| |
Vlachtwedde.
a. Vier messen en vier schaven van vuursteen (laatneolithicum of bronstijd), bij graafwerk te Boertange gevonden; een steenen bijltje en hamer te Ellersinghuizen, een wigvormige hoornsteenen beitel in het Wanderveen, een vuursteenen beitel te Smeerling, een amphibolieten strijdhamer bij landontginning te Stobben aangetroffen (alles jongere steenen tijdperk); de in 1930 bij de ontgraving van een zgn. ‘heidensche legerplaats’ te Sellingen gedane vondsten (La Tène-periode); een vuursteenen bijl (jongere steenen tijdperk), een steenen hamer (bekertijd) en een bronzen lanspunt (± 1000-500 v.Chr.) te Ter Apel, een vuursteenen bijl (steenen tijdperk) en een beitel van eruptief gesteente (jongere steenen tijdperk) te Ter Haar, een hoornsteenen bijl (jongere steenen tijdperk) te Terwisch gevonden; twee steenen bijlen (steenen tijdperk), hunebedden-vaatwerk en eenig aardewerk (ijzeren tijdperk) uit Veele; een steenen beitel en kwartsieten bijltje (jongere steenen tijdperk) uit Veldhuis; enkele soortgelijke werktuigen en wapens uit Vluchtwedde (steenen en bronzen tijdperk); de hoofdzakelijk in 1927 en 1932 in de grafheuvel- en kringgrep-urnen- | |
| |
veldnekropool en ‘heidensche legerplaats’ te Wessingtange opgegraven voorwerpen bestaande uit vuursteenen artefacten, bekervaatwerk, urnen (bronstijd en oudere ijzertijd) met een paar vroeger gevonden vuursteenen beitels en bijltje (jongere steentijd); urnen en bijpotjes (La Tène periode) uit het kringgrepurnenveld bij de ‘Pottenberg’ onder Wollinghuizen, bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
| |
Boertange.
b. Van de vroegere vesting (XVId), waaraan de radiale aanleg met vijf van een groot middenplein uitgaande straten herinnert, rest slechts een gewijzigd fragment van een bastion.
d. Voormalig kruithuis (XVII A?), thans pakhuis.
e. De ned. herv. kerk, een gepleisterd zaalgebouwtje uit 1869, aan de achterzijde met een steen, herinnerend aan den aanleg der vesting in 1593 door graaf Willem Lodewijk van Nassau, bezit:
Eenvoudigen geverfden preekstoel (XVII B), de kuip met boogpaneelen tusschen Korinthische zuiltjes.
Een paar zerken, de oudste van 1721.
Koperen kroontje (XVIII), tweemaal zes-lichts (een arm afgebroken).
Credobord (± 1600) in den vorm van een drieluik met de Tien Geboden en het Onze Vader in Vredeman de Vries-cartouche en 1 Cor. II.
Avondmaalszilver: schotel (1708; merken: R F en R P) met wapens, blijkens opschrift afkomstig uit de vesting Leeroord, beker (± 1600, gemerkt: R en A(?) in schildje) met gedreven bokaalvoet en door Minerva(?) beeldje bekroond deksel; kan (merken: Groningen 1755 Barent Pootholt?).
| |
| |
g 1. C 149. Dubbele puntgevel (1666, blijkens ankers), één top nog met tandlijst.
2. C 53. Kopjes en steenen (XVII) boven de vensters, naar het heet afkomstig van een verdwenen poort.
3. Achtkante korenmolen met stelling (1887); geasfalteerd hout op steenen onderbouw.
| |
Sellingen.
e. De ned. herv. kerk is een eenvoudig, door het inbreken van groote vensters gewijzigd gebouw met driezijdige, door latere beeren versterkte sluiting (XIVa, blijkens den lancetvorm van een dichtgemetselden ingang, van een klein venster aan de noord- en van een aan de zuidzijde); op den westgevel een dakruiter (vernieuwd XIXd). In den noordmuur der koortravee teekent zich een breede boog af (schildboog van het gewelf eener vroegere sacristie?), waarboven een dakmoet. Het dak dezer travee heeft gedeeltelijk nog de oude holle en bolle pannen.
Inwendig: over de door een spitsbogigen triomfboog van het, thans vlak overzolderde, schip gescheiden koortravee een koepelachtig stergewelf met natuursteenen ribben op kraagsteenen (vermoedelijk XV). In den westmuur een paar rondboognissen, vroeger vensters. De kerk bezit:
Achtkante natuursteenen doopvont (vermoedelijk XV).
Ouden ijzeren doopbekkenhouder met koperen bekken (1765, N.S.P.).
Geverfden preekstoel (XVII?), ± 1850 in de noordelijke provinciën gekocht.
Overblijfselen van schilderingen (XV B, blootgelegd en gefixeerd in 1921-'22 doorden schilder E. Bokhorst): op den triomfboog de H. Christoforus en de H. Margaretha
| |
| |
met een monster aan haar voet, en Tankornament, op het koorgewelf de Evangelistensymbolen, bloemornament en: ‘broeder Jan van Aken en Johannes...... maler’.
Zilveren Avondmaalsbeker (1738, gemerkt AF ineen).
| |
Ter-Apel.
e. Van de gebouwen van het in 1464 e.v. ter plaatse van een vroegere stichting der Praemonstratensen gebouwde klooster der kruisheeren, sindS 1619 eigendom der stad Groningen, waarna allengs een gedeelte werd gesloopt en het overige ingericht tot Ned. Herv. kerk, pastorie, school, onderwijzerswoning, catechisatiekamer, kosterij, enz. resten nog:
A. de in 1837 van haar venstertraceeringen en kruisgewelven beroofde kerk (± 1500), waartegen het verminkte oostelijk gedeelte van den zuiderkruisgangsarm.
B en C. de oostelijke en een groot deel van den noordelijken (in het oostelijk gedeelte onderkelderden) vleugel met den oostelijken en den noordelijken (aan twee zijden den noordvleugel omsluitenden) arm van dien kruisgang, in 1834 van hun verdieping beroofd.
Deze overblijfselen zijn in 1931-'33 hersteld onder leiding van Ir.C.L. de Vos tot Nederveen Cappel, ingenieur der stadsbezittingen. Hierbij zijn in de kerk en het fragment van den zuidelijken kruisgangsarm opnieuw gewelven aangebracht, de gedichte schipvensters geopend en alle vensters van traceeringen voorzien (met gebruikmaking in de kerk van tien oude gewelfsluitsteenen en het maaswerk van twee vensters der koorsluiting, dat grootendeels in den grond werd teruggevonden in de fundeering van een boerderij in de omgeving), in kerk en kloostergang de wanden als schoon werk behandeld, uit de vertrekken van beide vleugels latere scheidings- | |
| |
wanden verwijderd, de ontsierende in 1868 ten W. in het verlengde van den noordvleugel gebouwde school en schuur gesloopt, enz. Ten O. ongeveer in de as van laatstgenoemden vleugel werden de grondslagen van een gelijk-onderkelderd verdwenen kloostergebouw gevonden.
A. De kerk bestaat uit een schip van drie traveeën - vóór 1931 bergplaats en thans in stede van het koor voor den kerkdienst bestemd - door twee het oksaal dragende muren gescheiden van het koor van twee traveeën met 5/8-sluiting. Op het midden van het dak een in 1837 vernieuwd torentje. De zuid- en de oostmuur worden versterkt door eenmaal versneden beeren, de noordmuur is zwaarder aangelegd; hooge spitsboogvensters, waaronder een holle zandsteenen waterlijst, rechthoekig omgebogen bij het ietwat kortere westelijke venster. Op den westgevel teekent zich een vroeger aangebouwd portaal af, op den noordwand der oostelijke koortravee de moet van het vroegere hoogere dak van den oostvleugel en in den noordwand van het schip de sporen van den zuidelijken kruisgangsarm. Tusschen de muren van het oksaal en in den noordwesthoek van het schip een tweede, holgeprofileerde korfbogige doorgang.
Inwendig waren de inkassingen voor de gewelven zichthaar gebleven; in den noordwand van het koor een korfbogige doorgang, gevat in een spitsbogige omlijsting met beelddrager in het boogveld. De kerk bezit:
Sacramentshuisje (XVIa), waaronder piscina, gemetseld in den zuidoostelijken sluitingswand, met rijhgebeeldhouwde laat-gothische omlijsting en overhuiving.
Steenen oksaal (XVIa), de zandsteenen borstwering op rijkversierde koof aan de koorzijde nog met dertien rijkgebeeldhouwde paneelen (beeldjes verdwenen); aan de schipzijde te weerszijden van den rechthoekigen
| |
| |
doorgang boven elkander twee nisjes - de bovenste voor beeldjes met gebeeldhouwde omlijsting - en een groote altaarnis; van de borstwering is aan deze zijde slechts een deel der rijkgebeeldhouwde kooflijst over.
Rijk gebeeldhouwd zandsteenen priestergestoelte (XVIa, in 1931 hersteld) van drie zetels in den zuidelijken sluitingswand.
Koorbanken (XVIa) met gebeeldhouwde wangen, armsteunen en rustklampen, gedeeltelijk nog met lezenaars, welker voorpaneelen zijn beschilderd met laatgothisch maaswerk (hersteld in 1932, door Jacob Por).
Preekstoel (1711), met eenig snijwerk en met het wapen der stad Groningen.
Zandsteenen priorzerken voor Peregrinus, eerste abt van het herbouwde klooster (fragment), Theodricus Hardenberch († 1535) en Gerhardus ex Hasselt († 1565); handsteenen voor Johannes Emmen († 1613), den laatsten prior en eersten hervormden leeraar.
Oud offerblok met beslag XVII).
Zilveren Avondmaalsbeker (merken: Groningen,......).
Een bij de restauratie gevonden overblijfsel van een muurschildering boven den doorgang in het koor, bleek het behouden niet waard.
B. De oostvleugel heeft in het zuidelijk gevelgedeelte vijf tweedeelige spitsboogvensters, waarboven een doorgaande holle zandsteenen waterlijst. In het noordelijk gevelgedeelte met gewijzigde vensters een spitsbogige toegangsnis met korfbogigen ingang (naar den kruisgang), waarboven een traceering en op den zuidoosthoek sporen der vroegere oostelijke belending.
C. Noordvleugel. Het oostelijk gedeelte had drie zandsteenen kruisvensters behouden (een beneden tot ingang doorbroken), waarboven gekoppelde ontlastingsboogjes, naar welker voorbeeld de overige vensters,
| |
| |
bij twee waarvan de segmentvormige ontlastingsboogjes nog aanwezig waren, zijn hersteld; voorts een rijkbehandelden, eenigszins gewijzigden arkel (1554, of 1563 blijkens jaartal) met Renaissance-motieven, inwendig gedekt door een netgewelfje. In de westelijke travee een rechthoekige ingang (waarop ingekrast: 1560) met bovenlicht en ontlastingsboogjes. Op den westgevel, met een inwendig in den kruisgang rijkgeprofileerden toegang, sporen van een verdwenen gebouw; de door geprofileerde lijsten gedeelde top heeft een paar dichtgemetselde kruisvensters, de spitsbogige ontlastingsboog van het bovenste met maaswerk.
Inwendig: in een der vertrekken van den oostvleugel een zoldering, hersteld naar het voorbeeld van het bewaard gebleven gedeelte, dat tusschen de geprofileerde moerbalken een tiental gesneden maaswerkpaneelen (± 1500) bezit; in een ander een gesneden bedstede(?)wand en een schoorsteen met het wapen van Groningen in den stijl-Lodewijk XV. In den noordvleugel een kamer met een gothische zandsteenen schouw.
De kruisgang heeft spitsbogige tweedeelige vensters met zandsteenen neggen en laat-gothische traceering, waarboven een holle waterlijst; in de derde travee van het O. van den noordarm echter een breeden hol-geprofileerden spitsbogigen scheiboog, waarboven een dakmoet, van een verdwenen lavatorium in den pandhof. Inwendig zijn de armen van den kruisgang overdekt door kruisgewelven, gedragen door holgeprofileerde baksteenen ribben met zandsteenen kraagstukken en onderling door holgeprofileerde spitsbogige gordelbogen gescheiden. In den oostelijken arm een holgeprofileerde korfbogige en een spitsbogige kamertoegang, in den noordarm een korfbogige toegang, waartoe men langs een nieuw-aangebrachte trap opgaat. De twee-beukige kelder (overblijfsel van het vroegere klooster?) onder
| |
| |
dezen vleugel is overkluisd door graatgewelven op korte afgeschuinde pijlerstukken (de laatste ± 1500).
In de vensters van den kruisgang bevinden zich nog losse fragmenten der gebrandschilderde glazen (XVIc), waarvan de meeste overblijfselen bewaard worden in het Museum van Oudheden te Groningen; van deze laatste zullen twee gedeeltelijke bewaarde glazen naar het klooster worden teruggebracht.
g. Aan het kanaal een achtkante korenmolen met stelling: riet op steen.
| |
Terhaar.
g. Open standaardmolen (± 1830).
| |
Vlachtwedde.
e. De ned. herv. kerk is een gebouw (XV, hersteld in 1837), ontstaan door vergrooting van eene oudere lagere kerk, van welke nog sporen van kleine vensters of nissen in de muren zichthaar zijn. Het is een schip van vijf traveeën met 5/8-sluiting en met een onaanzienlijken toren (1856), geschonden door het wegbreken van de meeste en wijziging van de overige steunbeeren en van de, slechts aan de zuidzijde en in de sluiting aanwezige, groote spitsboogvensters. In de tweede travee van het W. aan de zuidzijde teekent zich een, ten deele verzonken, gedichte spitsbogige ingang af, in den noordwand der sluiting de schildboog van het gewelf van een verdwenen sacristie (?).
Inwendig kruisribgewelven met spitsbogige scheibogen. De kerk bezit:
Uiterst eenvoudigen preekstoel (vermoedelijk XVII) en eenvoudige Avondmaalstafel (XVII).
Twee koperen armluchters (XVII) en twee gesmeed
| |
| |
ijzeren houders voor het doopbekken en een collecteschaal (XVII?).
Een paar zerken, de oudste uit 1748.
Twee zilveren Avondmaalsbekers (1826).
|
|