hebben en de sluiting, thans zonder gewelf -, gescheiden door spitsbogige gordelbogen op halve-zuilen met kraalprofielen. De wanden hebben beneden van den grond opgaande spitsbogige nissen, de de vensters flankeerende nissen zijn segmentvormig gesloten; bij de koortravee onder de vensters met twee rondboogjes gesloten nissen, bij de sluiting geen nissen. De kerk bezit:
Koorhek (1805), waarvoor bank (vernieuwd in 1805) met oudere koperen kandelaars.
Rijkgesneden preekstoel (1758 of wat later) in stijl Lodewijk XV (in 1779 gelakt) met twee koperen tweearmige kaarshouders.
Doophek in stijl Lodewijk XIV (in 1779 gelakt) met rijken voorlezerslezenaar-Lodewijk XV.
Orgel (in 1768 vergroot en verbeterd door A.A. Hintz, hersteld en gewijzigd in 1855) met rugpositief en gesneden borstwering.
Galerij (XVIIIc) in den noorderdwarsarm, de borstwering met gesneden paneelen.
Verscheidene zerken op het kerkhof en in het dorp, de oudste uit 1603.
Gewelfschildering (XV, blootgelegd: 1906) op het koorgewelf: Opstanding.
Koperen kroon (XVIII B), tweemaal acht-lichts, met het provinciewapen.
Avondmaalszilver: drie bekers, een (1642; merken: Groningen B L), een (1805, gemerkt F S) en een (1837); vier schotels (1850).
Klok, in 1817 hergoten door Udo van Bergen, zoon van een der gieters.
2. De doopsgezinde kerk is een eenvoudig zaalgebouw (1811).
g 1-6. molens. Dorp: twee achtkante korenmolens met stelling, waarvan een hooge, ‘Aurora’ (1833);