Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel IX. De provincie Friesland
(1930)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendLeeuwarden.a. Romeinsche en Oud-Germaansche monumenten.Eenige Romeinsche munten en een Merovingische gesp, gevonden in de Koningstraat, zijn thans in het Friesch museum. Een Romeinsch bronzen beeldje, omstreeks 1910 in de Grote Kerkstraat gevonden, is later verloren gegaan. Scherven van geometrisch versierd aardewerk en van terra sigillata, een Friesche bolpot (navolging van vroeg-Karolingisch werk), een bronzen mantelspeld (II), beenen voorwerpen en vier menschelijke schedels, gevonden in de Hoogterp, zijn in het Friesch museum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. Verdedigingswerken.De oude omwallingen (XVI d en XVII a) werden in 1835-1844 geslecht en, onder leiding van den architect G. van der Wielen en van den architect van buitengoederen L.P. Roodbaard, gedeeltelijk omgeschapen in plantsoenen. Van de sinds 1581 door den ingenieur Joost Mattheus aangelegde versterkingen bestaan nog overblijfselen van twee driehoekige bastions aan de noordoostzijde der stad (bij den Oostersingel): het oostelijke, genaamd de Amelandsdwinger (1583), waarop in 1827-1829 de Prins Frederikkazerne werd gebouwd; en het Hoeksterbastion (1584, in 1830 doorgegraven voor den aanleg van den Groninger straatweg). Van de 1619-1625 naar de plannen van graaf Willem Lodewijk aangelegde versterkingen bestaan nog overblijfselen van een westelijke en drie noordelijke bastions: de Lievevrouwepoortsdwinger, tegenover den Harlinger singel, thans (sinds 1844) de Westerplantage; de Oldehoofsterdwinger, sinds 1843 de Noorderplantage; de Noorder- of Doeledwinger (ter vervanging van een in 1581 aangelegd bolwerk), in 1648 door den stadhouder Willem Frederik beplant als lusthof sinds 1798 openbare wandelplaats, in 1803 gewijzigd, in 1819 door koning Willem I aan de stad geschonken en onder leiding van den tuinarchitect Roodbaard in 1821-1824 nieuw aangelegd als openbaar park, thans Stads- of Prinsentuin geheeten; de Jacobijner- of Wubbe Wissesdwinger, omstreeks 1837 en in 1841 gedeeltelijk afgegraven en geslecht, met het Hoeksterbastion samengetrokken en als plantsoen aangelegd. Van de in 1398 gegraven grachten bestaan nog: een noordoostelijk gedeelte van de Nieuwe Buren (Voorstreek) langs de Tuinen tot de Turfmarkt, een zuidelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeelte van het Zwitsersch Waltje langs de Weaze tot de Brolpijp; een zuidwestelijk stuk, van de Brolpijp langs de Waag tot de Langpijp. Van de sinds 1481 begonnen uitbreiding der versterkingen bestaan nog: een zuidwestelijk gedeelte der gracht aan de Nieuwestad; een noordoostelijk deel (1494) van het Hoeksterpad tot de Nieuwe Buren. Om de overgebleven bastions bevinden zich nog de tegelijk daarmee gegraven grachten (XVI d en XVII a), in 1639-1647 beplant en als wandelsingels aangelegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. Bruggen.Baksteenen bruggen (XVII), hier ‘pijpen’ genoemd, met zandsteenen hoeken en hardsteenen afdekkingen, op halfronde of korfbogige gewelven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. Wereldlijke openbare gebouwen.1. Tweebaksmarkt 52. Het provinciaal gouvernement of College, oorspronkelijk abtshuis van het Bergumer klooster, in 1580 ingericht tot Statenhuis, in 1668 vergroot en andermaal in 1710, in 1784 geheel verbouwd en vergroot, in 1887 en wederom in 1891-94 vergroot en gewijzigd, in 1908 nogmaals uitgebreid aan de zijde der Korfmakersstraat, heeft een baksteenen voorgevel (1784) van drie verdiepingen en elf traveeën. Rechte kroonlijst met in het midden een gebroken fronton, waarin het provinciale wapen, gedekt door een kroon en gehouden door leeuwen. De hoofdingang is versierd met Ionische halfzuilen en geflankeerd door Dorische pilasters, die over de drie verdiepingen doorgaan; boven het deurkozijn een fries van acanthusbladen; halfrond bovenlicht versierd met ranken. Aan de zijde der Korfmakersstraat een pilastergevel (XVII c) van twee verdiepingen, met vijf traveeën, gescheiden door baksteenen Korinthische pilasters met zandsteenen kapiteelen, waarop een rechte kroonlijst rust. Hiernaast een trapgevel (1893), waarin de zandsteenen boogvullingen, afkomstig uit een tevoren op deze plaats gestaan hebbenden Renaissance-gevel (1631), verwerkt zijn. Het inwendige, herhaaldelijk verbouwd, bevat: op de eerste verdieping in de raadkamer, thans zaal van Gedeputeerde Staten, een betimmering, bestaande uit een lambrizeering, waarop aan iederen wand twee Ionische halvezuilen tegen pilasters, en in de hoeken halve pilasters, welke een rijk gestucadoord plafond met versiering van ranken en allegorische figuren dragen; blauw marmeren schoorsteenmantel (XVIII d); dubbele deur in den trant der betimmering; boven de deur een klok, Lodewijk XVI, met verguld houtsnijwerk. Een uit deze kamer afkomstige armenbus (XVI) is in het Friesch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
museum. In de commissie- of wachtkamer een geschilderde kaart (1659, op perkament) van den zuidwest-hoek der Friesche kust, afkomstig van Ypama-state bij Ysbrechtum. In de kamer van den griffier een blauw marmeren schoorsteen, als in de zaal van Gedeputeerde Staten. In de kamer der tweede Afdeeling (vroeger secretarie) aan drie zijden een betimmering (XVIII c/d) van blank eikenhout met pilasterstellingen, een balken zoldering dragend; tusschen de gesneden pilasters boekenkasten; eiken schouw met schildering (XVIII B), voorstellend de Stilzwijgendheid en de Getrouwheid. In verschillende vertrekken prenten (XVII a-c), voorstellend Friesche stadhouders en plattegronden van Friesche steden. In de gang de dubbele deur der raadkamer, met klok; en aan de linkerzijde twee eenvoudigedeuromlijstingen (XVIIId).
2. Van het voormalige landschapshuis, vergaderplaats van de Volmachten der vier kwartieren van Friesland, in 1594 gevestigd in een der daartoe gewijzigde gebouwen van het Minderbroedersklooster, in 1616 verbouwd, in 1849 gesloopt en vervangen door het Ritske-Boelema-gasthuis (zie blz. 193), zijn fragmenten (1620) eener poort overgebracht in den muur eener boerderij van het vroegere Martena-state te Kornjum (zie blz. 226). Een gedenksteen (1648) van den vrede van Munster, uit den voorgevel van dit gebouw afkomstig, is thans in het koor der Groote kerk (zie e 3).
3. Korfmakerstraat. Het gebouw van den provincialen waterstaat heeft in den gevel een fragment van een met ranken en koppen versierd zandsteenen fries (XVI d, met nieuwe aanvulling), afkomstig uit een in 1908 gesloopten gevel.
4. Wilhelminaplein. Het paleis van justitie, in 1846-1852 gebouwd naar het ontwerp van den architect | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Th. Romein, onder leiding van den hoofdingenieur van den Waterstaat A.C. Kros, is een vierkant baksteenen gebouw met attiek en middenportiek op acht hooge Korinthische zuilen. Inwendig: vestibule en audientiezalen in classicistischen trant, met stucversiering. In de kamer van den president drie leunstoelen (XVIII c); in de keuken van den concierge een gesneden hoekkastje (XVIII c); een twintigtal tinnen inktstellen. Een serie brandijzers, uit dit gebouw afkomstig, is in het Friesch museum.
5. Turfmarkt. De kanselarij, voormalige zetel van het Hof van Friesland, opper-gerechtshof, is in 1566-1571 gebouwd, volgens EekhoffGa naar voetnoot1) door Bartholomeus Janszoon, dit op grond van een akte van 5 Juli 1571 (Charterboek, III, 857), welke echter alleen vermeldt, dat ‘Meester Anthones del Vaile Raedt Ordinaris in den Hove van Vrieslandt, Bartholomeus Jansz. Coninklijcke Mayesteyts Boumeyster, ende Albert Jansz. Burgemeester der stede Leeuwaerden, bij den voorscreven hove gecommitteert zijn geweest om te bezichtigen die huysingen, staende aan de Vischmerckt, ende streckende metter achtereynden ende plaetsen aen 't diep jegens de nieuwe Cancelrye over’ enz., ten behoeve van den aanleg eener nieuwe straat, de tegenwoordige Koningstraat. Het gebouw, in 1811 herschapen in een ‘Hof d'Assises en Tribunaal ter eerste instantie’, en kort daarna tot militair hospitaal ingericht, in 1814-1824 als kazerne gebruikt, 1824-1891 als huis van bewaring, werd in 1892 gerestaureerd onder leiding van J. van Lokhorst en is sindsdien in gebruik als Rijksarchief en Provinciale bibliotheek. Het bestaat uit een lang-gestrekt rechthoekig voorgebouw van baksteen met rijke toepassing van bergsteen, met een noordelijken vleugel en, tegen den noord- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oostelijken hoek, een teruggelegen nevengebouw met traptoren, in 1646 door de Staten aangekocht, in 1892 geheel vernieuwd. Het voorgebouw heeft twee verdiepingen, gedekt door een hoog zadeldak met dakkapellen (in 1892 vernieuwd). De noordzijde wordt afgesloten door een zijgevel met trappen, de zuidzijde door een vlakgewerkten brandgevel, die, evenals tandingen en aanzetten in het muurwerk van den voorgevel, wijst op het oorspronkelijk plan dit gedeelte naar het Zuiden te verlengen. De beide verdiepingen zijn in den voorgevel gescheiden door een geprofileerde zandsteenen waterlijst. De vensters der bovenverdieping worden gedekt door korfbogen, neerkomend op driehoekig uitgemetselde pilasters, welke met de rijk geprofileerde dagkanten der vensters benedenwaarts door de waterlijst zijn gevoerd tot ongeveer te halver hoogte van de dammen tusschen de vensters der benedenverdieping, waar zij rusten op gebeeldhouwde kraagsteenen. In de boogtrommels der bovenvensters dubbele ontlastingsbogen en vlechtingen van gele baksteen. Boven de vensters der benedenverdieping zandsteenen korfbogen. In het zuidelijk deel van den voorgevel bevindt zich de hoofdingang met trap en bordes (1621), waaronder de ingang naar de kelders. Op de trapleuning vier schildhoudende zandsteenen leeuwen (1621). De hoofdingang, waarboven een gebeeldhouwde zandsteenen bekroning met opschrift en 1571, ligt rechts van de as der ingangstravee, en op hiermee overeenkomende wijze verspringt ook de as van den boven deze travee opgetrokken trapgevel met rijk geprofileerde zijpilasters, vensternissen, en een driedeeligen toppilaster op gebeeldhouwde kraagsteenen, bekroond door een beeld, z.g. van Karel V. Op de trappen allegorische beelden (in 1892 gerestaureerd). Over de geheele lengte van den voorgevel een rechte kroonlijst op kraagsteenen, en afgedekt door een balus- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trade (1892), welke op den noordelijken hoek aansluit tegen een achtkant traptorentje. Inwendig (grootendeels gewijzigd en gerestaureerd): in de kelders vlakke kruisgewelven op zandsteenen zuilen. Vertrekken met zolderingen op moer- en kinderbalken. Zandsteenen knaagstukken, waarop wapens zijn uitgehouwen. Van de beneden- naar de bovenverdieping een gemetselde trap met geprofileerde gewrongen spil; de breede eiken treden rusten op van de spil tot den muur geslagen bogen, waartusschen sierlijk gemetselde gewelfjes op fijn geprofileerde ribben, die samenkomen in gebeeldhouwde sluitsteenen. In de Provinciale bibliotheek bevinden zich: een pastelportret (XVIII a) van Johan Willem Friso; een olieverf portret (1828, door W.B. van der Kooi) van Joost Hidde Halbertsma.
6. Het raadhuis, in 1715-1724 gebouwd onder leiding van den architect Claes Bockes Balck, ter plaatse van het voormalige Auckamahuis (sinds 1616 in gebruik als raadhuis), in 1760 uitgebreid aan de achterzijde met een bijgebouw naar de plannen van den architect P. de Swart, in 1816 en in 1830 gewijzigd, en andermaal in 1845-1847 onder leiding van den architect Th. Romein, is een vierkant gebouw in classicistischen trant, met een zuidoostelijken vleugel (1760), door een pleintje met een gesmeed ijzeren hek (XVIII c) van de straat gescheiden. Het hoofdgebouw heeft een baksteenen voorgevel met eenigszins vooruitgemetselde middenpartij, bekroond door een driehoekig fronton boven de rechte, op blossen rustende kroonlijst. In deze middenpartij de hoofdingang, met het venster daarboven in gebeeldhouwde omlijsting. De deur, met halfrond getoogd bovenlicht, wordt geflankeerd door pilasters, waarop, te weerszijden van het puikozijn, de beelden van Vrede en Gerechtigheid. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het fronton gebeeldhouwde vulling, door Pieter Nauta en den steenhouwer Gerbrand van der Haven, voorstellend de stedemaagd met wapen, omgeven door allegorische kinderfiguren. Voor den ingang een stoep met bordes (1847), waarop twee lantaarnpalen (1847) van gegoten ijzer. Vensters in 1816 vernieuwd. Op het midden van het wolfdak een achtkant koepeltorentje, waarop een windvaan met het stedelijk wapen. De zijvleugel heeft een voorgevel met rechte kroonlijst op gesneden consoles, waarboven een attiek met gebogen middengedeelte in gesneden omlijsting, de figuur van een klimmenden leeuw bevattend. Ingang met daarboven gelegen venster in rijk gesneden omlijsting. In de bovenverdieping groote vensters met getoogde bovendorpels, waaronder gesneden versieringen in den trant van Lodewijk XV. Inwendig in het hoofdgebouw: Vestibule met stucplafond, in 1724 vervaardigd door de Italianen Joseph Barberino en Gio Batista Albisetti, en een poort, toegang gevend tot een trapportaal; boven de deur een grauwtje (XVIII a, door Hayema), voorstellend den Vrede en de Onrust; breede eiken bordes-trap met gesneden trappalen en balustraden (XVIII a), vervaardigd door Pieter Nauta en B. Dijkstra. Burgemeesterskamer met betimmering (XVIII a); geschilderde zoldering (1718, door Hayema) met houten kooflijst op consoles; rijk gebeeldhouwde schoorsteenmantel met schoorsteenstuk (door Hayema), voorstellend het verbond der Unie; wandtapijten (1718, door Alexander Baart), voorstellend vier werelddeelen; twee eiken tafels (XVIII a) met bolpooten; vier eiken stoelen (XVIII a) met geslingerde pooten; boven de deur een klok (XVIII d), vervaardigd door Peter Bökland uit Bremen; waschfontein (XVIII a); twee vergulde houten luchters (XVIII d). In de voorkamer der burgemeesterskamer (genaamd ‘'t blanke ruim’) negen stoelen (XVIII B), waarvan zeven met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goudleer; tafelkleed (XVIII a) met gemeentewapen; gesneden kolomkast (XVII); beschilderde geldkist; schilderij (door D. Dalens III, bruikleen van het Friesch genootschap), voorstellend een landschap; een grauwtje, eenige portretten in olieverf, topografische gezichten in olieverf en een aquarel (XVIII en XIX A). In de Vertrekkamer (boven, achter de burgemeesterskamer) een eiken lambrizeering (XVIII a); houten schouw met Ionische pilasters, die een schoorsteenstuk flankeeren, geschilderd door Hayema, en voorstellend Minerva met allegorische vrouwefiguren, op zwart marmeren ondermantel; wandschildering (door H.W. Beekkerk), voorstellend Mozes en de zeventig oudsten (de studie in olieverf hiervoor is in de secretariskamer); zes leun- en drie eenvoudige stoelen (XVIII). In de ‘Nieuwe zaal’ (in 1845 ingericht door Th. Romein in den stijl van het Keizerrijk) pilasterstellingen en stucplafond, door J.E. Martens vervaardigd. Vijf oude leunstoelen. Aan de meeste deuren koperen krukken (XVIII a). Op trappen en gangen oude vaandels, bodestaf, lantaarn van de brandwacht, en topografische afbeeldingen. In den zijvleugel: de raadzaal met rijke betimmering (1760, trant Lodewijk XV), stucplafond, marmeren schoorsteenmantel, waarin een portret (1836, door W.B. van der Kooi), voorstellend prinses Maria Louise. De muurvakken bevatten een portret van koning Willem I, door W.B. van der Kooi en moderne geschilderde portretten van leden van het koninklijk huis, ter vervanging van de in 1795 verwijderde portretten der Friesche stadhouders. Boven deze vakken grauwtjes (door R. Keyert, twee gedateerd: 1760), voorstellend allegorische figuren en wapentropheeën. Boven de deuren allegorische schilderingen (1763 en 1764, door R. Jelgerhuis), voorstellend den Overvloed, de Vrijheid, Minerva, en de Algemeene veiligheid. In het archief portretten en een geschilderde naamlijst der leden van het zilversmids- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gilde sinds 1597, in 1623 vervaardigd in den vorm eener polyptiek. In den koepeltoren: klokkenspel van twee-en-dertig klokken, in 1687 gegoten door Claude Fremy te Amsterdam; en twee klokken, afkomstig uit den in 1884 gedoopten Nieuwetoren, waarvan een in 1541 gegoten door Cornelis Waghevens te Antwerpen, en een in 1544 door Johan ter Stege. Uit dit gebouw afkomstige eiken stoelen (± 1700), een zwaard van Grooten Pier, een beulszwaard, vier zilveren bodestaven (XVIII a), een ballotage-zak (1715), en een kaarsenhouder (XVII) van verguld hout, zijn in het Friesch museum.
7. De waag, 1596-1598 gebouwd, in 1643 tevens als beurs in gebruik gesteld, in 1786 gewijzigd, in 1884 ingericht deels tot bergplaats van brandbluschmiddelen, deels tot muziekschool, 1884-1890 gerestaureerd naar de plannen van den stadsarchitect Noordendorp, is een vrijstaand rechthoekig gebouw van bak- en bergsteen, bestaande uit twee verdiepingen en gedekt door een hoog wolfdak. Tegen de benedenverdieping is in 1890 te halver hoogte een rondgaande houten hangluifel aangebracht, naar het voorbeeld van den oorspronkelijken, die in 1786 door een op twintig houten Toscaansche zuilen rustenden luifel vervangen was. Aan de oost- en westzijde één, aan de noord- en zuidzijde twee ingangen met zwaar geprofileerde zandsteenen omlijstingen. In de benedenverdieping vensters in korfbogige nissen, in de bovenverdieping vensters met kruiskozijnen (1884) in geprofileerde nissen, afgedekt door Tudorbogen. Tusschen beide verdiepingen een omloopend gebeeldhouwd fries met versieringsmotieven als aan het raadhuis te Franeker. Onder dit fries, op de afgespoten hoeken, schildhoudende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leeuwen. Zandsteenen hoek-, neg- en boogblokken. Inwendig: zoldering met moer- en kinderbalken. Eenige geschilderde gedenkborden en een eikenhouten bord met de namen van boterhandelaren en botermerken (z.g. ritsen), uit dit gebouw afkomstig, zijn thans in het Friesch museum.
8. Van den in 1884 gesloopten nieuwetoren (± 1540 gebouwd aan de oostzijde der voormalige kapel van het St. Jacobsgasthuis in de Groote Hoogstraat) zijn de klokken in 1914 overgebracht in den toren van het raadhuis (zie d 6). De verguld koperen windvaan is thans in het Friesch museum.
9. De oude hoofdwacht, in 1688 op 's lands kosten gebouwd, in 1844 aan de stad in gebruik gegeven, werd in 1845 verbouwd naar de plannen van Th. Romein, en sindsdien, met verschillende wijzigingen, tot politiebureau ingericht.
10. Hofplein 29. Het z.g. koninklijk paleis, of voormalig stadhouderlijk hof, thans ambtswoning van den commissaris der Koningin in Friesland, XV in het bezit van het geslacht Rolkama, in 1564 geheel verbouwd voor Boudewijn van Loo, raad in den Hove, koninklijk rentmeester-generaal in Friesland en grietman man het Bilt, werd in 1587 gekocht door Gedeputeerde Staten als woning voor den stadhouder Willem Lodewijk van Nassau, in 1661 met ‘excessive kosten’ verbouwd, in 1734 vergroot voor Willem Carel Hendrik Friso, in 1790 uitwendig hersteld, in 1795 ontruimd en daarna achtereenvolgens ingericht tot weeshuis, Latijnsche school, kleedingmagazijn, hospitaal enz., in 1804 deels gesloopt, deels gewijzigd, in 1816 door de koninklijke familie teruggekocht en tot paleis ingericht, in 1880 in onderhoud | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan het Rijk afgestaan, gewijzigd, en sindsdien gebruikt als ambtswoning voor den commissaris der Koningin. Het geheel verminkte gebouw bevat nog slechts eenige overblijfselen van het oude muurwerk. Inwendig: in de eetzaal of Oranjezaal een betimmering (XVIII) met acht muurvakken, waarin portretten van Oranje-vorsten. Een houten zoldering (XVII d), beschilderd met ornament in den trant van Lodewijk XIV, afkomstig uit de in 1804 gesloopte danszaal, is thans in het Rijksmuseum voor beeldhouwkunst en kunstnijverheid te Amsterdam. Een fragment eener lambrizeering, een beschilderd Chineesch koromandelhouten wandbeschot (± 1700), en een beschilderde zoldering (± 1700), afkomstig uit een kabinet in het gesloopte gedeelte, bevinden zich in hetzelfde museum te Amsterdam. Eene verzameling portretten van Oranje's en van de officieren van het regiment Oranje-Friesland, in 1879 door koning Willem III aan het Friesch genootschap geschonken, zijn in het Friesch museum (zie h 1). Eenige schilderijen, waaronder van Philip van Dijk, Jan Lievens, en van den Duitschen schilder Johann Heinrich Roos, hieruit afkomstig, zijn in het Mauritshuis te 's-Gravenhage. Van de in 1607 en 1679-1682 ten behoeve van het stadhouderlijk hof gebouwde stallen en rijschool, bevinden zich nog overblijfselen in de Groote Kerkstraat (zie g. Poortjes, 7 op blz. 208).
11. Groote Kerkstraat 11. Het oudprinsesse-hof, oorspronkelijk een reeds in 1622 bestaande patricisch huis, XVII c verbouwd door prinses Maria Louisa, weduwe van Johan Willem Friso, in 1730 gekocht en met de oostelijk hieraan grenzende z.g. Papingastins (thans Groote Kerkstraat 13 (zie g. Fragmenten van gevels 1, op blz. 208) en een aan de westzijde gelegen huis in 1642 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot een complex vereenigd (zie g 58), in 1765 weer afzonderlijk verkocht, in 1911-1912 gerestaureerd, werd in 1916 eigendom der gemeente en is sedert ingericht tot museumen tentoonstellingsgebouw, in 1928-1929 inwendig gewijzigd en aan de achterzijde uitgebreid. Het bestaat uit twee verdiepingen (XVII c) en een in 1731 daarop aangebrachte lage zolderverdieping. Baksteenen voorgevel met rechte kroonlijst op gebeeldhouwde consoles (1731). De twee onderste verdiepingen zijn gescheiden door een breede zandsteenen lijst. Tusschen de vensters dezer verdiepingen Baksteenen pilasters (XVII c) met zandsteenen composietkapiteelen. Boven de vensters afwisselend engelenkopjes, bloem- en vruchtenslingers, en driehoekige frontons met schelpvormige vullingen. Inwendig: rechter voorkamer (Lobry Troostenburg de Bruin-kamer) met goudleeren behang (± 1700), afkomstig van Friesma state te Idaard (vroeger in het voormalige museum van Kunstnijverheid te Haarlem), schoorsteen (XVIII b) met vergulden gesneden boezem (moderne marmeren mantel) waarin een spiegel, moderne meubelen (stijl van ± 1750, door Jac. van den Bosch); linker voorkamer met balkenzoldering (XVII c). In de benedengang deuren met deurstukken (XVIII b) van stuc, en wit marmeren fonteintje (XVIII b) met zilveren hertekop als kraan. Tuinkamer met stucplafond (± 1750), gesneden deuren, schouw met gesneden boezem en schoorsteenstuk waarin spiegel (alles XVIII b), goudleeren behang (XVIII c), meubelen in bruikleen uit de verzameling Ottema (zie h 3) In het trappenhuis in den muur een oeil de boeuf (XVII c), afkomstig uit een huis op het Vliet; marmeren fonteintje (XVIIIc) uit het huis Nieuwstad 53, in bruikleen uit de verzameling Bodenheim te Amsterdam. Op den overloop een bekroning (XVII d) van een poortje afkomstig uit een huis op de Grachtswal. In de middenbovenzaal een balkenzoldering (XVIII b). Voorts tentoon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stellingszalen en museum van Indonesische en Chineesche kunst (zie h 2). Twee geborduurde vuurschermen (XVIII a), uit dit huis afkomstig, zijn in het Friesch museum. Een schoorsteenstuk (± 1500) door Geertjen van St. Jans, voorstellend de aanbidding der Wijzen, is thans in het bezit van Mr. N. Beets te Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e. Kerkelijke gebouwen.1. toren ‘de oldehove’. Ter plaatse van een wellicht IX gestichte kapel (H. Vitus), later kerk, aan de abdij Corvey toebehoorend, XIII d verbouwd, en in 1595-1596 geheel gesloopt, begon men in 1529, onder leiding van den bouwmeester Jacob van Aaken, een nieuwe kerk te bouwen, waarvan echter alleen de toren gedeeltelijk uitgevoerd, in 1533 onder leiding van Cornelis Frederiks beëindigd en nimmer voltooid werd. Daar de toren van den beginne af wegens de bodemgesteldheid sterk naar het noordwesten verzakte, moest hij in 1599, in 1612 en in 1640 hersteld worden; in 1648 na bliksemslag wederom; na in 1739 andermaal door brand geteisterd te zijn, waarbij de bekapping verwoest werd, opnieuw in 1768, 1788, 1816, 1846, 1877, en in 1908-1911 gerestaureerd, de laatste maal onder leiding van W.C.A. Hofkamp, directeur van gemeentewerken. Vrijstaande vierkante toren van roode en gele baksteen, met banden, hoek- en negblokken, traceeringen en afdekkingen van Bentheimer steen, bestaande uit drie geledingen. Dubbele hoekbeeren, over de geheele hoogte doorgevoerd en schuin afgedekt. Tegen de noordzijde, in den hoek van den noordwestelijken steunbeer, een met drie zijden uitgebouwde, vlak afgedekte traptoren, opgaande tot de omgang der derde geleding; langs deze laatste geleding een in den zuidoostelijken hoek uitgespaarde gemetselde trap, voerende naar het plat. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de benedenste geleding, aan west- en oostzijde, groote spitsbogige doorgangen, in 1599, met het oog op de verzakking dichtgemetseld (de vulling van den westelijhen ingang kreeg XIX c een voormetseling van waalsteenen); aan de oostzijde schalken met gebeeldhouwde zandsteenen kapiteelen, waarop aanzetten van kruisribgewelven en muralen, en, ter hoogte van de tweede geleding, tandingen voor de muren van het onuitgevoerde schip. De derde geleding springt terug en krijgt aldus een omgang met in de hoekbeeren gespaarde doorgangen. Aan noord- en zuidzijde der tweede en aan alle vier de zijden der bovenste geleding drie diepe nissen met geprofileerde dagkanten: die in de middelste geleding spits- en de bovenste rondbogig; deze laatste alleen aan de oostzijde nog met de oorspronkelijke koppen van profielsteen; aan de andere zijden later in zandsteen vernieuwd. In den noordmuur der bovenste geleding een stuk Bentheimersteen met: 1529. Inwendig: In de eerste en tweede verdieping ronde schalken van profielsteen, met zeskante voetstukken en rijk gebeeldhouwde zandsteenen kapiteelen, waarop aanzetten van gewelfribben. In de plaats der onuitgevoerd gebleven gewelven werden verschillende eiken balklagen aangebracht, in 1910 vervangen door twee balklagen van profielijzer. In den noordmuur van de benedenruimte een zandsteenen poortje toegang gevend tot den traptoren; op de eerste verdieping een dergelijk poortje, scheluw in den muur gewerkt; in de zandsteenen omlijsting hiervan verschillende steenhouwersmerken. Op de tweede verdieping, aan de noordoostzijde, het voormalige torenwachterskamertje met venster en schouw (betegeling nieuw). In den traptoren een spiltrap met treden van Bentheimer steen; in de bovenste trede het jaartal 1529. Aan de zuidzijde van den voet, in den buitenmuur gemetseld, een gebceldhouwde grafzerk (XVII d, omstreeks 1865 uit het bijgelegen kerkhof opgegraven) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met ongeveer levensgroote figuren van Pieter van Dekema († 1568) en zijne vrouw Catherina van Loo († 1581), omgeven door de wapens-Dekema en van Loo en zestien kwartieren op acht gedeelde wapenschilden. Twee klokken, waarvan de groote in 1633 gegoten door Hans Falck van Neurenberg, ter vervanging eener in 1540 te Kampen gegoten klok; en de kleine in 1637 door Jacob Noteman te Leeuwarden.
2. Van de voormalige parochiekerk van hoek, door het geslacht Cammingha gesticht, en aan de H. Catharina gewijd, in 1580 ontluisterd en tot tuighuis ingericht, na velerlei wijzigingen in 1834 verbouwd tot stadswerkhuis, sinds 1874 ingericht tot hulpziekenhuis, dat in 1888 nogmaals werd gewijzigd, bleef nog slechts eenig oud muurwerk (XIII?) bewaard (zie f 11).
3. De Ned. Herv. groote- of jacobijnenkerk, voormalige Dominicanen-kloosterkerk (H. Jacobus de Meerdere), is tusschen 1228 en 1245 gesticht met hulp van het geslacht Cammingha, in 1392 door de Schieringers grootendeels verwoest, met steun van hertog Albrecht van Beieren sinds XV a herbouwd en uitgebreid; na 1480, onder het prioraat van Theodericus Petri nieuw opgetrokken, XVI b voltooid, in 1567 inwendig verfraaid, in 1576 gedeeltelijk en in 1580 geheel door de kloosterlingen ontruimd en door de Hervormden in gebruik genomen, in ditzelfde jaar gedekt met leien afkomstig van het dak der St. Vituskerk (zie e 1), in 1581 inwendig gewit en nieuw geschilderd; in 1616, 1628, 1663-1699 meermalen hersteld, in 1842-1843 ‘gerestaureerd’, waarbij al het muurwerk werd afgehakt, nieuw ingevoegd en gepleisterd, de vensters van nieuwe glazen en kozijnen voorzien en het inwendige gewijzigd; in 1852 wederom gewijzigd, in 1883 gecement en geteerd, en in 1901 gedeeltelijk van een nieuwe dak- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedekring voorzien. Driebeukige kerk, bestaande uit een middenbeuk (kern XIII of XIV?) met smallen noordbeuk (XIV) en breeden zuidbeuk (XVI a), deze laatste met geveltoppen op elk der vier traveeën; een 5/12-gesloten koor (XV), waartegen aan de zuidzijde een 5/10-gesloten kapel (± 1500), later ‘broodkamer’ geheeten, en aan de noordzijde de voormalige sacristie (later grafkapel) en een traptoren. Op het dak een open koepeltje (XVII d) met klok, in 1680 gegoten door Jur. Balthasar. Tegen den zuidoostelijken koorwand de ‘Oranjepoort’: een portiek (XVII c, het bovendeel vernieuwd in hout) met gewrongen zuilen, zwikversiering, en scheluwen ingang met eiken deur (XVII). Hierboven een ovaal venster in gebeeldhouwde omlijsting (XVII c). Spitsboogfries boven langs het schip en (vernieuwd) langs het koor. Westgevel met spitsbogige en ronde nissen, uitgemetselde ronde hoekpinakels waarop bollen en een later tegen den middenbeuk uitgebouwd portaal. Op de zuidelijke geveltoppen gebeeldhouwde bekroningen (XVI). Tweemaal versneden beeren tegen den noordbeuk. In den oostwand der zijkapel een poortje met bergsteenen banden, driehoekig fronton (1663) en vers over de brooduitdeeling; eiken met nagels beslagen deur. Hoogerop een ovaal licht in omlijsting. Tegen de westelijke travee van den zuidbeuk een portiek (XIX b) met driehoekig fronton op Toscaansche halvezuilen. Inwendig: wijde spitse scheibogen op tweemaal drie zware zuilen (vermoedelijk door ommetseling van ouder muurwerk), van welke die aan de zuidzijde aanmerkelijk lager dan den noordelijke; lijstkapiteelen. In het koor, dat ten deele ingenomen wordt door een galerij (de ‘Koningskraak’) op houten zuilen, loopt een spitsboogfries onder langs de kap. Houten tonzolderingen over schip en koor; gestucadoorde over de zijbeuken. De kerk bezit: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eiken preekstoel (XVII c); klankbord met bekroning. Orgel (1727, door Christ. Muller te Amsterdam, in 1928 gerestaureerd) met beelden op het front en het rugpositief; onder dit laatste het gesneden wapen van Leeuwarden. Orgelgalerij met borstwering (XVIII b) en gedragen door vier hardsteenen zuilen. Geverfde eiken borstwering (XVII b) van de ‘kraak’ met gesneden paneelen en bankoverhuiving (XVII b). Snijwerk (XVII b) aan eenige banken. In het koor een toetssteenen gedenkplaat (1648) op den vrede van Munster, in 1867 hier geplaatst uit het in 1849 afgebroken Landschapshuis (d 2). Marmeren tombe voor J.H. Nieuwold († 1812). Onder het koor de grafkelder der stadhouders uit het huis van Oranje-Nassau. Grafzerken: een (XVI, gesleten, volgens het grafboek van Deco Wyarda en Helena van Sickama); een zeer groote (± 1550) met alliantiewapen en uitvoerige voorstelling in relief: oordeel van Salomo; een (XVI c) met medaillonkoppen in de hoeken; een (XVI c) van Hayo van Holdinga; een (1601, volgens het grafboek van Carel en Andreas van Roorda). Verschillende zerken in het schip, doch deze zijn bedekt. Avondmaalszilver: twee van de ‘Oldehovekerk’ (zie e 1) afkomstige bekers (1564), waarvan een in bruikleen gegeven aan het Friesch museum; twee (1595);twee (1684, merken: Leeuwarden, M = 1684, en I.I. = Joh. Jans), waarvan een in bruikleen als voren.
De kosterij bevat nog den westelijken en een gedeelte van den noordelijken arm van de kloostergang, overkluisd met kruisribgewelven (XV d) op kraagsteenen. Ingang met poortje (XVIII b), bekroond door een halsgeveltje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De thans ned. herv. galileërkerk, in 1472 buiten de stadswallen opgericht, in 1493 voltooid, als kerk van het toen door den edelman Tjomme Oenes Wiarda gestichte Minderbroedersklooster Galilea, ten deele verwoest in 1498(?) en daarna binnen de stad overgebracht en op de tegenwoordige plaats gebouwd, in 1566 tijdelijk in handen der Hervormden, in 1570 hersteld en vergroot met een noordbeuk, in 1578 door den beeldenstorm geteisterd, in 1580 blijvend aan de Hervormden overgegaan, in 1587 verbouwd, in 1661, 1691, en 1706 gewijzigd, in 1795 door de Revolutie gehavend en als vergaderlokaal gebruikt, in 1844-1845 vernieuwd naar de plannen van Th. Romein met behoud van den bestaanden vorm, in 1899 gerestaureerd, is een eenvoudig baksteenen gebouw, bestaande uit een hoofdbeuk (± 1500), een noordelijken zijbeuk (1570), en een 3/8-gesloten koor. Op het dak een open koepeltorentje, in 1831 gebouwd ter vervanging van een vroegere spits. Voorgevel (XIX b); vensters en bedaking in 1844 vernieuwd; zijbeuk in 1844 verhoogd. Inwendig (in 1844-1845 gewijzigd en gestukadoord): over den hoofdbeuk een hoog houten tongewelf met doorhangende, geprofileerde schinkels, rustend op gesneden kraagstukken (XVI a), waarvan sommigen versierd met wapens der Saksische hertogen. Tusschen hoofden noordbeuk gepleisterde zuilen, waarop in 1844 muurschilderingen met het jaartal 1570 werden gevonden. De kerk bezit: Eenvoudigen eiken preekstoel (XVII c). Banken (XVIII b) met snijwerk versierd. Onder den vloer grafzerken (1541, 1600, 1611, 1616).
5. De ned. herv. westerkerk (H. Anna), oorspronkelijk kerk van het omstreeks 1460 ter plaatse van de tegenwoordige algemeene begraafplaats gestichte St. Annaklooster der Franciscanessen of Grauwe begijnen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Franciscusweerd (Fiswerd) geheeten, dat in 1472 voor het eerst vermeld wordt; in 1498 door hertog Albrecht van Saksen en de Schieringers bezet; in 1510 overgebracht naar ‘Oldehove’ binnen de stad, en gebouwd nabij de Oude gracht aan de tegenwoordige Bagijnestraat; in 1580 aan de Hervormden overgegaan en achtereenvolgens tot pakhuis, timmerhuis, brouwerij en tuchthuis ingericht; in 1637-1648 verbouwd en tot Hervormde kerk ingericht; in 1681-1684 vergroot met een noordelijken beuk; in 1693 en 1696 inwendig gewijzigd; in 1845-1846 verbouwd naar de plannen van Th. Romein. Het eenvoudige baksteenen gebouw bestaat uit een zuidbeuk met een 3/8-gesloten koor (XVI a), en een even hoogen noordbeuk (1684). Inwendig (in 1845 geheel verbouwd en bepleisterd): tusschen de beide beuken een rij van vier zuilen (1643); gestukadoorde gewelven; rondbogige galerij (XVII d) met trappen. De kerk bezit: Eiken preekstoel (XVII d). In de banken eenige paneelen met snijwerk (XVII d) afkomstig van de vroegere betimmering. Onder den vloer grafzerken.
6. Groote Kerkstraat 34. De ned. herv., zoogenaamde waalsche kerk, voormalige kloosterkerk (H. Apostelen) der Dominicanessen, in 1523 gesticht door Wendelmoed Hermans, in 1530 gewijd door Laurentius Hertoghe, bisschop van Hebron, in 1580 ontruimd, XVII A als school gebruikt, in 1659 door de stad aan Gedeputeerde Staten in bruikleen gegeven en ingericht tot kerk der Waalsche gemeente, waarbij het schip door een muur van het koor gescheiden en de voorgevel gewijzigd werd, in 1836-1837 hersteld, in 1839 verkleind door slooping van het bij het R.K. armenhuis in gebruik zijnde koor; in 1888, na opheffing der Waalsche gemeente, aan de Ned. Hervormde gemeente overgegaan, is thans in gebruik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor doop- en huwelijksplechtigheden en godsdienstoefeningen voor kinderen. Het zeer verminkte gebouw heeft een eenvoudigen puntgevel met classicistischen ingang (XVII c) tusschen Toscaansche pilasters, waarop een driehoekig fronton. Inwendig: galerijen met gesneden paneelen (XVII d). De kerk bezit: Eiken preekstoel (XVII c) met gewrongen trappaal. Doophek (XVII c) met gedraaide balusters. Orgel, in 1735 geschonken door prinses Maria Louisa, vervaardigd door J.M. Swartsburg, met gesneden vleugelstukken en balustrade, en in 1742 aangebrachte wapens van Johan Willem Friso en Maria Louisa. Overhuifde heerenbank (XVII c) met gegroefde Korinthische zuilen. Galerijen met gesneden paneelen (XVII d).
7. Nieuwe Oosterstraat B 30. De evang.-luthersche kerk, in 1680 gesticht door Jhr. Andreas Moeller, in 1774 verbouwd en vergroot, in 1810 door de Franschen als pakhuis der douane gebruikt, in 1888 van een nieuwe bekapping voorzien, in 1894 inwendig gewijzigd, is een eenvoudig gebouw met baksteenen puntgevel, waarin een gedenksteen (1774) in gebeeldhouwde omlijsting (XVIII c) met een opschrift en: 1774. Windvaan: zwaan. De kerk bezit: Eenvoudigen eiken preekstoel (XVIII d). Orgel met betimmering (XVIII b). Koperen lessenaar (XVIII d). Grafbord (geschilderd) van A. Moeller. Zilverwerk: doopbekken, geschonken in 1709 (merken: Leeuwarden, Friesland, P = 1709 en H D aan elkaar = Herm. Dillinck); broodschaal (1803); offerschaaltje (1815). In de consistoriekamer een marmeren schoorsteenmantel (XVIII c) en dertien houten wapenschilden (XVIII c). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Wirdumerdijk. De doopsgezinde kerk, in 1760 gesticht ter vervanging van de vermaningen der Vlaamsche en Waterlandsche gemeenten, op de plaats der oude Waterlandsche vermaning (1631, in 1680 van steen opgetrokken); in 1813, 1818 en 1832 gewijzigd, in 1837 inwendig verbouwd, in 1850 vergroot, in 1889 hersteld, is een eenvoudig vierkant gebouw, waarvoor een classicistische zuilenportiek (1832) met gedenksteen in den zijwand. Inwendig vier hoekzuilen en gestucadoorde zoldering. Eiken betimmering (XVIII d). De kerk bezit: Eiken preekstoel, verbouwd uit eenen (XVIII d), met koperen lezenaar (XVIII d). Orgel (XVIII d), boven den preekstoel en evenals deze in 1813 van de kleine Doopsgezinde kerk te Amsterdam overgenomen, in 1848 en in 1850 hersteld.
9. Speelmansstraat. De r.k. kerk van den h. dominicus, in 1609 op deze plaats gesticht in een overblijfsel van het voormalige klooster der Dominicanessen, in 1850-1869 geheel herbouwd, omstreeks 1875 vergroot met de hierachter gelegen H. Antoniuskerk (in 1805 gebouwd), bezit: Op het hoogaltaar een schildering (XVIII a), voorstellend Christus aan het kruis, met Maria en Johannes. Eiken beeld (± 1500) van O.L. Vrouw van Leeuwarden. Zilverwerk: stralenmonstrans, met opschrift (1707) op den voet; kleineren monstrans (XVIII b); vergulden Miskelk (1676), met op den voet gedreven voorstellingen van de H.H. Dominicus, Thomas, Hyacinthus en Raimundus van Pennafort; hierbij een pateen en een lepeltje; vergulden kelk (XVIIIc); wierookscheepje (1765, merken: Leeuwarden Friesland, I.B =Jul. Buissink). Gouden boekbeslag (± 1750).
10. Collegiesteeg, achter het Amelandshuis. De r.k. kerk van den h. bonifatius en gezellen, lri 1884 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebouwd naar de plannen van Dr. P.J.H. Cuypers, op den Amelandshof, ter vervanging eener oudere (in 1680 door de Jezuieten aan de Vleeschmarkt gesticht), bezit: Koperen doopvont, in 1846 vervaardigd door M.H. Nagtheim. Rijk gesneden eiken preekstoel (XVIII a) in den trant van Marot. Gesneden eiken groep (XVI a, nieuwe polychromie), voorstellend de H. Anna Zelfderde. Vergulden Miskelk (1630) met alliantiewapen; dergelijken kelk op zilveren voet (1652) met alliantiewapen-Bronchorst-Abbinga; verguld zilveren Miskelk (± 1660, merken: Haarlem, S en sleutel); zes zilveren kandelaars (XVII d). Zie verder toevoegsels op blz. 395.
11. De ned. israëlietische synagoge (1805) bezit: Twee zilveren siertorens (1694); vier (XVIII); zes handwijzers (XVIII). Zilveren chanoekaluchter (± 1800). Geborduurden wetsmantel (XVIII).
12. Van het voormalige dominicanen- of predikheerenklooster, tusschen 1288 en 1245 gesticht, in 1392 verwoest, XV a herbouwd en vergroot, bestaan nog slechts de kloosterkerk (e 3) en een gedeelte van de overwelfde kruisgang, in de tegenwoordige kosterswoning der Groote kerk (zie e 3 blz. 187), gevormd door vijf vakken met ster- en twee met kruisgewelven, welker ribben van profielsteen rusten op gemetselde kraagsteenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. Gebouwen van liefdadigheid enz.1. Het old burgerweeshuis, in 1534 gesticht door Auck Petersdochter, echtgenoote van den schepen Lieuwe Lieuwezoon, in 1563 vervangen door een grooter aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Raadhuisplein, in 1596 in algemeen stedelijk gebruik overgegaan, in 1634 wederom vergroot, in 1672 gedeeltelijk vernieuwd, in 1675, na de stichting van het stadsweeshuis, tot burgerweeshuis teruggebracht, in 1763 gewijzigd, in 1795 ontruimd en ingericht tot kazerne der Fransche troepen, die het inwendig vernielden, in 1808 hersteld, in 1873 vervangen door een nieuw gebouw aan Zaailand en Zuiderstraat. In den zijgevel van dit gebouw aan de Zuiderstraat is overgebracht een poortje (1672), de voormalige hoofdingang van het vroegere weeshuis, geflankeerd door pilasters versierd met bloem- en vruchtfestoenen, ook tegen de dagkanten, en met pseudo-Ionische kapiteelen, waarin kopjes en: 1673; gebogen fronton, in welks gevelveld een ovale lichtopening in cartouche; hierboven een door drie kinderfiguren gehouden bekroning met wapens-Glinstra, -van Viersen, -Mamminga, -Hittinga, -Faetsma, -van Heckma, en -van Burmania, opschrift, en: 1672.
2. Jakobijner Kerkhof 1. Het nieuwe stadsweeshuis, in 1675 gesticht, in 1795 ontruimd en door de Fransche troepen bezet, in 1802 op staatskosten hersteld, in 1834-1835 tengevolge eener testamentaire beschikking van Jacobus Martinus Baljee, oud-Raad van Nederlandsch Indië, gewezen verpleegde der stichting, verbouwd en vergroot, wederom in 1869, in 1888 en in 1907 uitgebreid, bezit van het oorspronkelijke gebouw nog eer classicistisch zandsteenen poortje, geflankeerd door Ionische pilasters. In de bekroning het stadswapen met ornament, opschrift en: 1675.
3. Het ritske-boelema-gasthuis, kort vóór 1547 in de Speelmanstraat opgericht door Ritske Boelema en onder beheer van het Zoete-naam-Jezusgilde gesteld; na de opheffing van dit gilde, in 1580, zelfstandig voortgezet, in 1623-1632 verplaatst naar de Monnikenmuur- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
straat, in 1639 vergroot, en andermaal in 1823 en 1840, is in 1849-1850 overgebracht naar de Tweebaksmarkt, waar het ter plaatse van het voormalige Minderbroedersklooster en van het hiertoe gesloopte Landhuis (zie d 2) nieuw werd opgetrokken naar de plannen en onder leiding van F. Stoett. Dit gebouw is in 1863 vergroot.
4. Van het oude gabbema-gasthuis, in 1634 ten Noorden van de Groote kerk gebouwd, in 1906 vervangen door een nieuw gebouw in de Wijbrand de Geeststraat, bestaat nog een poortje, dat naar de nieuwe stichting werd overgebracht.
5. Jacobijner Kerkhof 7. Het boshuizen-gasthuis, in 1652 gesticht door Anna van Eysinga († 1655), echtgenoote van Philip van Boshuizen, grietman van Het Bilt, heeft van de oorspronkelijke stichting nog den aanleg, bestaande uit een binnenhof, omsloten door eenvoudige huisjes. In den buitenmuur een poortje (midden - XVII) van bak- en bergsteen, te weerszijden waarvan een opschrift. Naar het binnenplein een dergelijk poortje met zandsteenen bekroning waarin: 1652; in den sluitsteen een engelenkopje.
6. Groote Kerkstraat. Het st. antonie-gasthuis, in 1425 vermeld, in 1877 geheel verbouwd, bezit vier gegoten zilveren kandelaars (merken: Leeuwarden, Friesland, K = 1787, meesterteeken van P. Meeter); twee zilveren komforen (1707, Leeuwarder keur). Een uit de oude gebouwen afkomstig poortje is overgebracht naar het Nieuw St. Anthonie-gasthuis (f 7).
7. Groeneweg. Het nieuw st. antonie-gasthuis, in 1862-1864 gebouwd als uitbreiding van het oude (f 6) heeft in den Julianavleugel (1910) een zandsteenen poortje (1682), afkomstig uit het oude huis, met een gebeeldhouwd fronton, waarop drie nieuwe beelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Noordersingel. Het marcelis goverts-gasthuis, in 1658 gesticht op den Grachtswal door den bouwmeester Marcelis Goverts en zijn vrouw Mayke Marcus, in 1766 verbouwd, in 1876-1877 overgebracht naar de tegenwoordige plaats, heeft van de oorspronkelijke stichting nog een poortje (XVII c), geflankeerd door Toscaansche pilasters, die een hoofdgestel dragen met gebogen fronton (waarin later een bovenlicht is aangebracht), bekroond door twee putti, die een alliantiewapen houden.
9. Groote Kerkstraat 24. Het ned. herv. diaconiehuis, in 1755 gesticht, en gevestigd in het gebouw der opgeheven Landschapsmunt (in 1552-1554 gebouwd als stins voor Wilco van Holdinga, en later Schwartzenbergshuis genaamd), dat in 1758 hiertoe gewijzigd en vergroot werd; in 1762 uitgebreid met een vleugel aan de Bollemansteeg, ter plaatse van de z.g. Bollemanskamers (1607); in 1794 door brand geteisterd en hersteld, in 1835 verbouwd, in 1850 gedeeltelijk vernieuwd en andermaal in 1873-1875, in 1886 gewijzigd door verbouwing van den vleugel aan de Bollemansteeg, in 1905 wederom gewijzigd, heeft boven den ingang figuren (XVIII c) van een man en eene vrouw in de kleedij der verpleegden, afkomstig van het vroegere gebouw. In een achtergevel een groote gebeeldhouwde gedenksteen met opschrift en: 1758.
10. Het stadsziekenhuis, in 1841-1842 gebouwd ter vervanging van een ouder (in 1825 gevestigd in de voormalige scherprechterswoning), is in 1853, 1889, 1896, 1901 en 1905 verbouwd en vergroot.
11. Het hulpziekenhuis, sinds 1874 gevestigd in de, na velerlei wijziging, in 1834 tot Stadswerkhuis verbouwde Hoeksterkerk (zie e 2), heeft van dit laatste gebouw nog overblijfselen (XIII?) van een zijmuur bewaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Nieuwestad Zz. Van de z.g. poptakamers, een hofje, midden-XVI gesticht door Eesck van Popma, vrouw van Sybolt van Aylva, in 1696 vergroot door Dr. Henricus Popta, omstreeks 1846 gesloopt, bestaat nog het Popta-poortje, naar een lateren bewoner meest het Struivingspoortje genoemd, in 1915 gerestaureerd door den architect G.J. Veenstra, en opnieuw gesteld. Het poortje heeft een ingang geflankeerd door met vruchtfestoenen behangen bergsteenen pilasters met composietkapiteelen, die een hoofdgestel dragen met uitgebogen fries en gebogen kroonlijst. In het gevelveld het wapen-Popta en: 1696. Hierboven een baksteenen halsgevelvormige bekroning met gebeeldhouwde aanzetkrullen en afdekkingen, en een segmentvormig fronton. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
g. Particuliere gebouwen.A. Late gothiek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Renaissance.Trapgevels, meerendeels met geprofileerde zandsteenen lijsten, afdekkingen en toppilaster op kopje:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pilastergevels:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Lodewijkstijlen.Ingezwenkte halsgevels met driehoekig of gebogen fronton, danwel met een gebeeldhouwde kuif; aanzetkrullen, waaronder draagsteenen, veelal met jaartal:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gevels met rechte kroonlijst, meerendeels op gebeeldhouwde consoles:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herberg:
Pakhuisgevels:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Poortjes:
Fragmenten van gevels:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Details van buitenarchitectuur:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragmenten en details van binnenarchitectuur, voor zoover nog niet vermeld:
Gevelsteenen, voor zoover nog niet vermeld:
Weaze 30 (XVI c, afgehakt wapen, guldenvliesketen en devies); Groote Kerkstraat 43 (twee: de bovenste, XVI B, voorstellend een burcht, met opschrift ‘aed Levwerd’; daaronder een met huismerk en de jaartallen 1171, oorspronkelijk 1671?, en: 1762); Bagijnestraat 61 (1617); Nieuweburen 107 (1639); Groote Kerkstraat 69 (twee, waarvan een XVII b, met het wapen van Jeruzalem en met: ‘Ao 1641 herboudt Ao 1768’); Gedempte Keizersgracht 44 (1647, oliekan en vat); Speelmanstraat 17 (twee: 1662); Turfmarkt 7 (1664); Nieuwestad (zuidzijde) 8 (drie: 1675, en: ‘In de swarte swaen’); Bij de put 3 (XVII c, zeilend schip); Munnikemuurstraat 107 (drie: 1678 en kerseboom); Bij de put (twee met afgehakte wapens, en twee cartouches: 1687); Korenmarkt 257 (XVII B, geharnast ridder: ‘de Yser man’); Weaze 38 (XVII? ooievaar); Tuinen 33 (twee: 1712); Gedempte Keizersgracht 60 (1720); Heer Ivostraatje 57 (1740); Kalksteeg 6 (twee: 1740, en een met afgehakt wapen); Heer Ivostraatje 55 (1752, met afgehakt alliantiewapen); Molensteeg 13 (XVIII c, noteboom); Sint Jacobsstraat 1 (XVIII c, cartouche met koffiekan); Haniasteeg 4 (XVIII B).
Ankers, voor zoover nog niet vermeld:
Kelders 165. Boven de verdieping een rij sierankers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
h. Musea, particuliere verzamelingen, varia.1. Het friesch museum (zie omtrent het gebouw g 98) bevat o.a.: eene keurverzameling van vóór-Germaansche en Romeinsche oudheden, ontgraven in de provincie Friesland, waaronder steenen en bronzen wapenen en werktuigen uit de praehistorische perioden. Voorts uit den terpentijd (± 200 v. Chr. - 900 n. Chr.), Romeinsch vaatwerk, bronzen, wapenen en andere oudheden, Germaansche lijfsieraden, vaatwerk en gebruiksvoorwerpen; middeleeuwsche beeldhouwwerken (XIII-XV) en tegels (XIII en XIV); kerkelijke oudheden, w.o. doopvonten (XIII-XVI), steenen doodkisten en grafzerken (XIII), een koperen aquamanile (XIII?) in den vorm van een leeuw, gewijde vaten, kandelaars (zie ook blz. 386: Nijeklooster); zegelstempels, draagteekens enz.; een uitgebreide verzameling Chineesch en Japansch porselein en Europeesch porselein en aardewerk, afkomstig uit de verzameling-Looxma, Ypey, Corbelijn Battaerd, Dr. Wellenbergh, Fontein Tuinhout e.a.; bouwfragmenten, gevelsteenen, haardplaten (XVI-XVIII); belangrijke collectie Friesch zilverwerk, waaronder de Popta-schat (zie blz. 250) en een chronologische reeks oorijzers (XVI-XIX); Friesche volkskunst (mangelplanken, messen, lepels, rookgerei enz.); planetarium (XVIII d, door Wright en Cole te Londen) in gesneden vitrine, in 1785 door prins Willem V geschonken aan de Academie te Franeker; prijzen van volksspelen w.o. de verzameling gouden en zilveren harddraverij-zweepen (XVIII d-XIX a), afkomstig van M.S. Visser te Akkrum, zilveren kaatsballen, dito tuigjes en wimpels (XVIII); twee Hindelooper kamers, waarvan een met beschot (XVII) en Makkumer tegelwanden, meubelen (XVII), gekostumeerde poppen en Hindelooper bonten, en een met beschot (1736), tegelwanden en meubelen. Een munt- en penningkabinet, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarin o.a. medaille (1519) van Erasmus, door Janus Secundus; een (1503) van Adolphus Occo door Cornelis Floris; een ter eere van den admiraal Andreas Doria gegoten penning (1532) door Leone Leoni; een (1577) met beeltenissen van prins Willem I en Charlotte de Bourbon door Coenraad Block, historiepenningen (XVII), o.a. door Lutma den Jongere, gilde-, huwelijksen nieuwjaarspenningen (XVII en XVIII), en voorts een uitgebreide collectie van in Friesland opgegraven Romeinsche, Merovingische en Karolingische munten, en bisschoppelijke munten (XII). Verder in Friesland geslagen munten (1038-1738); een prentenkabinet, waarin een uitgebreide topographische atlas van Friesland, verzameld door den vroegeren archivaris van Leeuwarden W. Eekhoff, en bevattende kaarten, afbeeldingen van dorpen, kerken, gevels, een driehonderdtal teekeningen van grafzerken enz., en verder kopergravures, etsen en teekeningen van en naar Friesche en andere meesters (waaronder van Albrecht Durer en van Rembrandt), hoofdzakelijk afkomstig uit de verzameling-Quaestius te Dronrijp, incunabelen en drukwerken (XV en XVI); de verzameling-Bisschop, afkomstig van den schilder Christoffel Bisschop (1828-1904), omvattend o.a. twee uit Scheveningen hierheen overgebrachte vertrekken, waarin o.a. Hollandsche en Friesche meubelen (XVI en XVII), fragmenten van kerkmeubelen, beeldhouwwerk (XV en XVI); uitheemsch, Delftsch en Friesch aardewerk; zilversmidswerk, waaronder een relief (± 1600) toegeschreven aan Adam van Vianen, en koperwerk; voorts eene verzameling schilderijen, omvattend: portretten in olieverf, pastel en miniatuur (XVI b-XIX A), voornamelijk van Friezen: vorsten, krijgslieden, geestelijken en leden van aanzienlijke geslachten, waaronder werken van Wybrand de Geest, N. Wieringa, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. de Wilde, A. van Schoor, B. en M. Accama, M. Haringh; topographische gezichten in Friesland (XVII c-XIX A), o.a. door E. Murant en A. Beerstraten; afbeeldingen van kleederdrachten, volksvermaken, religieuze voorstellingen (XVI a-XIX A), verschillende werken (XVII B) van K. Beelt, A. Beerstraten, Adam van Beyeren, A. Hanneman, Lambert Jacobsz., C. Janson van Keulen, Jo Kuveenis, P. Nason en A. Willaerts; geschilderde rouw- en wapenborden (XVII B-XVIII d); gebrandschilderd glas (XVII a-XVIII d) met allegorische en heraldische voorstellingen. De in 1926 ingerichte bovenverdieping is hoofdzakelijk gewijd aan: ceramiek en glaswerk, grootendeels uit de verzameling-Ottema, Noord-Nederlandsche en aanverwante majolica (XVId, XVIIa), Friesche majolica (sinds XVII d), Engelsch aardewerk (sinds ± 1750), Duitsch steengoed (XVI en XVII). Winkelopstellingen en bedrijven gedeeltelijk uit de verzameling-Ottema, apotheek, tabakswinkel, drankwinkel met vatenstelling, koekbakkers-, slagers-, timmermans- e.a. bedrijven (XVIII en XIX). Volledige zilversmidswerkplaats (XVIII en XIX a, b), Friesche kleederdrachten en lijfsieraden en andere voorwerpen betrekking hebbende op de zeden en gewoonten van Friesland (o.a. sjees, arren met belletuigen). Een gedeelte van de kelderverdieping is in 1925 ingericht om een overzicht te geven van het Friesche zuivelbedrijf vóór de oprichting der zuivelfabrieken; in drie vertrekken opgesteld: karnmolen met karnton, kaasketel, kaaspers, melkenkelder met koperen en houten aden, emmerbank met koperen emmers (XVIII d-XIX A). 2. Het museum prinsessehof (zie omtrent het gebouw d 11) bevat o.a.: oude Friesche en Chippendale meubelen, ten deele in bruikleen van den heer Nanee Ottema. De verzameling-van der Meulen van Hindoe-Javaansch beeldhouwwerk, bronzen en Indische kunst; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verzamelingen van Chineesch porcelein; een gesneden tafel trant Daniël Marot); verschillende bouwfragmenten, w.o. een gesneden deurtje (XVII A) uit Bolsward, een poortje (XVII a), afkomstig uit een huis in de Raadhuisstraat te Leeuwarden, een deur met gesneden kalf en omlijsting (XVIII c) uit een huis in de Begijnestraat te Leeuwarden, een bedsteebetimmering (XVII) en een keukenkast (XVIII) uit het voormalig koffiehuis ‘Bentheim’ (in de kamer van den conservator); eene verzameling gesmede ijzeren ankers (XVI-XVIII), afkomstig uit Friesland en uit Dordrecht (bruikleen van den heer Nanne Ottema); de verzameling-Verbeek van oud porcelein, vroeger gedeeltelijk opgesteld in het Nederlandsch museum te Amsterdam en in het Kunstnijverheidsmuseum te 's-Gravenhage, thans aangevuld met de verzamelingen-van der Meulen en -Ottema; een verzameling tegels (XVI-XVIII) in bruikleen van den heer Ottema; eene bibliotheek met oude reisbeschrijvingen. Voorts familieportretten (XVI d-XIX A, olieverf) van leden der families Bergsma, Scheltinga en Haersma, waaronder werken van N. Wieringa, F.L. Hauck en B. Accama, en een wildstuk (schoorsteenstuk, afkomstig uit Friesmastate te Idaard) boven een spiegel in gesneden omlijsting (XVIII c).
3. De verzameling-ottema omvat voornamelijk: Noord-Nederlandsche en aanverwante majolica (XVI d-XVII a); Friesche majolica (sinds XVII d); Engelsch aardewerk (sinds ± 1750, eveneens in het Friesch museum); Duitsch steengoed (XVI en XVII); Friesch zilverwerk (XVII en XVIII); alles ten deele in het Friesch museum ondergebracht; Friesche kleeding, letter- en stoplappen (XVII b/c-XVIII) en sitsen (XVIII), lijfsieraden en horloges; Friesche volkskunst (w.o. mangelplanken, bankjes enz.); eetbestekken (XVI-XVIII); | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sleutels (XIV-XVIII); bouwfragmenten (XIII-XV), afkomstig uit de voormalige kloosters Mariëngaarde bij Hallum, en Foswerd; een baksteen (XII d), waarin de figuur van een abt is gesneden, afkomstig van het klooster Mariëngaarde. Voorts o.a. een Romeinsch bronzen beeldje, afkomstig van een waschbekken; een romaanschen bronzen kandelaar (XIII); een zilveren Avondmaalsbeker, afkomstig uit Krewert (Groningen) met gegraveerd opschrift en: 1710 (merken: jaarletter ; I.D. = Jacob Dronrijp), een tinnen Miskelk (1791), prenten met afbeeldingen van schepen (XVI B-XIX a), kinderprenten (XVIII). Complete verzamelingen plattegronden van Leeuwarden en kaarten van Friesland en een uitgebreide bibliotheek op kunst- en cultuurhistorisch gebied (vooral ceramiek en oude kunstnijverheid).
4. De verzameling van mevrouw dr. eecen - van setten omvat kanten, letterlappen en sitsen (XVIII).
5. De verzameling van douairière mr. c.l. baron van harinxma thoe slooten omvat Chineesch en Japansch porcelein, meubelen enz.
6. De verzameling-mr. p.a.v. baron van harinxma thoe slooten bevat o.a. den Botnia-beker (XVI b, glas op gedreven zilveren voet); glazen beker (1564); serpentijnsteenen, met zilver gemonteerde bierpul (1647), en schilderijen.
7. De verzameling van jonkvrouwe van eijsinga bevat o.a.: geheel ingerichte Hindelooper kamer (XVIII), en verdere oudheden.
8. De gemeente leeuwarden bezit twee zilveren vischscheppen en twee dito groentelepels (XVIII B, merken: Leeuwarden, Friesland, W=1774 en meesterteeken WD=Wybe Domynicus). |
|