Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel XI. De provincie Groningen
(1933)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendBedum.a. In een tichelwerk tusschen Bedum en Onderdendam onder de bovenklei gevonden vóór-Karolingsche vaatwerkoverblijfsels bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen, evenals een urntje (terpentijd) uit de wierde van Ellerhuizen.
e. De eertijds collegiale (H. Maria, Petrus, Walfridus?), thans ned. herv. kerk, is gebouwd vóór 1232 als een eenbeukig (?) tufsteenen gebouw met een zeer zwaren | |
[pagina 24]
| |
tufsteenen westtoren (vermoedelijk XII), in 1484 vergroot tot een kerk met een schip van twee even hooge beuken en een (in allen geval gedeeltelijk voltooiden) noorderdwarsarm met ten N. langs het oude schip een lagen zijbeuk of kapellen, en ten O. een koorGa naar voetnoot1), dat een omgang of zijbeuken had of had moeten verkrijgen. Het gebouw is in 1536 beschadigd, vervolgens van zijn koor beroofd en in 1851 geheel verminkt, doordien na het uitbreken der kolommen de beide hooge beuken tot één gestucadoorden werden vereenigd, waarbij in het midden ijzeren pijlers werden geplaatst om de bekapping te steunen en het oostelijk gedeelte door een schot werd afgescheiden. De vroeger door beeren versterkte zuidbeuk heeft nog een geprofileerd, korfbogig getoogd poortje, waar de waterlijst rechthoekig om gevoerd was, en in de westelijke travee een zeer groot driedeelig, diep-geprofileerd spitsboogvenster met zandsteenen stijlen, flamboyante traceering, omlijsting met blokken en verder nog eenig gebeeldhouwd lofwerk op de deklijst, onder welk venster een ingang met sluitsteen: 1802; in den westelijken zijgevel een gedicht spitsboogvenster met blokken en holle waterlijst, aan de oostzijde een gedichte, geprofileerde spitsbogige doorgang (naar een zuiderkoorbeuk of -omgang). De noordbeuk heeft gewijzigde spitsboogvensters. De met geringe versnijdingen opgaande, zeer gehavende, door latere hoekversterkingen verzwaarde toren, welke oorspronkelijk door een van de hoekpunten der vier topgevels opgaande gemetselde spits was afgedekt, kreeg later na aanmetseling der ruimten tusschen de puntgevels | |
[pagina 25]
| |
een houten van vier- tot achtkant ingesnoerde, met leien bekleede spits, na welker afbranden in 1911 hij met een nooddak is afgesloten; aan noord- en zuidzijde sporen van half verzonken rondbogige in- of doorgangen, waarboven gedichte rondbogige openingen en moeten van daken. Inhet torenmuurwerk teekenen zichboven elkander af: halfronde friesvullingen van Bremersteen (alleen aan de westzijde); breede, door een rondboogfries afgesloten spaarvelden, aan de westzijde door lisenen onderbroken en aan de oostzijde onder het kerkdak verborgen, waarin kleine rondbogige openingen; gekoppelde rondbogige spleet-openingen met aan de buitenzijde afgeronde stijlen en breedere rondbogige, door een zware korte zuil gedeelde galmgaten, waarboven het klimmend rondboogfries der ingemetselde toppen; onder het kerkdak een doorgang naar den vroegenen kerkzolder en moet van een vroeger schipdak. Inwendig is in den noorderbeuk, boven de ingetimmerde kerkekamer en kosterswoning, de oorspronkelijke tufsteenen schipmuur met een klein rondboogvenster en een afsluitend baksteenen rondboogfries zichtbaar. In de als berghok gebruikte ruimte van den noorderdwarsarm onder één dak met den lagen noordbeuk, waartoe een rondbogig poortje met blokken in den lateren oostmuur toegang geeft: de hooge geprofileerde scheiboog naar de kruising, aan de westzijde een zwaar stuk muur met een rondbogigen doorgang of nis, aan de oostzijde twee kolommen met natuursteenen kapiteelen en voorts de aanzetten van een kruisribgewelf op schalken aan de zuid-, en kraagsteenen daarvoor aan de noordzijde. In het oostelijk (als fietsenbergplaats gebezigde) kerkgedeelte ziet men eveneens den b.g. scheiboog, den aanzet van den triomfboog en de opening naar den zuiderkoorbeuk met lijstkapiteel. In de torenruimte aan alle zijden een gedichte rondboog, | |
[pagina 26]
| |
waaronder aan de noord- en de zuidzijde halfverzonken rondbogen. De kerk bezit: Bankfragmenten met snijwerk (XVIIb), in de kosterswoning. Gebeeldhouwde figuurtjes (op het orgel) en bekronend stuk (op het tochtportaal) van het vroegere orgel (± 1750). Talrijke zerken (in het afgeschoten kerkgedeelte), waaronder een met alliantiewapen-Gaickinga en -Clant (XVIIa), cartouches en acht kwartieren; twee voor Wigbolt van IJsselmuiden († 1598) met o.s. de alliantiewapens-IJsselmuiden en -Cater met acht kwartieren en -IJsselmuiden met -Cater en -Lewe; één voor Vrouwe Teteka Jarghes († 1602); één (XVIIb) met alliantiewapens-Jarghes en -Grothuss, cartouches en acht kwartieren; één voor Ernst van Isselmuiden († 1646) met alliantiewapen en acht kwartieren en één (XVIIc) met alliantiewapen-Witsma en -Bawema en zestien kwartieren; de oudste (priester) zerk voor Hinrick van Circksee bevindt zich in het Museum van Oudheden te Groningen. Zilveren Avondmaalsschotel (merken: Groningen 1699, Johannes Dronrijp).
g 1. In de ned. herv. pastorie een steen (1564) met figuur (H. Walfridus?) met schop en in boom klimmend dier, welke zou herinneren aan een indijking.
2. Romp van een achtkanten korenmolen van steen en riet, met een steen (1818), herinnerend aan de verhooging.
3. Een paar beelden (XVII), afkomstig van den tot boerderij afgedaalden borg schultinga bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
4-5. Achtkante watermolens in den polder Zandwort (1844, ter vervanging van een afgebranden molen): riet op steenen onderstuk, rieten kap, en in den oostelijken | |
[pagina 27]
| |
Bedumerpolder (1816, herbouwd ± 1903 na afbranden van den vorigen molen in 1902). | |
Menkeweer.e. Op het kerkhof der verdwenen kerk liggen nog een paar zerken, de oudste van 1781. | |
Noordwolde.e. De thans ned. herv. kerk (in oorsprong XIII A), vermoedelijk XV gewijzigd en door het inbreken van groote vensters, het aanbrengen van lompe muurversterkingen, enz. geschonden) is een rechtgesloten gebouw van vier traveeën en een smalle travee aan de zijde van den toren (in oorsprong XIII A, XV of XVI A verhoogd, in 1639 vernieuwd volgens een steen boven den rondbogigen ingang aan de zuidzijde en toen ommetseld); de kerkmeubelen zijn in 1932 schoongemaakt. De oorspronkelijke behandeling is zichtbaar in den zuidmuur (waar overigens ook latere tweemaal versneden beeren met holgeprofileerde natuursteenen afdekkingen), met name bij de twee breede westelijke traveeën: telkens twee rondbogige venstertjes met kraalprofiel, geflankeerd door rondbogige nissen met vlechtingen; voorts in den sluitingstop met ten deele nog van vlechtwerk voorziene klimmende spaarvelden, in het middelste spitsbogige waarvan een gedicht rondboogvenster en in die te weerszijden evenals in de punt ronde casementen. Tegen den noord (en oost) muur nog eenige lisenen, een gedicht rondboogvenstertje met kraalprofiel, sporen van gedichte rondboognissen, doch ook een beer als aan de zuidzijde. In de sluiting de natuursteenen uitmonding van een piscina. De door hoekblokken (pleisterwerk over Bremer steen) verlevendigde toren bestaat uit een vrij hoogen onder- | |
[pagina 28]
| |
bouw, uitwendig veel en inwendig uitsluitend groot formaat steen toonend, twee lagere galmgat-geledingen en een kleine, achter een natuursteenen balusterborstwering oprijzende peervormige spits. Aan den noordkant een halfverzonken gedichte rondbogige ingang; in de tweede geleding eenvoudige spitsbogige galmgaten. In de bovenste rijkere geleding telkens twee grootere galmnissen, met in het benedendeel maaswerk, ten deele schuilgaand achter de wijzerborden in natuursteenen omlijsting, en daarboven door een natuursteenen stijl gedeeld; tusschen de nisbogen casementen met drie- en vierpassen. Inwendig een houten tongewelf. De kerk bezit: Lage eiken koorafsluiting (XVII B) met gesneden paneelen tusschen siertrospilasters en bekronend rankwerk, waarin zes wapens: -Hillebrandes van Harssens, -Van Berum, -Van Berum, -Ubbena, -Clant en -Wilkens. Rijken preekstoel (1743), de kuip met gesneden paneelen in laat-Lodewijk XIV stijl met reeds enkele-Lodewijk XV motieven en versierd klankbord; overeenkomstig doophek met opengewerkte paneelera tusschen Ionische pilasters. Orgel met rugpositief (XVII B, het instrument vernieuwd in 1802 en uit dezen tijd de bekroningen en zijstukken van het hoofdfront), de galerij met siertrospilasters. Hooggestoelte (XVII B) op gegroefde composiete zuilen, met gesneden siertros- en wapenpaneelen in den trant der koorafsluiting, de versierde overhuiving eveneens gedragen door zulke zuiltjes; bankengroep (XVIIb) met spijlen tusschen geschubde stijlen en in het achterschot barokke boogpaneelen; Avondmaalstafel, lage banken en lambriseering (XVIIb) in het koor. Een paar zerken, de oudste (1609) en een voor Thecota Elisabeth Sickinge-Van Berum van Thedema († 1727) met wapen-Van Berum. | |
[pagina 29]
| |
Twee glazen, beide met de zestien gebrandschilderde kwartieren (1718) van Johan Sickinge en Elisabeth Sickinge-Van Berum, heer en vrouw op Thedema. Klok, in 1597 door Gert Powels gegoten op last der collatoren. Het Avondmaalszilver is verkocht. | |
Onderdendam.e. De neD. herv. kerk is een eenvoudig, langwerpig achtkant zaalgebouwtje (1840, door den architect K.W. Dusseldorp) met een torentje op het midden van het dak. Zij bezit: Preekstoel uit den tijd van den bouw. Orgel (1841, door R.A. Lohman en Zoon te Groningen). Gladden zilveren Avondmaalsbeker en schotel (merken: Groningen 1697, Johannes Dronrijp).
g 1. Het waterschaps(zijlvest)huis (1664) heeft een zandsteenen ingangspartij met Ionische en hierboven Toscaansche pilasters en een deur met koperen klopper. Inwendig een rijkgesneden schoorsteen (XVIIIb) met schilderstuk, eenige oude deuren en tegels in de keuken en de gang (XVII).
2. Nr. 175. Twee gevelsteenen: uil en valk, met onderschriften.
3. Achtkante korenmolen met stelling (1855).
4. Achtkante watermolen: riet op steenen onderstuk, rieten kap in den polder ‘de Vereeniging’ (opgericht 1870). | |
Onderwierum.e. Op het kerkhof der in 1840 afgebroken kerk bevinden zich verscheidene grafzerken, de oudste met wapen voor den infanterie-kapitein Joost de Valcke († 1703). | |
[pagina 30]
| |
Westerdijkshorn.e. Op het kerkhof der in 1802 afgebroken kerk ligt een zerk van 1631. | |
Zuidwolde.e. De ned. herv. kerk, in oorsprong middeneeuwsch, doch door het inbreken van groote vensters gewijzigd, is een met een pleisterlaag (waaronder eenige tufsteen zou voorkomen) bedekt, thans driezijdig gesloten gebouw (tot XIX B met een koor) met een vlakopgaanden toren (XII), tot aan de geboorte van de bogen der latere, geprofileerd-spitsbogige galmgaten van tufsteen (aan de kerkzijde zeer groot formaat), waarboven een laag baksteenen gedeelte, bekroond door een vierzijdige spits. Boven de kerkdeur aan de zuidzijde een tekst en Ao 1651. Het tufsteenen torengedeelte wordt verlevendigd door, boven elkander, reeksen van vier (te weerszijden van kleine rondbogige openingen), zeven en negen, telkens kleinere, door colonnetjes gescheiden spaarvelden; tusschen de beide laatste friezen teekenen zich aan de noordzijde de oorspronkelijke gekoppelde rondbogige galmgaten af, welke aan west- en zuidzijde voor latere wijzerborden hebben plaats gemaakt. Het baksteenen bovendeel heeft boven de galmgaten kleine ronde openingen en omlijste steigergaten. De kerk bezit: Geverfden preekstoel (XVIIb) met barok gesneden boogpaneelen en stijlen; stukken van een geverfd doophek met schubstijlen en spijlen (XVIIb); Avondmaalstafel (XVIIb); eenige bankfragmenten (XVII); geverfde barok gesneden deuromlijsting (1643) naar den toren. Zilveren Avondmaalsbeker (gemerkt H.W.?), in 1615 gemaakt op last van Jr. Johan Sickinge toe Werfum. Koperen offerbusje (1675). Twee klokken, waarvan één in 1601 door Cornelius | |
[pagina 31]
| |
Ammeroy en één in 1638 door Hans Gerlach Schenck te Groningen gegoten.
g 1-2. Watermolens. Achtkant molentje (1818, herbouwd 1860, ‘'t Wit meulentje’) in den Polder ‘Het witte lam’ en achtkante molen in den polder ‘Koningslaagte’ (1877). |
|