De dooden van Spoon River. - een rechtzetting.
De redactie ontving van den Heer Marnix Gijsen het volgende schrijven:
Geachte Redactie,
In het October-nummer van ‘Vormen’ meent uw mederedacteur, de heer Verbeeck, een filiatie te ontdekken tusschen het werk van Edgar Lee Masters en het mijne.
Hij meent een bewijs te vinden voor deze thesis in de kroniek die ik in ‘De Standaard’ aan ‘De Dooden van Spoon River’ heb gewijd.
De Heer Verbeeck vergist zich.
Mijn verzen verschenen in tijdschriften tusschen de jaren 1919 en 1923 en werden na lang aarzelen in boekvorm uitgegeven in 1925. Ik ben naar Amerika vertrokken einde 1926 en heb daar het werk van Edgar Lee Masters leeren kennen.
Indien ik mijn dankbaarheid voor het werk van Masters heb uitgedrukt, dan heb ik daarmee bedoeld dat ik zijn gedichten beschouw als de verwezenlijking van een ideaal van soberheid en nuchterheid, dat ik zelf steeds heb betracht en dat ik, tot mijne spijt, slechts ten deele heb bereikt.
Er is een afstand tusschen mijn werk en dat van Masters dien ik niet heb mogen afleggen. Dat hij afgelegd werd door een ander, vervult mij met groote vreugde.
Meer en anders heb ik niet bedoeld.
Met bijzondere hoogachting,
MARNIX GIJSEN.