Raymond Brulez: ‘Ecrivains flamand d'aujourd'hui.’ - Nouvelle Société d'éditions, Bruxelles, 1938. (Met voorwoord van R.F. Lissens.)
Ik hoop, maar ik ontduik een zeker wantrouwen niet, dat deze verzorgde opstellen de belangstelling van het Fransche en van het Waalsche publiek mogen losmaken. Het feit alleen, dat nu, anno 1938, de auteur nog eens de verdiensten van onze negentigers moet opsommen, dus het literaire volk bij uitnemendheid dat het Fransche volk is, voor onze, meen ik ‘overwonnen’, ouderen moet warm maken, stemt reeds tot nadenken. Sceptischer wordt men, wanneer men nagaat hoe gering de spontaneïteit van Frankrijk ten onzen opzichte is, ten opzichte van de geheele Nederlandsche cultuur trouwens. Alle vijf jaar worden onze kunstenaars en telkens door Fransch-schrijvende Vlamingen den gebuur aangeboden om op het rek te worden vergeten. Het doet er mij aan twijfelen of de pogingen van André De Ridder, van U. Van de Voorde, van Brulez en van Lissens nu, wel de moeite loonen. Tenzij wij het geduld moeten hebben der mollen.
Voor het Vlaamsche publiek nu zijn deze korte studies en kritieken op zijn minst interessant. Alleen voor de afdeeling ‘Poètes’ maak ik een licht voorbehoud. Maar de bijdragen over onze romanciers en over onze essayisten hebben zwierige, lumineuse lijnen. Het werk in zijn geheel genomen getuigt alleszins van een eerlijke overtuiging, van een frissche belangstelling voor het werk der tijdgenooten, van een onderlegde, objectieve, rijke en ernstige literatuurbeschouwing.
De meer polemisch aangelegde Lissens, opvolger van Brulez aan ‘Cassandre’, heeft goed gedaan enkele vooroordeelen aan te vallen.
Paul DE VREE