Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel XI. De provincie Groningen
(1933)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 232]
| |
(volksverhuizingstijd), terra sigillita, vóór-Karolingsch vaatwerk, Karolingsche cultuuroverblijfselen, een Romeinsche armspang, van hier afkomstig; vondsten (VI-VII) uit het terpengrafveld van Eenumerhoogte, Romeinsch aardewerk en verschillende voorwerpen (meest volksverhuizingstijd), alhier gevonden; laat-Saksische urnen (VI-VII) uit het grafveld in de wierde van Leermens, fragmenten van een potdeksel (terpentijd) en een Friesch potje uit deze wierde; een gouden munt (VII-VIII, te Keulen door den muntmeester Suno geslagen) en een Frankisch ijzeren zwaard uit de wierde van Oosterwijdwerd bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen. Bij de proefgraving in 1916 en de opgraving in 1917 in de wierde Wierhuizen werden paalwerk van vroeg-Germaansche woningen (I-II) en putten (Karolingsch en vroeger) gevonden; Germaansch aardewerk (I), Romeinsche munten, terra sigillata en een oogfibula (I A), van hier afkomstig, bevinden zich in het Museum van Oudheden en het Biologisch-Archeologisch Instituut te Groningen. | |
Eenum.e. De thans ned. herv. kerk is een zeer gewijzigd rechtgesloten gebouw (in oorsprong vermoedelijk XIII) met een later aangebouwden toren (XVa). In de torenruimte de oorspronkelijke (dichtgemetselde) rondbogige ingang met deklijst, waarboven een langwerpig-rondbogig (dichtgemetseld) venster met hollen dagkant. Het bovendeel der schipzijmuren is eenigszins terugliggend gemetseld (overblijfsel van een over de gansche lengte van den muur doorloopend spaarveld?); in den noordwand drie gewijzigde rondboogvensters en een gedichte rondbogige nis of een venstertje, in beide wanden een spitsbogige ingangsnis met korfbogig getoogden doorgang. De vlak- | |
[pagina 233]
| |
opgaande (verzakte) toren heeft aan de zuidzijde een spitsbogige nis met flauwspitsbogigen ingang, waarboven een verweerde steen: 17... en wordt gedekt door een van vier- tot achtkant ingesnoerde spits, waarop een windvaan met het wapen-Alberda. Het inwendige heeft een moderne houten zoldering. De kerk bezit: Geverfden preekstoel (1654) met barokke gesneden paneelen en fries. Orgel (1704, door de zorg van Reindt Alberda en zijn vrouw Johanna Horenken gemaakt), met hunne wapens, gedeeld Alberda-Jarges en Horenken-Isselmuden. Twee achterschotten van banken en een voorstuk (XVIIc) met wapen-Coenders en -Lewe; eenige eenvoudige banken met zij stukken en posten (X VIIc); twee festoenen (XVIIc) aan het schot onder het orgel. Steenen onder het orgel en in den oostmuur (onder den preekstoel) ter gedachtenis aan Reindt Alberda († 1724); zerk voor ds. Hermannus Wiardi († 1685). Koperen kroontje (XVIII), zes-lichts. Avondmaalszilver: schotel (merken: Groningen, L.v. Giffen), in 1762 geschonken door Willem en Susanna Johanna van In- en Kniphuisen, geb. Alberda, met hun alliantie-wapen; een beker (29 December 1762, merken: Groningen, L.v. Giffen), geschonken en met wapen als voren, bevindt zich thans in het Museum van Oudheden te Groningen. Kleine zilveren bel (keuren en wapen als de schotel). Klok, in 1410 door Harmannus gegoten. | |
Leermens.e. De ned. herv. kerk (H. Donatus) bestaat uit een nog grootendeels tufsteenen schip en een weinig uitspringend dwarspand (vermoedelij k XII), verhoogd bij den aanbouw der rechthoekige koortravee (XIII b/c). | |
[pagina 234]
| |
Houten klokkespits (XVII of XVIII) op den westgevel (oostmuur van een vroegere torenpartij?). Het schip heeft aan de noordzijde een gedichten rondbogigen ingang en aan de zuidzijde een gedicht rondboogvenster, en in het bovendeel der muren een doorloopend (niet door lisenen ingedeeld) spaarveld, waarboven een tufsteenen rondboogfries op baksteenen draagsteentjes, dat ook aan de zijgevels van het dwarspand (behalve aan de zuidwestzijde) nog aanwezig is; afsluitende baksteenen hol- en bolle lijst, evenals bij het dwarspand en het koor. Van het dwarspand - waarin enkele groote stukken Bremersteen zijn gemetseld - vertoont de noordgevel twee gedichte rondboogvenstertjes te weerszijden van het gewijzigde hoogere middenvenster en in het oorspronkelijk deel van den top een spaarveld, afgedekt door een klimmend (oorspronkelijk vermoedelijk rondboog)fries; de sterker gewijzigde zuidgevel heeft een korfbogigen geprofileerden ingang, waarboven een groot venster en twee stukken door een tandlijst afgesloten spaarveld; in de oostelijke zijwanden een gedichte rondbogige opening. De gevels van het rijkbehandelde koor hebben vijf hooge, van den grond opgaande, door schalken met natuursteenen kapiteeltjes gescheiden rondbogige nissen, waarbinnen kleinere nissen, de smalle op de hoeken met vlechtwerk, de drie overige met vensters (het middelste honger); in den sluitgeveltop door schalken gescheiden, rondbogige spaarvelden van onderscheiden grootte met kraalprofiel en met verschillend vlechtwerk, als afsluiting een driehoekig, door ruiten gedeeld veld. Inwendig: over schip en dwarspand thans een vlakke zoldering, waarboven nog een balkenzoldering aanwezig is; de kruising, die zich met spitsbogige gordelbogen naar de dwarsarmen opent, heeft inkassingen van, of bestemd voor, een gewelf. Over het koor, dat op eenigszins onregelmatige wijze bij het dwarspand aansluit, een me- | |
[pagina 235]
| |
loenvormig koepelgewelf, gespannen tusschen muraalbogen en een flauw spitsbogigen triomfboog met vier kralen, met acht in een rozet samenkomende, van den grond opgaande (thans afgebroken) ribben; in den oostwand der dwarsarmen een kleine diepe nis. De kerk bezit: Klein oxaal (XIII? gewit) in den zuiderdwarsarm. Preekstoel (XVIIc) op modernen steenen voet, met kussenpaneelen, waarin siertrossen tusschen getorste Korinthische zuiltjes. Zilveren Avondmaalsbeker (merken: 1661, Groningen, onduidelijk), waarop o.m. de afbeelding eenex kruiskerk met twee westtorens en een kruisingstorentje; voorts twee oude tinnen bordjes. Klok, in 1710 door Tittie Goossens gegoten.
g 1. In de smidse nabij de kerk een steen: 17....
2. Achtkante korenmolen met stelling (1853, waarschijnlijk in plaats van standerdmolen), waarbij een ‘sarrieshut’. | |
Oosterwijdwerd.e. De thans ned. herv. kerk (vermoedelijk XIIB), voor enkele jaren gerestaureerd door den bouwkundige Rozema van Appingedam, bestaat uit een door het inbreken van groote vensters en de verlaging der muren geschonden schip met vernieuwden dakruiter op den gevel en een ietwat inspringende halfronde koorsluiting. Het schip heeft in den gevel een rondbogigen ingang met deklijst, waarboven het zandsteenen wapen-Ripperda; in den noordwand: een (gedichten) rondbogigen ingang met kraalprofiel en deklijst, een open en een gedicht eenvoudig rondboogvenster en hierboven een doorloopend spaarveld; in den zuidwand een gedichten doorgang, waarboven een moet van een verdwenen aanbouwsel en eveneens een doorloopend spaarveld. In de sluiting twee een- | |
[pagina 236]
| |
voudige kleine rondboogvensters en een dergelijk dichtgemetseld venster. Inwendig: thans een lage vlakke zoldering; het schip is van het voor de Avondmaalsviering dienende koor gescheiden door een eenvoudig balusterhek (1855). De kerk bezit: Geverfden preekstoel (1666, blijkens jaartal op het klankbord) met (gewijzigde?) barokke boogpaneelen tusschen schroefzuilen en friezen. Koperen doopbekken op grootendeels houten houder (1836). Dubbele overhuifde bank (XVII B) met gesneden zijstukken en friezen en een opzetstuk met de alliantiewapens-Ripperda-Ripperda; fragmenten van eenvoudige banken (XVII B). Gebeeldhouwde zandsteenen rouwtafel voor Gisbertus Hermannus Ripperda († 1695) met vijftien kwartieren; voorts zerken met wapens uit 1628, 1647, 1660, 1671, 1708 en 1807. Groote koperen kroon (1837), tweemaal acht-lichts. Wapenborden voor Carel Victor Ripperda (1686, 14 j.), voor Elisabeth Sophia Ripperda († 1695) en Margaretha Elisabeth Ripperda (op het bord zelve † 1719, op rand, van een ander bord: † 1738, 71 j.); een vierde bord zou zijn stuk gevallen. Houten offerblok met beslag (XVII B). Zilveren Avondmaalsbeker (merken: Groningen 1668, M) met wapen-Ripperda. Klok, in 1694 door Peter Vermaten te Amsterdam gegoten op last van Gijsbert Herman en Josina Maria Ripperda, met wapens-Ripperda en -Schade.
f. Het diaconiegasthuis (1879) bevat een stichtingssteen van het voorgaande gebouw (op een andere plaats).
g. Achtkante koren- en pelmolen met Stelling (1889, het achtkant en de kap uit Briltil, de huidige molen op- | |
[pagina 237]
| |
volger van een in 1889 afgebranden zeskanten bovenkruier met lage stelling). Ten N. van dezen molen nog de oude ‘sarrieshut’ (XVII), met het wapen der Provincie in den voorgevel. | |
't Zand.e. De thans ned. herv. kerk, oorspronkelijk (blijkens onder de kap zichtbare zware stukken muur) een rechtgesloten gebouw († 1250), is later (vermoedelijk XV) vergroot met een (thans door een modern schot van de preekruimte gescheiden) honger koor van één travee met vijfzijdige sluiting; aan de oostzijde een vrijstaande toren (in oorsprong † 1250, hersteld in 1714, ‘vernieuwd’ in 1762 blijkens steen met de wapens van den rentmeester van Groningen, Berghuys en den kerkvoogd Jacob Gerrits, en hersteld in 1907). Het schip, in welks zuidwand groote vensters zijn gebroken boven de, van den grond opgaande, met twee rondboogjes gedekte spaarvelden, toont aan de noordzijde nog grootendeels de oorspronkelijke behandeling: in de door eenmaal versneden lisenen gescheiden traveeën boven dergelijke spaarvelden telkens twee rondbogige nissen met vlechtingen te weerzijden van smalle rondbogige vensters met kraalprofiel en ringkapiteeltjes. Dergelijke profielen en ringen aan de spitsbogige ingangsnis, waarin een rondbogige doorgang, en in de derde travee van het W., een klein nisje. De westgevel (met vernieuwden top) heeft boven moderne aanbouwen twee smalle rondboognissen (oorspronkelijk vensters), te weerszijden waarvan breedere nissen met vlechtingen. In een portaaltje aan den zuidkant van het schip een vierkante steen met 1501 (betrekking hebbende op de verbouwing?). De uiterst zware zadeldaktoren heeft onder de toppen aan de noordzijde twee, aan de zuidzijde drie galmgaten. | |
[pagina 238]
| |
Inwendig is het schip overdekt met meloenvormige koepelgewelven, voorzien van acht in rozetten samenkomende ribben en gescheiden door spitsbogige gordelbogen (de oude triomfboog tusschen de derde en vierde travee met rijker profileering), het koor met een vier- en zesdeelig kruisribwelf met schalken. De zijwanden van het schip hebben ten deele nog twee rondboogjes (beneden) en segmentvormig (boven) gesloten spaarnissen, de westwand boven rondbogige spaarvelden twee nissen met te weerzijden een segmentvormig gesloten nis. In den noordwand van het koor een geprofileerde, met een ezelsrug gesloten nis (hostiekastje?). De kerk bezit: Mahoniehouten preekstoel (XIX A): vierkant onderstuk en ronde kuip met zuiltjes en hoofdgestel, geverfde Avondmaalstafel (± 1650). Rijk orgel met rugpositief, waarop motieven-Lodewijk XVI (blijkens opschrift in 1662 gemaakt, in 1791 uit het midden der kerk verplaatst en vernieuwd), de galerij rustend op vier getorste zuilen. Geverfde banken (XVII) en een bankenblok met van emblemen voorzien achterschot (XVIII d). Zerken: een (156..) voor Johan Enthens, voorts vele met wapens o.a. voor leden der geslachten Ompteda en Alberda. Drie koperen kaarsarmen (XIXa, een dubbelen), zes zware enkele en een dubbelen bankkandelaar (XVIII). Avondmaalsvaatwerk: twee zilveren bekers (1830), twee oude tinnen borden. Twee klokken, in 1501 door Gerardus de Wou en een klein klokje in 1733 door Johannes Borchhardt gegoten.
g 1. In een schuur op het omgrachte en omsingelde terrein van den voormaligen ompteda-borg, waarvan ook de hekpalen (1756) nok aanwezig zijn, een groote steen, van den kerktoren afkomstig, met opschrift ‘Anno | |
[pagina 239]
| |
1714 is dese toorn nieus gerepareert door ordre van Gerhard Walrich van Bolzyrsema’ en drie wapens, welke weder in den toren zal worden aangebracht. | |
Zeerijp.e. De thans ned. herv. kerk is een kruiskerk (XIVc), bestaande uit een schip van drie traveeën, een dwarspand met ondiepe armen en een door een schot (1890) van de preekruimte gescheiden koor van één travee met 5/10-sluiting en met een weinig uitspringenden traptoren in den hoek van schip en zuiderdwarsarm; moderne aanbouwsels tegen den westgevel. Ten N.O. een vrijstaande toren (XIVc, hersteld in 1608 blijkens een steen, in 1834 een hoogere spits door de tegenwoordige vervangen). Natuursteenen hekpalen Lodewijk XVI. Het rijzige gebouw, geschoord door lichte driemaal versneden beeren, doch bij het dwarspand door lisenen, heeft hooge rijkgeprofileerde spitsboogvensters met geglazuurde steenen in de koppen; kleinere gedichte vensters in den oostwand van het dwarspand en rondbogige zwaar geprofileerde ingangen in de dwarsarmen en de westelijke travee van het schip (aan de zuidzijde gedicht). De rijkversierde dwarspandtoppen hebben zeven klimmende nissen met vlechtingen en kraalprofiel, de middelste aan de noordzijde met ruiten, aan de zuidzijde met een eenvoudige traceering, waarboven een driehoekig, in ruiten verdeeld, veld. De eenvoudige vlakopgaande toren, met een spitsbogigen, door riblooze kruisgewelven overdekten, doorgang - de ingangsbogen gevat in scherp-spitsbogige nissen, waarboven aan noord- en zuidzijde drie spitsbogige, aan de beide andere zijden twee galmgaten - wordt bekroond door een afgeknot-pyramidaal dak, waarop een spitsje; inwendig scherp spitsbogige spaarnissen. Inwendig: tusschen geprofileerde spitsbogige | |
[pagina 240]
| |
gordel- en muraalbogen gespannen meloenvormige koepelgewelven met acht in ringen (over de kruising in een rijke rozet) samenkomende ribben, in de dwarsarmen concentrisch gemetselde gewelven met vier ribben, in de sluiting een vijfdeelig gewelf met ribschalken. Langs de muren van schip en dwarspand onder de vensters met twee rondboogjes gesloten spaarnissen, waarboven in den noorderdwarsarm spitsbogige spaarvelden. De kerk bezit: Geverfden preekstoel (1646, door den kistenmaker Johan Elderkamp, ten tijde van Maurits Ripperda en Nicolaus van Borck gemaakt), met barokke kuippaneelen, waartusschen de figuren van Geloof, Liefde, Rechtvaardigheid en Voorzichtigheid. Orgel (1651, door T. Faber, S.S.T. Cand., ten tijde van Maurits Ripperda en Nicolaus Borck), met gesneden orgelkas, waarop de wapens-Ripperda en -Borck (het instrument in 1880 vernieuwd) en met rugpositief (in oorsprong ± 1480?). Twee dubbele banken (midden-XVII) met barokke boogpaneelen en een met zijschot (XVIII). Zerk (1600) en vele zerken met wapens o.a.: een (1621) voor een van Borck, een (1631) voor Lucia Ten Holte-Clant, een (1637) voor Reint ten Holten, een (1642) voor Margareta Ripperda-Clant. Geschilderde rouwborden: voor Maurits Ripperda († 1665), Margaretha Josina Ripperda († 1670, ‘aet. 30’), Nicolaas van Borck († 1682, ‘aet. 63’) met gekwartileerd wapen-Van Borck, -Ten Holte-Wickeringe-Sigers; een voor Anna Willemyna Theresa Grevinck († 1684); een voor Bouwina Horenken-Clant († 1686, 22 jaar); een voor Derk Clant († 1700); een voor Margreta Maria Henriette Gruys-Greving († 1700); een voor Margareta Josina Alberda-Horenken († 1705); een voor Regina Veronica Scheffert-Grevinck († 1717); een voor Habbina Elisabeth | |
[pagina 241]
| |
van Borck-Alberda († 1717); een voor Rudolph Grevinck († 1719). Avondmaalsvaatwerk: beker (1714, merken: Groningen, Johannes Dronrijp), met de gegraveerde wapens-Borck en -Grevinck; kan (XVIII) van aardewerk met zilveren deksel, waarop Josua en Kaleb; twee oude tinnen bordjes. Twee klokken, in 1502 door Gerhardus de Wou gegoten.
g 1. Voor borg haykema zie onder Delfzijl.
2. Achtkante korenmolen met stelling: riet op hout, uit Appingedam afkomstig. | |
Zijldijk.e. De doopsgezinde kerk, een rechtgesloten zaalgebouw (1772) met spitsboogvensters, bezit: Eenvoudigen eiken preekstoel (XVIII). Fraai kabinetorgel (1777, door H.A. Groet en H. Vool) met snijwerk Lodewijk XV en beslag Lodewijk XVI, afkomstig van de boerderij 't Waar bij Nieuw-Scheemda.
g. Achtkante korenmolen met stelling ‘De Volharding’ (1845, in 1886 omhoog gebracht): hout op steenen onderbouw. |
|