Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel XI. De provincie Groningen
(1933)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
e. Van de in 1192 gestichte, in de troebelen van den vrijheidsoorlog in 1580 door brand verwoeste, Cisterciënser abdij rest slechts een enkel grootsch rechthoekig gebouw van negen traveeën (XIIId), vermoedelijk het vroegere refter, na de Hervorming inwendig vertimmerd tot Protestantsche kerk, school en meesterswoning, en ook uitwendig zeer gewijzigd, in 1917-1928 door den Rijksgebouwendienst (arch. H. van Heeswijk) zooveel mogelijk in den oorspronkelijken staat teruggebracht en uitsluitend als Hervormde kerk ingericht. De omstreeks 1870, ter vervanging van den oorspronkelijken, gebouwde, gepleisterde namaak-gothische voorgevel is bij de restauratie door een nieuwen met bekronenden gemetselden klokkestoel vervangen. Aan de noordzijde over de vierde en vijfde travee de dakmoet van een verdwenen gebouw van niet-vaststaande bestemming, waarvan bij de ontgraving van het terrein geen grondslagen meer werden aangetroffen; ten N. hiervan dicht bij het gebouw vond men toen een riool met overblijfselen van voedingsmiddelen, o.a. van karpers. Bij de herstelling werd voorts ten Z. een te voren niet aanwezige traptoren aangebracht, noodig geworden door het wegbreken der latere tusschenzolderingen in het gebouw. De door breede lisenen gescheiden traveeën van den zuidmuur en de overeenkomstige eerste, tweede, derde en negende travee van den noordmuur hebben beneden twee, bij de herstelling weer geopende en inwendig van gewonden verglaasde rondstaven voorziene spitsboogvenstertjes (in de vijfde travee Zz. één, vóór de herstelling tot ingang gewijzigd, thans gedicht). Boven een waterslaglijst vindt men in alle traveeën, behalve de vierde en de vijfde aan de noordzijde, een grot spitsboogvenster, uit- en inwendig met rondstaven en holprofileering, bij de restauratie weer aangebracht naar het voorbeeld van een bewaard gebleven venster aan de N.W. zijde en | |
[pagina 4]
| |
de vele overgebleven aanwijzingen. De sluiting heeft geen benedenvenstertjes, doch drie zulke groote, lager doorgetrokken spitsboogvensters; in den top, waarvan de oorspronkelijke afdekking verdwenen is, een groep van drie spitsboogvelden met hooge lichten. Inwendig: in de zijwanden tusschen de groote spitsboogvensters nissen van gelijken omvang als de vensters, met vlechtingen (één aan noord- en zuidzijde gevuld met een soort cassetten). Boven tusschen de vensters en nissen ronde casementen, behalve in het westelijk gedeelte bijna alle nog met verglaasde relieftegels, meest in zespas- of schaars in vijf- of driepasomlijsting, een enkele maal ook in verglaasde gewonden ring- en vierpasomlijsting; in de hoeken van het gebouw in hun plaats tweemaal twee gekoppelde, oorspronkelijk alle door een zuiltje gescheiden, spitsboognissen, met verglaasde gewonden boogjes. Over de vierde en de vijfde travee van den noordwand vindt men echter een grooten geprofileerden (gedichten) scheiboog met rondstaaf (de binnenste boog op drielingzuiltjes), waarboven tweemaal drie gekoppelde spitsboognisjes als voren, geflankeerd door groote ronde zwaar-geprofileerde (met twee rondstaven) casementen. Beneden te weerszijden van den doorgang enkele spitsboognisjes met vlechtingen en, verder naar het O., een (gedicht) spitsbogig poortje. In den sluitwand is het middelste venster gevat in een diepe, van den grond opgaande spitsboognis met drie rondstaven, de zijvensters in soortgelijke nissen als die der zijwanden. Boven tusschen de vensters ronde casementen met vierpassen (ietwat grooter dan de zijwanden-casementen) en voorts een reeks kleine vierpasjes. Bij de restauratie is wederom een houten tongewelf aangebracht met ornamentele beschildering door Jacob Por. In het westelijk gedeelte, van de preekkerk door een schot tot wandelkerk afgescheiden, zijn de overblijfselen, o.a. een patroon van | |
[pagina 5]
| |
vier cirkels met vierpassen, gelegd van den, onder de bedekkende aardlagen teruggevonden, vloer van siertegels. De kerk bezit: Lage koorafsluiting met balusters (XVIII A). Rijkgesneden preekstoel (1723; trap nieuw), vervaardigd door de zorg van E.J. Lewe van Aduard, met wapen, gekwartileerd in 1 en 4 Lewe, in 2 en 3 Aduard met als hartschild een leeuw. Avondmaalstafel (XVIII A) van het Lodewijk XIV-type. Twee koperen lezenaars, twee-armigen kaarsen- en zandlooperhouder (alle XVIIIa). Overhuifde heerenbank (XVIII A) met rijk opzetstuk, waarin de wapens-Lewe en - Van Berum; twee rijkgesneden wandbanken (XVIII A) met wapen, gekwartileerd in 1 en 4 Lewe, in 2 en 3 van Berum met hartschild-Aduard (Evert Joost Lewe van Aduard g.m. Christina Emerentiana van Berum). Enkele zerken, de oudste uit 1693, één voor Christina Emerentiana van Berum († 1740) en één voor haar echtgenoot Evert Joost Lewe van Aduard († 1742) met hunne wapens en kwartieren. Avondmaalsvaatwerk: twee zilveren bekers, waarvan één (1714, merken: Groningen, Johannes Dronrijp) en één (1823); een kan, twee borden en een schotel van tin (alle 1824). Klok, in 1554 gegoten door Gerrit van den Dam op last van Godefridus Arnim, 31sten abt van Aduard, in 1925 uit Wolfenbuttel naar Aduard teruggebracht. Enkele sierende bouwonderdeelen bevinden zich thans in het Museum van Oudheden te Groningen.
g. Voormalige ned. herv. pastorie. Gepleisterd dubbel huis, waarop in het midden een ingezwenkte top met segmentvormige bekroning. | |
[pagina 6]
| |
Fransum.a. Eenige urnen en spinsteentjes en een beenen naald (vóórkarolingsche terpentijd) uit de wierde bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De ned. herv. kerk is een zaalkerkje met houten torentje op den gevel (in de dakpannen: 1809), bestaande uit een gemoderniseerd, van oude steen gemetseld, door pilasters versterkt schip en een koortravee met driezijdige sluiting (XV), door tweemaal versneden beeren versterkt en met een holle waterlijst. In den zuidmuur groote (bij het schip latere) spitsboogvensters en een gedicht rondboogvenstertje, in den noordmuur van het schip eveneens een klein rond- en een spitsboogvenster; in de westelijke travee korfbogige ingangen (aan de noordzijde gedicht). De kerk bezit: Gepleisterden baksteenen preekstoel op vroeg-gothisch kapiteel. Bank met versierd achterschot (± 1700). Enkele zerken, de oudste uit 1624. Klok, in 1704 door Mamees Fremy gegoten op last der Staten van Stad en Lande, met het provinciewapen.
g. Achtkante korenmolen ‘Aeolus’ (1821): riet op steenen onderstuk, rieten kap. | |
Den Ham.a. Twee hier gevonden zilveren muntjes van Faustina en Marcus Aurelius bevinden zich in het Museum van Oudheden te Groningen.
e. De ned. herv. kerk (in oorsprong wellicht XVI, vernieuwd in 1729, welk jaartal in de dakpannen voorkomt) is een beneden van groote en boven van kleine steen gemetseld, door pilasters versterkt driezijdig gesloten zaalgebouw, waarin rondboogvensters; houten | |
[pagina 7]
| |
torentje op den in 1912 vernieuwden westgevel. De kerk bezit: Banken, waarvan één met fraai snijwerk (± 1750), twee eenvoudige (XVIIIb) en één (1824). Vele zerken, de oudste uit 1576 (?). Avondmaalszilver: twee bekers (1713, gemerkt: Groningen), waarvan één voor Fransum en één voor den Ham, en een kan van aardewerk met zilveren deksel (1750), voor Fransum.
g. Van het tot boerderij vervallen huis piloursema of de hamsterburg rest nog op het omsingelde terrein een hoog rechthoekig paviljoen met zadeldak tusschen sluitgevels; met name in deze gevels nog waterlijsten en segmentvormige ontlastingsboogjes boven de vensters. In den zuidelijken een steen, herinnerende aan de vernieuwing van het gebouw in 1633, met de wapens-De Mepsche en-Tho Nansum; tegen dezen zijgevel zijn thans geplaatst twee (geverfde) natuursteenen schoorsteenposten: allegorische vrouwefiguren op voetstukken tegen pilasters. Inwendig (boven): een zoldering met gesneden sleutelstukken. | |
Hoogemeeden.g. Achtkante watermolen ‘De Kriegsman’: geasfalteerd hout op steenen onderstuk, geasfalteerde houten kap (1847, in 1925 geheel vernieuwd). | |
Lagemeeden.e. Een bronzen plaat uit een grafzerk voor den priester Bartoldus Haekz (1476) bevindt zich in het Museum van Oudheden te Groningen en eenige zerken (XVII) uit de verdwenen kerk op een boerderij te Den Horn. |
|