Vormen. Jaargang 2(1937-1938)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] [Nummer 6] P. Van Keymeulen: De zwanen De dichters moesten als de zwanen kunnen leven, die roerloos drijven op een stille stroom; ze liggen in hun witheid, schijnbaar loom, maar zijn toch elegant, tusschen de zilverreven. De slanke hals, een toorts midden de dreven, brandt zich een weeke vlam op gindschen boom, die even onbewogen, in den waterstroom, naast deze zwanenleest zijn schaduw ziet beschreven. De zwanen geven nooit van smart een kreet, hun hart zit diep in hunne roerloosheid, en diep in 't hart is ook de zetel van het leed. Maar welt het heete bloed onder den heevgen drang, dan zoekt de witte prins de wildste eenzaamheid, en kan hij sterven met een zwanenzang. Vorige Volgende