Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VIII, I. De provincie Limburg (Amby-Meer)
(1926)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekendBlijerheide.e. Het klooster der broeders van den H. Franciscus bezit een uit Emmerik afkomstig houten, thans gepolychromeerd Madonnabeeldje (XIV d).
g 1. Huis Lindenlauf (1774, blijkens ankers). Zware eiken poort met spijkers; eene dito deur, sierankers, gesneden trapbaluster.
2-3. Langs den grensweg nr. 9, ankerjaartal 1786; nr. 32, woonhuis (XVIII B). | |
Chèvremont.e. De moderne r.k. kerk bezit: Kleinen gegoten drievoet kandelaar (XVIII A); vier gelijksoortige, doch iets grooter (geschonken in 1706); vier andere (XVIII A).
g 1. Hoeve Lückerheide. Om een rechthoekigen hof liggende gebouwen (1784, blijkens ankers). Het rechthoekige | |
[pagina 166]
| |
woonhuis (± 1700), voorheen schepengerecht, heeft beganegrond en twee verdiepingen; de gevel aan de tuinzijde, van baksteen met mergel hoekblokken, heeft kruis- en tweelichtsvensters, en ovale zoldervensters onder een baksteenen lijst. Vensters- en deuromlijstingen van Naamsche steen, alle met ontlastingsboogjes. Zadeldak met gebroken vlakken.
2-3. Nr. 7, huisje in vakwerk (XVIII A); nr. 31, op den bovendorpel der deur: 1843. | |
Dentgenbach.g. De hoeve Dentgenbach, genoemd reeds in 1125, is een gebouw (XVIII A) van baksteen met eenig vakwerk, een poort van Naamsche steen, houten vensterkozijnen met getoogde en geöorde bovendorpels. | |
Gracht.g. Nr. 46, huis met jaartal 1738. | |
Haanrade.g 1-4. Nr. 22, boerderij van baksteen, met zandsteenen poort, op welker sluitsteen: 1761; bovenvenstertjes met houten kozijnen; gedeeltelijk van 1833, blijkens ankerjaartal; nr. 107, boerderij (1732); nr. 135, gedeeltelijk vakwerk (XVIII A), oude poort; nr. 138, gedeeltelijk van breuksteen, gedeeltelijk in vakwerk (XVII B).
5. Baalsbrugger molen, genoemd in 1437. In ankers: 1743, vensters met omlijsting in Naamsche steen, bovendorpels onder en boven getoogd met sluitsteen. Onderbouw en een gedeelte van den gevel langs de Wurm in regelmatig werk van Nivelsteiner steen van ouderen tijd. Houtwerk van den molen gedeeltelijk oud. | |
[pagina 167]
| |
Ham.g 1. Nr. 43-45. Woonhuis, gedeeltelijk in vakwerk (XVIII A). Schouw met steenen wangen, waarboven eiken tandlijst; iets versierde oude deurpaneelen.
2. Nr. 66. Groote hoeve (XIX A).
3. Watermolen aan de Anstel; schouw in houten omlijsting (XVIII), oude plaatijzeren haard met gegoten ornamenten. | |
Hopel.g 1-2. D 73, hoeve: bovendeel in vakwerk, onderdeel van baksteen (XVIII a); D 84, als de vorige, sluitsteen met onleesbaar jaartal. | |
Kaalheide.g 1. Nr. 2. Woonhuis; vlakke deur- en vensteromlijsting in Naamsche steen; houten deur en bovenlicht eenigszins versierd. Op een steen: 1773. | |
Kerkrade.e 1. De r.k. kerk (H. Lambertus), gesticht in 1108, is een baksteenen gebouw van 1843 met in de as der kerk tegen de absis geplaatsten toren (beneden ± 1600, tweede en derde geleding XVIII B), waarop een puntdak met gebroken schilden. De kerk bezit: Hoofdaltaar (XVII b, door J.J. Couven). Twee zij-altaren (ten deele XVIII?) met moderne altaarstukken. Marmeren doopvont en twee dito wijwatervaten (XVII). Orgelkast (XVII). Op het hoofdaltaar een bronzen (nu verguld) Kruisbeeld (XVIII b) door Grupello, waarvan in de pastorie het houten model wordt bewaard. Op een zij-altaar een beeldje (XVII A). | |
[pagina 168]
| |
Zilverwerk: Gedreven stralenmonstrans (XVIII B; merken: Aken GD en ASH). Vergulden en gedreven kelk (1572 door Cremer; merken: Aken, CI met kroon en ASH). Ovalen schotel (merken als voren). Gedreven wierookvat en -scheepje (1752, merken: GV en 2 in krans). Reliekhouder (XIX A; merken: Maastricht en AI). Koperen bedieningslantaarn (XVIII). Twee klokken (1763). Op het kerkhof een geschonden steen: 17... In de moderne pastorie een geschilderd portret van Pastoor Lützerath (± 1797), een eiken boekenkast (XVIII) en het genoemde houten kruis-model.
2. Oude pastorie van baksteen met ankerjaartal 1708, vlakke vensteromlijstingen met getoogde bovendorpels en sluitsteenen, ovaal bovenlicht, een klein ovaal venster met vier sluitsteenen, alles van Naamsche steen.
g 1. Nr. 4-6. Baksteenen woonhuis met vlakke poort-, venster- en deuromlijstingen van Naamsche steen.
In het dal van de Anstel van N. naar Z.:
2. Hoeve Boerenanstel (1714, blijkens ankers). Gedeeltelijk in vakwerk op ondergedeelte van baksteen. Een eenvoudige schouw.
3. Hoeve Kloosteranstel (XVIII d). Geheel van baksteen, met S-vormige ankers, een venster met kozijn van Naamsche steen.
4. Huis Nieuw-Erenstein. Groote vierkante hof, aan de zuidzijde het heerenhuis, aan de andere zijden de gebouwen der hoeve. De hoeve (1753 blijkens ankers) is geheel van baksteen. Het heerenhuis (midden-XVIII), van baksteen en gewit, heeft in het midden van den voorgevel een steenen bordes met dubbele trap en balustrade. Op de verdieping: een gesmeed en gegoten ijzeren hek, waarin gekroond allian- | |
[pagina 169]
| |
tiewapen; vensters en deuren met vlakke omlijsting en rechten bovendorpel in Naamsche steen; eenvoudige kroonlijst; mansardedaken met gebroken onderdakvlakken. Inwendig: gewelfde kelders, trap met eenvoudig gesneden baluster.
5. Kasteel Oud-Erenstein: a. De hoeve (XVII A), waarvan de gebouwen een vierkanten hof omsluiten, was vroeger door grachten omgeven. Op den baksteenen oostvleugel het ankerjaartal 1803; de oostelijke helft van den noordvleugel bevat een met Naamsche steen omlijste halfrond gesloten poort met sluitsteen (1722), de westelijke helft, gedeeltelijk woonhuis, en de west-vleugel (XVII c) bestaan meerendeels uit breuksteen en vertoonen schietgaten. Opgeklampte spiegelblinden en gespijkerde spiegeldeur; boven de deur een klein rond venster. Zadeldak, op balkjes eenigszins overstekend. Resten van een schouw.
b. Het huis (XVIII A), thans klooster met moderne aanbouwsels (o.a. de kapel), is opgetrokken van Nivelsteiner zandsteen (gewit) met herstellingen van baksteen en bestaat uit een zuidvleugel en loodrecht hierop een oostvleugel. Sporen van grachten. In den hoek der vleugels een bordes met twee trappen. Boven de vensters der verdieping kleine, ovale vensters; eenige schietgaten. Schilddaken; eenvoudige krulankers. Inwendig: gewelfde kelders, eiken trap met gesneden trapbaluster. Op de grondstrook tusschen den buitengevel van den zuidvleugel en de gracht: twee kleine, achtkante torentjes met hoogopgaande klokvormig gedekte daken.
7. Hoeve Brughof (1713). Hiertegenover brugmolen (XVIII A).
8. Langs den grooten weg, nr. 1. hoeve De Bril. Poort met sluitsteen, waarop opschrift en: 1702; hierboven een klein ovaal venster, in welks omlijsting een bril is uitgebeiteld. | |
[pagina 170]
| |
9. Hoeve Heerenanstel, thans verbouwd tot klooster; de twee evenwijdige, geheel gemoderniseerde zuid- en noordvleugels bestaan nog. | |
Kloosterbosch.g 1-3. Nr. 10, huis met vakwerk (XVIII A); nr. 14, boerenwoning (± 1660), beneden gedeeltelijk van baksteen, daarboven van baksteen, nog hooger van vakwerk; houten venster- en deurkozijnen met dito spijlen; nr. 74, op den sluitsteen der poort: 1755. | |
Bovenste Locht.g 1. De hoeve Crombach, genoemd in 1106, is gedeeltelijk XVIII b. Het baksteenen woonhuis aan de wegzijde heeft vensters met omlijsting in Naamsche steen, bovendorpel onder getoogd, boven recht met sluitsteen. Kelders eenvoudig gewelfd (gedeeltelijk). Voor het huis een gesmeed ijzeren hek. Het gedeelte rechts was vroeger buitenverblijf der kanunniken van Rolduc en bevat nog resten van een oude zaal met grooten schoorsteen. | |
Locht.g 1-2. Nr. 34, sluitsteen der deuromlijsting draagt: 1842; nr. 43, op den sluitsteen der met Naamsche steen omlijste poort: 1685. Links ernaast een vleugel, ondergedeelte in breuksteen; in den hoek een klein halfrond gesloten poortje met Naamsche steen omlijst, in den sluitsteen: 16... | |
Groot Nuland.g 1-2. Nr. 96, vakwerkhuis (XVIII A); nr. 150, vakwerkhuis (XVIII A) met iets overstekend dak, waaronder venstertjes; ondergedeelte in breuksteen; eenvoudige schouw. | |
[pagina 171]
| |
Klein Nuland.g 1-5. Nr. 10, vakwerkhuisje (XVIII A); nr. 50, gedeeltelijk vakwerk; op een steen: 1785; nr. 76, hoeve, gedeeltelijk (XVIII B), op een losliggenden sluitsteen: opschrift en 176?; nr. 107 en 109, gedeeltelijk vakwerk (XVIII A); nr. 113, verbouwd vakwerkhuis (XVIII A). | |
Rolduc (Kloosterrade).e. 1. De voormalige abdij Rolduc, gesticht in 1108, tot de Fransche revolutie abdij, thans kostschool, behoorend aan het bisdom, bestaat uit van baksteen met toepassing van natuursteen opgetrokken gebouwen, omsluitende een rechthoekige ruimte; deze wordt door de georiënteerde kerk, welker westfront midden in den gevel van den westvleugel staat, verdeeld in twee tuinen; ten N. van den noordvleugel ligt een hof met dienstgebouwen. Tot de oude abdij behooren verder: een ommuurde tuin ten O., een omsloten voorplein ten W., een wandelbosch ten N.O. en een tiental kunstmatige vischvijvers ten N., waarbij een vervallen tuinhuisje (XVII). I. De kerk (H. Moeder Gods en H. Gabriël), gesticht in 1108 door den bouwmeester Ailbertus van Antoing, voltooid in 1209, herhaaldelijk geteisterd XVIc, gerestaureerd in 1854 en 1891-1901 door Dr. P.J.H. Cuypers, bestaat uit:
a. een koor, in 1891-1893 door Dr. Cuypers ter vervanging van een gothisch koor (gebouwd tusschen 1522 en 1557) opgetrokken op den klaverbladvormigen grondslag van de oude krocht;
b. een krocht (gerestaureerd in 1854), bestaande uit 1o. een oostelijk onder het koor gelegen deel, gebouwd en gewelfd in 1107, met een halfronde oost-absis en segmentvormige noord- en zuidabsides (de zuidelijke vernieuwd in 1891), en 2o. een tusschen de pijlers der kruising gelegen | |
[pagina 172]
| |
gedeelte (1138) van driemaal drie nagenoeg vierkante gewelfvakken;
c. een dwarspand, gebouwd en overwelfd in 1138, uitgelegd XII d, en bestaande uit het vierkante kruisingsveld en twee rechthoekige armen; tusschen den zuidelijken arm en de zuidelijke koorabsis een traptorentje (1895, wellicht op oude fundeering);
d. een schip van vier traveeën (1143-XIII a), waarvan de zijbeukvakken (waarschijnlijk in afwijking van den eersten aanleg) beurtelings hoog (met een dwarstongewelf) en laag (met telkens twee riblooze kruisgewelven) overkluisd zijn;
e. een westbouw (± 1200), gevormd door een naar den middenbeuk geheel open rechthoekig middenveld met eene verdieping (even hoog opgaande als de middenbeuk), waarboven een toren, en ter weerszijden van het middenveld een zijvak, oorspronkelijk in open gemeenschap met het middenvak, zoo hoog als dit vak, en met lage segmentvormig gesloten, thans gedichte openingen, welke uitzicht gaven naar de zijbeuken;
f. eene sacristie en gang (± 1900) langs de noordzijde. Van een oudere kapel (1106) ter plaatse der krocht bestaan nog twijfelachtige sporen. Materialen: het bekapte werk van Nivelsteiner zandsteen; de muurvlakken uitwendig en waarschijnlijk ook inwendig van kolenzandsteen en Nivelsteiner steen; van den toren zijn de twee bovenste verdiepingen (1624) inwendig van baksteen; uitwendig van Nivelsteiner breuksteen met eenig reparatiewerk (1678) in baksteen. Het moderne koor is in ‘pierre d'avoine’ en breuksteen opgetrokken. De krocht heeft in elke absis drie rondboogvensters. De dwarsarmen hebben hoeklisenen; deze ook (doch te halver hoogte beginnend) tegen de hooger opgetrokken en met dwarse zadeldaken gedekte zijbeukvakken; verder: puntgevels (vernieuwd 1891-1895) en telkens twee rondboog- | |
[pagina 173]
| |
vensters, waarboven een rond of een vierpasvormig venster; geprofileerd basement doorloopend langs dwarsarmen en zuidelijke zijbeuk. Ook de hooge middenbeukmuren hebben lisenen. Van den westbouw springt het middengedeelte - de toren - iets naar voren. In dit gedeelte twee rondboogvensters, geflankeerd door de in de zijvakken van den westbouw zich bevindende ingangen in uitspringende omlijstingen (XVII) van Naamsche steen. Deze vensters en ingangen bevinden zich in terugliggende velden, omsloten door lisenen, verbonden door een rondboogfries, het middelste veld in tweëen gedeeld door een liseen in de as van het schip, met basement en kapiteel. Boven het rondboogfries rijst de toren ongeleed op; overblijfselen der romaansche vensters zijn zichtbaar, hiertusschen een nis met beeldgroep, opschrift (1624), omlijsting en driehoekig fronton; hoogerop: 1624 in ankers; overblijfselen van cordons met gothisch profiel; bovenin spitsbogige galmgaten en het ankerjaartal 1678; ingezwenkte leien spits (1678, ter vervanging van een steenen helm van 1624), bekroond door een dubbele lantaarn. De zijvakken te weerszijden van den toren hebben boven het boogfries een rondboogvenster, in den noord-, resp. zuidwand een dergelijk (door de kloostervleugels bedekt) venster en hierboven een boogstelling (± 1200) tusschen hoeklisenen en met middenzuiltjes; hierboven een rondboogfries en vervolgens een verdieping (1678) van baksteen met hoek- en middenpilasters, verbonden door rondbogen. Welving: over de krocht riblooze kruisgewelven zonder gordel- noch muraalbogen, in de drie absides rusten telkens twee gewelfribben op smalle, scherpkantig uitspringende pilasters. Over het schip en de lage zijbeukvlakken riblooze op muraal- en gordelbogen geslagen kruisgewelven naar het ‘gebonden stelsel’, dus met een tusschenzuil tusschen de pijlers; de vier hooger opgetrokken zijbeukvakken, zijn elk met een dwars halfrond tongewelf overspannen, rustend op | |
[pagina 174]
| |
een rondboog (aan de zijde van den middenbeuk) en overigens op drie muraalbogen. De vier zware gordelbogen der kruising zijn onder het dak met baksteenen bogen versterkt (1624?); het gewelf over den noordarm (St. Annakapel) is ± 1891 aangebracht ter vervanging van een houten pleistergewelf, dagteekenende van na 1580 (resten van het romaansche gewelf nog aanwezig). Over de door riblooze kruisgewelven gedragen verdieping van den westbouw in het torenvak twee nagenoeg vierkante riblooze Renaissancegewelven (1624, ter vervanging van het romaansche gewelf, waarvan resten over zijn), rustend op een vierkanten pijler, welke tevens den toren helpt dragen, in de zijvakken romaansche gewelven; hoogerop een verdieping, waarvan het middenvak gewelven bevat van 1624, op pilasters, en de zijvakken riblooze kruisgewelven (XIIIa) zonder muraalbogen (sporen van een oudere welving zichtbaar); hierboven de verdieping van 1678. Over de onderste van de twee torenverdiepingen een Renaissancegewelf (ten deele verdwenen). Verder inwendig: Elk der krochtabsides heeft vijf, niet tot op den vloer doorgaande, vlakke, halfrond gesloten nissen, waarvan de drie middelste de vensters bevatten; het middenvenster der oostabsis omgeven door twee bogen op vrijstaande zuiltjes met voetstuk en kapiteel (1224?, ten deele vernieuwd). Van de zuilen der krocht hebben er vier cylindervormige, gegroefde schachten op vierkante plinten, voetstukken met diervoorstellingen en gefigureerde kapiteelen; twee der schachten zijn kegelvormig en glad met bladkapiteelen, vier andere dito op achthoekig voetstuk. Onder de plint van elke zuil een tweede, geprofileerde, ten deele onder den vloer. In de oostelijke absis het oude (?) steenen altaar. Het krochtgedeelte onder de kruising vertoont in de zijmuren der oostelijke vakken sporen van voormalige ingangen en trappen, overigens een muurbank (1106?), waarop pilasters met bladkapiteelen; in het noordelijke midden- | |
[pagina 175]
| |
vak ingang met trap, in het zuidelijke en in de hoekvakken kleine romaansche vensters uitziende op de transeptarmen. De zes zuilen (1224, althans gedeeltelijk) hebben hier voetstukken met hoekblaadjes, cylindervormige gladde schachten en romaansche kelkkapiteelen. Aan de westzijde, in de middenas der kerk, de toegang met trap (1224, XVII afgesloten door een marmeren trap ter geheele breedte van den middenbeuk, in 1891 hersteld en heropend). In de lage zijbeukvakken hebben de vier vrijstaande tusschen-zuilen eenigszins kegelvormige schachten, voetstukken met hoekblaadjes en versierde teerlingkapiteelen, (de oostelijke in 1853 vernieuwd), de halve zuilen tegen de muren meerendeels dito, maar in den zuidbreuk drie met gefigureerde voetstukken en drie met bladkapiteelen. In den noordbeuk toegang tot de kloostergang met eiken deur, en dito omlijsting (1689). Hiernaast een dichtgemetselde deur en resten van een wenteltrap; hiertegenover, aan de buitenzijde van den zuidmuur, overblijfselen van een ingang (1108). In den westbouw heeft het gewelf over de verdieping het wapen van Horpusch en: 1624; in het noordelijk zijvak sporen van een steenen trap, van het zuidelijk vak uit een verbinding met de abtswoning, en, hoogerop, overblijfselen van een gebeeldhouwde schouw (XVII). Moderne orgeltribune naast den westbouw. De kerk bezit: Twee vleugels (XVI c, Antwerpsche school) van een drieluik: een vader met vijf zoons en schutspatroon H. Jacobus M., een moeder met vijf dochters en H. Johannes Ev. Het gebeeldhouwde middenstuk behoort er niet bij. Gesneden eiken koorbanken (XVII A, een zestal overeenkomstige zijn in de kerk te Herzogenrath); twee grootere bijbehoorende koorstoelen. Graf en grafzerk van Walram III, hertog van Limburg (gest. 1226), de figuur diepliggend in den steen uitgehou- | |
[pagina 176]
| |
wen en overdekt met een koperen rooster, vroeger boven den vloer op zuiltjes, in 1687 gelijk met den vloer geplaatst, thans de rand met opschrift onder den vloer. Een zestal met halfverheven beeldwerk versierde grafzerken van abten, enkele met wapens (1600-1733) tegen den muur geplaatst, drie in de kerk, drie binnen het gebouw; eenige grafzerken in den vloer van den westbouw, gedeeltelijk afgesleten, gedeeltelijk bedekt. Houten Kruisbeeld met voet (± 1700). Wandtafeltje (XVII A). Gedreven en gestampte zilveren ciborie met opschrift (XIX b). Een stuk steenen kroonlijst met wapen op den zolder der kerk. II. De abdij. De vier vleugels omsluiten eene groote rechthoekige ruimte (zie blz. 170). a. De noordelijke helft van den westvleugel met een zwaren hoektoren (1671-1676), de voormalige abtswoning en het gastkwartier, bestaat uit begane-grond en eerste verdieping, een middenpartij van twee verdiepingen, met hoekblokken, hoofdgestel en segmentvormig fronton, waarin een gesmeed ijzeren ornament (mijter en staf) - eiken ingangsdeur met bovenlicht (± 1750) in geblokte omlijsting, met sluitsteen: 1676 en wapen - van der Steghe; tusschen de draagsteenen van het balkon een geornamenteerde nis met bronzen Mariabeeld (XVIII a, door Grupello?); balkon met gesmeed-ijzeren hek, eenvoudige deur in geblokte omlijsting en met segmentvormig fronton; aan den noordhoek een zware, vierkante, geheel uitspringende toren (1671) met kelderverdieping, begane-grond en twee verdiepingen, hoofdgestel, en in- en uitgezwenkten torenhelm (1698), klokvormig gedekt boven gesloten lantaarn, windwijzer in gesmeed ijzer. In den zuidgevel een steenen zonnewijzer met 1671. | |
[pagina 177]
| |
De venster- en deuromlijstingen van vleugel en toren zijn van Naamsche steen; de overige natuursteen is Nivelsteiner zandsteen; de kruisvensters met vlakke omlijsting in blokwerk met deklijst en gedrukte ontlastingsbogen. De gevel aan de hofzijde heeft in den begane-grond door pilasters gescheiden, met rondbogen gedekte, vensters, ieder met drie uitspringende steenen; ingang met omlijsting in blokwerk, waarin een wapensteen. De zuidelijke helft van den westvleugel (1849) is in den trant van de noordelijke helft bijgebouwd, maar zonder kruisvensters en met een halfrond gesloten ingangsdeur.
b. De westelijke helft (1877) van den noordvleugel is opgetrokken ter plaatse van een toen afgebroken gedeelte (XVI); de oostelijke helft (± 1750) is overeenkomstig en gelijktijdig met den oostelijken vleugel der abdij.
c. De oostvleugel, gebouwd ± 1750 door abt J.J. Fabricius, bestaat uit een tusschen twee vierkante en uitspringende torens gevat hoofdgebouw met gebroken kap en een middenpartij, die wordt afgesloten door twee doorgaande pilasters in blokwerk en door een driehoekig fronton met relief-versiering. De hoofddeur heeft geprofileerde omlijsting met ornament op de hoeken en dito getoogden bovendorpel met versierden sluitsteen, waarboven lijst en dubbelgezwenkte bekroning (ornament verdwenen). Basement van het gebouw eenvoudig, vensters met vlakke omlijsting, boven- en onderkant der bovendorpels getoogd met sluitsteen. De torens, van drie verdiepingen, hebben geblokte hoekbekleedingen en tentdaken; als cordon langs de tweede verdieping loopt de kroonlijst van het gebouw door. Te weerszijde der torens en in een zelfde vlak met deze werd deze vleugel naar het Noorden en het Zuiden doorgetrokken. Vóór het middenvak een breed terras met laag gesmeed ijzeren hek en trap; terzijde twee geprofileerde marmeren regenbakken. De gevel aan den binnenhof is als die van de ambtswoning | |
[pagina 178]
| |
doch zonder pilasters; een halfrond gesloten ingang met vlakke omlijsting en sluitsteen.
d. De zuidvleugel der abdij, gedeeltelijk ter plaatse van een ouder gebouw, is gebouwd in 1872 en 1898. In den hof ten Noorden der kerk bevindt zich ondergronds een regenbak, aangebracht tusschen de fundeeringsmuren van de kloostergang van een vroeger daar aanwezig gebouw (dormitorium XVI).
Inwendig: a. In de noordelijke helft van den westelijken vleugel, de abtswoning. Voorportaal met dubbele eiken trap met vierkante balusters en trappalen, eiken deuren met gebogen paneellijsten. Vertrekken langs den buitengevel; langs den binnengevel de kloostergang met riblooze kruisgewelven en gordelbogen, rustend op kraagsteenen; op de verdieping is de kloostergang gedekt met platte zoldering en gepleisterde geprofileerde balken. Nabij den toren de particuliere trap van den abt; oorspronkelijke eiken toegangsdeur van uit de onderkloostergang nog aanwezig. Op de bovengang een met Naamsche steen omlijste deur, waarop: 1671. Van uit de onder-kloostergang eiken trap (1689) naar de hooger liggende kerk. In de torenverdieping één, goed bewaarde, en in den beganegrond twee, thans grootendeels ingestorte rijke, in de andere vertrekken enkele eenvoudige, stuczolderingen. Kelders, niet onder de kloostergang doorgaand, met halfronde tongewelven (vermoedelijk ± 1600).
b. en c. De oostelijke helft van den noordvleugel en de oostvleugel hebben in eenige van de vertrekken beganegrond nog de oorspronkelijke balkzolderingen en schoorsteenen met stucversiering. De breede onder-kloostergang is overkluisd met riblooze Renaissance kruisgewelven op elliptische gordelbogen, steunend op muurpilasters. De noordelijke toren bevat het trapportaal met eiken trap en gesmeed ijzeren leuning. Aan de zuidzijde van de onder- | |
[pagina 179]
| |
kloostergang is een tweede verplaatste eiken trap met zware vierkante balusters en gestoken trapbaluster. De geheele verdieping van het meest zuidelijk gelegen gedeelte van den oostvleugel naast den zuidelijken toren is één lokaal (voorheen kapittelzaal?), met aan den dakstoel opgehangen halfrond, baksteenen gewelf, rijk met stuc versierd (± 1750). De kelders hebben vlakke segmentgewelven tusschen zware gordelbogen. In den tuinmuur - oostzijde - zijn twee poorten (± 1730), de eene groot en eenvoudig, de andere met omlijsting van Naamsche steen en bekroning. Op de hoeken van den tuinmuur twee vierkante tuinhuisjes (± 1730) met eene verdieping, afgedekt als de torens van den oostelijken gevel. Tusschen beide een ijzeren hek, vermoedelijk afkomstig uit de kerk, tusschen twee vierkante pijlers. Toegang tot het voorplein ten W. geeft een dubbele poort (XIX A). Aan de noordzijde eene voormalige, baksteenen schuur, thans aula (1658 blijkens steen). Twee stukken van rijk versierde zuilschachten van Naamsche steen (XVII A) dienen als schamppalen. Op den diensthof ten N. der abdijgebouwen een gebouw voor stallingen enz. (XVII a), met kelderverdieping (vermoedelijk onder de voormalige keuken), waarover riblooze Renaissance baksteenen kruisgewelven op segmentvormige gordelbogen, gesteund door halfronde zuilen van Nivelsteiner zandsteen en met omgekeerde voetstukken als kapiteelen. Alle andere gebouwen van het bestaande complex zijn modern. De abdij bezit, behalve het op blz. 174 opgesomde: Overblijfselen van het voormalig hoofdaltaar (XVII b) met rijk gesneden en verguld antependium Lodewijk XV; twee gesneden en vergulde zijstukken (1696). Koperen wijwatervaatje (XVI). Beeld (XVII) van den H. Johannes Ev. | |
[pagina 180]
| |
Schilderij (XVII a): terugkeer der H. Familie. Een aantal portretten van abten (1650-1800). Rieten wandelstok met gegraveerden zilveren knop (XVIII d) van den laatsten abt (Chaîneux). Een aantal ter plaatse gevonden romaansche kapiteelen en voetstukken zijn geplaatst in de vensters van de gang langs de noordzijde der kerk. Eenige geornamenteerde bouwresten in de teekenzaal. 2. Langs den weg Rolduc-Chèvremont een veldkapelletje met geschonden eiken Madonnabeeldje achter een gesmeed ijzeren hekje (XV A).
g 1. De hoeve Rolduc (XVIII d), voorheen eigendom der abdij, is opgetrokken langs drie zijden van een uitgestrekten rechthoekigen hof. De oost- en de westvleugel (stallingen) hebben talrijke kleine deuren en vensters met vlakke omlijstingen van Naamsche steen en getoogde bovendorpels met sluitsteenen. De zuidvleugel (schuren) heeft in het midden een breede, hooge halfrondgesloten middenpoort, geflankeerd door zware pilasters, waarboven hoofdgestel; te weerszijde hiervan drie kleinere, door pilasters gescheiden, halfrond gesloten poorten, waarboven doorloopende kroonlijst. Zadeldaken met drupgoten. Ten N. van den westvleugel het tegenwoordige rechthoekige woonhuis (XIX A). Aansluitend aan het woonhuis, doch in den westvleugel, is een groot vertrek (keuken?), waarin een groote zwart marmeren schoorsteen met twee vrijstaande Dorische zuilen, waarboven zware kroonlijst; met een cartouche: 1792. | |
Spekholzerheide.e. De r.k. kerk (1840, hersteld en vergroot XIX B) bezit: Zwartmarmeren doopvont (XVII). Twee zijaltaren, elk met barok retabulum, een met altaartafel Lodewijk XIV. | |
[pagina 181]
| |
Eiken biechtstoel Lodewijk XIV. Zilverwerk: gestampte en gedreven stralenmonstrans (XIX A); gedreven kelk (XVIII, merken: PS en 13); gedreven kelk (XIX, merken: CD en kop met helm). Twee houten reliekhouders (XV A) in den vorm van borstbeelden: H. Catharina en H. Elisabeth.
g 1. Nr. 17. Huis met ankerjaartal 1736. 2. Aan den weg Kerkrade - Valkenhuizen ligt de hoeve Spekholzerhof; het woonhuis ± 1800, overigens modern. 3. Schifferheiderweg 1. hoeve Schifferheide, genoemd reeds in 1445, gebouwd om een vierkanten hof. De woning (XVIII B) heeft een deur met bovenlicht en vensters met vlakke omlijsting van Naamsche steen. Inwendig: houten schoorsteen met gecanneleerde zijposten en hoofdgestel, een breede overstekende houten schouw met lijst en Christus-monogram; oude paneeldeuren en geheugen. Overigens van 1801, blijkens een in een bovendorpel gesneden jaartal. 4. Schifferheiderweg 102, hoeve Vouweputs. Op den sluitsteen van ingangspoort: 1844. Eenig vakwerk (XVIII A). | |
Terwinselen.g. hoeve Winselaar, gebouwd om een rechthoekigen hof. Het woonhuis (XVII B) heeft kruisvensters, houten kozijnen met blindsponningen en ontlastingsboogjes; zadeldak eenigszins overstekend. In den puntgevel drie kleine vensters met geblokte omlijstingen van Naamsche steen. Kelders overwelfd met kruisgewelven in twee rijen; steunpijlers, elliptische gordelbogen en gewelfkappen van baksteen; mergelsteenen kruisribben met rechthoekig profiel en afgeschuinde kanten. De schuur (XVIII a), tegenover het woonhuis, is tot op ± 2 M. van baksteen met hoekblokken in Naamsche steen langs de poort; hierboven vakwerk, vroeger gesloten door ‘fitswerk’, thans door baksteen. Inwendig: het oude houtwerk. | |
[pagina 182]
| |
Valkenhuizen.g. Nr. 86. Woonhuis, beneden breuksteen, boven mergel; in een steen: 1766. |
|