Kritische Nota's
Poezie
Leye - Ruischen, door Basiel De Craene, (Eigen Beheer, Bachte-Maria-Leerne, 20 fr.)
Basiel De Craene is laat tot de poëzie gekomen. Laat mij dadelijk zeggen dat hij slechts op enkele plaatsen de zuiver lyrische uiting heeft bereikt. Zijn werk echter uitsluitend willen waardeeren in zoover het de zuivere lyrische normen benadert ware onrechtvaardig en eenzijdig. Want wij hebben hier te doen met een mensch bij wie de gedachtenrijkdom en de mildheid van het gevoel niet onderdoen voor de spontaneïteit en de beeldenrijkdom van zijn uitdrukkingsvermogen. Deze dichter doet zich voor als een rijke natuur die de dijken der genre's dóórbreekt, doch juist daardoor niet steeds tot haar volle waarde openbloeit, zooals dit enkel kan in de beperkte doch kristalizeerende wetmatigheid die elke genre eigen is. Het gaafste werk, dat ik van hem ken is zijn lang gedicht ‘Zij die zwijgt’, een Maria-leven, episch uitgebeeld en dat om zijn oorspronkelijke opvatting iets eenigs is in onze letteren uit den laatsten tijd. Maar ik heb het hier over zijn poëzie. Zijn nieuwe bundel: ‘Leye-Ruischen’ beteekent stellig een vooruitgang op ‘Het Leye-rimpelen’ (1933-34). Het gedicht werd gebondener, de lijn die het samensnoert strakker. De gegevens van De Craene's gedichten uit het leven gegrepen gebeurtenissen, die hij van uit het verhaal in de sfeer van de lyriek wil opnemen, door ze als plastische uitbeeldingen van zijn ideeën-wereld aan te wenden. Hij is uiteraard niet lyrisch op het leven afgestemd, - ondanks een vaak mooie aanhef en de talrijke beelden, slaagt het gedicht er niet in zich ‘los te zingen’. Ik meen, dat men dit van De Craene niet mag eischen. Men stelt geen voorwaarden aan een natuur die haar eigen oorspronkelijkheid heeft. Deze dichter schrijft een kernachtige, beeldrijke taal, hij geeft blijk van een scherp waarnemingsvermogen. Met dergelijke eigenschappen, gepaard met een frissche ontroerbaarheid, een veelzijdige aandacht die afwisselend de verscheidene gebieden van natuur, evenmensch en eigen ziel bestrijkt, is hem een zelfstandige plaats aangewezen tusschen deze dichters die, zonder uitgesproken lyrisch te zijn, een plastische brok leven kunnen geven, die door diepte en verhevenheid van gedachten aan de banaliteit ontheven wordt en doorhuiverd staat van gevoel, dat met de jaren levenswijding is geworden. Graag citeerde ik hier het gedicht: De scheur in 't huis, waarin het eeuwenoude doch door den oorlog sterker opgedreven conflict tusschen vader en zoon wordt uitgebeeld, en dat typisch is voor zijn talent, dat ik hier getracht heb te omschrijven.
R.V.