Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel XI. De provincie Groningen
(1933)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendTermunten.a. De vondsten uit het alhier aangetroffen terpengrafveld (VI-VII) bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen. | |
[pagina 196]
| |
e. De thans ned. herv. kerk, welke een overblijfsel moet zijn der kerk van het in 1258 door de abdij van Aduard gestichte Cistercienserklooster Menterne of Termunt, waarmede in 1299 het klooster Menterwold werd vereenigd (± 1260), bestaat uit de rechtgesloten koortravee en de, blijkens den dubbelen triomfboog inwendig, ietwat latere, aan drie zijden door latere muren gedichte, kruising eener voormalige kruiskerk; op den westgevel een houten torentje. De muren der koortravee, vooral de noordelijke en de sluitmuur tonnen nog de oorspronkelijke behandeling: zeer hoog opgaande spitsbogige spaarvelden met kraalprofiel, de terzijde geplaatste door colonnetten en de middelste door lisenen, beide rustende op kraagsteenen, gescheiden, binnen welke velden ronde casementen (in de sluiting met veelpassen) en daarboven een groep van drie spitsbogige vensters en gelijke zijnissen met vlechtwerk, alle met kraalprofiel; afsluitend rondboog fries. De geveltop van den sluitmuur heeft zeven klimmende, door colonnetten gescheiden spitsbogige nissen met kraalprofiel, waarboven nog een gedeelte van een rondboogfries. Inwendig heeft slechts de kruisingstravee haar koepelachtig gewelf met acht ribben - waarvan de diagonaalribben tot den grond doorloopen - gespannen tusschen met kralen geprofileerde spitsbogige scheibogen, behouden. Het koor heeft door (ten deele weggehakte) schalken gescheiden en met een spitsboogfries afgedekte spaarvelden, waarboven de wanden verlicht en doorbroken zijn door een venstergang: een groep van drie spitsbogige vensternissen, welker bogen (de middelste honger dan de twee andere) rusten op zuiltjes (meest door houten stutten vervangen), waarvan de twee middelste vrijstaan; in de dammen hierachter nissen. De kerk bezit: Gesneden preekstoel (midden-XVII) met kussenpaneelen tusschen getorste zuiltjes; Avondmaalstafel (mid- | |
[pagina 197]
| |
den XVII); banken en betimmering in het koor (1654, de opstelling in 1851 gewijzigd) met eenig snijwerk; trap naar het orgel (XVII) met snijwerk. Eenige zerken (XVII en 1744). Avondmaalszilver: schotel (1768; merken: Groningen, Van Giffen?) met drie wapens. Een beker (1705, merken: Groningen, Johannes Dronrijp) is verkocht aan een onbekende, een andere beker (1667), alsmede een kan van aardewerk met zilveren deksel aan het Museum van Oudheden te Groningen. Klok, in 1796 vernieuwd door Andries Heres van Bergen te Midwolde.
g. Achtkante korenmolen (een aantal jaren geleden na brand herbouwd), geasfalteerd hout op steen. | |
Termunterzijl.c. Sluis met gebeeldhouwde zandsteenen leuning (1725) met achttien wapens, van drossaart Gerhardt Schaffer, van de Groninger burgemeesters Scato Ludolph Gockinga, Pieter Berghuys, Cornelis Schay en Hermannus Wolthers, zijlvesten, van den secretaris, den ontvangerfiscaal en van Aastoni Verburgh, bouwmeester der stad Groningen en architect van den zijl. | |
Wagenborgen.a. Drie van hier afkomstige urnen (Germaansch, onder invloed van Romeinsche vormen) bevinden zich in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden.
e. De ned. herv. kerk (XIXd) bezit: Preekstoel (1661, door Berent Berents te Groningen, onderstuk nieuw) met getorste Ionische zuiltjes en cartouches in het fries van de kuip. Zerk (1789). | |
[pagina 198]
| |
Zilveren Avondmaalsbeker (1704, merken: Groningen, Johannes Dronrijp). Klok, in 1843 door A.H. van Bergen en U.A. van Bergen te Midwolde gegoten.
g. Watermolen in den Wagenborgerpolder (1794, Stinkvaartster watermolen). | |
Woldendorp.a. Alhier gevonden zilveren muntjes (IX), waaronder een denarius van Lodewijk den Vrome, zijn in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De ned. herv. kerk (H. Petrus) bestaat uit het, door inbreken van groote vensters geschonden twee traveeën diepe, schip (XIIIc) van een overigens verdwenen kerk, die den kruisvorm had, blijkens een gespaard gedeelte der noordwestelijke kruisingskolom in de, thans rechte, sluiting. Tegen den westgevel een latere aanbouw, waarop een dakruiter. Aan de noordzijde sporen der oorspronkelijke, langwerpig-spitsbogige vensters en in den noord- en zuidmuur gedichte ingangen. Inwendig concentrisch gemetselde koepelachtige gewelven met acht ribben, gespannen tusschen spitsbogige gordelbogen op driekwartzuilen en moraalbogen. De westwand wordt boven den ingang geleed door een blinden venstergang: een groep van vier nissen (de twee middelste, hoogere spits-, de twee buitenste rondbogig), onderling gescheiden door vrijstaande zuilen. De kerk bezit: Geverfden preekstoel (1646, blijkens een vroeger aanwezig jaartal, in 1806 van de zuidzijde naar het oosteinde verplaatst) met boogpaneelen; Avondmaalstafel (176). Zerken uit 1628, 1655, 1676. Zilveren Avondmaalsbeker (XVII A, gemerkt R.F.)
g 1. In de ned. herv. pastorie een stichtingssteen (1765) Lodewijk XV. | |
[pagina 199]
| |
2-4. Molens. Dorp: achtkante korenmolen ‘Hercules’ met stelling (1798), het met riet gedekt bovendeel op een lagen gemetselden onderbouw; watermolens in den Woldendorperpolder (1861, later afgebrand) en in den Zomerdij kstermolenpolder. |
|