Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel IX. De provincie Friesland
(1930)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendAugsbuur (Lutkewoude).e. De ned. herv. kerk, in 1782 gebouwd, ter vervanging- en wellicht op de grondslagen eener oudere, is een eenvoudig baksteenen gebouw, met een nieuwen toren (1917). Op het koor een gesmeed ijzeren kruis, waarin het jaartal 1782. De kerk bezit: Eiken preekstoel (XVII d), met opschrift en alliantiewapen-Aylva, gedeeltelijk gewijzigd, waarbij o.a. de hoekzuiltjes zijn vernieuwd. Doophek (XVII c) met gedraaide balusters. Groote gebeeldhouwde zerk van Syds Roorda (± 1617), met kwartierwapens. Koperen kroontje (XVII d). Houten bord (XVIII?) met geschilderde naamlijst der predikanten van 1587-1866. Twee rouwborden (XVIII a) voor Jeltje van Scheltinga († 1708) en Catharina van Scheltinga († 1712). Avondmaalszilver (thans te Kollum bewaard): gegra- | |
[pagina 163]
| |
veerden beker met opschrift, jaartal 1682, wapens-Aylva en afbeelding der vroegere kerk (merken, volgens den catalogus der tentoonstelling van Friesch zilver te Leeuwarden, 1927, blz. 35: Dokkum, jaarletter K = 1682 en T.S. door elkaar); dito schotel, met: 1708 (merken: Dokkum, TS. E); dito doopschaaltje (XVIII a, merken: Leeuwarden, Friesland, Q = 1710, en vischje). | |
Burum.e. De ned. herv. kerk, in 1784 gebouwd ter vervanging eener oudere (in 1408 aan de abdij Gerkesklooster geschonken), is een eenvoudig gebouw, bestaande uit eenschip en toren. Zij bezit: Gesneden eiken preekstoel (± 1750) met karyatiden onder de hoeken der kuip. Koperen doopbekkenhouder (XVIII c). Doophek (1630) met gedraaide balusters. Gesneden familiebank (1642) met het wapen-Fogelsangh. Vijf eenvoudige familiebanken (XVIII c), waarvan een (1784) en een (1785). Kapstok (1754). Zerken: 1611, 1633, 1652, 1664 (?) en 1716. Drie koperen kronen (XVIII d). Zilveren Avondmaalsbeker (XIX b). Klok, in 1756 gegoten door Steen en Borchhardt te Enkhuizen. | |
Kollum.a. Een Saksische bolvormige pot (VIII), hier gevonden, is in het Friesch museum te Leeuwarden.
d. Het raadhuis (XIX a) is een classicistisch gebouw in den stijl van het Keizerrijk, met rechte gootlijst en driehoekig fronton. Ingang geflankeerd door pilasters; dubbele stoep met bordes. Inwendig: raadzaal met stuc- | |
[pagina 164]
| |
plafond en schoorsteenmantel (XIX a); kamer met dergelijk plafond en schoorsteen.
e. De ned. herv. kerk (H. Martinus), in 1383 voor het eerst vermeld, in 1408 genoemd als ‘ecclesia parochialis’, XV geheel verbouwd, in 1580 ontluisterd, in 1608 hersteld, in 1840 en in 1853 gewijzigd door het vergrooten en dichtmetselen van vensters en door aanbouw van een consistoriekamer, is een baksteenen gebouw, bestaande uit een schip (± 1400) met een lateren noordbeuk (XV d), een 5/10-gesloten koor met noordelijk aanbouwsel (1853) en eenen vierkanten toren, welks tufsteenen benedengedeelte (± 1100?) een overblijfsel is van de oorspronkelijke kerk, terwijl het bovengedeelte, in 1661 door bliksem afgeworpen, kort daarop van baksteen herbouwd en met een hooge, ingesnoerde houten spits gedekt werd door den timmerman Bonne Alberts. Spitsbogige vensters (in 1840 vergroot en van nieuwe glazen voorzien). Tegen de hoeken van het koor tweemaal versneden steunbeeren; tegen den noordbeuk zware beeren (1608); boven een venster van den noordbeuk een steen met opschrift en: 1608. In den oostmuur van het koor een later ingebroken ingang. De toren bestaat uit drie geledingen, waarvan de onderste van tufsteen is, terwijl de tweede en derde gescheiden zijn door een geprofileerde waterlijst. In den zuidmuur een steen met onleesbaar opschrift in gothische minuskels; in de bovenste geleding (XVII c) kleine spitsbogige galmgaten. Inwendig (XVII gewijzigd en geheel gewit): over den hoofdbeuk steenen kruisribgewelven (XVI a), over de koorsluiting een straalgewelf, en over den zijbeuk een houten zoldering, ter vervanging van de waarschijnlijk in 1608 weggebroken gewelven, waarvan de sporen nog zichtbaar zijn tegen den noordmuur. Tusschen hoofd- en noordbeuk vier ronde pijlers, welke de spitse scheibogen | |
[pagina 165]
| |
dragen. Boven de scheibogen spitsbogige nissen, waarin kleine korfbogige. De met een peerkraal geprofileerde gewelfribben rusten in het koor op sterk gelede muurpijlers met laat-gothische lijstkapiteelen, in het schip en in de sluiting op geprofileerde schalken. Het westelijk, langs den toren doorgetrokken deel van den noordbeuk, is van het overige afgeschoten en tot bergplaats ingericht. Hierin overblijfselen van een vroegeren uitgebouwden traptoren. De toren heeft, in de thans met hout overzolderde benedenruimte, aan de noord- en zuidzijde, half onder den grond, nissen (voormalige lichtopeningen?). In den zuidmuur en in het westelijk deel van den noordmuur ingangen; aan de oostzijde van den noordmuur een dichtgemetselde spitsbogige ingang. De kerk bezit: Eiken preekstoel, met opschrift en: 1692. Doophek (XVII d), met gedraaide balusters. Eenvoudig orgel (1844). Gebeeldhouwde heerenbank, met wapens-Jeltinga en -van Aysma en: 1617; dito bank met wapens-Broersma, -Botnia, -van Rosema, en -de Schepper, en: 1680; dito bank met wapen-Rinse en: 1692; overhuifde bank (XVII d), z.g. Fogelsanghbank; bank (XVIII d) der familie de Wendt; eenvoudige bank (XVIII) der familie van Heemstra; dito bank (XVIII) der familie Wibrandi; dito bank (XIX a) van de familie Feitsma; rectorenbank (XVIII) der voormalige Latijnsche school. Tochtportaal (XVIII d) met fronton, waarin een schildering, engeltjes met bijbel voorstellend. Fragment van een zerk (XIV) van roode Bremersteen. Groote gebeeldhouwde zerken (1477, 1537, 1571, 1612, 1615, 1635, 1646, 1671 en 1763) boven grafkelders van de geslachten van Broersma, Doma, Fogelsangh, Heemstra, van Hardenbroek, Jeltinga, van Meckama, van Tadema en de Wendt. | |
[pagina 166]
| |
Groot rouwbord met opschrift en: 1780, voor Eyso de Wendt. Wapensteen, met de wapens-Botnia en -Broersma (afgehakt) en: 1681. Avondmaalszilver: twee bekers met vrouwefiguur in cartouche, opschrift en: 1687 (merken: Kollumerland, P en G.A.); doopbekken met wapen, opschrift (merken: Leeuwarden, Friesland, K = 1704, en R.E. = Richoeus Elgersma); collecteschaal met wapen, opschrift en: 1771 (merken: Leeuwarden, Friesland, T = 1771 en monogram H.M. met kroontje). Avondmaalszilver, behoorende aan de kerk te Augsbuur, zie blz. 162. Twee blokken, waarvan een in 1526 gegoten door Johan Schonenburgh en een in 1618 door Hans Falck van Neurenberg te Leeuwarden. | |
Kollumerzwaag.e. De thans ned. herv. kerk, ± 1200 gebouwd, XV d vergroot, XIX d gerestaureerd, is van groote baksteen opgetrokken en bestaat uit een schip, een 5/8-gesloten koor en eenen vierkanten toren met zadeldak, in 1872 gedeeltelijk afgebroken en hersteld. Om den voet der geheele kerk een geprofileerde lijst van roode zandsteen. Spitsbogige vensters met eenvoudige traceeringen (vernieuwd). Langs schip en koor eensversneden steunbeeren. Aan de noordzijde een korfbogige ingang, gedekt door een spitsboog in een omlijsting van twee baksteenen gewrongen muurzuiltjes, waarop een hollijst van profielsteen; in den boogtrommel eene nis. In den westmuur van den toren een dichtgemetselde rondbogige ingang. Inwendig: in de benedenruimte van den toren pendentiefs van een weggebroken koepelgewelf. De kerk bezit: Preekstoel (± 1800, geverfd), met eenvoudig snijwerk. | |
[pagina 167]
| |
Galerij op twee houten Korinthische zuilen (XVIII d). Klok, in 1769 gegoten door J. Borchardt te Enkhuizen. | |
Lutkewoude.Zie blz. 162: Augsbuur. | |
Munnikezijl.e. De ned. herv. kerk bezit: Eiken preekstoel (1759).
g. Twee eenvoudige burgerhuizen (XVII d). | |
Oudwoude.a. Een Saksische bolvormige pot (VIII) en 62 zilveren Karolingische denariën (IX), gemunt te Wijk-bij-Duurstede, te Parijs en te Orleans, in een terp gevonden, zijn in het Friesch museum te Leeuwarden.
e. De thans ned. herv. kerk, vermoedelijk XV gebouwd, XVIII gewijzigd, ± 1880 gepleisterd, bestaat uit een schip, een 5/8-gesloten koor en een houten spitsje op den westgevel, ter vervanging van een XVIII gesloopten toren. Aan de zuidzijde een spitsbogige ingang in geprofileerde omlijsting. Inwendig: in de zijmuren korfbogige spaarnissen. De kerk bezit: Eenvoudige overhuifde familiebank (XVII d). Zes rouwborden, waarvan drie (1694, 1775 en 1793), en drie (1755, 1762 en 1783), afkomstig uit de kerk te Kollum. Twee geschilderde wapenborden, waarvan een met wapen-van Doma en: 1675, en een met wapen-van Broersma en: 1678. Twee zilveren Avondmaalsbekers, waarvan een (XVIII c) met eene afbeelding der kerk, en een (± 1700), afkomstig uit de kerk te Westergeest.
f. Ter plaatse van het voormalige veenklooster, een nonnenklooster der Premonstratensen, ook Olijfberg en | |
[pagina 168]
| |
Mons S. Marie genaamd, vermoedelijk XIII a gesticht, in 1287 vermeld, in 1580 verlaten en gesloopt, bevindt zich thans het buitengoed fogelsangh-state, waarschijnlijk XVII c gebouwd door Theodorus Fogelsangh, sinds 1836 in het bezit der familie van Heemstra, meermalen gewijzigd en verbouwd. Bij den ingang twee gebeeldhouwde siervazen (XVII d). | |
Westergeest.a. Een Friesch-Merovingische gouden vingerring (VII), vervaardigd van een tiers-de-sol, en hier gevonden, is in het Friesch museum te Leeuwarden.
e. De ned. herv. kerk (H. Martinus), waarschijnlijk XIII a gebouwd van groote baksteen, en behoorende aan de abdij te Dokkum, in 1635, 1795 en ± 1830 inwendig gewijzigd, bestaat uit een schip, een versmald halfrond-gesloten koor en eenen vierkanten toren, vroeger met een zadeldak, in 1807 verlaagd en met een ingesnoerde houten spits gedekt. In de benedenhelft der zijmuren een reeks van rondbogige spaarvelden, in de bovenhelft een reeks van even breede velden, onder de gootlijst gedekt door rondboogfriezen. In de bovenste spaarvelden kleine gedrukt-spitsbogige vensters; aan de zuidzijde sporen van vier rondbogige vensters, en vijf groote, later uitgebroken spitsbogige vensters; aan noord- en zuidzijde de moeten van weggebroken armen van een dwarspand. Langs de koorsluiting lisenen met lijstkapiteelen en basementen, verbonden door boogfriezen, waarboven een muizetandfries. De toren bestaat uit twee geledingen, waarvan de onderste rondbogige spaarvelden heeft, met aan de westzijde een dichtgemetselden ingang. Inwendig (geheel gewit): over de halfronde koorsluiting een half koepelgewelf. Tusschen schip en koor een groote, zeer gedrukt-spitsbogige triomfboog, in welks westelijke | |
[pagina 169]
| |
hoeken de aanzetten van een ribloos kruisgewelf, waarvan de muralen aan de zijwanden zichtbaar zijn. Een westelijk gedeelte van het schip is afgescheiden van de verdere ruimte door een eiken tusschenschot met dubbele deur, waarboven gesneden het jaartal: 1635. In het aldus gevormde portaal een rondbogige doorgang tusschen kerk en toren, van laat-romaansche profileering. In de benedenruimte van den toren baksteenen welfzwikken van een overigens weggebroken koepelgewelf. De kerk bezit: Overblijfselen (± 1400), vermoedelijk van een sacramentshuisje. Piscina (XIII), in den zuidmuur van het koor. Eenvoudig gesneden eiken kuip (XVIII d) van den preekstoel. Vier grafzerken (± 1200) van roode Bremersteen, met ingegroefd geometrisch ornament; gebeeldhouwde zerk (1581); dito zerk (1635) met wapens-van Buma. Gewelfschilderingen (XIII B) in de koorsluiting, in 1894 ontdekt, zijn daarna weer overgewit. |
|