| |
Kampen.
b. Verdedigingswerken.
1. De Koornmarktspoort, wellicht in 1337 gebouwd, tegelijk met de ommuring der bovenstad, waartoe meester Heynric te Utrecht en elders de benoodigde steenen kocht, waarschijnlijk XIV d verzwaard door aanbouw van twee torens, in 1642 gesloten en tot woning ingericht, in 1645 hersteld, omstreeks 1840 geheel gewit, is een baksteenen gebouw, bestaande uit een rechthoekig middengedeelte (XIII A), en twee te weerszijden daarvan, tegen de rivierzijde aangebouwde torens (XIV d) met achtkante spitsen. In het middengebouw een rondbogige doorgang (omstreeks 1848 gewijzigd en versmald), overdekt met een tongewelf, waarachter zich overblijfselen bevinden van een vroeger kruisribgewelf. In den voor- en den achtergevel moderne vensters. Hoog wolfdak. Onder de daklijst een baksteenen tandlijst. Ook de torens hebben deze tandlijst, en daarboven overkragingen tot het dragen der dakschilden van de spitsen. Tegen de buitenzijde der torens is te weerszijden van den doorgang een schildhoudende leeuw aangebracht, afkomstig van een der omstreeks 1840 gesloopte stadspoorten.
2. De Broederpoort (genoemd naar het voormalige Minderbroedersklooster), in 1465 gebouwd, in 1615 verhoogd naar het ontwerp van den schilder-landmeter Thomas Berendsz. waarbij Crijn Coenraets het steenhouwwerk vervaardigde, in 1714 gedeeltelijk ommetseld en gewijzigd, is een in bak- en bergsteen opge- | |
| |
trokken gebouw, bestaande uit een vierkant middengedeelte en vier hoektorens. De benedenhelft, tot de woonverdieping (1615), behoort tot het oorspronkelijke gebouw. Hierin bevindt zich de met een tongewelf (XVIII) overdekte doorgang, aan de stadszijde met de oorspronkelijke spitsbogige, aan de veldzijde met een in 1714 tot korfboog verbouwde poortopening. Te weerszijden van den doorgang aan de veldzijde twee schildhoudende leeuwen, afkomstig van de voormalige IJselbrug. De twee torens aan deze zijde zijn achthoekig, die aan de stadszijde beneden rond, overgaande naar tienkant (1615) met een rondboogfries onder de versnijding. Onder de vier spitsen geprofileerde hoekzuiltjes van bak- en bergsteen, rustend op kraagsteenen. De gevel aan de buitenzijde heeft een rechte kroonlijst, ter vervanging van een in 1714 weggebroken topgevel; die aan de stadszijde boven de gootlijst een top met in- en uitgezwenkte zijkanten, toppilaster, bergsteenen banden en een rondbogig venster. Vensters met houten ramen ter vervanging van omstreeks 1830 uitgebroken kruiskozijnen. Ontlastingsbogen. Boven de spitsbogige poortopening een rondboog nisje. Aan de veldzijde, in het bovengedeelte van den middengevel, bergsteenen banden. Steen: 1714. Boven den ingang tot den zuidertoren een steen met: 1619. In de zijmuren der poort schietgaten in bergsteenen omlijsting. Inwendig: in den zuidelijken toren een zandsteenen spiltrap. Op den zolder een bekapping met diagonale verankering.
3. De Cellebroederspoort, in 1465 gebouwd ter vervanging van de Geertspoort (XIV d), heette aanvankelijk de Hout- of St. Nicolaaspoort en kreeg den tegenwoordigen naam in 1617, toen zij, met behoud van het benedendeel der oudere poort, werd verbouwd naar het ontwerp van Thomas Berendsz., door mr. Berent Gerritsz. Zij bestaat uit een vierkant middengebouw, aan de noord- en zuidzijde geflankeerd door twee zware torens op cirkelvormig grondplan, met veertienhoekig bovengedeelte, welks uitkraging
| |
| |
rust op een rondboogfries. In het middengebouw een doorgang, overdekt met een tongewelf (XVIII), waarachter het oorspronkelijke kruisgewelf (1465). Aan de buitenzijde een spitsbogige poort, waarboven een sluitsteen met leeuwenkop. De verdieping (1617) is hier overgebouwd op geprofileerde zandsteenen kraagstukken, waartusschen troggewelven. Bergsteenen banden, boog- en negblokken. Fries met gebeeldhouwde cartouches. Rechte kroonlijst ter vervanging van een in 1711 weggebroken topgeveltje. Aan de stadszijde een spitsboog met leeuwenkop als sluitsteen. Fries met gebeeldhouwde cartouches, op de middelste waarvan: 1617. Drie vensters met kruiskozijnen. Topgeveltje met in- en uitgezwenkte zijkanten en halfronde afdekking met schelpvormige vulling. Onder de daklijst drie gebeeldhouwde steenen en twee, waarschijnlijk in 1839 van een der gesloopte poorten hierheen overgebracht. Schildhoudende leeuwen. Sierankers. Zandsteenen hoekblokken. Hooge veertienhoekige spitsen. Inwendig: op de eerste verdieping een eenvoudige, gemetselde schouw. Eiken bekapping. In den zuidelijken toren een zandsteenen wenteltrap, welker treden met baksteenen ondermetseld zijn.
4. Van de voormalige Hagenpoort, XIV d reeds bestaande, in 1616 verbouwd door Thomas Berendsz., in 1893 gesloopt, bestaan nog slechts enkele brokstukken muurwerk (zie b 5).
5. Van de vroegere ommuring en versterking (in 1318 begonnen, XIV uitgebreid en verzwaard, XVc andermaal uitgebreid, XVI a en XVI d vernieuwd, XVIII en 1813 gedeeltelijk gesloopt, 1843-1845 geheel geslecht en opgeruimd) bestaan nog slechts eenige overblijfselen: (XIV d) ten Noorden der Koornmarktspoort, en (XV c) ten Westen der voormalige Hagenpoort:
a. | Fragment (XIV d) van een veelhoekigen toren, ten Zuiden van de voormalige Vischpoort. |
b. | Overblijfselen (XVI) van een rondeel ten Noorden van de voormalige Vischpoort. |
| |
| |
c. | Het z.g. Sint Nicolaastorentje, afkomstig van den vroegeren muur aan den IJsel, bekroond door een leeuw met het gemeentewapen en versierd met hetzelfde wapen, waaronder: 1611, staat thans in het plantsoen. |
De wallen en aardwerken (XVI-XVII) werden 1843-1845 deels geslecht, deels bebouwd, en met de bolwerken (XVI d) in plantsoenen omgeschapen (1830-1834) onder leiding van den architect J.D. Zocher.
| |
c. Bruggen, schamppalen, enz.
1. | Brug over den Burgel. Aan den zuidkant een steen (XVII d) met het stadswapen; aan de noordzijde een steen met: 1858. |
2. | Venestraat hoek Burgwal. Hardsteenen stoeppaal (XVII b) met wapenschild en: 16 |
3. | Buitenhofstraat, hoek Botervatsteeg. Hardsteenen stoeppaal (XVII d) met versieringen en schild, waarin een huismerk. |
| |
d. Wereldlijke openbare gebouwen.
1. Van het voormalige Schuttersmagazijn bevinden zich overblijfselen (XVII), waterlijsten, ontlastingsbogen en de bekroning van een poortje, in huizen aan de noordzijde der Nieuwe Markt.
2. Het Raadhuis bestaat uit het oorspronkelijke oude, en uit een tegen de zuidzijde daarvan aangebouwd nieuw raadhuis.
a. Het oude raadhuis, in 1345-1350 opgetrokken, XV c verbouwd, in 1543 zwaar door brand geteisterd, waarbij ook het muurwerk zeer te lijden had, onmiddellijk hersteld onder leiding van den stadstruffelmeester Berend van Coesfelt, in 1713 aan het benedengedeelte van de noordzijde verbouwd, waarna (XVIII d) de kaak (1548) werd weggebroken, in 1895, 1899 en 1900 gerestaureerd naar plannen van Dr. P.J.H. Cuypers, en andermaal in 1914-1916, thans grootendeels ingericht tot gemeentelijk
| |
| |
archief, is een gebouw (XV c) van bak- en bergsteen op trapeziumvormig grondplan, tegen welks oostzijde, aan den zuidoostelijken hoek, een vierkante toren, de schepentoren, is aangebouwd. Het bestaat uit twee verdiepingen, gedekt door een zadeldak, tusschen twee puntgevels aan de smalle zijden. Op de beide noordelijke hoeken en op den zuidwestelijken hoek drie achtkante bergsteenen arkeltorentjes. Boven den oostelijken en den westelijken langen gevel een bergsteenen balustrade (midden - XVI, gedeeltelijk vernieuwd) met op koppen en kraagsteenen rustende gebeeldhouwde pilasters, waartusschen vischblaastraceeringen, en gedekt door een kroonlijst, waarop schildhoudende leeuwen en kruisbloemen. Zandsteenen waterlijsten en hoekblokken. Vensters met (vernieuwde) zandsteenen kruiskozijnen. Tusschen de vensters baksteenen nissen, met gebeeldhouwde zandsteenen afdekkingen. Aan den westgevel, in de nissen der bovenste verdieping, zes zandsteenen beelden (XV), voorstellend: Karel den Groote, Alexander den Groote, Matigheid, Trouw, Gerechtigheid en Weldadigheid, op gebeeldhouwde draagsteenen (midden-XIV) en onder baldakijns (1900). Voor een der vensters dezer verdieping een gesmeed ijzeren traliewerk (XVI c). Een dergelijk traliewerk voor een venster in den oostgevel. In den top van den noordelijken puntgevel nissen in bergsteenen omlijsting. Te weerszijden, op de afdekkingen, kleine zandsteenen pinakels. Gewrongen toppinakel (deels vernieuwd), dienstdoende als schoorsteen. Twee later aangebrachte roosvensters. Aan de zuidzijde een dergelijke gevel, met een gedeelte van den top uitstekend boven het dak van-, en overigens ingesloten door-, het nieuwe raadhuis, op welks zolder in dezen muur zandsteenen lijsten en bogen zichtbaar zijn, onderbroken door de moeten van twee zadeldaken. Voorts in denzelfden gevel twee deuren: een, gelijkvloers, van gesneden eikenhout, met het jaartal 1607, thans toegang gevend tot het archief; en een (XVI d) met ijzerbeslag, op de
bovenverdieping, toegang gevend tot de schepenkamer.
| |
| |
De schepentoren bestaat uit een vierkante beneden- en een achtkante bovengeleding, elk onderverdeeld door zandsteenen waterlijsten, en gescheiden door een omgang met kanteelingen. Op het achtkant een gebeeldhouwde balustrade (midden-XVI) en een spits, met open peervormige bekroning. Zandsteenen hoekblokken en gebeeldhouwde afdekkingen van nissen. Op de ribben der spits verschillende dekloodjes met initialen en: 1681.
Inwendig (gerestaureerd): met kruisgewelven overkluisde kelders, waarin een gevangencel met later aangebrachte deur, voorzien van een kijkgat. Op de benedenverdieping het archief en een verzameling van een aantal gevelsteenen en afgietsels van bouwfragmenten, afkomstig van bouwwerken te Kampen. Voorts: memorietafel, bestaande uit twee gedeelten met opschriften en de jaartallen 1545 en 1552. Twee geschilderde portretten (± 1660, Hollandsche school), voorstellend Maerten van Ingen en Geertrui ten Sweege; twee portretten van twee kinderen der voorgaanden. Portret van Catharina van Averenck, met het jaartal 1622. Portret (± 1560, Hollandsche school), voorstellend een heer, blijkens wapen waarschijnlijk Lodewijk Cruse Voorne. Twee portretten (XVII c, Hollandsche school), voorstellend een echtpaar uit het geslacht van Ingen. Twee portretten (XVIII d- XIX a, door Nieuwenhuis) voorstellend den schilder en zijn vrouw. Portret (XVII d) van den vlootvoogd J.W. de Winter. Verschillende wapenbordjes (XVII d-XVIII d).
Op de bovenverdieping is de oude schepenkamer, door een gebeeldhouwd eiken hekwerk in twee helften verdeeld, waarvan de voorste bestemd was voor het publiek, de achterste voor schepenen en rechters. Gebeeldhouwd eiken tochtportaal, waarop een kinderfiguur, in 1546 gesneden door Peter van Cranendonck. Eiken wandbetimmering, met zitbanken, in 1545 vervaardigd door Swier Kistenmaker, tusschen Korinthische zuilen, in 1544 vervaardigd door Johan Stoeldraaier. Tegen den achterwand, rechts van den schoorsteen, het schepengestoelte, evenals de overige
| |
| |
betimmering in 1543-1545 gesneden door meester Vrederick, stadskistenmaker en timmermeester, met medewerking van Floer van Haerlem, Hendrik van Arnhem, Symon Jansz., Albert Jansz., Gheert Reijnersz. en Jan van Deventer, waarbij deze na 10 October 1544 werkten onder toezicht van Hendrick van Mullem. Dit schepengestoelte bestaat uit twee op een verhooging met drie treden geplaatste zitbanken, met gesneden ruggeschotten tusschen rijk gebeeldhouwde komposiet-zuilen met omgekornist hoofdgestel, welke een gebogen overhuiving met vakversiering dragen. Te weerszijden, op de hoeken der kroonlijst, twee gevleugelde kinderfiguren, gesneden door Peter van Cranendonck. Links van den schoorsteen een bij de betimmering aansluitende eiken kast (1647, blijkens een jaartal in de kroonlijst), waarin eertijds het stadszilverwerk geborgen werd. Het hek in het midden der zaal bestaat uit een borstwering, waarop zuilen met komposietkapiteelen, welke een hoofdgestel dragen; geschilderde intarsia-versieringen. Voor dit hek een verhooging met houten pleitrol. Over de geheele zaal een houten tongewelf met gekruiste schinkels en vergulde gesneden rozetten; trekbalken met muurstijlen, sleutelstukken en gesneden korbeelen, in 1543 vervaardigd door Swier Kistenmaker. Gebeeldhouwde bergsteenen schoorsteen, in 1543-1545 door Colijn de Nole te Utrecht vervaardigd, in 1545 door Ernst Maeler waarschijnlijk verguld, meermalen hersteld, in 1877 onder leiding van L.C. Heezemans gerestaureerd, thans wit geverfd, bestaande uit een op twee hermen rustenden schoorsteenmantel met gebeeldhouwd fries, gedekt door een kroonlijst, waarop engeltjes en koppen en waarboven een rechthoekige boezem, door pilasters en karyatiden in vier nissen verdeeld, in de middelste waarvan twee leeuwen met de stadskleuren en het stedelijk wapen en in de buitenste waarvan de Kracht en de Voorzienigheid; tegen de zijkanten de Matigheid en de Vrede. Voor het midden, in een omlijsting, een opschrift en: 1545, waarboven
een beeld der Charitas. Het geheel wordt afgedekt
| |
| |
door een schuine schacht, waarvoor, als bekroning, een nis met het beeld der Gerechtigheid onder een driehoekig fronton, en waarboven, in den top, het wapen van Karel V. Boven het schepengestoelte een schilderij (1545, door Ernst Maeler) voorstellende het Laatste Oordeel. In het voorste gedeelte der zaal verschillende bouwfragmenten, beeldhouwwerken en gipsafgietsels, het stadszilver e.d. (zie h 2).
In den schepentoren een vertrek, overkluisd met een stergewelf; eiken deur, in 1546 gesneden door Swier Kistenmaker, waarachter een zware ijzeren deur (± 1300?), afkomstig van het in 1362 door de Kampenaren veroverde roofslot Voorst. Eiken kast (XVI d) met ijzeren beslag. In dit vertrek wordt het oudste deel van het archief bewaard. In de spits een gedeeltelijk oude bekapping. In de bovenste ruimte een houten fragment (± 1500) met briefpaneelen, afkomstig van het bureau van gemeentewerken.
Klok, in 1755 gegoten door Joan Nicolaas Derck, te Hoorn.
Tegen den zuidgevel een zonnewijzer (1615).
b. Het nieuwe raadhuis, in 1830-1835 opgetrokken ter plaatse van een ouder aanbouwsel, dat XVI d het voormalige wijnhuis verving, is een klassicistisch gebouw. Gevel met rechte kroonlijst, voor welks ingang, in de middenpartij, een portiek met zuilen. In het gebouw bevinden zich: in de bodekamer een houten bord, waarop geschilderd een gezicht op de voormalige houten IJselbrug en eene ordonnantie met het jaartal 1628; portret (XIX a) van Willem I. In de gang naar de oude schepenzaal: vijf schilderingen (XVII d-XVIII a) in grauw, voorstellend het Gezag, de Trouw, de Stilzwijgendheid, het Geloof, en de Hoop, afkomstig uit de Meentekamer. In de raadzaal: drie portretten, geschilderd door M.J. van Miereveld, voorstellend prins Willem I, Maurits en Frederik Hendrik; portretten van prins Willem II, geschilderd door G. Honthorst; koning-stadhouder Willem III, door Jan de Baen; Willem IV († 1751, in 1760 geschilderd door J.F.A. Tischbein, copie naar Bolomey), koning Willem I (1818,
| |
| |
door J.C. Gael); koning Willem II (1842, door J.C. Gael). In de commissiekamers: portretten, geschilderd door M.J. van Miereveld, voorstellend Willem Lodewijk en Ernst Casimir. Schilderij (gemerkt C.B. 1654), voorstellend een gezicht op Kampen van de rivierzijde. Schilderij (± 1665, Hollandsche school), voorstellend Kampen, gezien van de landzijde. Twee copiëen naar A. van Ostade. Jachtstilleven (1842, door J. Esman). In de trouwzaal: twee eiken banken (XVII a), afkomstig uit de Bovenkerk; tapijtwerk (XVII d), voorstellend een arcadisch landschap, waarin Orpheus. Portret (1846, door J.C. van der Meer Mohr), voorstellend den burgemeester Mr. F. Lemker. In de belastingkamer: schilderij (XVIIa, trant van D. Vinckeboons), voorstellend een boschgezicht met kasteel. In het bureau van den burgerlijken stand: portretten (copiëen naar- of geheel overgeschilderde origineelen door Ger. ter Borch) van Pieter Greve en Johanna Jac. van Ingen. In de Afd. militaire zaken: stadsgezicht (XIXa, door J.J. Fels); schilderij (1847, door David Bles), voorstellende de repetitie van een orkest. In de burgemeesterskamer: schilderij (1662, door H. Avercamp), voorstellend een gezicht op Kampen van de overzijde, bij winter; drie stadsgezichten (XIX a, door J.J. Fels). In het bureau van den hoofdkommies: portret (1756, door J.F.A. Tischbein) van A. Vesterinck. In de secretarie en op de trap: twee rouwborden (XVIId en 1705) der familie Gansneb-Tengnagel, afkomstig uit de Bovenkerk.
3. De nieuwe toren, 1649-1664 gebouwd, ter plaatse van de in 1646 afgebrande kerk van het H. Geestgasthuis (in 1300 vermeld), naar de plannen en onder leiding van Philip Vingboons; sinds 1679 verzakt en overhellend, in 1701 onderschraagd en hersteld naar het plan van Gerrit Baver, stadstimmerman van Zwolle, is een in bak- en bergsteen opgetrokken, alleenstaande klokketoren, bestaande uit een vierkant benedengedeelte en een
| |
| |
achtkant bovenstuk met open koepel, van Twentsch eikenhout, 1661-1662 vervaardigd door Gerrit, Coert en Herman Wolters, gedekt door een peervormige bekroning, waarop een gesmeed ijzeren kruis (1664). Het vierkante gedeelte heeft drie een weinig versnijdende geledingen, gescheiden door bergsteenen waterlijsten. In de onderste geleding bevindt zich een vrije doorgang met rondbogige openingen, omlijst door bergsteenen blokken. Boven den oostelijken poortboog het in zandsteen gehouwen gemeentewapen met twee leeuwen als schildhouders; boven den westelijken een steen met ditzelfde wapen en: 1714. Rondbogige vensters met zandsteenen vischblaastraceeringen; zandsteenen hoek- en negblokken. Op de bovenste geleding een bergsteenen balustrade met zeventien wapens, in 1661 gebeeldhouwd naar teekeningen van Jan de Graeff, door den steenhouwer Elias Muller.
Inwendig: gemetselde wenteltrap welker benedendeel, van bergsteen, afkomstig is uit een der torens van de Broederpoort. In den koepel een klokkenspel bestaande uit vijf en dertig klokken, waarvan vier gegoten in 1481-1483 door Geert van Wou, een in 1627 door Kiliaan Wegewaert te Kampen, zes en twintig in 1659 door F. Hemony, drie in 1662 door denzelfde, te Amsterdam, en een in 1790 door L. Haverkamp te Hoorn. Het klavier van dit klokkenspel werd in 1663 vervaardigd door Gerrit van Loo. Uurwerk (1669) door Sprakel.
4. Van het voormalig Vleeschhuis bestaat nog slechts de gewijzigde gevel (zie g 6).
5. IJsselkade. De Oude Stadsherberg, in 1662 gebouwd, wellicht door Ph. Vingboons, heeft een breeden pilastergevel met rechte kroonlijst, in den trant van Palladio.
6. Spoorkade. De Nieuwe Stadsherberg (thans Buitensocieteit), ± 1840 gebouwd door Nic. Plomp, is een gebouw in klassicistischen trant.
| |
| |
| |
e. Kerkelijke gebouwen.
1. De Ned. Herv. St. Nicolaas- of Bovenkerk, wellicht XII gebouwd, omstreeks 1325 verbouwd, daarna, vermoedelijk sinds 1345, vergroot en verhoogd onder leiding van Mr. Herman en diens broeder (Christiaan?), van 1369 tot na 1393 wederom verhoogd en vergroot onder leiding van Rutger van Ceulen, XVc waarschijnlijk uitgebreid door den aanbouw der twee noordelijke en zuidelijke beuken, XVIII en XIX A gewijzigd, in 1883 gerestaureerd door J. Gosschalk, is een van bak- en bergsteen opgetrokken gebouw, bestaande uit een vijfbeukig schip (onderbouw van den middenbeuk XII-XIII, noordelijkste en zuidelijkste zijbeuk XVc), een dwarspand (XIV?), tegen welks westmuur aan noorden zuidzijde portalen, een 7/12-gesloten koor (XV A), met kooromgang en een krans van dertien tusschen de steunbeeren ingebouwde kapellen, een driezijdigen traptoren in den noordhoek tusschen dwarspand en koor, en eenen vierkanten foren (kern van het benedengedeelte XII), XIV verbouwd, XVIc en 1611 hersteld, andermaal, wegens verzakking in 1627-1650, in 1686 ‘rechtgezet’ door den architect Jan de Jonge uit Amsterdam. Aan de westzijde twee gevels, met vlakke pilasters en spitsboogvensters, XIX a opgetrokken, ter afsluiting van de wellicht toen ingekorte zijbeuken, welke aanvankelijklangsden toren doorliepen, blijkens moeten in diens noord- en zuidmuren. Tegen de zijbeuken eensversneden steunbeeren, waarop zandsteenen voetingen van onvoltooide pinakels. Vierdeelige spitsboogvensters met drie en vierpassen in de traceeringen (XIV B). Boven de vensters van den lichtbeuk overkragende bergsteenen spitsbogen De zandsteenen muurversterkingen van dezen beuk dragen eveneens voetingen van onvoltooide pinakels. Tegen de hoeken der koorsluiting steunbeeren met ingehoekte voorzijde. Tusschen de bovenvensters van het koor muurzuiltjes met kelkvormige kapiteelen en onbehakte, geometrische blokken zandsteen. De vensters van het dwarspand hebben vischblaastraceeringen. In den
noord- | |
| |
en zuidgevel van het dwarspand spitsbogige nissen met traceeringen. In het noord- en het zuidportaal groote spitsbogige ingangen, te weerszijden waarvan, op de hoeken, overhoeksche steunbeeren. De traveën der zijbeuken en de transkapellen worden gedekt door eigen, dwarse wolfdaken, welke een over de geheele lengte tegen den lichtbeuk aansluitend lessenaarsdak doordringen. De toren bestaat uit vier geledingen en wordt gedekt door een houten spits (1808). In de onderste geleding aan de westzijde een ingang met houten Dorische portiek (± 1809 door Abr. M. Sorg), te weerszijden waarvan zware steunbeeren (XIX); sporen van een dichtgemetselden spitsbogigen ingang. In de tweede geleding drie spitboognissen gescheiden door vlakke pilasters, en de moet van een zadeldak. De beide bovenste geledingen hebben spitsboognissen en galmgaten.
Inwendig: over schip, dwarspand, kooromgang en transkapellen kruisribgewelven; over het koor netgewelven; over koorsluiting en noordportaal stergewelven; in het zuidportaal een houten tongewelf, waaronder aanzetten van een stergewelf op gebeeldhouwde draagsteentjes (XV B). Tusschen middenbeuk en zijbeuken zware vierkante pijlers (benedengedeelte XII), met later afgeschuinde hoeken. De profielen der scheibogen loopen tegen deze pijlers te niet, behalve de rondstaaf, die tot op afwisselende hoogte is doorgetrokken. Boven deze scheibogen kleine rechthoekige muuropeningen. De gewelfribben van middenbeuk en koor rusten op ronde schalken met bladkapiteelen (XIV d). De twee westelijke pijlers der kruising zijn rond. In het schip twee rijen trekbalken, de onderste ter hoogte van de scheibogen, de bovenste tusschen de kapiteelen der schalken. In het koor alleen deze laatste rij. Tusschen de zijbeuken achtkante zuilen met ronde schalken. In het koor geprofileerde pijlers, evenals in het schip zonder kapiteelen, waartegen met bladkapiteelen bekroonde schalken, die te halver hoogte, onder de vensters, onderbroken worden door een horizontale lijst met bladornament.
| |
| |
Doordat het bovendeel van den koormuur bij deze lijst terugspringt, wordt een galerij gevormd, welke achter de doorgaande schalken omloopt. Koorvensters met harnassen (XV d). Tusschen de pijlers van het koor een gebeeldhouwde, opengewerkte afscheiding en drie overhuifde zandsteenen sedilia. In tegenstelling met het overige deel van het koor, loopen de profielen der scheibogen van de koorsluiting tegen het boveneinde van de pijlers teniet. De benedenruimte van den toren is overdekt met een kruisribgewelf, waarin een groot werkgat. Aan de noordzijde een houten spiltrap (XVII), toegang gevend tot de eerste verdieping, van waar een in den noord- en oostmuur uitgespaarde trap voert naar de tweede verdieping. Op deze trap, waarvan het benedengedeelte, uitkomende boven het gewelf der benedenruimte, is dichtgemetseld, bevindt zich, in den oostmuur van den toren, een voormalige lichtopening, tegen welke thans de noordmuur van den lichtbeuk is aangemetseld, waarvan hier de groot formaat baksteenen zichtbaar zijn. Op de tweede verdieping dichtgemetselde galmgaten met tufsteenen neggen, waarin later sponningen zijn gebroken. In de spits een kap, in 1809-1810 gebouwd door Abr. M. Sorg. De kerk bezit:
Gebeeldhouwd eiken koorhek (1552, geverfd), met koperen balusters.
Hardsteenen doopvont (XVI a).
Preekstoel (± 1500) van Fransche kalksteen, in 1796 gewijzigd, blijkens een jaartal in den voet van den trappaal (XVIII d), bekroond door een siervaas. Een dergelijke siervaas (XVIII d) op den bovenhoek van den trap. Blijkbaar werd de preekstoel in datzelfde jaar verplaatst, waarbij de voet en het ondergedeelte van de trap werden ingekort. Klankbord (XIX).
Gesmede ijzeren hekken (XVII a-XVIII a).
IJzeren doopboog, in welks bekroning initialen H.N. en: 1629.
Gebeeldhouwde eiken betimmering (XVII d), deels tegen een pijler.
| |
| |
Grafborden, zie d 2 blz. 77.
Orgel, 1670-1676 vervaardigd door Johan Sleger, in 1686 tegen den oostwand van den toren opgesteld, met rugpositief en tribune rustend op Korinthische zuilen, blijkens opschrift in de voetstukken in 1743 vervaardigd door G. Kuiper. Het orgelfront is versierd met vele gebeeldhouwde figuren. Het instrument werd hersteld in 1686 door J. Duischot te Amsterdam, in 1742 door A.A. Hinz, in 1789 verbeterd door Schnitger en Freytag te Groningen, andermaal hersteld in 1866 door Z. van Dijk, en in 1898 door J. Proper.
Grafmonument (XIX a) voor den vice-admiraal Jan Willem de Winter, bestaande uit een groen marmeren urn op rood marmeren voetstuk. Grafmonument (XVII) voor Rutger van Breda. Gesmeed ijzeren grafhekken (XVII d en XVIII).
Graf van den klokkengieter Geert van Wou († 1527).
Grafzerk (in den toren), blijkens opschrift van Herman Zelle, pastoor der kerk († 1539).
Priesterzerk (XVI a); gebeeldhouwde zerk (1625) voor den architect en landmeter Thomas Berendsz.; en andere zerken (XVI en XVII). Onder den houten vloer in den zuidbeuk bij het dwarspand een groote gebeeldhouwde zerk (XVI c) in den trant van Vredeman de Vries.
Gewelfschildering (opgehaald) in het koor.
Tegen den torenmuur, onder het orgel, een perspectiefschildering, waarin het jaartal 1744; te weerszijden de figuren van het Geloof en de Kracht. Boven het orgel verbleekte schilderingen.
Drie koperen kronen (XVII B), waarvan de westelijke met twee schilden van het smids- en een van het apothekersgilde; de middelste met een schild van de korenwegers, een van de lakenwevers en een blank; de oostelijke met een koperen poort (stadswapen) als bekroning.
Twee klokken, in 1482 gegoten door Geert van Wou.
Een gesneden eikenhouten groep (XVI a), voorstellend een
| |
| |
H. Anna Zelfderde, vermoedelijk uit deze kerk afkomstig, is thans in het Aartsbisschoppelijk museum te Utrecht.
2. De ned. herv. Broederkerk, XIV A gesticht, aanvankelijk behoorende tot het overigens grootendeels verdwenen Minderbroedersklooster (XIII, zie e 6), in 1473 grootendeels verbrand, in 1473-1490 herbouwd, na de Hervorming eigendom der stad, in 1672-1674 wederom in het bezit der Minderbroeders, in 1720 hersteld, in 1786-1791 gewijzigd, XIX d gerestaureerd, is een baksteenen hallenkerk, spaarzaam met zandsteen verlevendigd, bestaande uit twee beuken, elk met een 7/12-gesloten koor, en een achtkanten traptoren, in den hoek der beide koorsluitingen ingemetseld tusschen twee overstaande steunbeeren. Een XIXa in de breedte gemetselde muur scheidt het gebouw in een westelijk deel, ingericht tot Ned. Herv. kerken in een oostelijk (eigendom der burgerlijke gemeente), dienende deels tot catechiseervertrekken, deels tot Armenkamer (zie f 8), en deels tot Militair kleedingmagazijn. In den noordmuur dichtgemetselde vensters met baksteenen traceeringen (XVIA). De meeste vensters zijn later ingekort en versmald. Houten kozijnen. Oorspronkelijke neggen met zandsteenen negblokken. In den zuidmuur een venster met zandsteenen neggen en overblijfselen van een zandsteenen omlijsting. Sporen van een vroegeren ingang. In de noordelijke koorsluiting een poort van de gang naar de Armenkamer, waarboven een spitsbogige nis met negeen van profielsteen. De traptoren bestaat uit drie geledingen en heeft zandsteenen afdekkingen. Op den zuidbeuk een dakruiter (± 1840, door Nic. Plomp).
Inwendig: in het westelijk gedeelte, tusschen de beide beuken, ronde zuilen met bladkapiteelen, die tevens de gewelfribben dragen. Kruisribgewelven. In den noordwestelijken hoek van den noordbeuk een kwartzuil, met een lager voetstuk dan de overige zuilen. In het oostelijk deel, tusschen de beide beuken, een muur,
| |
| |
waarin dichtgemetselde vensters met baksteenen traceeringen (XV). In den noordbeuk, boven de Armenkamer, het Militair kleedingmagazijn, waarin nog het oorspronkelijke straalgewelf der koorsluiting (dat der zuidelijke sluiting is weggebroken). In dit vertrek een gesneden portiek (XVII d, geverfd), een schouw (XVIII) en een spinde (XVII b). Gelijkvloers in dezen beuk is de gang naar de Armenkamer afgescheiden, in welker noordmuur een dichtgemetseld rondbogig tweelichtsvenster met romaansch tusschenzuiltje (XIII A); hierin nog een brugijzer met oogen voor het vroegere glas. Boven den overwelfden ingang massief metselwerk van stroomsgewijze lagen. De kerk bezit:
Preekstoel (± 1840, in pseudo-gothischen trant, door Nic. Plomp).
Koperen doopbekken (XVIII) en voorzangerslezenaar (XVIII a).
Orgel (grootendeels XIX a), omstreeks 1887 verplaatst en hersteld.
Regeeringsbanken (± 1840, door Nic. Plomp).
Rond tochtportaal (± 1840, door Nic. Plomp).
Priesterzerk met opschrift en: 1540. Gebeeldhouwde zerk met twee wapens en: 1630.
Twee geschilderde houten tekstborden (1614); een (XVII a); een (1634), en een (XVIII a).
Avondmaalszilver der Ned. Herv. kerken: twee kannen (1738), vier bekers (1738), twee broodschalen (1811) en twee (1813); een groote schaal (1738).
Klok, in 1573 gegoten, door Cyprianus Crans Jansz.
3. De ev. luthersche kerk (1843), bouwmeester Nic. Plomp, bezit:
Zilveren gegraveerde broodschaal (1649), met opschrift.
Doopzilver, bestaande uit: kom (1726), en kan (1751), met opschriften.
4. De doopsgezinde kerk, oorspronkelijk kapel der Cellezusters van het St. Annaklooster (XV d), sinds 1595 kerk der
| |
| |
Waalsche gemeente, in 1818 opgeheven, in 1823 door de Doopsgezinden aangekocht en verbouwd, onder leiding van N. Plomp, waarbij de gewelven en de vensters werden weggebroken, is een baksteenen gebouw (XV d), bestaande uit een schip; een 7/12-gesloten koor; en een traptoren aan den noordwestelijken hoek. Op enkele plaatsen nog steunbeeren. Aan de zuidzijde de ingang (1823, door N. Plomp) geflankeerd door pilasters. Inwendig: steen met opschrift betreffende de inwijding in 1847. In den traptoren een steenen wenteltrap. De kerk bezit:
Preekstoel (1611, geverfd).
Twee gegraveerde zilveren bekers (XVIII) met geslagen rand aan den voet.
Zonnewijzer (XVII) tegen den zuidoostelijken hoek.
5. De r.k. kerk van O.L. Vr. hemelvaart of buitenkerk, vermoedelijk XIII d gesticht, ter plaatse eener oudere kapel, toegewijd aan de Twaalf Apostelen, in 1369 aanmerkelijk vergroot onder leiding van Rutger van Keulen, XV b grootendeels verbouwd, in 1580 aan de Hervormden overgegaan, in 1608-1610 hersteld met gebruikmaking van materiaal der gesloopte St. Geertruidskerk, in 1733 andermaal hersteld onder Berend Hendrik van Berkum, en wederom in 1862-1868 door A. de Laat, in 1886-1893 gerestaureerd, sinds 1809 weder in het bezit der katholieken, is een driebeukige baksteenen hallenkerk, met een slechts weinig buiten de zijbeuken uitstekend dwarspand; een ⅝-gesloten koor, te weerszijden waarvan twee ⅝-gesloten zijkoren; een achtkante sacristie tegen zuidelijken koormuur en zijkoor, met een traptorentje in den hoek; een vierkant portaal (XVI a) aan de zuid-, en een dergelijk (XV c) aan de noordzijde, tegen welks westhoek een driezijdige traptoren; en eenen vierkanten toren, in 1453-'54 uit een ouderen verbouwd, in 1481 verhoogd door Andries Goerts, met een houten klokkenhuis, dat in 1607 instortte, in 1625-1629 hersteld, in 1647 plat afgedekt,
| |
| |
in 1683 rechtgezet en hersteld door Johan de Jonge, in 1865 door verbouwing verknoeid. Zandsteenen lijsten, hoeken negblokken. In enkele der dichtgemetselde vensters nog oorspronkelijke vischblaastraceeringen. De toren bestaat uit drie geledingen en wordt gedekt door een korte spits. Inwendig: steenen kruisribgewelven, waarvan die in den middenbeuk tufsteenen ribben hebben. Ronde zuilen, bekroond door dubbel omkransde kelkkapiteelen, waarop achtkante dekplaten. Aan weerszijden tusschen zijbeuken en dwarspand, een dergelijke zuil, staande naast de lengteas der zijbeuken. De beide portalen zijn overkluisd met netgewelven, welker ribben op gebeeldhouwde kraagsteenen rusten. De sacristie bestaat uit twee verdiepingen: gelijkvloers een netgewelf, over de verdieping een stergewelf. In het traptorentje een gemetselde wenteltrap, rustend op een schroefvormig gewelf. De kerk bezit:
Eiken kast (XVII), in de sacristie.
Regelenboek (XV d) van het voormalig Brigittenconvent ‘Marienkamp’, waarmee eenige handschriften en wiegedrukken zijn samengebonden.
Wiegedrukken, waaronder een Biblia sacra (1480) met glossen, afkomstig uit het voormalige Karthuizerklooster op den Zonneberg bij Kampen in Oosterholt (IJselmuiden).
De r.k. pastorie, Burgwal W IV, 105, heeft een gevel (XVIIId) met rechte kroonlijst. Ingang in omlijsting, versierd met snijwerk. In den gevel aan de tuinzijde een gebeeldhouwde steen met het jaartal 1630. Zij bezit:
Eiken kast (XVII), waarin het kerkelijk archief.
Memorietafel (1575, Hollandsche school) voor Joseph Truchsess van Rheinfelden, voorstellende Christus aan het kruis. Schilderij (± 1575, trant van P. Aertsen), voorstellend de Aanbidding der herders. Schilderij (XVII A, Vlaamsche school), voorstellend de Graflegging van Christus. Schildering, voorstellend de vier kerkvaders Gregorius, Hieronymus, Ambrosius en Augustinus;
| |
| |
en een (XVII A), voorstellend de Verkondiging aan Maria, vleugels van een altaarstuk.
6. Van het voormalige Minderbroedersklooster der orde van den H. Franciscus, vóór 1300 gesticht, in 1473 verbrand, 1473-1490 herbouwd, in 1507 uitgebreid, in 1579 geseculariseerd, in 1627-1630 deels gesloopt, deels gewijzigd, XVIII en andermaal in 1836 geheel verbouwd, bestaan nog slechts de vroegere kloosterkerk (zie e 2), en overblijfselen (XVI a) in de Muziekschool (zie f 11).
| |
f. Gebouwen van liefdadigheid en onderwijs.
1. Van het Soete-naem-Jesushuys, in 1539 gesticht ter opleiding van weeskinderen voor den koordienst, sinds 1554 bestemd tot weeshuis, en in 1657 tot Grootburgerweeshuis, dat in 1863 in het tegenwoordige gebouw werd overgebracht (zie f 2), bestaan nog slechts overblijfselen (XVI b) in den gevel Hofstraat WI, 18-20: sporen van een reeks rondbogige vensters Baksteenen lijst. Gedichte ingang met segmentvormigen toog.
2. Het Grootburgerweeshuis, bij raadsbesluit van 27 Februari 1657 gevestigd in het voormalige Soete-naem-Jesushuys (zie f 1), in 1863 gebouwd ter plaatse van het voormalige Cellebroedersklooster (HH. Augustinus en Alexius), heeft in een muur aan de Singelzijde een steen (XVd) met opschrift betreffende den bouw van dit klooster, vermeldend de jaartallen 1475 en 1481. In den achtergevel twee steenen met opschriften betreffende watervloeden in 1775, 1776, 1825. In een der zijgevels een gebeeldhouwde steen met: 1744. Inwendig in een der gangen een deur (XVIII), waarboven een geschilderde nisvulling op paneel, voorstellend het inwendige van een weeshuis, met onderschrift en: 1786. De stichting bezit:
Drieluik (1554-1555, wellicht door Ernst Maeler), afkomstig uit het voormalige ‘Soete-naem-Jesushuys’.
| |
| |
Schilderij (1643, gemerkt H.A.), voorstellend een duin- en boschgezicht.
Jongensportret (1654, Hollandsche school, paneel).
Twee schilderijen (± 1660, Hollandsche school), portretten van een heer en van een dame.
Schilderij (midden-XVII, Hollandsche school, op doek), voorstellend een familiegroep.
Portret (1736, op doek) eener 74-jarige dame.
In de gang: geschilderd bord (1786).
3. Het Burgerweeshuis, in 1891 gebouwd ter plaatse van het voormalige Brigittenklooster ‘Mariencamp’ (in 1460 gesticht, in 1627 bestemd tot weeshuis), heeft, boven een poort, overblijfselen van een gevelversiering, voorstellende een weesjongen en een weesmeisje te weerszijden van een omlijst opschrift, met: 1627, en, boven ditzelfde poortje, een steen met opschrift betreffende een verbouwing en: 1719. In de regentenkamer een kast (XVII d), met fineerwerk.
4. Het gesticht der liefdezusters bezit:
Twee schilderijen (XVI d en XVIIa, Hollandsche school, op paneel), voorstellende Christus aan het kruis.
5. De gast- en proveniershuizen, in 1897 ontstaan door vereeniging van het St. Geertruids- of Bovenproveniershuis (gesticht vermoedelijk ± 1382, in 1664 met het Leprozengasthuis vereenigd) en het H. Geestgasthuis (vermoedelijk ± 1250 gesticht, in 1897 afgebroken), bestaan uit een aantal woningen (XVIII en XIX), welke met het hoofdgebouw (1897) een vierkante binnenplaats omsluiten. In den voorgevel van het hoofdgebouw, aan de Bovennieuwstraat schelpvormige vullingen van boogtrommels en maskers (alles XVI d), afkomstig van het gesloopte H. Geestgasthuis. Op verschillende der woningen aan de binnenplaats, en op den achtergevel aan den Burgwal een aantal dakkapellen (van hetzelfde voormalige gasthuis) met ge- | |
| |
beeldhouwde omlijstingen en de jaartallen: 1621, 1626, 1630, 1631, 1635, 1730 benevens eenige gevelsteenen met opschriften en: 1694, 1695. Boven de poort aan den Borgwal, aan de zijde der binnenplaats, een sluitsteen met: 1740. Aan enkele der huisjes deuren (XVIII) met koperen trekkers. Inwendig: in de regentenkamer: schilderij (1548, door Ernst Maeler), voorstellend de zeven werken van barmhartigheid; tweeluik (1548, wellicht door E. Maeler), voorstellend den H. Johannes den Dooper en Maria met het kind; schilderij (1552, door E. Maeler), voorstellend het Laatste Avondmaal; schilderij (1572, door Mechteld van Lichtenberch, genaamd toe Boecop), voorstellend de Aanbidding der herders; schilderij (1574, door dezelfde), voorstellend het Laatste Avondmaal; schilderij (± 1625, Utrechtsche school) voorstellend den H. Petrus, lezend; portret (± 1650, Hollandsche school) van een knaap; portret (wellicht door B. van Vollenhoven) van Corn. Simonis Ooms († 1653); portret (door Joh. Vollevens den Oude), wellicht voorstellende Hendrik Casimir II; twee portretten (± 1660, Hollandsche school, wellicht door B. van Vollenhoven) van een echtpaar; portret (1664, door Hendrik Bloemaert) van een gasthuisregent;
copie (XVII) naar een ets van Lucas van Leiden, voorstellend de verzoeking van Christus in de woestijn; schilderij (vermoedelijk copie naar een Italiaansch voorbeeld), voorstellend Christus en de Kanaänietische vrouw; schilderij (midden-XVII, school van Rubens), voorstellend de marteling van den H. Laurentius.
In de keuken eenig koper- en tingerei (XVII en XVIII).
6. Het stadswerkhuis, in 1805 gebouwd, deels ter plaatse van het voormalige klooster der Cellezusters, heeft nog een gedeelte eener balklaag en der bekapping (XVI c) van de kloostergebouwen. Boven een poortje een opschrift: ‘Linne Wevers Gilde’, en: 1665. Boven den hoofdingang een houten bord met geschilderd opschrift en: 1805-1869.
| |
| |
7. Het ziekenhuis, in 1592 vermeld als gevestigd in een deel van het vroegere Minderbroedersklooster, in 1796 vereenigd met het Pesthuis (in 1538 gesticht door Eilard Cromme), genaamd Calvariën, dat in verband hiermede in 1797 verbouwd werd, thans Militair hospitaal, heeft boven den ingang een gevelsteen met den kruisdragenden Christus, waarboven: 1538. Gevelsteen betreffende de herbouwing in 1797, en een met het jaartal 1835. Het nieuwe ziekenhuis in het Plantsoen bezit:
Portret (± 1530, Hollandsche school) van Eilard Cromme, met opschrift betreffende zijn pelgrimstocht naar Jeruzalem in 1520, en zijn overlijden in 1545.
Geschilderd wapenbord eener in 1656 overleden dame uit het geslacht Engelberg.
8. De armenkamer, gevestigd in het noordelijk koor der Ned. Herv. Broederkerk (e 2) bezit:
Schilderij (1547, door Machteld toe Boecop), voorstellend het Laatste Avondmaal.
Schilderij (± 1610, Hollandsche school), voorstellend een gezicht op Kampen, van de overzijde der rivier.
9. Van het gebouw der voormalige bethlehemsvergadering (vermoedelijk XVI a gesticht), ± 1830 gewijzigd, bestaat nog slechts een topgeveltje met gebogen zandsteenen vleugelstukken en driehoekig fronton. Kruisvenster. Fries met leeuwenkoppen en relief, voorstellende de geboorte van Christus. Hieronder een cartouche met opschrift en: 1631. In den onbelangrijken achter gevel aan de Hofstraat een halfrond gedenksteentje (XVII b, geschonden), eveneens voorstellend de geboorte van Christus (beeldhouwwerk toegeschreven aan Geert Lambertsz, van Cuylenborch).
10. Van de vroegere vene-lynde-vergadering bestaat nog slechts een gevelsteen (XV) in het museum der stichting ‘Campen’.
| |
| |
11. De voormalige latijnsche school, thans Muziekschool, in 1631 gebouwd, ter plaatse van een gedeelte van het voormalige Minderbroedersklooster (zie e 6), heeft een ingang met trap, waarom een ijzeren hek (1631), en met een gebeeldhouwde bekroning boven de deur, waarin een opschrift en: 1631. Inwendig: kelders (XVIa) met kruisgewelven. Balkenzolderingen met sleutelstukken, karbeelen en muurstijlen. Oude bekapping.
12. Ebbingestraat. Het bestedelingenhuis der Ned. Herv. Diaconie heeft in de regentenkamer een schilderij (± 1640, Hollandsche school), voorstellend den uittocht van Loth uit Sodom.
| |
g. Particuliere gebouwen.
A. Gothiek.
1. Oude straat. Voormalig koopmanshuis, genaamd ‘het gothische huis’ (XVIa, XIXa gewijzigd, in 1907-1909 gerestaureerd), is een langgestrekt rechthoekig gebouw, bestaande uit een woonhuisgedeelte (aan de Oude straat), een middengedeelte: de voormalige grutterij, en een achtergedeelte met stallen (aan de Nieuwe straat), van elkander gescheiden door twee binnenplaatsen. Het woonhuis heeft drie verdiepingen en een zolderverdieping. Voorgevel van Udelfangersteen. Onderpui en top met trappen en pinakels zijn geheel vernieuwd. Boven de kruisvensters vischblaastraceeringen, waarin rozetten met initialen: J.O.H. en M.A.R. Tegen den achtergevel van dit woongedeelte, op de binnenplaats, sporen van een traptoren in den zuidelijken hoek. Het achterhuis heeft, aan de Buitennieuwstraat, een grootendeels baksteenen halven puntgevel (gerestaureerd), met gemetselde segmentbogen, waarin zandsteenen aanzet en sluitsteenen, boven de kruisvensters. Staafankers. Oude pannen (‘monniken’). Inwendig: in het woonhuis drie, gedeeltelijk vernieuwde, eiken trappen (XVI a) met bloktreden, borstweringen in vergaring, waartusschen briefpaneelen. Eiken schoorsteen
| |
| |
(XVII d). Vloeren van verglaasde plavuizen op lagen van moeren kinderbalken. In het middengedeelte een keuken met zoldering (geverfd) op moer- en kinderbalken; sleutelstukken met peerkraalprofiel. Schouw met tegels en vuurplaat. In de benedenruimte der grutterij eiken balken op gebeeldhouwde kraagsteenen (XVII); gruttersmolen. Hierboven de voormalige grutterij, met volledige inrichting. In het achterhuis: fragment van een schouw (XVI a). Staldeuren met smeedwerk (XVII b) in de deurkozijnen. Binnendeur (XVI A) in gesneden omlijsting. Op den zolder de oorspronkelijke eiken bekapping met zware binten van kromhouten, door loodrechte in de zijgevels verankerde muurstijlen rustend op de moerbalken der tweede balklaag. Bij de herstelling vond men sporen van een oud verwarmingsstelsel (toevoerbuizen voor boekweitdoppen).
In dit huis zijn thans gevestigd de openbare leeszaal en het museum der stichting ‘Campen’. (Zie h 1).
2. Oudestraat W IV, 250 (bij de Hagenpoort). Pakhuis (XVIa, gewijzigd XVII) met geverfden puntgevel, waarin gothisch geprofileerde zandsteenen stijlen in de dammen tusschen de vensters. Toppilaster op kopje (XVII). Vooruitstekend nokanker. Windwijzer.
B. Renaissance.
3. Burgwal sleet W II, 6. Pakhuisgevel (1530) met geschonden top. Bergsteenen banden en boogblokken. Boven een venster der eerste verdieping een gebeeldhouwde steen, met: 1530. Hijschblok. Sierankers. Twee lantaarnhaken.
4. Oudestraat W I, 31, hoek Blauwehandsteeg. Puntgevel (XVIc) met groote voluutvormige klauwstukken. Ontlastingsbogen. Toppilaster op engelenkopje. Sierankers. Zijgevel (gepleisterd) met baksteenen tandlijst. Aan de achterzijde een een voudige puntgevel met baksteenen tandlijst en gedichte vensters. In den muur der binnenplaats een deurtje met slotplaat (XVI).
| |
| |
5. Voorstraat W I, 26, hoek Blauwehandsteeg. Huis (XVId), genaamd ‘de Paterskerk’, wellicht onder pater Jacobus de Rechter (1678-1702) gebruikt als kerk en pastorie. Aan de Blauwehandsteeg een zijgevel van z.g. Geldersch-Overijselsch type (zie blz. 42), met in- en uitgezwenkte zijkanten. Aan de binnenplaats een dergelijke zijgevel, waartegen een uitgemetselde schoorsteen. Voorgevel gepleisterd en verbouwd. Dakvenster (XVIII d). Vóór de binnenplaats een poort (XVII a), waarop drie zandsteenen ballen met ijzeren bekroning (granaten).
6. Oudestraat W III. 119. Voormalig vleeschhuis. Topgevel van Bentheimersteen met in- en uitgezwenkte zijkanten (Vlaamsche trant, ± 1600). Onderpui verbouwd.
Eenvoudige puntgevels, meerendeels met toppilaster, waarin een lelievormig haakanker:
7. Geerstraat W 1, 31. Puntgevel (XVII a). Sporen van drie gevelsteenen.
8. Buitennieuwstraat W IV, 40. Tot puntgevel gewijzigde trapgevel. Ankers: 1661.
9. Bovennieuwstraat W II, 98-981. Dergelijke gevel (XVII d). Van den oorspronkelijken gevel zijn nog drie trappen overgebleven. Baksteenen tandlijst. Ovaal venstertje in den top.
10. Burgwal IV, 98, hoek Botervatsteeg. Gepleisterde puntgeveltje (± 1700). Uitstek op balken. Tegen den top een zandsteenen afdekking.
11. Voorstraat W II, 28. Gepleisterde puntgevel. Boven den draagsteen van den toppilaster: 1781.
12. Voorstraat W II, 32. Dergelijke gevel. Twee steenen: 1793.
13. Bovennieuwstraat W II, 80. Dergelijke gevel (XVIII).
14. Bovennieuwstraat W III, 128. Dergelijke gevel (XVIII).
15. Oudestraat W III, 1451. Puntgeveltje (XVIII). Deur met onderdeurtje.
16. Oudestraat W IV, 264. Puntgevel met gevelsteen, waarop
| |
| |
1800 en initialen (als Buitennieuwstraat W IV, 135). In den zijgevel aan de Hagensteeg een gebeeldhouwde steen (XVII d) met het stadswapen.
Trapgevels, met toppilasters op gebeeldhouwden kraagsteen, zandsteenen afdekkingen, waarvan eenige doorgetrokken als waterlijsten, hoek- en boogblokken (‘Haarlemsche’ trant):
17. Broerenstraat W III, 9, hoek Groenestraat. Trapgevel (1630, blijkens een thans verdwenen gevelsteen) met rijke toepassing van bergsteen. Eiken puibalk met looden bedekking. Fries, waarin op de hoeken borstbeelden, voorstellende Ceres en Bacchus. Vruchtenslingers. Op de eerste verdieping twee vensters met luiken, overspannen door een ontlastingsboog. Onderpui gewijzigd.
18. Geerstraat W I, 34. Dergelijke gevel (XVII b). Drie haakankers. Benedenpui gewijzigd.
Eenvoudige trapgevels, meerendeels met toppilaster op gebeeldhouwden kraagsteen, zandsteenen afdekkingen, waterlijsten en lelievormig haakanker:
19. Geerstraat W I, 46. Trapgevel (XVIIa, gepleisterd).
20. Voorstraat W I, 2. Dergelijke gevel. Jaartalankers: 1648.
21. Burgwalstraat W II, 8. Dergelijke gevel (XVII b).
22. Burgwalstraat W I, 36. Op een binnenplaats een gepleisterde trapgevel (XVII A).
Pilastergevels in den trant van Vingboons, met gemetselde pilasters, wier middenpaar, in den topdoorgevoerd, een driehoekig fronton draagt: zandsteenen kapiteelen en voetstukken, waterlijsten, vleugelstukken, en, onder enkele vensters, vruchtenslingers.
23. Graafschap W I, 28. Pilastergevel met groote dolfijnen als vleugelstukken. In den top drie ovale lichtopeningen in omlijsting van zandsteenen cartouches. Twee steenen: anno 1663.
| |
| |
24. Bovennieuwstraat W III, 100. Dergelijke gevel (XVIIc). Op het fronton een siervaas. Gevelsteen, voorstellend St. Joris met den draak.
C. Lodewijkstijlen en stijl van het Keizerrijk.
Ingezwenkte halsgevels, meerendeels met driehoekig fronton, rollaag op de kanten, en aanzetkrullen op de hoeken:
25. Oudestraat WIV, 248. Halsgevel (geverfd). Twee steenen: 1686. Twee venstertjes met glas-in-lood, en drie steenen, waarop een wereldbol (voormalige brouwerij ‘De Werelt’). Ovale lichtopening in den top.
26. Oudestraat W IV, 246, hoek Kerksteeg. Dergelijke gevel. Twee steenen: 1687. Haakanker in den nok.
27. Bovennieuwstraat W II, 86. Dergelijke gevel (XVIId). Drie ovale lichtopeningen in den top.
28. Oudestraat W IV, 252. Dergelijke gevel (XVIId).
29. Oudestraat W IV, 184. Dergelijke gevel in Rococotrant; onder de aanzetkrullen: 1780. Een gebeeldhouwde steen (karakter XVIIIc), uit den top gevallen, is thans in het museum der stichting. ‘Campen’. Inwendig: in de gang stucwerk (XVIII d). Keuken met balkenzoldering en schouw. In het achterhuis een gesneden deur en luiken (alles XVIIId), uit den voorgevel afkomstig.
30. Oudestraat W III, 152. Halsgevel (XVIIId) met gebogen fronton. Gesneden deur. Voor den ingang een houten tochtportaal.
31. Bovennieuwstraat W III, 108. Dergelijke gevel (XVIII) met geschonden top. Gevelsteen (XVI) met twee blanke wapenschilden waarboven het helmteeken-toe Boecop en Breda.
32. Bovennieuwstraat W III, 120. Dergelijke gevel. Twee aanzetsteenen met: 1828.
33. Bovennieuwstraat W II, 23. Dergelijke gevel. Op de aanzetsteenen: 1829.
| |
| |
34. Vloeddijk W III, 87. Dergelijke gevel (XIXb).
35. Vloeddijk W III, 109. Dergelijke gevel (XIXb).
Gevels met een rechte kroonlijst:
36. Oudestraat W III, 168. Gevel (XVIII A). In de boogtrommels gebeeldhouwde vullingen; onder de vensters zandsteenen lamberkijns. Dakvensters in gesneden omlijsting.
37. Bovennieuwstraat W III, 115. Dergelijke gevel (XVIII A). Boven de deur een venster in gesneden omlijsting (geverfd). Attiek, waartegen consoles.
38. Oudestraat W III, 107, hoek Dwarssteeg. Dergelijke gevel. In de kroonlijst: 1764. Boven de deur een venster in gesneden omlijsting. Gepleisterde achtergevel (± 1600) met trappen en toppilaster. Zijgevel met moeten van ellipsvormig getoogde vensters. Ankers.
39. Bovennieuwstraat W II, 83. Gevel (± 1800). Ingang geflankeerd door Toscaansche pilasters.
40. Burgwal II, 50. Gemeentehuis en secretarie van IJselmuiden. Grafhorst, Wilsum, Zalk en Kamperveen. Gevel (± 1800). Boven den door Korinthische pilasters geflankeerden ingang een groot driehoekig fronton, met gesneden vulling.
Fragmenten van buitenarchitectuur:
1. | Bovennieuwstraat, hoek Muntplein. Overblijfselen (± 1500) van een gothischen baksteenen trapgevel, als brandgevel tusschen twee perceelen. Trappen met pannen afgedekt. |
2. | Broederstraat, hoek Nieuwstraat. Gepleisterd fragment (± 1507) van den voormaligen gevel ‘het Paradijs’. Gevelsteen, voorstellend Adam en Eva. |
3. | Oudestraat W II, 60. Tusschen de vier vensters in het front eener bovenverdieping, dammen met gothische neggen (XVIa) van profielsteen. Daaronder een waterlijst (XVIa). Boven den puibalk overblijfselen van segmentbogen (XVII A). |
| |
| |
4. | Oudestraat W IV, 125. Dergelijke overblijfselen (XVIa), an een overigens geheel onbelangrijken, gewijzigden gevel. |
5. | Oudestraat W III, 130, hoek Broederstraat. In den geverfden baksteenen zijgevel aan de Broederstraat sporen van gedichte vensters en ontlastingsbogen (XVI B). |
6. | Oudestraat, tusschen W I, 11 en 13. Zijgevels (XVI?) in de Meerminnesteeg. Moeten van vensters en ingangen. Schoorbogen tusschen de gevels over de steeg gemetseld. |
7. | Oudestraat W III, 162. Zijgevel in de Houtzagerssteeg. Overblijfselen (± 1600) van vensters. Een venster met zandsteenen kruiskozijnen en glas-in-lood ruitjes. Fragmenten van baksteenen waterlijsten. In den zijgevel hiertegenover twee gesneden deuren, waarvan een (XIXa) door A.M. Sorg, en een (XIXb) door Nic. Plomp. |
8. | Blauwehandsteeg W I, 4. Zijgevel: fragment (XVII A) van een puntgevel met een trap in het midden. |
9. | Geerstraat W I, 24. In den verbouwden, geverfden gevel drie sierankers (XVII). Aan de achterzijde, boven het dak, overblijfselen (XVII A) van een trapgevel. |
10. | Vloeddijk W III, 96. Fragment (XVII A) van een gevel, waarin twee ontlastingsbogen en twee moeten van vroegere gevelsteenen. Drie sierankers. |
11. | Voorstraat W I, 3. Zijgevel, waarschijnlijk een fragment (XVII A) van een geschonden trapgevel. In den top een luik. Twee baksteenen tandlijsten. In den voorgevel ankers: ‘Anno’. |
12. | Vloeddijk W I, 36. Fragment van een baksteenen gevel. Ankers: 1650. |
13. | Vloeddijk W IV, 120. In den gepleisterden zijgevel (XVII B?), een baksteenen tandlijst. Gevelsteen met gekroonden troffel. Inwendig: betimmering (XVIIc) van een winkel en een daarachtergelegen vertrek, waartusschen een schot met kleine ruitjes en een gesneden deur. Kamers met balkenzolderingen. |
| |
| |
14. | Voorstraat W III, 116. Gewijzigde gevel (XVII). Vensters met zandsteenen kruiskozijnen. Luiken. Twee waterlijsten. |
15. | Oudestraat W I, 4. Fragment (XVII) van een gevel met waterlijst; gevelsteen met zeven sterren. |
16. | Burgwal W IV, 130. Fragment (XVII, gepleisterd) van een topgevel, met toppilaster op kraagsteen. Lelievormig haakanker, en vier sierankers. |
17. | Vloeddijk W II, 66, hoek Hanensteeg. Voormalige brouwerij. Overblijfselen van een oude gootlijst. Ankers. In den zijgevel ontlastingsbogen en moeten van vensters (XVII). |
18. | Buitennieuwstraat W IV, 54. Fragment van een topgevel (XVII?) met waterlijst. |
19. | Oudestraat W IV, 222. Verminkte topgevel, waarin ankers: 1726: |
20. | Oudestraat W III, 164. Onder kroonlijst en vensters gebeeldhouwde lamberkijns. Boven de vensters boogtrommels met gebeeldhouwde vullingen. In een houten raamkozijn: 1740. |
21. | Bovennieuwstraat W II, 72. Overblijfselen van het voormalig Wichhuis (bevestigd huis van Lemker). Ingang (XVIIIA) met gesneden omlijsting. |
22. | Bovennieuwstraat W IV, 28. Fragment (XVIII c) van een halsgevel. Aanzetkrullen, en overblijfselen eener rollaag. |
23. | Oudestraat W I, 23-25. Boven een lagere zijtravee een gesneden gebogen afdekking (XVIII c). |
24. | Oudestraat W IV, 264. Gepleisterde, geschonden gevel (XVIII d), waarin een deur en een venster met gesneden kozijnen. Twee sierankers. |
25. | Buitennieuwstraat W IV, 90. Fragment (XVIII, gepleisterd) van een halsgevel. |
Details van buitenarchitectuur:
1. | Oudestraat W III, 154. Gebeeldhouwde kraagsteen (XVII), waarop een losse gevelsteen (vergulde zon). |
| |
| |
2. | Bovennieuwstraat W II, 531. Boven den ingang een venster met omlijsting, waarin: 1756. |
3. | Graafschap, naast W I, 28. Op de straat een oude hoefstal (XVIII?), |
4. | Oudestraat W IV, 206. Houten winkelpui (XIX a), waarboven een drielichtskozijn met dubbele deur in het midden. |
5-9. | Gesneden deuren, ontworpen door den stadsarchitect Abr. M. Sorg (1738-1825): Burgwal W II, 59 (kosterswoning der Gereformeerde kerk); Burgwal W II, 69 (voormalige meisjesschool); Geerstraat W 1, 27; Geerstraat W I, 31; Geerstraat W I, 39; Koornmarkt 1 (voormalig gebouw van den Hoofdcursus). |
Fragmenten van binnenarchitectuur:
Bovennieuwstraat W III, 121. In het voorvertrek zijn, in twee kasten, gedeelten van een schouw (XVII) zichtbaar. Schilderstuk (1660, door C. Bellekien, afkomstig uit de schouw), voorstellend Alexander en de vrouwen van Darius (wellicht een copie naar Rubens). In de gang een tweede schoorsteenstuk (XVII d, paneel), voorstellend Abraham zijn zoon offerend.
Gevelsteenen, voor zoover nog niet vermeld:
Brunnepe, Pannekoekendijk, W V, 128-130. In een gepleisterd geveltje twee steentjes, afkomstig van een voormalige ‘Vergadering’ (hofje), met opschriften en: 1562 en 1777; Buitennieuwstraat W IV, 56 (cartouche, ± 1600); Buitennieuwstraat W II, 23 (1624); Groenstraat W III, 152-154 (cartouche, 1627); Graafschap W I, 17 (1649); Voorstraat W II, 92-94 (twee, 1653); Buitennieuwstraat W IV, 70 (XVII c); Bovennieuwstraat W II, 31 (twee, 1681); Schapensteeg W IV, 65 (XVII d, zalm); Collebroederstraat, hoek Groenestraat (1727); Kerkstraat (1761); Voorstraat I, 16 (1768, aambeeld); Geerstraat W I, 33 (1795); Bovennieuwstraat W II, 33-331 (XVIII); Buitennieuwstraat W IV, 135 (1803):
| |
| |
Ankers, voor zoover nog niet vermeld:
Voorstraat W II, 67 (1546); Bovenhofstraat W I, 20 (XVI? in den zijgevel); Voorstraat W II, 71 (1645); Voorstraat W II, 60 (XVII); Graafschap W I, 20 (XVII?); Bovennieuwstraat W II, 33-331 (XVIII?);
| |
h. Musea, enz.
1. Het museum der stichting ‘Campen’, in het gothische huis (zie g 1). Bouwfragmenten, gevelsteenen enz., van plaatselijke bouwwerken. Gipsafgietsels van beeldhouwwerk, grafzerken en bouwfragmenten. Geschilderde en geteekende topographica, en portretten van bekende persoonlijkheden.
2. Verzameling in de schepenkamer (zie d 2). Bouwfragmenten. Gevelsteen, afkomstig van het voormalige ‘Soete-naem-Jesushuys’ (zie f 1), met opschrift en: 1539. Zandsteenen Nood-Godsbeeld (XV), ingericht tot reliekhouder. Smeltkroes (XVI) van Gothlandschen steen, in 1877 gevonden ter plaatse van de vroegere Munt. Vijf koperen handbrandspuiten, in 1558 vervaardigd door Thonys Pijp. Houten staf (XVIII) van het korendragersgilde. Geschilderde dobbelbak van dit gilde, met opschrift en: 1773. Stadszilver, bestaande uit: drinkhoorn van het St. Anna- of Rijnschippersgilde, gevormd uit een elandshoorn met drie zilveren reliefs (XVI en XVII), en staande op twee zilveren vogelpooten; het benedeneind, gesneden als hondekop, met een zilveren muilband, opschrift en: 1369. Zilveren beker van het St. Annaschuttersgilde, met opschrift en: 1541 (de 5 van dit jaartal later veranderd in 3). Dergelijke beker, met opschrift en: 1569. Gedreven zilveren beker (XVI c) van het St. Anna- of Rijnschippersgilde, bekroond met de figuur van een krijgsman (kostuum midden-XVI) met schild en (later aangebracht) anker. Drinkhoorn van het St. Lucasgilde (1576, in 1585 gewijzigd en andermaal in 1685 blijkens opschriften). Dergelijke hoorn van het St. Paulusof Korfmakersgilde, in 1641 vervaardigd, in 1642, in 1658 en in
| |
| |
1660 gewijzigd, blijkens opschriften. Verguld zilveren beker (1551, z.g. ‘Moffenbekertje’), door het raadslid Johan van Urck aan de stad geschonken. Magistraatsbeker van verguld zilver; aan de binnenzijde van het deksel een opschrift en: 1726. Zilveren schild van het St. Anna-gilde, met keur van Kampen en letters J? I.F.? Zilveren zegelstempel, in 1643 vervaardigd door Hendrick Hendriksz. van Bazel. Bandelier van het St. Anna- of Rijnschippersgilde met ketting en slot (XIV a), en versierd met schilden, waarop namen en huismerken en de jaartallen: 1546, 1549, 1551, 1552, 1560, 1561, 1562, 1563, 1565, 1566, 1664, 1675, 1739 en 1741 Voorts muntstempels (XV en XVI) van Kampen, en plaatselijke curiosa.
| |
Kamper Eiland.
De ned. herv. of Eilanderkerk, in 1667 opgetrokken, XVIII/XIX verbouwd, heeft van het oorspronkelijke baksteenen gebouw nog slechts het benedengedeelte bewaard.
| |
Schokland.
Ens.
De ned. herv. kerk, in 1834 gebouwd ter plaatse eener oudere, onder één dak met de pastorie, dient thans tot onderbrengen van personeel voor de onderhoudswerken.
| |
Emmeloord.
Een zandsteenen doopvont (XV), afkomstig uit de in 1859 gesloopte R.K. Kerk, en in 1772 uit de Zuiderzee opgehaald, bevindt zich thans in de R.K. Kerk te Ommen (Stad-).
|
|