Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VIII, II. De provincie Limburg (Meerloo-Zwalmen)
(1926)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst–Dieteren.e. De r.k. kerk (H. Stephanus) is een onbelangrijk bouwwerk van 1853-55. Zij bezit: Altaar, waarvan het tabernakel met expositietroon (XVIII). Marmeren doopvont (XVII, oorspronkelijk wijwatervat?). Houten beelden: Kruisbeeld (XV d); Madonna (XVII B) onder baldakijn met wandmantel en staande op een console met cherubijnen; O.L. Vrouwebeeldje (XVIII A); kleine Pietà (XVII B). Koperwerk: processiekruis (XVIII). Een paar geprofileerde kandelaars (XVI), een paar drievoets (midden-XVII); een paar kleine vierkante (± 1700); drie paar gedreven drievoets (XVIII). | |
[pagina 452]
| |
Kleine eiken kast (XVII B) met achthoekige paneelen. IJzeren kist (XVII). Klok (1496). | |
Susteren.d. Ten Raadhuize wordt bewaard een koperen hoorn of trompet (tijd?, beschadigd).
e 1. De r.k. kerk (sinds 1791 H. Amalberga, vroeger H. Verlosser en Apostelen) is gesticht VIII a als kerk van het door Pepijn van Herstal en zijn vrouw Plectrudis gestichte en door hen aan den H. Willebrordus geschonken dubbelklooster, dat in 882 door de Noormannen werd geteisterd (?), in 891 door keizer Arnulf geschonken aan den monnik Siginand van de abdij Prüm, ± 900 v.v. naar diens ontwerp als vrouwenklooster (mèt de kerk) herbouwd, en later (XII B) veranderd, in een adellijk stift. De kerk, in 1791 mede parochiekerk (zie e 3) geworden, is 1885-1891 gerestaureerd en gedeeltelijk vernieuwd door den architect L. von Fisenne. Zij is voor het oudste gedeelte opgebouwd uit veld- en Maaskeien, alsmede uit tufsteen voor de bekapte deelen en het gewelf der absis; het gedeelte XII B uit kolenzandsteen, Nivelsteinersteen en tufsteen voor de gewelven, een klein gedeelte uit mergel, latere herstellingen uit baksteen, de restauratiewerken uit zandsteen. De kerk bestaat uit:
a. een schip (X A, ± 1050 gewijzigd in den onderbouw) van drie, met zijbeuken van zes traveeën;
b. een koor (X A, verbouwd ± 1050, XII B uitwendig hersteld?) van één travee en een halfronde absis.
c. twee rechthoekige kapellen (XA of ± 1050?) te weerszijden van de koortravee;
d. een over de helft harer hoogte bovengrondsche krocht (± 1050, uitwendig gewijzigd XII?) om de koornis heen | |
[pagina 453]
| |
gebouwd, vijfbeukig, met een rechthoekig altaarhuis in het verlengde van den middenbeuk;
e. een voormaligen grafkelder (X A) onder het koor;
f. een transept (X, kruising gewijzigd XI of XII) van drie nagenoeg vierkante vakken;
g. een in het middenschip dringenden westbouw (X, gerestaureerd met kleine wijziging ± 1050 en XII B) met vierkante zijvakken, waarop torens (de zuidelijke ingestort XV en toen te halver hoogte herbouwd, de noordelijke ingestort in 1840 en daarna herbouwd).
h. een sacristie (ten deele XV) ten Z. van de koorpartij.
Uitwendig: a, b, c, en e hebben vlak muurwerk van keien met veel vernieuwingen in zandsteen, tufsteenen romaansche vensters, eenvoudige kroonlijsten. Van den zuidelijken transeptgevel met twee mergel steunbeeren is een klein gedeelte beneden van mergel (XIV of XV), hierboven restauratiewerk in zandsteen, in het midden een ingang met zadelvormigen bovendorpel.
d. de krocht heeft lisenen met een fries van groote rondboogvensters, topgevels;
g. de westbouw heeft een gevel met drie geledingen, de eerste met door boogfriezen verbonden lisenen, in het breedere middenvak een nieuwen ingang: de tweede en derde geleding door een lijst gescheiden, zijn vlak en hebben resp. een enkelvoudig en een gekoppeld romaansch venster (restauratie), boven het middenvak een dwars lessenaarsdak en boven de zijvakken de flanktorens (restauratie); noord- en zuidmuur van den westbouw overeenkomstig het overige; een aantal smalle venstertjes zijn in de lisenen aangebracht; in den oostmuur van het middenvak te weerszijden van het middenschipsdak twee oorspronkelijke gekoppelde romaansche vensters met tusschen-zuiltjes. | |
[pagina 454]
| |
Inwendig: a. Afwisselend vierkante pijlers (zonder basement en met omloopende impostlijst) en ronde zuilen met romaansch basement en teerlingkapiteel, de scheirondbogen twee aan twee overspannen door een weinig uitspringenden rondboog, waarboven een doorloopende lijst; in het effen muurvlak hierboven de rondbooglichten, wier assen niet overeenstemmen met die der scheibogen. Zijbeukmuren vlak met vier vensters, wier assen beantwoorden aan die der bovenlichten.
b. Het koor heeft een iets hooger liggenden vloer, waarvan het blauw- en wit-marmeren parket (XIII) naar het Rijksmuseum is overgebracht; de koortravee staat in open verbinding met elk der zijkapellen door twee gekoppelde rondbogen op een middenzuil met vroeg-romaansch basement en een kapiteel (X) naar Korinthischen trant; deze bogen zijn geslagen tusschen twee pijlers, welke een verzwaring vertoonen tot aan de horizontale lijst, welke de onderste van de volgende geleding scheidt; hierboven (± 1050) drie halfrond gesloten segmentnissen en hoogerop twee rondboogvensters. De absis bevat drie rondboogvensters. Fundamenten van ambones.
c. De kapellen staan in verbinding met het transept door lage rondbogig gesloten doorgangen, tegenover welke de ingangen naar de krocht; de muren zijn vlak, de noordelijke met een venster, de zuidelijke met een moderne deur naar de sacristie; naast den krocht-ingang een elliptische, koepelvormig gesloten nis (altaarnis?). d. De krocht is door een N-Z gerichte pijlerreeks van vier vierkante pijlers tusschen muurpijlers verdeeld in tien ongelijke rechthoekige, met riblooze tufsteenen kruisgewelven overdekte, vakken, en nog twee dito vakken in de toegangen en een in de kleine rechthoekige absis; deze heeft drie elliptische nissen, van welke de oostelijke met altaar. Hiertegenover de ingang tot den grafkelder. | |
[pagina 455]
| |
f. Het transept heeft ongeveer kruisvormige pijlers, waarop gordelbogen (vernieuwd XII B?) rusten; vlakke muren met in eiken arm vier elliptische nissen en hooger vier vensters, waarvan twee in den gevelmuur.
g. Van den westbouw is het middenvak, thans portaal, gescheiden van den middenbeuk door twee rondbogen op een gekoppelde zuil (fundament teruggevonden); eerste verdieping: orgeltribune in het middenvak, waarboven een zware gordelboog; in het zuidelijk vak de schatkamer, iets lager liggend en in het noordelijk vak een ruimte, thans toegankelijk uit den zijbeuk door een trap aangebracht in een rondboogopening; op de tweede verdieping is het middenvak (± 1050) verlicht door drie gekoppelde vensters: één in den west- en twee in den oostgevel.
Welving: riblooze kruisgewelven over de krocht; in den westbouw een tongewelf over het midden- en het zuidelijke vak (zoowel beneden als over de schatkamer), een ribloos kruisgewelf (XI) over het noordelijke vak; halve koepel van mergelsteen over de koornis. Overigens vlakke zolderingen. De kerk bezit: Hardsteenen kuip van een doopvont (± 1200). Eiken biechtstoel (XVIII A). Twaalf hardsteenen grafzerken van abdissen, kanunnikessen en kanunniken, deels met voorstellingen der overledenen, alle met wapenschilden versierd: 1419, 1483, 1545, ± 1575, 1589, 1611, 1623, 1628, 1634, 1666, 1778 en?. Twee marmeren gedenkplaten (een 1787 en een 1789, beschadigd). Steenen doodkist (X?) en een steenen kistdeksel (X?), opgegraven omstreeks 1892 en thans geplaatst in de krocht. Houten beelden: O.L. Vrouw en H. Johannes (± 1300, thans met een Kruisbeeld een Calvarie vormende, op den vernieuwden koorbalk); H. Catharina (XVI); H. Sebastiaan (XVI A, geschonden). | |
[pagina 456]
| |
Drie houten reliekbusten: H.H. Cecilia, Amalberga en Benedicta, (XV d, op een de naam van den vervaardiger: Jan van Stevensweerth), gepolychromeerd op linnen overtreksel. Geschilderd portret eener abdis (waterverf, gemerkt 28-11-1800); twee silhouet-portretten (± 1800) van Joan Joors, pastoor te Susteren (1796-1812) en van den kanunnik Backaus (1802). Zilverwerk: stralenmonstrans Lodewijk XV; miskelk (± 1700). Gedreven paneeltjes met voorstellingen van Heiligen, Deugden en tafereelen uit het Nieuwe Testament, waarschijnlijk van twee romaansche reliekschrijnen, en waarvan zes paneeltjes (± 1100) met eenige fragmenten en sierstukjes worden bewaard in lijsten achter glas, en tien stuks thans zijn aangebracht op een (nieuw) reliekschrijn (met nog vier bijgemaakte paneeltjes); klein Kruisbeeld (± 1700); twaalf kaarsarmpjes Lodewijk XVI, van een stel kandelabers. Koperwerk: wijwateremmertje (XV); lavaboketel (± 1500); processiekruis (± 1700). Kandelaars: een paar kleine gegotene op leeuwtjes (± 1600), een paar geheel geprofileerde (± 1600); vijf paar gedrevene (± 1600), drie paar gegoten drievoets (XVII c); handbel (XVII, met huismerk). Koperen St. Salvator, pironbeeld (XVII?) van het vroegere kerkdak. Kazuifel, dalmatiek, tunicella en koorkap-schild’ met figuratief borduurwerk (midden-XVI). Fluweelen borststuk en rugstuk van een wapenhemd (± 1400) met overblijfselen van borduurwerk. Kleine verzameling van weefsels, stikwerk en borduurwerk o.a. van een mijter (XII tot XIX). Evangelieboek met miniaturen (IX, toevoegsels XV, eenvoudig bandje XV). Drie klokken, waarvan een in 1309 gegoten door Peter van Sittert, een van 1434 en een in 1608 gegoten door Falck van Voerenbergh. | |
[pagina 457]
| |
Drie armstoelen Lodewijk XVI. Op het kerkhof: steenen grafkruisen: 1634, 1649, 1651. 2. Van het voormalige vroegere vrouwenstift staat nog eenig muurwerk (thans deel uitmakende van een schuur- en stalgebouw): een gedeelte met speklagen, een gedeelte van mergel, waaraan vier geprofileerde kraagsteentjes (XVI), waarop de aanzetstukken van ribgewelven; aan de binnenzijde van den muur resten van een in paneelen verdeelde stuc-versiering (XVIII B). De poortsluitsteen (XVId) met wapen der abdis Anna van Reusschenberg is thans aangebracht in den buitenmuur der krocht. 3. Van de in 1798 afgebroken vroegere parochiekerk (H. Amelberga), maakt een overgebleven westmuur (XIV?) deel uit van den oostgevel der pastorie. 4. De r.k. rectoraatskerk (O.L. Vrouw O.O.) heeft, van de kerk van Bocholz, in bruikleen een zilveren monstrans (1686; meermalen veranderd) en van de parochiekerk, een thans gebarsten klok, in 1621 hergoten door Franciscus Racle.
g. 1-2 A 27, ankerjaartal 1743; A66, ankerjaartal 1740. 3. A 142, boven de deur een gevelsteen (XVII A): drie kronen.
h. Het schuttersgezelschap, Broederschap van den H. Nicolaas, bezit een zilveren schutterijketting met vogel (1646), halsplaten en koningsplaten (een van 1657, vijftien XVIII en twee XIX A). |
|