen krijgen geen keer. Wij moeten hem vergeten, hoe hard het ook moge vallen - vergeten! En ik heb zóóveel van Oskar verwacht dat niet in vervulling gegaan is!
Na den middag kwam Mathilde mij in het bureau halen. Twee heeren, die aanvankelijk moeilijk ter taal waren, hebben mij ‘met de noodige omzichtigheid’ medegedeeld, in opdracht van het parket, dat er iets aan de hand was met onzen Oskar. Een paar weken geleden werd hij, naar aanleiding van nieuwe moeilijkheden, uit zijn ambt ontzet. Hij blijkt enkele dagen rondgeloopen te hebben en is dan, in verband met een politieke vechtpartij, door de | |
| |
politie van den veiligheidsdienst geklist en voorloopig opgesloten. Aanvankelijk zeer koppig, heeft Oskar ten slotte in een ten top gestegen crisis van neerslachtigheid den wensch uitgedrukt naar huis terug te keeren nadat zijn geval voor de rechtbank beslecht zal zijn.
Ik krijg weer hoop... met Oskar is nog niet alles verloren. Ik weet het en ik voel het: Oskar zal in mijn spoor loopen. Mathilde, mijn arme vrouw, is buiten kennis gevallen.
Morgen komt de zaak van Oskar voor de Rechtbank. Mij wacht een treurige reis naar Brussel... Ik moet even mijn brilglazen afwisschen...
Bart VRIJBOS
|
|