Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel IX. De provincie Friesland
(1930)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendd. Wereldlijke openbare gebouwen.1. Het raadhuis bestaat uit een baksteenen gedeelte (XV), hoek Markt-Bagijnestraat, waarvan de gevel in 1725 onder leiding van den architect Simen Galtema werd gesloopt en herbouwd, en een noordelijk bijgebouw (1620), opgetrokken in bak- en bergsteen. De gevel van het eerste gedeelte is van baksteen (stijl van het Regentschap) en heeft een verknoeide hooge stoep met bordes, waarop twee geverfde schildhoudende leeuwen. De deur met de travee daarboven in een gebeeldhouwde omlijsting (1727). Gebeeldhouwde zandsteenen dorpels en vullingen boven de vensters. De vensters der bovenste verdieping hebben drielobbige bogen. Kroonlijst met gesneden consoles. Het snijwerk (1727) in den gevel is vervaardigd door Willem Lelienberg te Amsterdam. Gesneden deur met bovenlicht (XVIII d). Het bijgebouw heeft een gepleisterden trapgevel met toppilaster op leeuwenkop, gebeeldhouwd fries, geprofileerde vensteromlijstingen en kopjes in de ontlastingsbogen. Gevelsteen met stadswapen. Ankers. Inwendig: in het oudste gedeelte moer- en kinderbalken. In de bovenvestibule gebeeldhouwde deuren en lambrizeeringen (XVIII a). In de raadzaal: Stuc-plafond met allegorische voorstelling, gemerkt: 1773 J.B. Een schoorsteen in den trant van Lodewijk XV, met schildering voorstellend den dood van Ananias. Goudleeren behang (XVIII d). In het noordelijk bijgebouw: Boven, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schoorsteenstuk in omlijsting (XVIII d); overblijfselen van beschilderd behangsel (XVIII d); een beschilderd Hindelooper tafeltje (XVIII) en een spiegeltje in gesneden omlijsting (XVIII d). Beneden, twee stadszegels: klein zegel (XVII) en een (XVIII); gedreven zilveren bodenteeken (1769); gedreven zilveren schildje (XVIII A) met opschrift: ‘Makelaar der Zeevaart’, en een zilveren schildje (XVIII B).
2. De waag, in 1650 opgetrokken door Jentje Jouckes, timmerman, en Tiepke Pybes, metselaar, in 1923 gerestaureerd, is een vrijstaand gebouw van baksteen met versieringen van zandsteen, en gedekt door een tentdak. Aan de noordzijde, onder een luifel op houten kolommen, een poort met omlijsting van profielsteen en sluitsteen met kopje. Vensteromlijstingen van profielsteen; in de ontlastingsbogen sluitstukken met kopjes. Onder de gootlijst hoeksteenen met wapens en huismerken. In de gootlijst, op de hoeken, saterkoppen als spuwers; daarboven schildhoudende leeuwen. Dakvensters met trapgeveltjes waarop geprofileerde dekstukken; toppilasters op leeuwenkoppen. In den noordelijken gevel een steen met wapen, waaronder latijnsch opschrift; in den westelijken gevel een steen met gemeentewapen en jaartal 1650. Sierankers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
e. Kerkelijke gebouwen.1. De ned. herv. kerk (H. Geertruida), eertijds (sedert 1343) aan de H. Odulphuskerk te Stavoren behoorend, in 1515 en 1523 door brand vernield en weer herbouwd, in 1580 half-voltooid aan de Hervormden overgegaan, in 1826 hersteld, is een baksteenen gebouw, bestaande uit een middenschip en twee tusschen 1515 en 1580 daarmede op ongeveer gelijke hoogte gebrachte zijschepen, een dwarspand, een 4/10-gesloten koor met een steunbeer in de as, en eenen vrijstaanden baksteenen toren (XVI a); aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zuidzijde van het koor eene sacristie, waarboven eene verdieping, die (XVII) als school dienst deed. Groote spitsboogvensters met baksteenen stijlen en traceeringen; verknoeide ingangen. Aan de westzijde worden de beuken afgesloten door een baksteenen muur en de aangebouwde kosterswoning. Boven in den westelijken gevel in baksteen het jaartal 1615 en een Christusmonogram. De sacristie heeft een gothischen puntgevel. Op de kruising der daken van dwarspand en schip overblijfselen van den voet van een in 1740 afgebroken dakruiter. De toren bestaat uit twee geledingen, de bovenste terugspringend, onderlangs met een gemetselde balustrade op de eerste geleding. Op den zuidoosthoek een veelhoekige traptoren. In west- noord- en zuidgevel vensternissen met geprofileerde dagkanten en baksteenen vischblaastraceeringen. In den westgevel een dichtgemetselde ingang, gedekt door een korfboog, waarboven een hooge spitsboog. Aan weerszijden van den ingang nissen: een met een spitsboog en een met een kielboog. Onderste geleding zonder, tweede geleding met steunbeeren. Aan de oostzijde een hooge spitsbogige doorgang, thans dichtgemetseld. De toren heeft een pyramide-dak, waarop een achtkante houten koepel met peervormige bekroning (1613). Inwendig heeft de kerk zes ronde zuilen met eenvoudige gemetselde kapiteelen en zandsteenen basementen; in een dezer is een geeselroede, in een ander twee doodsbeenderen uitgehouwen. Gewelven (in 1721 hersteld): middenschip, dwarspand en koor hebben houten tongewelven, met doorhangende, geprofileerde schinkels (XVI a). De zijschepen zijn afgedekt met een vlakke zoldering, welker muurstijlen rusten op bekakte kraagsteenen van zandsteen. In den traptoren een trap met houten treden. In den torenkoepel op een balk, handmerken der bouwmeesters en het jaartal 1613. In de bovenverdieping der sacristie gebeeldhouwde sleutelstukken (XVI a). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kerk bezit: Koorafsluiting (XVI a) met gesneden boogfries, en zitbanken met briefpaneelen; aan de koorzijde beschilderd met psalmteksten (1690). Eiken preekstoel (1718) met gebeeldhouwde kuip, trap en klankbord, door G. van der Haaven. Eiken doophek door denzelfde. Koperen lezenaar (XVIII a) met wapen van Harlingen en opschrift. Verguld tinnen doopbekkenhouder (XVII d); verguld tinnen zandlooperhouder (XVIII d). Orgel (1697), vervaardigd door Jan Harmens van Berlicum, met rugpositief en gebeeldhouwd eiken orgelfront, (in 1839 verbeterd; in 1878 hersteld door Ypma uit Bolsward). Eiken regeeringsbanken (XVIII a) met overhuiving op gesneden zuilen en bekroning met wapens. Heerenbank (1621) met overhuiving en met pek ingelegd ornament. Tochtportaal (XVII b), waarboven wetstafelen. In den vloer verschillende gebeeldhouwde zerken (XVI, XVII en XVIII), waarbij van de families Hansma, Inthiema en van Wissema. Geteekenden plattegrond der kerk, waarop de aanteekening: ‘Gemaakt vóór 1829’. Geschonden overblijfsel eener wereldkaart in houten lijst (XVIII). Eiken tekstborden (XVII a). Twee gebeeldhouwde rouwborden voor Izaak Martin van Adius († 1719) en diens vrouw Egbertina Barbara van Unckel († 1716) met familiewapens. Geschilderd gedenkbord (XVII c) voor Reinhold van Inthiema († 1656 te Saumur). Acht beschilderde gildebaren: smidsbaar (1756); chirurgijnsbaar (1781); timmermansbaar (1791); schippers- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
baar (1805); grootschippersbaar (1806); landbouwersbaar (XVIII d) en twee kinderbaren (1791 en 1806). Avondmaalszilver: twee bekers, waarvan een (1695) en een, blijkens opschrift op den voet, in 1695 vergroot (merken: Bolsward, A = 1695 en monogram A.H.); groote broodschaal (1681) met alliantiewapen en opschrift (merken: Leeuwarden, K = 1682 en meesterteeken van Pieter Dorsman?); broodschaal (1681) met alliantiewapen-Roorda van Velzen-Heloma en opschrift als op schotel te Grouw (merken: Leeuwarden, K = 1682, monogram P.D., waarover een eikeltje = Pieter Dorsman?); schenkkan en twee collecteschalen (1681, merken: Workum, jaarletter? en H.D.) met wapens en opschrift. Groote klok in 1669 vergoten door Gerhard Schimmel te Deventer; kleine klok, in 1616 vergoten door Hendrik Wegewart. In het koepeltje een kleine klok, in 1780 gegoten door L. Haverkamp.
2. De doopsgezinde kerk of Vermaning is een eenvoudig, rechthoekig gebouw (1694) van baksteen, met spaarzaam gebruik van profiel- en zandsteen, en gedekt door een tentdak. Tegen den voorgevel is de kosterswoning uitgebouwd (XVIII d) met verminkten halsgevel. Hierin eene deur met getoogde houten latei. Inwendig heeft de kerk een aan drie zijden rondgaande galerij van twee verdiepingen, rustend op houten Dorische zuilen en overdekt door een houten koepelwelf met doorhangende, geprofileerde schinkels. De kerk bezit: Eiken preekstoel met gebeeldhouwde kuip (XVII d). Tinnen Avondmaalskan (XVII d). Staande klok (XVIII e) door A. Ratsma te Harlingen.
3. De r.k. kerk (1878, architect H. Tepe) bezit: Zilveren tabernakel (XVII c). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verguld zilveren monstrans (XVIII c), in zonvorm met kroon. Zilveren ciborie in vaasvorm (XVII c). Een groot en twee kleine canonborden (XVIII d). Zilveren wierookvat (XVIII c). Tien zilveren kandelaars (1780) met ornament. Zes zilveren halve bloempotten (XVIII a).
In den tuin: hardsteenen voetstuk (XVIII c) van een zonnewijzer, met ornament. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. Gebouwen van liefdadigheid enz.Noordeinde A 91, Het armhuis, gebouwd omstreeks 1690, XIX c geheel verknoeid, heeft aan weerszijden nog twee poortjes, boven een waarvan een geschilderd relief (XVII d) in terra cotta, voorstellende de Barmhartigheid. In den achtermuur een gebeeldhouwde steen (XVII c), waarop een weesmeisje en -jongen. Op de armenkamer twee gekleurde prenten (1783). Voorts twee narrenmutsen (XVIII, strafmiddel voor de weezen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
g. Particuliere gebouwen.A. Renaissance.Trapgevels met geprofileerde dekplaten, toppilaster op gebeeldhouwde console en ontlastingsbogen met kopjes:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Lodewijk-stijlen.Halsgevels, meerendeels met segmentvormige bekroning en zandsteenen krullen:
Verder de volgende, van de voorgaande afwijkende, gevels:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Stijl van het Keizerrijk.
Fragmenten en details van buitenarchitectuur:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gevelsteenen voor zoover nog niet vermeld: Zuidereinde 110, zeilend schip (XVIII A); Wijk E 47, (1762).
Details van binnenarchitectuur:
Oliemolen (XVIII) Achtkante houten bovenkruier met stelling, waarbij aangebouwd het houten molenaarshuis, met, boven het midden van den voorgevel, een overgebouwden, rond afgedekten topgevel. In dit gedeelte de z.g. ‘theekamer’, langs een trap van buiten af bereikbaar. Twee hooge houten schoorsteenen. Houten kraan (XVIII) met dubbelen kromhouten bovenligger en windas met groot houten rondsel. |
|