Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel XI. De provincie Groningen
(1933)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendSlochteren.Harkstede.e. De ned. herv. kerk, blijkens een gedenkbord in 1692-1700, in den trant der middeleeuwsche Groninger baksteenkerken, doch met detailleering uit den eigen tijd, gesticht door den Ommelander syndicus Henric Piccardt en zijn vrouw Anna Elisabeth Rengers en gebouwd door den metselaar Henric Coeur en den timmerman Geert van der Aa van Groningen, is een door twee lage beuken, waarover riblooze kruisgewelven met gordelbogen, onderkelderd driezijdig-gesloten gebouw van vier traveeën; over de (van het W.) derde travee aan de noordzijde een vierkante uitbouw, waaronder de grafkelder van het geslacht Piccardt en aan de zuidzijde een van een vroegere kerk afkomstige en oorspronkelijk vrijstaande toren (XIII A), vermoedelijk in 1657 (blijkens een steen met het wapen der stad Groningen in den zuidgevel) of anders bij den bouw der kerk hersteld en van een houten spits van twee open achtkante geledingen op het afgeknotte dak voorzien. Tweemaal versneden beeren en spitsboogvensters. Een steenen trap voor den gevel - waaraan verbonden een trap naar de beun (1824?) leidt naar de rechthoekige ingangsnis met een rondbogige, door blokken verlevendigde ingang, waarboven het wapen-Piccardt en Rengers en een cartouche, herinnerende aan den bouw in 1694; hooger in het gevelveld een relief: Johan- | |
[pagina 172]
| |
nes de Dooper en Abel (?), het Lam Gods aanbiddende. De zware toren heeft aan de zuidzijde nog vier rondboognissen met verschillend gevormd vlechtwerk en het wapen der stad Groningen (1657) en honger aan de drie vrijliggende zijden eenvoudige ronde galmgaten. Inwendig kruisribgewelven op schalken - waartusschen bij het oostelijk gedeelte onder de vensters spaarnissen, gedeeld door met rondbogen verbonden zuiltjes - op welker kapiteelen het wapen-Piccardt en -Rengers. Op de verdieping van den uitbouw een kerkekamer, waarvoor het orgel. In de sluiting een relief: Mannaregen (?). De toren heeft inwendig aan alle zijden op geringe hoogte diepe rondbogige nissen. De kerk bezit: Geverfden gesneden preekstoel (± 1700), bekroond door een figuur met bijbel. Orgel met geverfde gesneden kas (± 1700) met het wapen-Piccardt en -Rengers. Banken (± 1700), boven die (achteruitgezet) onder de kerkekamer teksten in gesneden omlijsting. Epitaaf (± 1700) met treurende putti en doodssymbolen, naast den ingang tot den grafkelder in de kelderverdieping; bij de kosterswoning een zerk (1656). Eenige gebrandschilderde ruitjes (1695, in de kerkekamer) met de namen en sporen der wapens van Henric Piccardt en Anna Elisabeth Rengers. Gedenkbord van den bouw (± 1700), in de kerkekamer. Avondmaalszilver: twee bekers (merken: Groningen 1700, Johannes Dronrijp) met balustervoet, geschonken door Henric Piccardt en echtgenoote, een diaconiebeker van Scharmer (1724, geen zilver?), een blad (merken: Groningen 1725 , Barent Pootholt?), \ bij combinatie met Scharmer aan Harkstede overgegaan en een (1850). Klok, in 1818 gegoten door Andries H. van Bergen en lei. Fremy. | |
[pagina 173]
| |
g 1. Een paar gedenksteenen van het afgebroken huis ‘Klein-Martijn’ van Piccardt bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
2. Achtkante korenmolen (± 1830) met stelling: geasfalteerd hout op steen, geasfalteerd houten kap.
3. Achtkante watermolen in den polder ‘Het Lageland’ (opgericht 1877).
4. Klein-Harkstede. Spinnekop-watermolen in den Bakkerspolder. | |
Hellum.e. De ned. herv. kerk, in 1295 gesticht, is een zeer gewijzigd (schipankers: 1646) en door een pleisterlaag bedekt - waaronder vooral bij het best bewaarde koorgedeelte veel tuf moet schuilgaan - halfrond-gesloten gebouw met een van groote steen gemetselden toren, welks benedendeel eveneens veel tuf zou bevatten, afgesloten door een laag inspringend houten bovendeel met ingesnoerde spits (XIX); de toren en het koor zijn op veldkeien gefundeerd. De sluiting heeft nog lisenen en hooggeplaatste flauw-spitsbogige gedichte vensters of nissen. Bij den toreningang op blokken: 1795 en in den sluitsteen de wapens-Rengers en -Lintelo (?). Inwendig een houten zoldering. De kerk bezit: Geverfden en vergulden preekstoel (1750, trap jonger) met gesneden paneelen Lodewijk XIV, in het middelste waarvan het wapen van L.S. Rengers. Geverfde bank met opzetstuk (XVII B of wat later), waarin de wapens-Ripperda en -Rengers. Zerk met rijk gebeeldhouwd wapen in cartouche-omlijsting voor Anna Margaretha Ripperda-Rengers († 1663) en voor de kerkdeur een fragment met de wapens-Rengers en -Ten Water. | |
[pagina 174]
| |
Twee ronde wapenborden, een gebeeldhouwd met het wapen-Rengers, waaronder bordje: 1568 voor Frans Rengers van de Post en een geschilderd voor Egbert Rengers († 1587), en een geschilderd ruitvormig bord (1630) met het wapen-Van Ittersum. Zilveren beker (merken: Groningen 1665, Henrick Muntinck) met het wapen-Rengers-Ittersum. Klok, in 1300 (?) gegoten. | |
Kolham.a. Een alhier gevonden muntje van Antoninus Pius bevindt zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De ned. herv. kerk, een gepleisterd driezijdig gesloten zaalgebouw, waarin spitsboogvensters, met dakruiter op den gevel (boven den ingang het provinciewapen en: 1641) bezit: Preekstoel (± 1650, gelakt) met boogpaneelen. Luifelbank met zijschotten en wapen-De Sandra Veltman (± 1700). Zerk voor ds. Gualtherus Piccardt († 1742) met wapen en draperie. Zilveren gegraveerden Avondmaalsbeker (XVIIB, geen merken) en schotel (merken: Groningen 1705, C L?), geschonken door den unicus collator H. de Sandra Veltman. Klok, in 1808 door Andries Heeres van Bergen gegoten met den naam en het wapen van den unicus collator H. de Sandra Veltman.
g 1-2. Molens. Dorp: achtkante korenmolen met stelling (1906, achtkant en kap afkomstig van een watermolen aan de Borgsloot, daarvóór iets ten Z. afgebrande achtkante grondmolen); achtkante watermolen (1856); riet op veldmuren, in den Kolhamster Westerpolder. | |
[pagina 175]
| |
Scharmer.e. Op het kerkhof der grootsche in 1824 afgebroken kerk bevinden zich nog enkele zerken met wapens, de oudste van 1605.
g 1-4. Achtkante watermolens in den Scharmer Kloosterpolder, thans Polder Scharmer (opgericht 1845), den polder Scharmer Laagveenontginning (opgericht 1904), den Rozenburger Molenpolder (opgericht 1878) en den Oostpolder (opgericht 1885). | |
Schildmeer.g 1-5. Om het meer watermolens in den Tatjehörnder molenpolder (opgericht 1868, overgebracht van den zuidoever), den Zandwerfpolder (opgericht 1892, Helmster molen, riet op hout en steen), den Overschildpolder (1806, achtkant, riet op veldmuren) en den Uiterbuursterpolder (1890, na afbranden vorige molen uit 1800, achtkant). | |
Schildwolde.e. De ned. herv. kerk is een gepleisterd, 5/8-gesloten zaalgebouw, in 1686 blijkens den ingangssluitsteen gebouwd (op oudere grondslagen?), waarbij een indrukwekkende vrijstaande toren (XIII B, onoordeelkundig hersteld in 1829 blijkens ankers, voorts in 1885, 1904-05 en 1929, vooral in het zuidwestelijk bovengedeelte). Deze met geringe verjongingen opgaande toren is gedekt met een gemetselde, van de hoekpunten der vier topgevels opgaande achtkante spits. Oorspronkelijk klaverbladvormig getoogde (?) ingang aan de zuidoostzijde. Flauwspitsbogige galmgaten, geflankeerd door gelijke spaarnissen (meest met kraalprofiel in den boog, de nissen ten deele nog met vlechtingen) tusschen een benedenste | |
[pagina 176]
| |
boogfries, waaronder en waarboven zaag- of muizenlanden, en het afsluitende spitsboogfries. In de puntgevels klimmende smalle spaarvelden, ten deele nog door de oorspronkelijke boogjes gedekt en onderling door zuiltjes of stijlen gescheiden, waarbinnen spitsboognisjes met vlechtingen (een enkele met kraalprofiel). De kerk bezit: Preekstoel (1661, gemerkt G G W en huismerk) met dorpsch snijwerk en getorste zuiltjes aan de kuip. Dubbelen koperen kaarsarm (XVIII). Twee banken (± 1660) met gesneden friezen en zijstukken met pijnappels en opengewerkte paneelen, waarvan de eene met opzetwapen-Venhuizen en -boeren familie en de andere met overhuiving op schroefzuilen, waarboven een rijk opzetstuk: cartouche met festoenachtige motieven en wapen; voorts een bank (XVIIId) met overhuiving, waarop het wapen-Wijchgel. Verscheidene zerken, de oudste van 1601, voorts voor Jele van der Laer († 1620), Gerbrandt Froom († 1666), Jan Geertsema († 1758) en Hermanna Verhagen († 1761). Twee zilveren Avondmaalsbekers, een grooten op drie leeuwtjes met gedreven voet en gegraveerde voorstelling van den zeeslag bij Duins (merken: Groningen 1644, W en J ineen), in 1806 geschonken door Mevr. Wijchel-Geertsema en een door haar in 1845 geschonken. Uurwerk (1702, door R. Symons, in 1908 hersteld). Twee klokken, waarvan een in 1603 gegoten door Gregorius Gregori uit Halle (Saksen) en een in 1785 vergoten door C. Fremy en M.F. Heidefeld.
g 1-4. Achtkante molens. Korenmolen met stelling ‘De Hoop’ (1809 of 1819, door den molenbouwer Kunst uit Niewolde, in plaats van standerd); watermolens in den Zandwerfpolder, den Overschildpolder (1872, hout), den Zandjerpolder (1892, vroeger houtzaagmolen van Foxholsterbosch, de vorige molen ± 1879 verkocht | |
[pagina 177]
| |
naar den Fledderboscherpolder in Tenboer) en den Kloosterpolder (opgericht 1799). | |
Siddeburen.e. De ned. herv. kerk is een gepleisterd en door het inbreken van groote vensters gewijzigd gebouw (westelijk gedeelte XII A, oostelijk gedeelte en geheele overwelving XIII A) van vier traveeën met ietwat inspringende en hoogere halfronde sluiting en een forschen zadeldaktoren (naar het schijnt verlaagd XIX A). Het muurwerk der twee westelijke onversierde traveeën bestaat uit tuf. De beide oostelijke traveeën hebben in het bovendeel der muren een door een rondboogfries afgesloten doorgaand spaarveld, de sluiting zeven van den grond opgaande rondbogige spaarvelden, waarboven een lichte verjonging. De toren bestaat uit een van tuf opgetrokken benedendeel, waarin groote (thans rechtgesloten) spaarvelden, een geleding van afwisselende lagen tuf- en baksteen en een laag baksteenen bovendeel met tentdak; boven den ingang een steen: 1803, doelende op een plaatselijke vernieuwing (in 1932 op zeer schendende wijze herhaald). Inwendig over de diepe westelijke travee een koepelachtig gewelf op acht ribben, onderling bij hunne samenkomst door, tegen een sluitring stootende, klaverbladstaven verbonden, over de drie andere traveeën meloenvormige koepelachtige, in vischgraatverband gemetselde gewelven met vier in een sluitring samenkomende ribben, alle gespannen tusschen rondbogige muraalbogen en spitsbogige gordelbogen (beneden schuin weggehakt), geschoord door inwendig gemetselde beeren; over de sluiting, afgescheiden door een rondbogigen triomfboog, een lager koepelachtig gewelf met vier (twee van kraagsteenen opgaande) ribben, waartusschen, bij hunne vereeniging in een fraaien druiper, klaverbladstaven. De sluiting heeft inwendig | |
[pagina 178]
| |
onder de vensters eveneens van den grond opgaande rondbogige nissen. De kerk bezit: Geverfden preekstoel (XVIIc) met eenig snijwerk en Ionische zuiltjes aan de kuip, en gesneden doophek (XVIIc) met siertrossen op de stijlen. Voorlezerslezenaar (gemerkt: I, 1693 R B), waaronder randje met gothisch motief. Koperen doopbekken (1811). Verscheidene zerken, de oudste van 1665. Twee zilveren Avondmaalsbekers, een (1762, merken: Groningen, Barent Pootholt) met het wapen van L.S. Rengers, toparcha in Siddeburen, en een (1831).
g 1-3. Molens. Achtkante korenmolen met stelling ‘Windlust’ (1871, daarvoor aan de Ouden Weg ten N.O. van de kerk); achtkante watermolen (tegen 1800) in den Kleine Oostwolderpolder en in de Oostermeeren: Noorderpolder (1807); Spinnekop (?) in den Ruigsterpolder (opgericht 1878?). | |
Slochteren.a. Een aarden potje (laat-Karolingsch), van hier afkomstig, is in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden.
e. De ned. herv. kerk, in 1783 (volgens een steen boven den ingang in den noordgevel) op last van mr. Hendrick de Sandra Veldtman herbouwd en vernieuwd, is het door aanzienlijke verlaging der muren, het inbreken van groote vensters, enz. verminkte en na brand in 1881 gepleisterde overblijfsel van het dwarspand eener grootsche kruiskerk (± 1300). De noord-, zuid- en westgevels vertoonen uit- en vooral inwendig nog sporen van de oorspronkelijke behandeling: van den grond opgaande, door colonnetten gescheiden hooge spitsbogige spaarnissen, waarboven het benedendeel van nissen en gedichte | |
[pagina 179]
| |
vensters, enkele nog met rondstaaf. De ten O. vrijstaande, met een geringe verjonging opgaande, zadeldaktoren (XIII B) heeft een eenvoudigen rondbogigen zuidingang en aan zuid- en noordzijde twee - waaronder een klein rondbogig gat - aan oost- en westzijde drie galmgaten; in de topgevels met twee spitsboogjes gesloten, klimmende spaarnissen, waarin nog grootendeels verschillend gevormd vlechtwerk. Inwendig ter hoogte van de tweede zoldering inkassingen voor een gewelf. De kerk bezit: Ronden preekstoel (XIX A). Enkele zerken, de oudste voor Zeino Henrick Rengers († 1613) met gebeeldhouwd wapen in cartouche en hoekwapens. Twee koperen bolkronen, tweemaal zes-lichts, en een kroontje, zes-lichts (XVIII). Rouwborden voor Anna Elisabeth Piccardt-Rengers († 1704) en Henric Piccardt († 1712). Gedreven en gegraveerden zilveren Avondmaalsbeker (merken: Groningen 1632, Berent Alberts). Koperen collectebus (1768). Klok, in 1373 gegoten, naar het schijnt afkomstig uit de afgebroken kloosterkerk te Wittewierum.
g 1. De fraeylemaborg is een oud, door grachten omgeven, wellicht in oorsprong middeleeuwsch, doch sindsdien zeer gewijzigd en grootendeels gepleisterd gebouw, dat van den oorspronkelijken toestand slechts den grondvorm, een hoofdgebouw met boven het dak oprijzenden, door afschuining der hoeken van vier- tot achtkant overgaanden toren (XVII?) met ingezwenkte afdekking, en met loodrecht op het gebouw staande korte, naar voren springende vleugels heeft behouden. Het hoofdpaviljoen heeft een risaliet met omlijste middentravee en balustrade (XVIII B). Inwendig een vestibule, waarin een ordonnantie met stucwerk-Lodewijk XVI, afkomstig | |
[pagina 180]
| |
van de laatste verbouwing (1781), een kamer met fraai gesneden eiken schoorsteen (± 1700), waarin het wapen-Piccardt en met een beschilderde balkenzoldering, in de groote zaal een schoorsteenstuk: Willem III door Brandon, een eenvoudige schoorsteen (XVIIIc) van marmer en stuc, een kamer met twee witjes, waarvan een (1775, door E. van Drielst), in de achterzaal stucwerk en een kamer met geschilderd behang (XVIIId). In het park verscheidene vazen (XVIII), waaronder een groote (XVIIId). In het slot hangen de volgende doeken: twee kerkinterieurs (door P. Neefs), twee genrestukken (door H. Mommers), twee italieniseerende landschappen (door A. Pijnacker), portret van den syndicus Piccardt (door J. Sterrenberg), een harpspelende David (± 1700, heet te zijn besteld door H. Piccardt), verschillende portretten van het geslacht De Sandra (XVII-XVIII) o.a. generaal De Sandra (door Pieter van Onraet) en twee andere (door denzelfde), vier (door Corn. Troost) en een kwartierstuk-De Sandra (1679); voorts twee kanonnetjes met het wapen-De Sandra, eenige in de omgeving gevonden urnen met bijpotjes, enz.
2. In de herberg, vroeger het rechthuis, ‘Het Hoogehuis’ worden verschillende schilderijen bewaardGa naar voetnoot1): een vrouwsportret (1572, aet. 47), een mansportret (1595, aet. 68), een vrouws- en mansportret (beide 1617, ‘aet. 57 en 59’) met wapens, en voorts een idyllische groep van drie kleine meisjes (± 1700?).
3-7. Achtkante watermolens in den Oosterpolder (1787, ‘Meneersmeulen’), den Kleinen Oosterpolder (opgericht 1825), den Grooten Polder (1783), den Kooipolder (1903), den Ruitsterpolder (opgericht 1829) en den Hooilandspolder (opgericht 1898, oorspronkelijk oliemolen van Onderdendam). |