| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Henri de Montherlant: Les jeunes filles. - Pitié pour les femmes. Bernard Grasset, Paris, 1936.
J'étais un peu las d'entendre parler de ma ‘hauteur’, de mon ‘sens de la grandeur’, etc. (na de verschijning van ‘Service inutile’) On n'en parlera pas je pense, à propos de ‘Jeunes filles’. Aldus de Montherlant aan Frédéric Lefèvre. Uitdagingen als deze mogen ons nog meer doen gelooven dat de auteur veel gemeens heeft met het centrale personage, Costa, uit zijn hier ter sprake zijnde romans. Costa is een befaamd schrijver, celibatair, libertijn, die brieven ontvangt van een paar voor de geestesgesteldheid interessante jonge meisjes (een hiervan lijkt (en wordt) zelfs waanzinnig), die voor het meerendeel door hem onbeantwoord worden gelaten. De enkele antwoorden die hij geeft zijn nochtans van dien aard dat hij de jonge meisjes op hol brengt, m.a.w. dat zij rechten opeischen die een gewone briefwisseling te buiten gaan. De wending juist die de gevoelens en de gedachten nemen is Costa niet geheel onverschillig, zoodat ook zijn persoon in het gedrang komt. Het gaat hier n.l. om een zekere eenzame, provinciale inteilectueele, Andrée Hacquebaut, die haar liefdesideaal met Costa doet samenvallen, en zich op haar verregaande ontwikkeling beroept om door hem te moeten worden bemind. Costa nu kan die liefde eenvoudig niet aannemen omdat zij prima leelijk is, secundo zijn liefdesopvattingen geen uitstaans hebben met wat gemeenlijk door een jong meisje (een vrouw) van een man wordt verwacht: ‘Ce qui m'importe par - dessus tout, c'est d'aimer. Mais il ne s'agit jamais d'amour. Il s'agit d'un cornposé d'affection et de désir, qui n'est pas l'amour.... Les femmes ne comprennent rien à tout cela’. Costa is een onbestendige, onsamenhangende natuur (l'incohérence étant trait de mâle)Waarom? Hij bezit: hoogmoed (altijd het initiatief bewaren), nederigheid (om het belachelijke te vermijden bij elke beweging geluk of ongeluk te scheppen), waardigheid (geen passieven rol vervullen); hij eischt: vrij te blijven, zich te preserveeren. Veeleischend, tyranniek? Ja of neen, Costa bedoelt: niet af te willen hangen van vrouwelijke voorstellingen of eischen. Voor hem is er een sterk onderscheid tusschen man en vrouw. (De lezer doet verkeerd meer algemeens uit Costa af te leiden. Want onze held is een verstokt jonggezel en een ongeloovig mensch. Dat is in een maatschappij niet het normale type, al schijnt het te mogen boffen op natuurlijker leven, e.d.) Andrée gaat nu zoover haar lichaam aan te bieden: uit pure navelbeschouwing (telle est la marche ordinaire de l'esprit. zegt Henri Bidou, il plie tout ce que lui arrive, de façon à en composer un système où il puisse vivre. C'est eet amour nourri de lui-même qui est le sujet profond du livre). Tenslotte als zij de deur wordt gewezen (door een Costa, waarvan het schommelen tusschen hardvochtigheid, spot, goeden wil, verbazing, anti- en sympathie fijnzinnig weergegeven werd) zal zij niet nalaten hem te verwijten, te beschuldigen en te belasteren. (Pitié pour les femmes).
Aan ons dan uit te maken of de Montherlant zijn doel heeft bereikt. Zijn | |
| |
daarvoor de typen niet te bepaald? Maar het is de schrijver niet om veralgemeening te doen, wel om een na-oorlogselement in de psychologie van dit jonge meisje. Steunend op het oordeel van Jeanne Sandelion (Nonv. Litt. 29.8.1936) neem ik aan dat Andrée een kern van waarheid bezit, maar in haar geheel voorkomt als een caricatuur, De Montherlant heeft uitersten bij elkaar gebracht (daarom is Costa niet volkomen aan de Montherlant gelijk) om iets te verdedigen: ‘Mais une femme vraiment moderne puisqu'elle réclame ies mêmes droits que l'homme, doit accepter, en contre-partie, les inconvénients qui sont le lot de l'homme, entre autres celui d'être traitée par lui aussi franchement qu'il traiterait un homme. Het is nochtans nog niet toegelaten over Costa en Andrée een afdoend oordeel te vellen, mits de roman niet volledig gepubliceerd is.
‘Pitié pour les femmes, is veel meer werkelijkheid dan ‘Les jeunes filles’. Veel meer gevoel ook, meer teederheid. Naast Andrée leeren we nu een Solange beter kennen, het gewone schoone meisje; zij is geen marmite à penser, zij laat zich drijven, inwijden (een kolfje naar de hand van Costa), Het volkomen tegendeel van de hartstochtelijke, krachtige kolerieke Andrée (en toch nadat de hartstocht is opgewekt in feite niet zóó anders dan Andrée). Niet minder contrasteerend is de Costa-tegenover-Andrée met den Costa-tegenover-Solange. De spotter en cynieker kan ook goed en vertrouwelijk zijn. Hij heeft medelijden (een gevoel dat hij tenslotte (zeker de Montherlant) verafschuwt, wat zegt hij: ‘Les femmes ne cessent de réclamer jusqu'à ce qu'on leur ait donné quelque chose. Mais on ne peut leur donner n'importe quoi. Par exemple, cette pitié. D'ailleurs les hommes (vous) la donnent, mais sans s'en rendre compte.’ Zijn ideaal is: zijn literair werken ‘le bonheur que j'aurai donné aux femmes durant ma vie...’. - Ondanks de aanneembare kanten van zijn wezen wordt ons Costa toch niet volledig sympathiek. Hij is te verdeeld, te impulsief. Voor een kunstenaar gelden misschien andere wetten. Om het leven te leeren kennen ontwijkt hij de banden, de verantwoordelijkheden, zoekt hij slechts ervaringen. Voor elk ander mensch zou men kunnen spreken na dit onophoudend afbreken, ontvluchten, tarten, wagen en niet wagen over den schrik om te leven. Afschuw voor het huwelijk? Dat zal ons de Montherlant nog verder uiteenzetten, meen ik.
Zoo geven ons beide werken: veel waarheid naast veel amoreele, a-sociale opvattingen.
Wat de compositie en de stijl betreft: handig en boeiend. P.D.V.
| |
Juul Filliaert: De laatste Vlaamsche Yslandvaarders. Uitgave Filliaert, Nieuwpoort, 20 fr.
Zoo worden hier met een schoon geduld en een diep meevoelen enkele vergeten bladzijden aangevuld uit het Vlaamsche volksleven. Oude bescheiden, die wie weet door een of ander economist eens zouden geraadpleegd, heeft hier Filliaert een andere beteekenis gegeven: zoo leefden voorvaderen. Steedsche menschen en provincieluidjes kennen zoo weinig van het fascineerend gelaat der zee om zich af te vragen hóe onze visschers, en nog veel minder hoe die van vroeger erdoor werden gelokt en door haar zilte kracht geteekend. ‘Mede met de ha- | |
| |
ringvisscherij was, van in de vroegste eeuw de visscherij op Ysland in zwang in de Weststreek’. Dat het van geen leien dakje liep? Nu eerst kunnen we er iets van inbeelden. We kunnen ons nog meer over den koenen, durvenden, strijdenden Vlaming verbazen en bezinnen. Wat beduidt: dit ongeromanceerde boekje is het lezen aanbevolen. - Van de hand van Filliaert verscheen vroeger een werkje over ‘De Beiaard van leperen’.
| |
Aar Van de Werfhorst: De grote, stille knecht. 2de druk, 8ste duizendtal. N.V. Arbeiderspers. Amsterdam, 1936; 1.90 fl.
De geschiedenis van een grooten, sterken veenknecht, die in een marke gekomen voor een zot wordt gehouden, door het feit dat hij van het boerenbedrijf niet op de hoogte is en vreemd doet. Maar beter dan wie ook prent hij zich in het hoofd wat te doen en te laten valt en met een wilskracht die alles te boven gaat, dringt hij zich op. De markebewoners zijn hem niet goedgezind, maar drie onder hen hebben in ‘den stillen’ meer gezien. Met hun hulp, maar vooral door zijn logisch en hard werken kan hij een kottersbedrijf beginnen. En hoe gaat hem alles goed (mits hij voorziet en voorkomt) voor den boeg. Hij toont: hoe veel wijzer hij is dan de marke bijeen. Zoo brengt hij het geluk voor de anderen en kent hij het zelve. Tot de pest de bevolking dunt en men den knecht met het Kwaad verpersoonlijkt. Maar de verteller weet beter: Ik weet. zegt hij, dat het geluk op aard' zal blijven. De groten, de stillen beschermen het. Dit romantisch heimat-verhaal, warm en vervuld geschreven heeft slechts een gebrek: dat het te didactisch opgevat werd. Het licht ons te goed in, niets wordt eigen fantaisie, eigen psychologie overgelaten. En de toon is niet zeer persoonlijk. Enkele brokstukken zijn echter frisch en licht, het einde is geslaagd. Een boek dat de aandacht verdient.
P.D.V.
| |
Raymond Brulez: Novellen en schetsen. Uitg. ‘De Garve’ Brugge, 3 fr.
‘De Garve’ heeft zich voorgenomen maandelijks een Boekje te leveren van minstens 48 blz. typografisch verzorgd, smaakvol uitgegeven.
Wat dit eerste bundeltje betreft: de uitgever heeft dit ‘typisch verzorgd, en smaakvol uitgegeven’ bepaald uit het oog verloren. Formaat en versiering: vooroorlogs.
De novellen en schetsen van Brulez daarentegen, zijn innig en mild.
P.B.
| |
| |
| |
Marcel Coole: Licht en Schaduw, Varior, Nijverheidskaai, 45, Gent. Johan Daisne: Breuken herleiden, id. Fientje van den Bogaerde: Parafrasen id. Paul Vermeer: Nachtklanken, Alra, kerkstr. 154, Antwerpen. Herwig Hensen: De vroege Schaduw. Lectura, Grammestr. 12 Antpen.
Onder deze 5 dichters hebben Marcel Coole en Johan Daisne het meeste kans. Daisne mist vooralsnog spankracht, zijn zegging (dit is het woord,) is een onvermoeid opsommen van realia uit het dagelijksche leven, gebonden aan en gedragen op de luim, de mijmering van het moment. Hij heeft weinig zin voor het essentieele. De boeiende kracht van Marcel Coole's interessante gedicht van liefde en dood schijnt mij meer te komen uit het gegeven (de liefde tot den man bij de vrouw door het kind verdrongen) dan uit de vertolking zelf, die hier en daar mank gaat aan rhetoriek die dan de echtheid van het gevoel in 't gedrang brengt. Paul Vermeer en Herwig Hensen moeten voorloopig trachten zich te ontdoen van den al te opvallenden invloed van respectievelijk Werumeus Buning (Maria Lecina) en K. Van de Woestijne. Wat de vorm betreft. Vermeer verlieze niet uit het oog dat zijn inspiratie gemak kelijk en banaal aandoet, al zoekt hij ze ook in de door de dichters minder bezongen ontuchthuizen. Fientje van den Bogaerde's verzen gaan mank aan hetzelfde euvel, al put zij haar inspiratie uit haar godsdienstig gevoel.
R.V.
| |
P. De Jaegher, S.J.: Mystieke Bloemlezing - Desclée de Brouwer, en Co, Brugge.
Dit is gedeeltelijk de vertaling door J. Sommer, pr., van de Anthologie mystique. De nederlandsche omzetting werd aangevuld, wat onze mystieken betreft, met Nicolaas Herpius (wiens werken door Pater Lucidius Verschueren opnieuw zijn uitgegeven) en met Joannes Evangelist, den schrijver van ‘Het Rijk Gods is in U.’ Deze bescheiden poging tot vollediging hadde men nog vollediger kunnen wenschen. Misschien wordt het een aanleiding voor een bloemlezing van enkel Nederlandsche mystiek. Onnoodig te wijzen op de zeldzame schoonheden die verborgen liggen in de werken der mystieken. De samensteller heeft in zijn keuze de voorkeur gegeven aan de zuivere mystieke literatuur daar de ascetische werken beter bekend zijn.
R.V.
| |
Le Courrier des Poëtes, No 2: Ed. Les Cahiers du Journal des poëtes, Arteveldestr. 65, Brussel. Stéphanie Chandler: Rabindranath Tagore. - id. Henry Fagne: Premier Journal. Poêmes. - id.
De ‘Courrier des Poëtes bevat zee lezenswaardige bijdragen, gedichten, beschouwingen over poëzie en haar techniek, kronieken over de Engelsche en Vlaamsche poëzie. De gedichten zijn over de gansche lijn merkwaardig. ‘Laisse des Corolles’ van Jean de Bosschere blinkt uit. -
De monografie, welke Stéphanie Clandler gewijd heeft aan Rabindranath Tagore getuigt van een diepe vereering en een juist inzicht in de figuur van den grooten Indischen dichter. De mensch, zijn leven en zijn werk, het milieu zijn hier handig dooreengevlochten en geven ons van den dichter-wijsgeer een volledig en levend beeld.
| |
| |
Het prozagedicht schijnt in de fransche poëzie meer bestaansmogelijkheden te hebben of althans daar meer gegeerd te zijn dan bij ons. Uit de Nederlandsche productie van de laatste jaren kan ik enkel de Fantasie-stukken van Frederik Chasalle leggen naast deze ‘Premier Journal’ van Henry Fagne, en misschien enkele hallucinante brokken uit het proza van S. Vestdijk. Henry Fagne's stukken getuigen van een scherpen blik, een rijke verbeelding.
R.V.
| |
Daniel-Rops: Rimbaud, Ie drame spirituel. Plon. Paris 1936.
De schrijver van ‘Mort, où est ta victoire?’ heeft hier met de scherpte van geest, die men van hem gewoon is het probleem Rimbaud onderzocht, Hij toont aan hoe het drama in Rimband zijn oorsprong vindt in dezes verlies van het zonde besef. Rimbaud heeft twintig eeuwen christendom uit de diepste gronden van zijn ziel willen uitroeien. Hij heeft het ten slotte niet gekund. Heel de ontwikkelingsgang van dezen zoeker, want dat was hij, hoe hij ook vluchtte, werd door Daniel-Rops meesterlijk geschetst, aan de hand van heel wat bewijskrachtige gegevens.
R.V.
| |
Mesures, October 1936. 2e jaar, nr 4. - Administr.: Melle A Monnier, 7 Rue de l'Odéon, Paris VI. (nr 15 fr. fr., ab. 50 Fr. fr.)
Dit nummer bevat geslaagde vertalingen van nagelaten gedichten van Thomas Lovell Beddoes, door Pierre Cerdagne, van gedichten van Barbara Church, door Germain Landier. De gekende dichter Jules Supervielie geeft enkele Marines. A Petitjean schreef een eigenaardig essay ‘L'oeil’, voorts presentaties van Louis-Claude de Saint-Martin's ‘l'Annonce du Nouvel Homme’ en Denys Zecaire's ‘Sa vie, écrite par lui-même.’ Fernand Auberjonois geeft ‘Notes sur la terre américaine.’ Zeer interessant is het essiy van C.F. Ramuz. ‘Besoin de Grandeur’ waarin hij de twee groote wereldbeschouwingen: fascisme en communisme tegenover elkaar stelt en de laatste als een diepergaande stelsel beschouwt.
R.V.
| |
Das Gedicht. - Blätter für die Dichtkunst. Uuitgever: Dr. Heinrich Ellermann, Hamburg.
Een halfmaandelijksch tijdschrift uitsluitend aan de poëzie gewijd; de wijze van publiceeren is zonder voorgaande: elke aflevering bevat in een omslag van 8 tot 12 losse bladen, aan éen zijde bedrukt. Soms is het cahier aan éen enkel dichter gewijd, soms aan verscheidene hedendaagsche of oude dichters. Zoo bevat nr. 16 van 2den jaargang gedichten van Lucia Ramberg (geb. 1910), nr. 19, ‘Gesang der Deutschen’, gedichten van Hölderlin, Ernst Bertram, Hans Schwarz, Josef Weinheber, Paul Alverdes, L.F. Barthel. Op deze wijze trachten ‘die Blätter für die Dichtung een overblik te geven over de Duitsche poëzie en de veropenbaringen dezer poëzie te doen doordringen en te verspreiden door de prijs zoo laag mogelijk te stellen. (20 Pfennig.) Deze uitgave verdient ook in Vlaanderen een ruimere verspreiding.
R.V.
|
|