Vormen. Jaargang 1(1936-1937)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] De Jood Door N.A. Drojine Naar een prozatekst van Michelet Wanneer de christen in de middeleeuwen Tot zelfs zijn bed verkocht had om wat geld, Voor voedsel waar 't gezin lag om te schreeuwen, Voelde hij zich hooploos in de schroef gekneld. De fiscus heeft op 't bot hem uitgezogen. De duivel eist zijn ziel in ruil voor brood. Maar tegen dubble dood een uiterst pogen, En tussen hel en dood kiest hij: den Jood. De Jood! hij mag geen vrouw of voedsel raken, De rechter levert ze over aan het vuur. Maar om te ontkome' aan radeloze wake Gaat hij zijn lijdensweg in 't nachtlijk uur. Met hangend hoofd, tot aan de onzaalge heide. Lang blijft hij aarzlen vóór het eenzaam huis. Hier werd een kind gekruisigd, naar ze hem zeiden. De honger, ach! Hij klopt, en slaat een kruis. 't Klinket gaat open. - ‘Help, om Godes wille’ - - ‘Je God? De Jood heeft hem gedood.’ - ‘Genâ.’ - ‘Kreeg ooit een Jood genâ? Geen tijd verspillen. Een pand?’ - ‘'k Heb niets.’ - ‘Uzelf voor goud. Of ga.’ - Vorige Volgende