Vormen. Jaargang 3
(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
Het been of de rouwkoop van BoormanHet Septembernummer van Groot Nederland bracht ons, meer dan verrassend, nieuw werk van Elsschot, onder den nog verrassender titel ‘Het Been’. Een eerste blik in de omvangrijke novelle verhoogde de nieuwsgierigheid nóg meer. Het Been is nl. opgedragen aan Menno ter Braak en de naam Boorman, onmiddellijk in het oog springend, heeft met Ter Braak iets te maken. Er zit duidelijk iets achter deze publicatie. In het nummer van Groot Nederland verleden jaar geheel aan Elsschot gewijd, heeft de geenszins ongunstige critiek van den vernuftigen Hollander toch een afkeer uitgesproken voor het Laarmanstype, of beter het Elsschot wat aangerekend te veel naar het menschelijk zwakke te zijn gaan overhellen. Boorman daarentegen, de held van ‘Lijmen’, ging een richting uit die consequenter, grootscher, interessanter leek. Hiermee liet Elsschot een mensch met uebermenschliche eigenschappen kennen, die, gespeend van minderwaardigheid, er een systeem op nahield om de wereld aan zijn zolen te lappen. Maar, gaat ter Braak voort, Elsschot nam later de vlucht voor zijn Boorman-idee. Daarbij kon hij zijn humor, onnavolgbaar het moet gezegd, een zekere grens niet doen overschrijden op het gevaar af een slecht ideeënschrijver of een slecht filosoof te worden. ‘Waarschijnlijk zou een Elsschot, die de tragische beteekenis van Boorman en zijn Wereldtijdschrift niet alleen had ‘geahnt’, maar ook bewust geformuleerd, zijn humor hebben verloren; hij zou misschien in den brochurestijl zijn vervallen en een Boorman-secte hebben gesticht.’ Koene uitspraak voorwaar. Zij stelt immers beperkingen aan het talent van Elsschot, waarvoor deze wel moet hebben opgekeken. Een gebrek aan formule omtrent de filosofie van Boorman, een al evenmin partijkiezen te diens opzichte, een niet voldoende humor om zijn gestalte ten voeten uit te verwezenlijken, dit zijn enkele critische opmerkingen die een auteur in vertwijfeling kunnen brengen of in woede doen ontsteken. Elsschot heeft echter den handschoen opgenomen. Vriendschappelijk zelfs. | |
[pagina 200]
| |
‘Het Been’ is het vervolg op ‘Lymen’ geworden en doet én criticus én romancier eer aan. Echter m.i. niet in dien zin dat Elsschot de bedekte eischen van Ter Braak zou hebben ingewilligd en Ter Braak het pleit gewonnen. Maar de criticus heeft de mogelijkheid, de potentie tot act en resultaat gebracht, terwijl ‘Het Been’ of het ‘laatste hoofdstuk’ wel degelijk bewijst dat de ‘ahnung’ van den romancier grooter was dan de criticus vermoedde. Want met een ‘main de maître’ heeft Elsschot het er afgebracht. Met een pittig- en een snedigheid die doet bijten in zijn bladzijden en in het been, zaliger gedachtenis. Geen schijn van brochure, van slechte ideeën, van slechte filosofie. Ietwat meer tijdscritiek, ietwat meer nadruk op vroeger wellicht voor vaag doorgaande gedachten, (op 's menschen geldhonger bvb.), doen echter niet ontveinzen dat Elsschot het accent legt op het dynamisme van zijn held, op de onverzettelijke doordrijvendheid van zijn Machiavel. Om een doel te bereiken zijn alle middelen goed. Het is onnoodig daarover een theorie op te bouwen. Men kan hoogstens verklaren hoe men er toe komt dit devies in zijn schild te dragen. De practijk wijst alles uit. Het is misdadig of onverantwoordelijk; doorziet men het spel dan wordt het schrikaanjagend of monsterachtig, zooals dat voor Laarmans trouwens het geval is. Minderwaardigheid, wroeging, zelfs berouw kent onze Boorman niet. Bij den dood van zijn vrouw treft het hem dat hij haar niet dat gegund heeft wat hij haar had beloofd. Door zijn zaken opgeslorpt heeft hij den tijd niet gehad haar een plezier te doen. ‘Tekortkomingen’ noemt hij dat. Ze wegen hem blijkbaar zwaar. Het uitglijden op een tomaat werpt hem kort daarop toevallig op een vrouw met een houten been, die niemand anders is dan vrouw Lauwereyssens, het laatste slachtoffer dat hij te zamen met Laarmans gelijmd heeft. Rond het verloren been nu draait de laatste Boorman-episode. Het been belemmert hem het uitzicht op zijn vrouw. Het geeft hem nochtans de gelegenheid de tekortkomingen tegenover deze laatste goed te maken. De negenduizend vijfhonderd frank die hij vrouw | |
[pagina 201]
| |
Lauwereyssens wil restitueeren, maar waarvan het mensch niet wil uit afschuw voor zijn vroeger bedrog, zal hij kost wat kost aan haar houten been ‘lijmen’; een gewetenszaak, zooals hij dat door een geraadpleegden priester zeggen doet, wordt een lijmersavontuur ‘à rebours’, glansrijk voor hem, veelbeteekenend en vermakelijk voor ons. Het is niet na te vertellen hoe zelfs het monster Boorman een kus van vrouw Lauwereyssens krijgt. In dit avontuur is Laarmans wel niet het kind van de rekening, maar toch weer de ellendige wankelbare, de hansworst. Hij kan tegen dien Boorman niet op, Boorman, de onverdelgbare, de ondoordringbare, wiens doenwijze hij niet aannemen, doch wiens argumentatie hij niet weerleggen kan en wiens persoonlijkheid hem aanzuigt. Tot driemaal toe zal hij hem verloochenen, de derde maal om er mee af te breken. De vrees nochtans raakt hij niet kwijt. Schrik blijft hem bevangen voor een gebeurlijke ontmoeting: de pastiche van de verloochening van Petrus - vondsten vonken in Elsschots proza - verklaart dat de auteur Boorman wel voor een mensch van uebermenschlich formaat aanziet, maar dat hij er geen partij voor kiezen kan. De kostelijke reserves van humor, intrige, taalkennis en levenskracht maken van ‘Het Been’ wellicht het beste werk van Elsschot.Ga naar voetnoot(1)
Paul DE VREE. |
|