Vormen. Jaargang 3(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] Zinloos droomen Terwijl om verre bosschen winden rukken jaagt in mijn hart, op hard bevroren gronden, de zwervende galop van veel verlaten kudden, die, zoekend om wat rust haar nimmer vonden. Zoo weet ik mij, die in den avond van de lente droom en woorden van de liefste voor mijzelf herhaal, in wilde vreemde tochten meegenomen terwijl ik luister naar den wind en naar zijn wild verhaal. Dit is het wat ons allen doet in God gelooven: het zinloos droomen in zeer langen nacht, dat, als de morgen aan de ramen klaart de wrange pijn van dagen moet verdooven die op het eind van elken tocht ons wacht. P. PAUL Vorige Volgende