Documenten
Rilke vivant. Souvenirs, lettres, entretiens, Maurice Betz. (Editions Emile-Paul Frères, Paris, 1937. 15 fr.)
De beteekenis van deze herinneringen aan een groote doode overtreft in vele opzichten die van dergelijke geschriften. Door over zichzelf te spreken, (wat men hem ten kwade zou kunnen duiden) heeft Betz hier juist den nadruk gelegd op de verwantschap die noodzakelijk blijkt om een dichter te begrijpen en om hem, wat hier eveneens het geval is, te vertalen. Pour tout dire: nous avions dix-sept ans. Nous partions en pleine nuit pour des promenades absurdes et merveilleuses, à la recherche d'un reflet de nous-mêmes. Een dubbeltje rolt soms aardig, maar de ontmoetingen en de vriendschap tusschen Rilke en Betz waren voor den laatste een noodwendig iets, (zooals voor Rilke het ‘Parijzer oponthoud.) Le reflet de nous-mêmes werd Rilke: ‘C'était un rêve et c'était davantage: la vie, plus vraie, plus troublante que nous ne l'avions jamais imaginée’.