Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel XI. De provincie Groningen
(1933)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 187]
| |
zeer zware, door een zadeldak gedekten toren (± 1250). Bij de aansluiting van den zuiderdwarsarm en eenig muurwerk van het voormalige schip een rond uitgemetselde traptoren. De kerkmuren worden geleed door van den grond opgaande spitsbogige, ten deele nog van een kraalprofiel en in de koppen van vlechtwerk voorziene spaarvelden (één paar door colonnet gescheiden), waarboven telkens twee flauw-spitsbogige (gedeeltelijk naar beneden doorgetrokken) vensters met kraalprofiel, geflankeerd door, meest nog met vlechtwerk gevulde, velden; hierboven in de oostelijke dwarspandgevels (en bij de zijgevels der koortravee sporen van) een rondboogfries. In den noorderdwarsarm een klaverbladbogig getoogde ingangsnis (de ingang gedicht) met dubbelen kraal. De het best bewaarde oostelijke sluitgevel (met ingebroken ingang) heeft echter vijf zeer hoog-opgaande spaarvelden met kraalprofiel, in welker bovendeel, bij de drie middelste, spitsbogige vensters en, bij de buitenste, vlechtwerk, en hierboven een fries van door zuiltjes gescheiden rondbogige spaarveldjes; in den top (met gewijzigde afdekking) vier nissen met vlechtwerk in kraalprofiel, de binnenste in klaverbladvorm gesloten, geflankeerd door recht gedekte nisjes met vlechtwerk, en geheel boven, een rond casement met kraal. In de onderling eenigszins verschillende geveltoppen (de afdekking gewijzigd) van het dwarspand door colonnetten gescheiden klimmende spaarvelden met kraalprofiel en vlechtwerk. Inwendig: koepelachtige gewelven met acht, (bij drie gewelfvakken) in een soort rozet samenkomende en van hoekschalken opgaande ribben, gescheiden door spitsbogige, met rondstaven gelede gordelbogen op grootendeels weggehakte driekwartzuilen met ringkapiteeltjes. In de sluit- en de westwanden van het dwarspand onder de omkraalde vensters van den grond opgaande, door colonetten met kapiteeltjes gescheiden, rondboognissen. | |
[pagina 188]
| |
De toren heeft een rondbogigen ingang en aan de noord- en de zuidzijde drie, aan de oost- en de westzijde twee eenvoudige galmgaten; de top van den westelijken puntgevel is vernieuwd. Inwendig diepe spitsbogige spaarnissen. De kerk bezit: Rijkgesneden preekstoel (1740). Geverfd gestoelte (± 1700) met het wapen Julsingh. Vele zerken, o.a. met wapens voor Bawe de Mepsche († 1613), Everhardt de Mepsche († 1646) in randomlijsting, Rudolf de Mepsche († 1657) in omranding, een zeer groote en rijke voor Pompejus de Valcke († 1727) en Anna Lucia Julsingh († 1740). Avondmaalszilver: twee bekers, een groote en twee kleine schotels, een kan (alles 1838). Twee klokken, waarvan de slagklok in 1604 door Gert Powels te Emden en de luiklok in 1614 gegoten.
g 1-2. Watermolens. Langelandster molen (polder opgericht 1829), geasfalteerd hout op veldmuren en molen in ‘Het Hondegat’ of Dijksterhuisterpolder, riet op houten onderstuk. | |
Lellens.e. De ned. herv. kerk is een eenvoudig za algebouw waarvan, blijkens een steen met cartouche-omlijsting, waarboven het afgehakte wapen-Gruys, 10 Juni 1667 de eerste steen werd gelegd en dat door Jr. Hilbrant Gruys en Geertruit Gruys-Horenken werd gesticht. Zij bezit: Preekstoel (XVIIb, gelakt) met barok gesneden paneelen en friezen in den trant van Vredeman de Vries. Gedreven koperen doopbekken (XVII?). Orgel (XVIIId), overgang van kabinetorgel naar het gewone type. Een bank met opzetstuk en zijstukken (XVIII A) met het wapen-Wychgel (?) en..............., een met lager | |
[pagina 189]
| |
opzetstuk en zijversieringen (± 1700) met uitgewischt wapen-Tho Leilens of -Ompteda, en een groot aantal eenvoudige banken (XVIII-XIX A). Verscheidene zerken, de oudste 1709, voorts voor Cornelis Brontsema († 1780), Catharina Brontsema-Menses († 1781) en Brontheies Brontsema († 1786). Zilveren Avondmaalsbeker (merken: Groningen 1698, Johannes Dronrijp) met gegraveerd wapen en een (1818, gemerkt V G) met het wapen-Wychgel. Klok, in 1686 gegoten door Carolus Spronneaux en Hugo Veri, gegoten op last van Gruis en Cecilia Tamminga met hun wapen.
g. Aan den in 1897 gedoopten borg of het huis te lellens herinneren nog: de oprijlaan, aan welker einde een groot gesmeed hek en palen (XVIII), bij het terrein met sporen der omgrachting een gesmeed hek (Lellensborg 1801 en Klinkenborg 1785), voorts in het schathuis een cartouche (1681), een markerkopje in een schelp (XVII) en een luiklokje (1681), en in den tuin een gebeeldhouwd voetstuk (XVII) voor een tuinsieraad. Een zandsteenen tuinvaas, van hier afkomstig, bevindt zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
2. Achtkante watermolen in den polder Bouwlust (1869): riet op steen. | |
Tenboer.a. Germaansch aardewerk, netverzwaringen, spinschijfjes en andere voorwerpen (alles terpentijd), van hier afkomstig, zijn in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden.
e. De thans ned. herv. kerk, de kerk van het voormalige Benedictijnenklooster is een rechtgesloten gebouw (XIII B) van vier traveeën met een nieuw torentje | |
[pagina 190]
| |
op den, blijkbaar lateren, westgevel (XV). In den noordmuur teekenen zich af bij de beide oostelijke traveeën de rondbogige schildbogen, en in den zuidmuur over drie traveeën van het O. behalve deze bogen - waaronder twee gedichte rondbogige doorgangen naar de kerk - ook de aanzetten der overwelving van verdwenen gebouwen of gangen. Een ten W. vrijstaande toren moet ± 1800 zijn afgebroken. In den door lijsten gedeelden westgevel met dubbel versneden beeren een rondbogige ingang met imposten en een sluitsteen, waarboven een door spitsboognissen geflankeerd spitsboogvenster en vervolgens drie spitsbogige spaarvelden met holle kanten. De door lisenen en een waterlijst gedeelde zijgevels vertoonen boven die lijst telkens twee van een kraalprofiel voorziene spitsbogige vensters (sommige gedicht, andere naar beneden doorgetrokken), geflankeerd door dergelijke spitsbogige nissen (aan de noordzijde een paar naar beneden doorgetrokken en tot vensters geopend, in het midden van den zuidwand geen nissen wegens den daar driehoekig uitgemetselden traptoren) en boven, tusschen de vensters en nissen, drie ronde casementen, de middelste gedicht en die te weerszijde met vlechtwerk. Onder de waterlijst - welke in de twee oostelijke traveeën aan de noordzijde hooger ligt - heeft de noordgevel: in de westelijkste travee een spitsbogige ingangsnis, met kraalprofiel, waarbinnen een eveneens van een kraal voorziene klaverbladbogig getoogde nis, met (gedichten) korfbogigen ingang, geflankeerd door (niet tot den grond doorgetrokken) spitsbogige velden, waarbinnen rondbogige nissen met kraal; in de tweede travee een tweetal door een dubbele colonnet gescheiden, van den grond opgaande spaarvelden; in de derde travee een spitsbogigen (gedichten) ingang, de zuiltjes met kapiteeltjes, waarnaast, tegen den traptoren een dubbele zuil met draagstuk (waarop vroeger de na te noemen Christuskop rustte?). | |
[pagina 191]
| |
De sluitgevel heeft drie langwerpige spitsboogvensters, geflankeerd door spitsbogige spaarnissen, waarboven ronde casementen, de middelste met gedichte opening, de overige met vlechtwerk; in den top een groot spaarveld, waarbinnen klimmende, door colonnetten gescheiden spaarvelden met verschillend gedekte (de belde middelste klaverbladbogig) nissen met kraalprofiel en vlechtwerk en, geheel boven, ruitvlechtingen. In den zuidwand een steen (uit pastorie of klooster): ‘sub domino Gerardo...... Abbat. Ao 1565’. Inwendig een moderne vlakke zoldering. De rijkst behandelde, thans door een muur van de preekkerk gescheiden, oostelijke travee heeft in de zijwanden en terzijde in den oostwand spits- of rondbogige van den grond opgaande, meest nog omkraalde nissen, waarboven een doorgaand smal spaarveld, onderbroken door rondbogige nisjes en (deels verdwenen) zuiltjes; in den sluitwand om de vensters colonetsgewijs opgaande en onderling verbonden kralen, door ringen onderbroken. De kerk bezit: Houten balk met tekst en ‘Ao. 1618’ (op den ingebouwden muur), afkomstig van het voormalige koorhek. Geverfden preekstoel (XVIIc) met barokke lijstpaneelen en friezen. Twee overhuifde banken met o.s. nog drie en zes laatgothische holgeprofileerde armsteunen op zuiltjes (XVI). Verscheidene zerken, de oudste van 1617; eenige dienen als kerkpad. Twee houten kronen (XVIIId), zes-lichts. Twee oude offerblokken. Zilveren gedreven en gegraveerden Avondmaalsbeker (1665, merken: Groningen, T en R ineen), en een in 1850 geschonken beker. Klok, in 1705 vergoten door Mamees Fremy. In het Museum van Oudheden te Groningen een baksteenen Christuskop (XIII), van hier afkomstig. | |
[pagina 192]
| |
g 1-8. Molens. Ronde witte steenen korenmolen (1839); Grauwedijk: achtkante korenmolen met stelling ‘Windlust’; watermolen in den Boltjerpolder (opgericht 1818, 1868?); Oosterdijkshorn: houten spinnekoppen in den Reddingiuspolder (1867) en den Ten Boersterpolder (1857); St. Annen: achtkante watermolen in den Lichtenvoortsterpolder (1892), riet op steen. | |
Tenpost.a. Een bronzen munt van Antoninus Pius uit de wierde ten W. van Tenpost bevindt zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De ned. herv. kerk, een modern zaalgebouwtje, bezit: Geverfden preekstoel (XVIIb) met eenigszins barokke paneelen en met lezenaar (XVIII A).
g 1. Ronde steenen korenmolen met stelling (waarschijnlijk XIX).
2. Zeskante houten zaag- en korenmolen met stelling (1852, oude korenmolen van Westeremden, het binnenwerk uit Oost-Friesland afkomstig). | |
Tezinge.e. De ned. herv. kerk bestaat uit het door verlaging van het muurwerk en anderszins verminkte koor van een travee met uitwendig veelzijdig gesloten, doch inwendig halfronde sluiting (± 1250) van de overigens in 1786 afgebroken kruiskerk van het voormalige Benedictinessenklooster Germania (in 1183 gesticht?) en een toen van de afbraak daartegen herbouwd westelijk kerkgedeelte, blijkens het jaartal boven den ingang en een knip-teekening. In den zuidwand, der, evenals de sluiting door lise- | |
[pagina 193]
| |
nen versterkte, koortravee twee van den grond opgaande spaarvelden met kraal-profiel en sporen van een derde, waarin de ingang, inwendig nog met dubbelen kraal; hierboven het grootste deel van een (gedicht) venster met uit- en inwendig kraalprofiel en van een nis met vlechtingen. Op den noordmuur dier travee bevinden zich moeten van rondbogen, waarboven een reeks spitsboognisjes, vermoedelijk van vroegere aanbouwsels, en het benedendeel van twee gedichte vensters, geflankeerd door spaarvelden met vlechtingen, alles uit- en ten deele inwendig met kraalprofileeringen. Inwendig, in den noordwand een diepe nis met kraalprofiel voor den gedichten doorgang en onder de overblijfselen van het gedichte venster en de nissen drie van den grond opgaande, door schalken met fraaie kapiteeltjes gescheiden spitsbogige spaarvelden. De kerk bezit: Preekstoel (± 1650) met eenigszins barok-gesneden lijstpaneelen. Koperen lezenaar (XVIII). Eenige zerken, waarvan de oudste 159(7?) voor Coppen de Mepsche, verder een (1664) met wapens en (voor de kerkdeur) een met wapen-De Mepsche. Tinnen Avondmaalsschotel (1699). Klok, in 1817 door A.H. van Bergen en M. Fremy gegoten, voorts met de namen C. Fremy en U. van Bergen.
g 1. Een zandsteenen schouw (1564) uit de boerderij stuurwold bevindt zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
2-5. Molens. Achtkante korenmolen met stelling (1852): riet op steen; achtkante watermolens in den Kievitspolder (opgericht vóór 1854) en den Bovenrijgster of Jan Nanningspolder (1799); Bovenrijge: zaagmolentje op schuur. | |
[pagina 194]
| |
Wittewierum.a. Vaatwerk (terpentijd) uit de wierde is in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De huidige ned. herv. kerk, een modern of althans geheel gemoderniseerd en gepleisterd gebouw, bewaart geen herinneringen aan de reeds in 1211 vermelde en in 1238 vernieuwde kerk van de vermaarde Praemonstratenser abdij Bloemhof te Wittewierum. Zij bezit: Bank (XVIIb) met wapen, gevierendeeld: 1 en 4 Rengers, 2 en 3 Polman, in cartouche, gehouden door vogels. Verscheidene zerken o.a. een van zandsteen met gebeeldhouwde wapens voor Swer Renghers († 1558), hardsteenen zerken voor Judith Wermelo Rengers († 1618), Johan Rengers († 1626), Elysabeth Rengers († 1634), Bawe Jensema weduwe Johan Rengers († 1636), Edsert Rengers († 1652), en zijn vrouw Bawe Clant († 1652), Egbert Rengers († 1663). Geschilderde wapenborden voor Lammert Schotto Rengers († 1779) en zijn vrouw Ambrosia Elisabeth Bentinck († 1779) in gebeeldhouwde omlijsting Lodewijk XVI. Zilveren Avondmaalsbeker (merken: Groningen 1654, Hendrik Muntinck) met wapen-Rengers en -Polman. Klok, in 1829 door A.H. van Bergen gegoten, Rengers Hora Siccama collator. | |
Woltersum.e. De ned. herv. kerk, blijkens de kerkeraadsnotulen in 1837-'38 vrijwel herbouwd naar bestek van Pieter Kuipers, timmerman in Ten Boer en onder bestuur van Willem Reinders, mr. timmerman in Woltersum, een zaalgebouw met rondboogvensters binnen, van den grond opgaande, rechthoekige spaarvelden, met een toren op | |
[pagina 195]
| |
het vroegere koor (ter vervanging van een ten N.O. vrijstaanden toren), bestaande uit een hoog vierkant benedendeel en een laag achtkant bovendeel met rondbogige nissen of galmgaten, bezit: Preekstoel en een paar opzetstukken (XIX A) van banken. Een steen (in het gebouw gemetseld) voor Johan van Welveldt († 1634) en een zerk (1769). Koperen bolkroontje (XIX A), tweemaal zes-lichts. Zilveren Avondmaalsbeker (1623; merken: dubbele adelaar, P, onduidelijk) met wapen.
g 1. Achtkante korenmolen met stelling: riet op hout, rieten kap.
2. Achtkante houtzaagmolen (1867), geheel van hout.
3-4. Achtkante watermolens in den Luddeweersterpolder (1802), van riet op veldmuren en den Blokumerpolder (1871). |
|