diepste van zijn ziel plots wakker schoot, veelvuldiger geworden zijn. Dat is het wonder Ernst, het surrealistische wonder bij uitnemendheid, de erkentelijkheid te zien openbloeien in een van hare dienstbaarheid bewuste ziel. En het is er een welbewuste, wanneer de elementen, de menschen en hun scheppingen zich vereenigen om het lichaam te verbrijzelen en de ziel te ontluisteren.
Van deze erkentelijkheid, van deze herwonnen vreugde is de picturale volheid van Ernst's jongste werken niet het minst treffende teeken. Om er zich van te vergewissen, vergelijke men de afstand afgelegd sinds de werken van 1927, getuigend van 's kunstenaars exploraties in de lithodendriet-wouden van het onderbewustzijn, met zijn recentste werken, waar eik en beuk, olijfboom en cypres, gnomen en insekten, duizend en één niet te begrijpen dingen fluisterend, vredig hun verkwikkende schaduwen onderling verdeelen, waar gouden vruchten, midden het donker gebladerte der geheimzinnige en geurige paden langs den vijver waar zich schalks de beelden van den douanier Roussau en den facteur Cheval in weerspiegelen, schitteren.
Het scherp analytisch vermogen waarmede de kunstenaar de genesis van zijn werk verklaart, maken van het inleidend opstel een éénig document, dat verre van beperkend den geest nieuwe horizonnen ontsluiert.
Vernuftvolle teksten van de dichters R. Desnos, Tristan Tzara, L. Aragon, Herbert Read, René Crével, Jean de Bosschère en Paul Eluard sluiten dit surrealistisch standaardwerk.
Edgard Leonard.