| |
Bierum.
Bierum.
e. De thans ned. herv. kerk bestaat uit een schip van drie traveeën (± 1250), een door vijf achthoekszijden omsloten koor (vermoedelijk XIVa) en een op 60 cm lager peil gelegen toren (wellicht wat ouder dan het schip), geflankeerd door, niet geheel in het verlengde van het schip gelegen, lage zijvleugels. Van de schipmuren, geschonden door het inbreken van groote vensters, wordt de zuidelijke met sporen van vroegere rondboogvensters geleed door lisenen, verbonden door een rondboogfries (enkele blokken tuf), terwijl de noordelijke muur met een gedichten rondbogigen ingang slechts een doorloopend rondboogfries heeft; in de oostelijke travee aan de zuidzijde een gedicht segmentvormig gesloten nisje en aan de noordzijde een gedicht rond gat (hagioscopen?). Het door beeren versterkte koor bezit nog enkele, vrijwel oorspronkelijke, langwerpig-smalle spitsboogvensters (één gedicht). Het rondboogfries der westpartij, niet geheel op gelijke hoogte als dat van het schip, is slechts aan de westzijde gaaf bewaard. De vlakopgaande zadeldaktoren, door een lateren zwaren westboog geschoord, heeft boven de lessenaarsdaken der vleugels drie rondbogige spaarvelden en voorts kleine rondbogige galmgaten, ten deele met halfronde aanzetsteenen.
| |
| |
Inwendig over het schip tusschen spitsbogige gordelen muraalbogen gevatte koepelachtige gewelven met zes in rijke rozetten samenkomende, tot den grond doorgetrokken ribben; de gewelven hebben ten deele in vischgraatverband of met rechthoekige vlechtingen, ten deele concentrisch-gemetselde schelpen (bij het westelijke eenigszins bolvormig). Het koor, afgescheiden door een gedrukten triomfboog, heeft een lager gothisch straalgewelf met ronde ribben, eveneens op kolonnetten; op den noordelijken koormuur een geschilderd wijdingskruis (in 1922 blootgelegd) en in den oostmuur een nis (vermoedelijk piscina) achter de heerenbank. De westbouw heeft over de, als gevangenis dienende, benedenruimte een vlak koepelgewelf met zeer flauw gebogen zijgewelven. Op de verdieping een, oorspronkelijk door een nog aanwezige in den muur der noorderzijde uitgespaarde trap (benedeningang gedicht), doch thans door een latere houten trap uit het schip toegankelijke kapel; deze had een koepelgewelf, waarvan slechts de gewelfzwikken over zijn, gedragen door de spitsbogen over de oostelijke en westelijke nis en de spitsbogige tongewelven over de verdieping der zijruimten. De kerk bezit:
Preekstoel (± 1650), de op een geschort figuurtje rustende kuip versierd met barok-gesneden boogpaneelen tusschen Ionische gegroefde zuiltjes; eenvoudig doophek (± 1650) met eenig snijwerk.
Orgel (1792), de gesneden kas o.a. met de wapens der schenkers, het echtpaar Maneil-Alberda; de tribune op, tot 1922 gemarmerde, houten zuilen.
Heerenbank (XVIII B) met gesneden friezen en opzetstuk met het wapen-Maneil-Alberda, en vele eenvoudige eiken banken (XVII-XVIII); eenvoudige Avondmaalstafel (XVIII).
Gothische zandsteenen zerken met wapens voor Willem Ubbena († 1539) met twee kwartieren en Remmert van
| |
| |
Berum († 1554) met vier kwartieren; hardsteenen zerken voor Jeye Thedema tho Berum († 1606), Abel van Berum († 1653) en Asinga Swier Clant († 1665).
Gesneden kroon (XVIII A) in Lodewijk XIV-stijl, zeslichts.
Gesneden draperie-rouwbord Lodewijk XV voor Marmolt baron van Maneil († 1765); eenvoudig bord voor Onno Joachim van Berum († 1733).
Zilveren Avondmaalsbeker (1720, merken: Groningen, Johannes Dronrijp), geschonken door Onno Joachim van Berum; oud tinnen bordje.
g. Aan den voormaligen borg luinga ten Z. van de kerk herinnert nog het omgrachte borgterrein en de brug met twee gemetselde bogen, waarop het zandsteenen wapen-Van Maneil en: anno 1756.
| |
Godlinze.
a. Vele voorwerpen uit het inheemsche laat-Merovingsche-Karolingsche grafveld (± 600-825) bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De thans ned. herv. kerk is een in 1865 gepleisterd (blijkens een steen in de sluiting; onder de pleisterlaag, naar het schijnt, nog veel tuf) en verminkt gebouw, bestaande uit een schip van drie traveeën, een vijfzijdig gesloten koortravee (beide ± 1250) en een ongepleisterden, doch eveneens (blijkens steen) in 1554 ten tijde van Jvr. Hake Ripperda en later (boven den toreningang: 1703, wapen-Polman uit 1714 en een steen, herinnerende aan een vernieuwing in 1885) gewijzigden toren (in oorsprong wellicht XIII A).
Het schip heeft aan de noordzijde een gedichten, rondbogigen ingang. De zonder beeren opgaande zadeldaktoren van drie door waterlijsten gescheiden geledingen, waarvan de bovenste eenigszins inspringt, is tot de eerste lijst van groot formaat steen en hierboven in kleinere steen met hoekblokken om- of gemetseld. Beneden aan de noordzijde ten deele nog de oorspronkelijke behandeling: door lisenen gescheiden rondbogige spaarvelden,
| |
| |
waarboven dergelijke grootere velden. Inwendig over het schip meloenvormige koepelachtige gewelven, in de beide westelijke traveeën met zes in rozetten samenkomende, in de oostelijke travee met vier, alle oorspronkelijk tot den grond doorgetrokken ribben, gespannen tusschen door muurpijlers gesteunde flauw-spitsbogige gordelbogen met rond-staafprofiel en welhaast rondbogige muraalbogen. Over het koor een dergelijk lager gewelf met acht ribben, boven hunne kapiteeltjes door spitsbogige, tegen den sluitring stootende rondstaven verbonden. In den noordwand van het koor een uitmetseling voor een hostiekastje. De toren, die niet geheel bij het schip aansluit, had over de benedenruimte een uitgebroken koepelgewelf; flauw-spitsbogige spaarbogen tot de hoogte der galmgaten, en tot zoover groot formaat steen. De kerk bezit:
Hostiekastje in natuursteenen omlijsting, waarboven een sierstuk met eenig maaswerk.
Eenvoudigen preekstoel (XVIIId) en doophek.
Orgeltribune met wapens-Alberda en -Berchuys in gesneden omlijsting en orgelkas met een paar paneelen in den trant van Lodewijk XVI.
Losse bank (XVII A) op de orgelgalerij; heerenbank (XVII B) met barok gesneden paneelwangen tusschen gegroefde stijlen en friezen, de overhuiving gedragen door getorste zuilen; eenvoudige soortgelijke overhuifde bankengroep (XVII B) met gesneden bovendeurstukken en friezen.
Zerken met wapens uit 1653 (-Van Houbingius) en 1668.
Overblijfselen van gewelfschilderingen (XV, in 1921 gefixeerd door Jacob Por) op het koorgewelf: lam Gods, evangelistensymbolen, later ornament en op het oostelijke schipgewelf in een cartouche (XVII A) ‘Hans van der Stralen mit sine knechten V. van Norden, Abel Johan van Norden, Helmoedt.... en Eke van Norden’.
| |
| |
Houten offerblok (XVII of XVIII).
Klokje, in 1432 gegoten.
Een zilveren Avondmaalsbeker is thans in het Museum van Oudheden te Groningen.
g. Achtkante korenmolen (1850) met stelling, geheel van hout.
| |
Holwierde.
a. Puntvormige potten (late middeleeuwen) en een baksteenen trechter (?, namiddeleeuwsch) uit een wierde bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De thans ned. herv. kerk bestaat uit een schip (in oorsprong vermoedelijk XII, verbouwd XIII B), een dwarspand (XIIId) en een 7/12-koorsluiting (± 1300). Vooral door Benige verlaging der muren en slooping der dwarspand-toppen en uitbreken der schipgewelven in 1825 is het gebouw geschonden. De reeds XIX A geschonden, ten Z. vrijstaande toren is vervolgens afgebroken en in 1854 vervangen door een houten top op den westgevel (blijkens opschrift boven den ingang). Het twee traveeën lange schip, met later verzwaarde lisenen, beneden van tuf en hierboven van baksteen met eenig tuf, heeft in elke travee een (verlengd en gewijzigd) spitsboogvenster, geflankeerd door spitsboognissen (aan de zuidzijde een verdwenen) met kraalprofiel; aan de noordzijde een gedichten rondbogigen ingang met uitgekraagde halfronde deklijst en aan de zuidzijde sporen van een verdwenen ingang, in het benedendeel der muren voorts sporen van vroegere rondbogige openingen. Het dwarspand heeft rijkbehandelde ingangen met drie rondstaven en vullingen in de spitsbogige boogvelden van Bremersteen met maaswerk; hierboven spitsboogvensters met kraalprofiel, geflankeerd door dergelijke nissen met
| |
| |
keper-vlechtingen, gezamenlijk binnen rechthoekige (aan de noordzijde muizentand) spaarvelden. Bij het door driemaal versneden beeren versterkte koor toonen de gedichte van de langwerpige spitsboogvensters gedeeltelijk nog de oorspronkelijke behandeling met twee kralen en hollen in de neggen en een ronden middenstijl.
Inwendig heeft de kruising nog haar koepelachtig, concentrisch-gemetseld gewelf met acht in een groote rozet met driepassen samenkomende ribben; de scherpspitsbogige scheibogen (de oostelijke en westelijke met kraalprofielen), gesteund door smalle muurpijlers, rusten op van eenvoudige kapiteelen voorziene driekwart-zuilen. Over de dwarsarmen koepelachtige gewelven met vier ribben op rechthoekige diensten; in de oostwanden nissen, vermoedelijk voor vroegere zij-altaren. Over de koortravee een straalgewelf, waarvan de ribben rusten op schalken met kapiteeltjes.
De kerk bezit:
Eiken koorafsluiting met door een koof gedragen galerij (± 1560, oksaal of zangkoor, deuren later) met geprofileerde rechthoekige paneelen, op een tweetal waarvan in het benedenschot nog laat-gothisch maaswerk.
Eiken preekstoel (XVII B) met niet bijbehoorende, doch wel oude trap, de kuip met siertros-kussenpaneelen tusschen gewonden Korinthische zuiltjes en friezen en op het achterschot het wapen-Clant en......
Geverfd eenvoudig doophek (XVII B) met spijlen.
Avondmaalstafel op bolpooten met twee losse banken (± 1650) in het koor.
Orgel (hersteld in 1828, de kas toen blijkbaar gemoderniseerd).
Dubbele geverfde banken (± 1560), thans aangebracht vóór de koorafsluiting, met als Bij deze geprofileerde paneelen, Bij een tweetal waarvan op het voorschot: 1559 en laat-gothische hartvormige wapens (-Van Berum? en
| |
| |
een met twee leeuwenkoppen); dubbele bank (XVII B) met gesneden friezen en bovendeurstukken, aangebracht aan de noordzijde vóór de koorafsluiting; heerenbank (XVII B) met soortgelijk fries en afgehakt wapen op de door gewonden zuilen gedragen overhuiving; vele eenvoudige geverfde banken (XVII), waaronder twee met geschilderde wapens (een -Welvelde?) en bank met eenvoudige overhuiving (XVIII B).
Rijk-gebeeldhouwde afgesleten zerk voor Otto Nanszum († 1575), groote zerk met wapen-Berum en -Schatter voor Johan van Berum († 1612), zerken met wapens voor de predikanten Johan van Laxten Sr. († 1621) en echtgenoote († 1626), Johan van Laxten Jr. († 1644), Beno Uden († 1718), Johannes Rijpma († 1757), Hermannus Edelinck († 1819) en diens weduwe Fenna van Eerde († 1828).
Geschilderd houten gedenkbord (1567) met de wapens-Ripperda en -Twickelo (de twee kwartieren van Adriaan Ripperda), in omlijsting in den trant van Vredeman de Vries, herinnerend aan het maken van een vroegere lantaarn met uurwerk.
Twee zilveren gedreven en gegraveerde Avondmaalsbekers (1653 en 1676; merken: beide Groningen en resp. A L ineen? en M).
Klok, in 1467 gegoten.
g 1. Aan de Groote Hecht een houtzaag-, pel- en korenmolen, geheel houten achtkante bovenkruier met stelling, op een werf.
2. Te Katmis een korenmolen (1818?), geheel houten achtkante bovenkruier met stelling.
| |
Krewerd.
e. De thans ned. herv. kerk, in 1280 gesticht, is een rechtgesloten gebouw van drie traveeën met een lateren toren (XIV B, nadien aan de westzijde gewijzigd en van
| |
| |
een laag vierzijdig tentdak voorzien, wellicht in 1782, blijkens jaartal op de imposten van den rondbogigen ingang). De door eenmaal versneden lisenen versterkte kerkmuren tonnen grootendeels nog de oorspronkelijke behandeling: van den grond opgaande lage, gekoppelde spitsboogvelden, in de eerste travee Nz. en de tweede travee Zz. afgewisseld door gedichte rondbogige ingangen met kraalprofiel, waarboven rijziger spitsboogvensters met kraalprofiel, geflankeerd door gelijke nissen met vlechtingen, doch in de sluiting een groep van drie vensters; afsluitend (slecht-bewaard) spitsboogfries. De vlakopgaande toren met lagen vijfzijdig uitspringenden traptoren aan de Nz. heeft boven de beide geledingen scheidende holle lijst scherp-spitsbogige spaarvelden met eenvoudige spitsbogige galmgaten.
Inwendig over de twee oostelijke traveeën concentrisch-gemetselde koepelachtige gewelven met acht, in een rozet samenkomende, ribben, over de westelijke travee een later kruisribgewelf, alle gespannen tusschen spitsbogige gordelbogen met kraalprofielen en muraalbogen. Onder de vensters der koortravee en van den noordelijken schipwand met spitsboogjes gedekte spaarvelden. In den toren beneden een kruisribgewelf. De kerk bezit:
Koorafsluiting van drie diepe rondbogige nissen met kraalprofiel (vermoedelijk van een vroeger oksaal uit den bouwtijd der kerk), in de middelste waarvan deuren, met beneden laat-gothische brief- en boven de spijlen renaissancistische medaillon-paneelen, en waarop een zangkoor- en orgelgalerij met eenvoudige rechthoekige paneelen (± 1550).
Geverfden preekstoel (± 1660), de kuip met barokgesneden boogpaneelen, in eenvoudig doophek.
Orgel (blijkens opschrift in 1531 gesticht, 1620 gerepareerd, 1634 met letteren en schilderijen versierd, 1682 gerepareerd, in 1731 vernieuwd op last van Margarita
| |
| |
Elisabeth Ripperda, in 1857 gerepareerd) met gesneden laat-gothische paneelen op het onderschot en renaissantische onder de pijpen der van vleugels voorziene kas.
Heerenbank (XVII B) met in het gesneden opzetstuk het wapen-Ripperda; banken met oude zijstukken (XVIIc), de overige (XVIII-XIX A).
Predikantszerken (1646, 1647, 1649, voor weduwe 1656, 1665 en 1682).
Zilveren Avondmaalsbeker (1710) met de alliantiewapens-Ripperda en -Ripperda, gemaakt ten tijde van Vrouwe Josina Maria Ripperda.
| |
Losdorp.
e. De ned. herv. kerk, in 1775 uit- en inwendig vernieuwd blijkens een gedenkplaat op last van Vrouwe Rengers-Ripperda, is een van oude steen gemetseld rechthoekig, door lisenen versterkt zaalgebouw met nieuw-ommetselde groote rondboogvensters. Vóór de kerk een eenvoudige toren, afgesloten door een houten spits met open vierkant klokkekoepeltje, in 1662 vernieuwd op last van Bernhard Entens van Helpen tot Loesdorp blijkens een steen met diens wapen, later gewijzigd en wel in 1776 blijkens jaartal op den ingangssluitsteen en in 1848 volgens een steen, herinnerend aan den herbouw, vermoedelijk van het bovendeel van jongere steen en der spits in dat jaar. Inwendig een houten gewelf. De kerk bezit:
Gesneden preekstoel-Lodewijk XV (1775) met gebogen vierhoekige kuip en klankbord en gezwenkte trap; eiken doophek met lezenaar; Avondmaalstafel, banken, betimmering onder de orgelgalerij (± 1775).
Enkele koperen bankkandelaars (XVIII).
Orgel (1830, door R.A. Lohman en Zonen te Groningen).
Avondmaalszilver: beker (1707; merken: Groningen,
| |
| |
Johannes Dronrijp), geschonken door Johanna Maria Ripperda, en schotel (merken: Groningen 1792, L B).
Twee klokken, waarvan één in 1538 door Hennerick Potgheter en Frans Hatiser gegoten, en één in 1709 door Titie Goossens vergoten op last van Vrouwe Josina Maria Ripperda.
g. E 23. Deze boerderij bevat een ouden steen met opschrift van den hier ter plaatse gestaan hebbende Fraeylemaborg.
| |
Oldenklooster.
a. Aardewerk (VI-VII) en andere vondsten uit de wierde bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
| |
Spijk.
e. De ned. herv. kerk, op den omgrachten kerkring midden in het dorp gelegen, een gepleisterd driezijdig gesloten zaalgebouw (1676) met nieuwen toren (1902), bezit:
Gesneden preekstoel (XVII B, gelakt).
Galerij met eenig snijwerk (XVII B) en het wapen van Cornelis van Maneil en Josina Petronella Alberda van Bloemersma en Beyma.
Dubbelen koperen kaarshouder (XVIII).
Zerken met wapens (1639, 1654, 1721) voor leden van het geslacht Ubbena.
Zilveren Avondmaalsbeker (1730, gemerkt J W en G W?).
Klok, in 1709 door Titie Goossens gegoten.
g. Achtkante korenmolen (1839) met stelling; riet op hout.
|
|