| |
| |
| |
Deventer.
b. Verdedigingswerken.
1. Van de bergpoort (1619), als laatst overgeblevene der stadspoorten in 1880 afgebroken, is het buitenfront, met beeldhouwwerk van Hendrik de Keyser, overgebracht naar het terrein van het Rijksmuseum te Amsterdam.
2. Van de voormalige binnen-vischpoort, XIV vermeld als Dijkpoort, in 1838 gesloopt, bevindt zich een steen met het stadswapen, en van de buiten-vischpoort (1616) een steen met een opschrift in het museum in de Waag.
3. Van de ommuring, die wellicht reeds X bestond, XIII werd gewijzigd, midden-XIV uitgebreid door aanleg van een tweeden ringmuur, XV B andermaal uitgebreid en verbeterd, en wederom XVI A, in 1597 vernieuwd en gewijzigd op last van Prins Maurits door Adriaan Anthonisz. Metius, XVII nogmaals vernieuwd, in 1702 gewijzigd volgens plannen van Coehoorn, 1874-1880 gesloopt, is thans nog over een stuk vestingmuur (XV) aan de Welle, bij de schipbrug Een dergelijk brok muurwerk (XV) in de Smedenstraat, tusschen de huizen nrs. 131 en 141.
Aan den Bokkingshang een steen (1587) met stedelijk wapen en schildhouders tegen een gebouwtje, dat tot de versterkingen behoorde.
4. Van de vestingtorens bestaan nog slechts; een gedeelte van eenen toren (XV) bij de Zandpoort; een dergelijk overblijfsel (XV) bij de haven, een fragment (XV), ingericht tot zitplaats, bij de Welle; en een ronde baksteenen toren (XV) in de straat ‘Achter de muren’.
5. Een gedeelte van de voormalige gracht is nog zichtbaar in de tuintjes van de huizen der Smedenstraat.
| |
| |
| |
c. Pompen, grenssteenen, gerechtssteenen, enz.
Achter Kleine Overstraat 61 een houten pomp (XVII a) met ijzeren beslag en zwengel.
Bij den Penninkshoek een pomp (XVIII b), met bolvormige bekroning.
In een nis aan de noordoostzijde der Lebuinuskerk een hardsteenen pomp (XVIII d), bekroond door een siervaas.
Op de Brink zerksteenen voor de palen van het schavot.
| |
d. Wereldlijke openbare gebouwen.
1. Het raadhuis, in 1347 vermeld, meermalen verbouwd, in 1694 andermaal gewijzigd en met het naastgelegen voormalige Wanthuis (1652) achter een gemeenschappelijken gevel vereenigd, is een complex van grootendeels bergsteenen, twee binnenplaatsen omgevende gebouwen, bestaande uit:
a. een hoofdgebouw, in 1694 verbouwd door Jacob Roman, die hierbij een deel van het belendende Wanthuis (zie b) aantrok en voor het geheel een voorgevel, aan het Groote Kerkhof gelegen, ontwierp. Deze gevel, van Bentheimersteen in klassicistischen trant opgetrokken, in 1747 en 1753 geverfd, heeft een vooruitspringende middenpartij, met hoofdingang, waarvoor een Toscaansche portiek, bekroond door een balustrade, en een bordes met trappen (in 1766 hersteld). Te weerszijden van deze middenpartij twee balkons op consoles. Kroonlijst, waarboven een attiek met, in het midden, gebeeldhouwde wapens, gedekt door een kroon, en met siervazen op de hoeken;
b. een langgestrekten zijvleugel (1662, door Ph. Vingboons) aan de Polstraat, het voormalige Wanthuis, in 1694 bij het raadhuis getrokken (zie a). Gevel met doorgaande Toscaansche pilasters en hoofdgestel, in welks fries: 1662;
c. een achtergebouw (muurwerk ± 1600, gepleisterd), met vierkanten traptoren.
Inwendig (XIX zeer gewijzigd): In a: vestibule, vroeger ‘voor- | |
| |
plein’ genoemd, in 1766 ingericht tot eetzaal, in 1776 hersteld. Gebeeldhouwde eiken portiek (1665, wellicht door Derck Daniëls, zoon van den Kamper schrijnwerker Daniël Berents), aan den ingang der commissie-kamers, met Ionische pilasters en segmentvormig, doorbroken fronton met gemeentewapen. In het ornament van den middensten pilaster een zegel met: 1665. Zijwanden en plafond (XVIII c) van stuc. Schouw (vermoedelijk in 1766 vervaardigd, door Jeronimus Columba) in stuc met gemeentewapen. Te weerszijden hiervan, tegen den stuc-wand (1776), gebogen frontons, waarin medaillons met Latijnsche opschriften. Vijf geschilderde gildeborden: van het kuipersgilde (1635), bouwliedengilde (1634), bakkersgilde (1634, tekst in 1779 aangevuld), smidsgilde (XVII b), slijtersgilde (1690, vernieuwd in 1769), alle in gesneden lijsten. Twee borden in gesneden omlijsting (XVIII), op elk waarvan zes beulszwaarden, waarvan een in 1378 geschonken door keizer Wenceslas en een met het jaartal 1499. Twee tweehands statiezwaarden (XV). Twee brandspuiten (XVII), een waarvan ‘de Mennistenspuite’ genoemd wordt. Achter de vestibule de raadzaal (1659 gewijzigd, en andermaal in 1805). Gebeeldhouwde eiken deuren (XIX a). Gebeeldhouwde eiken wandversiering (XVII c), overblijfsel van het vroegere gestoelte der burgemeesters, ingericht tot wandkast, met drie composietpilasters onder een vooruitspringende kroonlijst, met Latijnsch opschrift en gebogen fronton, waarin het gemeentewapen. Hierboven een klok (1731, door den horlogemaker Joost van Houten te Deventer), in gebeeldhouwde kast (XVIII b); rondom de wijzerplaat vier geschilderde tafereelen (XVIII a, door G.J. Palthe), de jaargetijden voorstellend. Te weerszijden der klokkenkast twee eiken beelden (midden-XVII), voorstellend Justitia en Prudentia. Vier schilderijen (1628, door Hendrik Terbruggen), voorstellend de
vier Evangelisten, in 1707 aan de stad geschonken; schilderij (1667, door Gerard Terborch), voorstellende den Deventer magistraat, in gesneden, verguld lindehouten lijst (XVII c); een portret
| |
| |
(XIX a) van koning Willem I. Op de bovenverdieping twee vertrekken, waarin de stedelijke- of Athenaeumbibliotheek, in 1560 begonnen, in 1597 bij magistraatsbesluit gesticht, XIX a vermeerderd met een groot deel der boekerij van de voormalige Geldersche academie te Harderwijk, en bevattende ruim vijfhonderd handschriften, een groote verzameling wiegedrukken, een blokboek (Donatus, ± 1450), enz.
In b: Rechts van de vestibule de commissiekamers (voormalige secretarie). Geschilderd portret (XIX b) van koning Willem II als veldheer. Een mansportret met doodshoofd, uit een dezer kamers afkomstig, is thans in het Waagmuseum. In de bodekamer een spiegeltje in gesneden, vergulde lijst (XVIII b/c), een portret van Math. v. Schaack, en een vuuraanmaker (XVIII d). Op de bovenverdieping nog een vertrek, waarin een gedeelte der Athenaeum-bibliotheek.
In c: Burgemeesterskamer, vroeger de ‘nieuwe kamer’ (± 1653, vensters en zoldering ver nieuwd in 1853). Eiken wandbetimmering (XVII c) met gebeeldhouwde muurkasten. Schouw met eiken betimmering (XVII c) en marmeren Ionische zuilen; schoorsteenstuk (doek, gemerkt: D. Hardenstein, 1653), voorstellende Scipio en de bruid van Numantia. Ovale levensgroote geschilderde borstbeelden (± 1700) van Prins Willem III en Maria II Stuart, door of in den trant van J.H. Brandon.
Van het stadszilverwerk bestaat nog slechts een verguld zilveren beker (1660) van Adriaan van Bockholt, thans in particulier bezit.
2. Groote Kerkhof 14. Het landshuis, in 1361 vermeld als herberg ‘Brunenberg’, sinds 1364 Stadsherberg, in 1632 herbouwd, waarschijnlijk door Marten Luloffs, stadstimmerman, en mr. Melchior, stadsmetselaar, in den tegenwoordigen vorm en ingericht tot vergaderplaats der Gedeputeerde Staten van Overijsel, 1839-1870 gymnasium, thans politiebureau, is een ge- | |
| |
bouw met rijk in bak- en bergsteen opgetrokken trapgevel. Tusschen de vensters baksteenen pilasters met zandsteenen blokken. Breede waterlijsten. Boven de vensters (in 1770 gewijzigd) overblijfselen van de oorspronkelijke ontlastingsbogen, waarin sluit steenen met kopjes. Tegen de trappen gebeeldhouwde vleugelstukken en op de hoeken obelisken. In den top een nis, met beeld van een krijgsman, het wapen der stad houdend, waarboven: 1632, afgedekt door een gebogen fronton met schelp en bekroond door een obelisk. Gelijkvloers, in het midden, de hoofdingang met rijk gebeeldhouwde portiek, bekroond door het stedelijk wapen. Te weerszijden twee kleine gebeeldhouwde portieken. Inwendig (geheel gewijzigd): in het voorportaal rondbogen, rustend op twee gothische zuilen (XV) met gegroefde schachten.
3. De waag, in 1528 gebouwd, en tevens bestemd tot Burgerwacht, in 1620 en 1643 gedeeltelijk hersteld, in 1873 gerestaureerd en inwendig geheel gewijzigd, in 1921 door den stadsarchitect Uytenhout hersteld en, aan de noordzijde, van een nieuwe fundeering in beton voorzien, is een, deels uit materiaal van gesloopte forten in bak- en bergsteen opgetrokken, geheel vrijstaand gebouw op rechthoekig grondplan, met zuilenhal en dubbele trap vóór den hoofdingang in den oostelijken smallen gevel, en eenen half-achthoekigen traptoren op den noord-oostelijken hoek. Het gebouw bestaat uit drie verdiepingen, gescheiden door waterlijsten, waarvan die boven de benedenverdieping rust op een rondgaand spitsboogfries. Vensters gedekt door zandsteenen korfbogen met toten. Uitgekraagde achtkante hoektorentjes met lichtsleuven, zandsteenen hoekstijlen met traceeringen en koepelvormige afdekking. Boven de gootlijst, tusschen zandsteenen pinakels zonder spitsen, een zandsteenen balustrade met traceeringen. Wolfdak, waarop een klokketorentje (XVII a) met peervormige bekroning. De zuilenhal met bordes, geflankeerd door trappen, vóór den hoofdingang, in 1643 gebouwd naar een
| |
| |
ontwerp der steenhouwers Jan Bour en Hans Willem Amushoff uit Gildehaus, wordt overdekt door twee kruisgewelven, rustend op Toscaansche zuilen. Zij heeft vier rondbogen met gebeeldhouwde sluitsteenen. In het midden der voorzijde een groote gebeeldhouwde spuwer. Op de balustrade van het bordes en op de leuningen der trappen schildhoudende leeuwen. In een fries onder de balustrade twee opschriften betreffende den bouw, met: 1643 en 1644. Voorts in den voorgevel drie steenen met: 1620, 1755 en 1873. In den noordelijken zijgevel een stichtingssteen met opschrift en: 1528, en een steen met zon en maan. Gebeeldhouwde draagsteenen, op twee waarvan nog beeldjes staan. Tegen den muur hangt een koperen ketel (1434) ter bestraffing van valsche munters. Inwendig (in 1862 als waag buiten gebruik gesteld, in 1867 teeken- en werkschool, in 1871 telegraafbureau, in 1873 gymnasium, in 1893 H.B.S. voor meisjes, thans stedelijk museum) bevindt zich nog een steenen spiltrap in den traptoren. Zie verder: h 1.
4. Boterwaag, zie g 1.
I. Muntenplaats. Van de voormalige munt bestaat nog een XVI c opgetrokken, in 1915 naar plannen van den architect A. Mulder, onder leiding van H.J. Witteveen en E. Bokhorst, uit- en inwendig geheel gerestaureerd en vernieuwd gebouw met half-achtkanten traptoren, gedekt door een nieuwe spits. Tegen den voormuur een schuin afgedekte steunbeer, waarvoor een gemetselde pomp met houten afdak. Ellipsbogige ingang. Vensters met vernieuwde kozijnen. De traptoren heeft bergsteenen lijsten, hoek- en negblokken en een door een ellipsboog gedekten ingang. Poortje met zandsteenen omlijsting, waarin twee rozetten en een masker.
| |
c. Kerkelijke gebouwen.
1. De Groote of St. Lebuinuskerk, ± 770 gesticht door
| |
| |
den H. Lebuinus en aan de H. Maagd gewijd, meermalen verwoest en herbouwd, in 937 door bisschop Balderik vergroot; in 1040, onder bisschop Bernulphus, vervangen door een tufsteenen basiliek (met een oostelijk en een westelijk dwarspand), en tot een, aan den H. Lebuinus gewijde, kapittelkerk verheven, in 1235 gedeeltelijk verbrand, in 1251 herbouwd en met steenen gewelven overkluisd, in 1334 andermaal door brand geteisterd, XV en XVI gewijzigd en vergroot, 1905-1920 uitwendig gerestaureerd door den architect W. te Riele Gzn., is een hallenkerk (sinds XV), bestaande uit: een driebeukig, in bak- en bergsteen (hier en daar met gebruik van tufsteen) opgetrokken schip (zuidbeuk verhoogd en verbreed XV A, noordbeuk XVI A); een driezijdig gesloten koor met een onregelmatig 6/12-gesloten kooromgang (1486 - nà 1502); een aan de zuidzijde van het schip uitgebouwde rechthoekige kapel (1494-1499): de Magistraatskapel, met een driezijdig gesloten koornis; een westelijk portaal (XIV a) voor den hoofdbeuk; een driebeukige tufsteenen krocht (XI B), met halfrond gesloten koornis, onder het koor; en eenen vierkanten toren 1334-1499, ter vervanging van een XI B) vóór den zuidbeuk (een tweede, noordelijke toren werd midden-XIV gesloopt in verband met de verbouwing der Mariakerk. Zie e 3). In den westgevel een dubbele, rondbogige ingang (XIV a) van het portaal, waarboven een groot spitsbogig venster met vischblaastraceeringen, gedekt door een ezelsrugboog. De noordgevel van het voormalig westelijk dwarspand, thans deel uitmakend van het noordelijk front der kerk, vertoont, naast het later aangebrachte spitsboogvenster, dichtgemetselde rondboogvensters (XI B), overblijfselen van rondbogige nissen en sporen van een vroeger aanbouwsel, het Bisschopshof (na 1235 gebouwd, XVII gesloopt). Ter plaatse van den noordgevel van het voormalig oostelijk dwarspand, bevinden zich neggen van rondboogvensters (XI B). De steunbeeren aan deze zijde hebben
pinakelvormige versnijdingen, bekroond door gewrongen kepels. Vensters met tuf- | |
| |
steenen neggen en zandsteenen negblokken. Traceeringen, versieringen der steunbeeren, balustrades en pinakels van de koorzijde en van den zuidgevel meerendeels nieuw, evenals de daken der zijbeuken en de dakruiter der Magistraatskapel. De toren bestaat uit: een benedenste geleding (XIV b) met twee zware bergsteenen steunbeeren (XIV c) aan de westzijde, en drie (XV A) aan de zuidzijde; een terugspringende tweede geleding (1463), bekroond door een balustrade; en eene achtkante opengewerkte lantaarn (1614, naar ontwerp van Hendrik de Keyser), met koepeldak en peervormige bekroning. In beide geledingen spitsboognissen met vischblaastraceeringen. In het fries boven de galmgaten van de lantaarn een Latijnsche pentameter. Tegen den zuidoostelijken hoek der onderste geleding een achtkante traptoren met peervormige afdekking.
Inwendig (geheel gewit): in het schip, tusschen de voormalige dwarspanden, pijlers van afwisselende zwaarte (rechthoekige kern, wellicht X A, van baksteen en banden van Drakenveldscheen zandsteen), waartegen schalken met bladkapiteelen (midden-XIII en XV). Op 1.70 M. onder den tegenwoordigen vloer (in 1847 gelegd, door den stadsarchitect B. Looman) bevinden zich de roode zandsteenen voetstukken (XI B) der oorspronkelijke pijlers, en een vloer van Bentheimersteen. In het voormalig oostelijk dwarspand vier kruispijlers (kern XI B), XIII B verzwaard door schalken met schachtringen, bladkapiteelen en basementen met hoekblaadjes. Deze pijlers dragen ronde scheibogen (XI B) met profileeringen (XIII). Van het westelijk dwarspand staan nog de twee oostelijke kruispijlers, met den oorspronkelijken rondboog (XI B) over het middenschip. Aan de zes kruispijlers komen de imposten en aanzetten voor van de vroegere lage gordelbogen tusschen de zijbeuken en de dwarsarmen (bij de twee zuidelijke pijlers van het oostelijk dwarspand zijn de aanzetten weggekapt). Aan den zuidoostelijken pijler van dit dwarspand een geprofileerd kraagsteentje (XII, van een vroeger gewelf), terwijl de vier
| |
| |
kruispijlers hier de moeten vertoonen eener (XIX A verdwenen) koorafscheiding, waarvan het voetstuk zich nog onder den vloer van het middenschip bevindt, evenals oudere vloeren. Nabij den westelijken wand zijn overblijfselen gevonden eener gedeeltelijk baksteenen fundeering (XI B) van den voormaligen noordelijken toren. Langs de wanden van het koor (thans ‘trouwkapel’) schalken (XIII B) met schachtringen, koolbladkapiteelen en basementen met hoekblaadjes. De zijden der koorsluiting zijn spitsbogig geopend op den kooromgang en gescheiden door twee ronde zuilen met smalle lijstkapiteelen en korte schalken op draagsteentjes. Hier bevinden zich, aan de noord- en zuidzijde, beneden, overblijfselen eener vroegere halfronde koorsluiting; boven, sporen van de overwelving der voormalige absis. Steenen ster- en netgewelven (zuidbeuk XV; kooromgang na 1486; koor na 1502; noord- en middenbeuk XVI A). Boven de gewelven van het middenschip sporen van rondboogvensters (XI B) en van muraalbogen (XIII B?); boven die van het voormalig westelijk dwarspand overblijfselen van de rondbogen tusschen de noordelijke en de zuidelijke pijlers. In de krocht zes zuilen (XI B), waarvan twee met geschubde en vier met schroefdraadvormig gegroefde, slinkende schachten, onzuiver-Attische basementen en teerlingkapiteelen met afgeschuinde dekplaten. Riblooze kruisgewelven, aan de noord-, oost- en zuidzijde rustend op lisenen. Van een, thans gedempten, tufsteenen put in het midden der krocht bleef nog het houten deksel bewaard.
In de benedenruimte van den toren een houten overzoldering. In den oost- en in den noordwand spitsbogige nissen van gedichte doorgangen. In de vier hoeken ronde schalken op hooge, geprofileerde voetstukken. Kraagsteenen, waarboven sporen van weggebroken muurzuilen. Op de derde verdieping een groote eiken klokkenstoel (XVII). In een der rechtstanden een jaartal: 1613. In den traptoren een wenteltrap van Drakenveldersteen, en een dichtgemetselde deur boven den aanzet der gewelven.
| |
| |
De kerk bezit:
Altaarsteen in de krocht.
Eiken preekstoel (1781, door P.J. Zickler).
Orgel (1839, door J.H. Holtgreve).
Grafzerken (waaronder enkele XV). Gebeeldhouwde zerk, met figuur in kostuum en met omlijsting (alles XVIc, maar met een opschrift: Ao 1689).
Beeldhouwwerk: in den noordwand van den noordelijken zijbeuk twee geschonden reliefs (XVI A); in de krypt (op het altaar liggend) een gebeeldhouwde draagsteen (XV, met sporen van polychromie) en een fragment van een vrouwebeeldje (XVI a).
Gewelfschilderingen (± 1500) in den kooromgang en in de krocht. Muurschilderingen (XVI A), in den noordbeuk, voorstellende het Laatste Oordeel; in den kooromgang, voorstellende den H. Michael, een geharnast heilige en een heilige met staf. Dergelijke schilderingen (XV d of XVI a) in de krocht, voorstellend engelen met de lijdensemblemen.
Wijdingskruis in den noordmuur bij den kooromgang.
Twee gebeeldhouwde wapenborden (XV c) van bisschop Rudolf van Diepholt.
Avondmaalszilver: twee bekers (1628) en twee (XVII), een schotel (1707).
Twee groote en twee kleine tinnen schenkkannen (1822).
Klokken: eene (1458), en eene, in 1504 gegoten door Wilh. Wegewart.
Klokkenspel van zeven-en-dertig klokken, waarvan een in 1613 gegoten door Hendrick Wegewart, veertien in 1647 door F. Hemony, twee in 1647 en eene 1653 door F. en P. Hemony, zeven in 1664 door F. Hemony, een in 1753 door C. Crans en drie in 1755 door J. Borchhardt.
De bisschopsstaf van bisschop Aegidius de Monte, bestaande uit een ebbenhouten stok en een verguld koperen krul met een latijnsch opschrift en: 1570 (benevens een later aangebracht
| |
| |
opschrift en: 1853), is thans bij den Oud-Katholieken bisschop van Deventer te Rotterdam.
Aan de noordzijde der kerk is, tegen het voormalig oostelijk dwarspand, de kosterswoning (XVII a) aangebouwd. Topgevel met in- en uitgezwenkte zijkanten in Geldersch-Overijselschen trant. Benedendeel gewijzigd. Sierankers. In dit huis bevindt zich een schilderij (XVIII, op doek), voorstellend het inwendige der Bergkerk.
2. De St. Nicolaas- of Bergkerk, XII d gesticht, in 1206 gewijd en sindsdien tweede parochiekerk, in 1463 vergroot door verbreeding der zijbeuken en aanbouw van een kooromgang, in 1497 andermaal door den aanleg van nieuwe dwarsarmen, en vermoedelijk tevens door verhooging van den middenbeuk, XVI d verbouwd of hersteld, gewijzigd XIX b, wordt sinds 1915 hersteld. Het is een deels uit tuf-, deels uit baksteen, met toepassing van Bentheimer steen, opgetrokken kruiskerk, bestaande uit: een driebeukig schip (noord- en middenbeuk van tufsteen); een dwarspand (tufsteen); een ⅝-gesloten koor met een 9/16-gesloten, baksteenen omgang; een vierkante kapel in den noordoostelijken hoek, tusschen dwarspand en koor; dergelijke aanbouwsels (± 1900 verbouwd tot kosterswoning), in den zuidoostelijken hoek, een achtkant traptorentje omsluitend; en twee vierkante torens voor de zijbeuken.
Aan de westzijde tusschen de beide torens, een hoog opgaande, grootendeels tufsteenen puntgevel, met een ingang (XV d), waarboven een zeer hoog spitsboogvenster (XX a hersteld); in den top een spitsboognis met traceeringen (XVI a). Spitsboogvensters met bergsteenen negblokken (posten en traceeringen nieuw). Langs schip en kooromgang een tufsteenen plint XV c (grootendeels vernieuwd) met schuine afdekking van Bentheimersteen. Langs de armen van het dwarspand een dergelijke plint (XV d) met rijker geprofileerde afdekking. Aan de noordzijde een grond- | |
| |
keerend muurtje. Voor den ingang aan de noordzijde van het dwarspand een breede trap. In de muren van den middenbeuk, boven de daken der zijbeuken, dichtgemetselde, zeer hooggeplaatste venstertjes; boven den kooromgang spitsboogvensters, waartusschen tufsteenen steunbeeren. De torens (hersteld in 1337, in 1830 van nieuwe ingangen aan de westzijde voorzien, 1843-44 plaatselijk vernieuwd) bestaan uit vijf geledingen, waarvan de drie onderste (± 1200) van tufsteen zijn, de vierde (XIII), eveneens van tufsteen, iets terugspringt, terwijl de vijfde (XV?) in baksteen is opgetrokken. In elk der gevels lisenen en rondboogfriezen. De zuidelijke toren heeft in de tweede geleding klaverbladvormig afgedekte nissen en in de derde geleding friezen van elkander kruisende rondboogjes. In de vierde geleding rondboogvensters (XIII) met tusschenzuiltjes (1843-'44 vernieuwd). In de vijfde geleding spitsbogige vensters. Inwendig: ronde zuilen van Bentheimersteen. De twee zwaardere oostelijke zuilen (middellijn 1.35 M.) van de ‘kruising’ bestaan uit tufsteen met banden van Bentheimersteen. Steenen kruisribgewelven (XV c). In middenschip en koor schalken zonder kapiteelen, in zijbeuken en kooromgang met eenvoudige kelkkapiteelen en voetstukken. Tusschen de beide torens een portaal, eveneens met een kruisribgewelf overdekt. Ronde schei- en gordelbogen tusschen dwarspand en beuken. Onder de vensters der
sluitingswanden van het koor korfbogige nissen. Op de hoeken van dwarspand en kooromgang twee diepe, door halve rondbogen gedekte nissen. De kerk bezit:
Eiken preekstoel (XVII b).
Orgel (XIX b).
Houten portaal (XVII c, zijwanden 1917) in den noordelijken dwarsarm.
Grafzerken (XVI en later).
Gewelfschilderingen (1463 - XVII b, gerestaureerd ± 1915 door E. Bokhorst).
| |
| |
Muurschilderingen: drie (XIII A, ontdekt 1915) in de boven vermelde nissen tegen den oostwand van de dwarsarmen, voorstellende twee bisschopsfiguren, in omlijsting met opschrift, en een triomfeerenden Christus met engelen; tegen den oostwand van den zuidelijken arm een schildering (midden-XVI) voorstellend een winterlandschap met kasteel; een (XV d, ontdekt 1914) in den noordbeuk, voorstellende den stamboom van Jesse; eene (XV, ontdekt in 1903, gerestaureerd door E. Bokhorst), tegen den zuidwand van den kooromgang, voorstellend Christus en den H. Thomas; een dergelijke aan de noordzijde van den omgang, voorstellende den H. Christophorus, en tegen den oostelijken sluitwand een, voorstellende de H. Drievuldigheid. Tegen den westwand ten Zuiden van het orgel, overblijfselen van twee geschilderde tafelen der wet in renaissance-omlijsting, gedateerd: 1562.
Drie groote en vier kleinere koperen kronen (XVII c).
Houten bord (XVII) met Avondmaalstekst.
Twee zilveren bekers (1616) met gegraveerde versiering, en twee (1618), met gegraveerde afbeelding der kerk en opschrift.
Twee klokken in den noordelijken toren: een, onder een afdakje, aan de buitenzijde der spits, en een in den noordmuur, dicht onder de spits.
Een houten Christusbeeld (XV), gevonden in een der pijlers, en een dubbele houten offerkist (XVII), voorzien van twee afsluitingen met overvallen, bevinden zich thans in het stedelijk museum.
3. Van de O.L. Vrouwe- of Mariakerk, vermoedelijk tusschen 1235 en 1251 gesticht, in 1334 afgebrand en herbouwd als driebeukige recht-gesloten basiliek, XV d gewijzigd, in 1566 aan de Hervormden overgegaan, in 1602 voor afbraak verkocht, werd in 1612 de noordelijke zijbeuk en een deel van den middenbeuk gesloopt, en 1647-1657 het overblijvende gedeelte tot
| |
| |
Arsenaal ingericht, dat in 1836 door het Rijk werd overgenomen. Dit gedeelte bestaat thans nog uit een bak- en bergsteenen beuk, zonder overdekking (thans binnenplaats), een zuidelijken tufsteenen zijbeuk (XV d, thans Arsenaal), welks oostelijk gedeelte, ter plaatse van den vroegeren noordelijken toren der Lebuïnuskerk, aan het westelijk portaal en den noordbeuk dezer kerk grenst (zie e 1), en een overblijfsel der voormalige Sacramentskapel (XV c, sinds 1612 ingericht tot particuliere woning), ten Noorden van den niet meer aanwezigen noordbeuk. De zuidelijke gevel heeft dichtgemetselde spitsboogvensters en steunbeeren met nissen en bergsteenen versieringen. De voormalige Sacramentskapel heeft aan de noordzijde een puntgevel, met een gedicht spitsboogvenster, waaronder de moet van een dergelijk venster. Inwendig: in den middenbeuk zijn de scheibogen aan noord- en zuidzijde dichtgemetseld; te weerszijden bevinden zich hier in het muurwerk nog de pijlers en schalken, waarvan het bovengedeelte met de gewelven werd weggebroken, alsmede muurnissen boven de scheibogen. In den noordmuur overblijfselen van een bergsteenen fries van driepasboogjes. In het westelijke deel overblijfselen van twee rondbogen. Bij het inrichten van dezen zijbeuk tot Arsenaal werden ook hier de gewelven uitgebroken, en het gebouw in verdiepingen verdeeld. In de voormalige Sacramentskapel bevinden zich moeten van spitsbogen en muraalbogen van een vroeger gewelf.
4. De Ev. Luthersche Kerk bezit:
Orgelkast met snij- en beeldhouwwerk (XVIII).
Twee zilveren Avondmaalsbekers, een dito schenkkan en schotel (alles XVIII), een zilveren schotel (1696); een zilveren bordje (1693), een koperen doopkan (XVII).
5. De Doopsgezinde Kerk. Zie g 7.
6. De R.K. Kerk van den H. Lebuinus of Broederkerk,
| |
| |
in 1335 gesticht door Eleonora, gemalin van Reinoud II van Gelre, als kloosterkerk der Minderbroeders, en aanvankelijk bestaande uit een driebeukig schip met dwarspand en koor, werd herhaaldelijk verbouwd, waarbij de zuidelijke zijbeuk en de zuidarm van het dwarspand moeten zijn afgebroken, het koor verlengd, en de noordelijke zijbeuk verbreed en naar het Oosten uitgelegd. In 1578 werd de kerk door de Minderbroeders ontruimd, in 1579 door de Hervormden in gebruik genomen, in 1594 hersteld, in 1688 aan de Fransche gemeente toegewezen, in 1717 andermaal hersteld, 1795-1799 militair magazijn, in 1799 aan de R.K. gemeente teruggegeven, in 1803 opnieuw gewijd, in 1855 tot parochiekerk verheven, 1865-1868 aanmerkelijk gewijzigd, waarbij de noordelijke beuk langs de volle lengte van den zuidelijken werd doorgetrokken. Het baksteenen gebouw is thans een hallenkerk, bestaande uit twee beuken, ieder met een ⅝-gesloten koor. Op het zuidelijk dak een neo-gothische dakruiter (1868). Aan de westzijde twee puntgevels met spitsboogvensters en nissen, waarin baksteenen traceeringen (XV d). Tegen den zuidelijken dezer twee gevels een neo-gothisch portaal (1868). Op den zuidwesthoek een overhoeksche steunbeer. In het midden van den noordelijken gevel een iets vooruitspringende travee met twee overhoeksche steunbeeren, overblijfselen van het vroegere dwarspand. Op verschillende plaatsen moeten van voormalige aanbouwselen. Inwendig (grootendeels vernieuwd): tusschen de beide beuken pijlers, waarvan de vier westelijke, naar bij eene herstelling (± 1900) gebleken is, in hun kern oudere zuilen bevatten, terwijl die in het oostelijke, vroeger eenbeukige deel, aan hunne noordzijde vermoedelijk de tot halve zuilen bijgewerkte voormalige steunbeeren behouden hebben. Steenen kruisribgewelven. In het zuidelijk koor netgewelven; de gewelven boven het noordelijk koor zijn nieuw. De kerk bezit:
Grafzerk (XIV c, sterk afgesleten) van Eleonora van Engeland.
Verguld zilveren ciborie (XV a).
| |
| |
Ivoren beker (IV of V, Romeinsch), z.g. Lebuinuskelk, met verguld zilveren montuur (XVI).
Paramenten: rood fluweelen kazuifel met gaffelkruis en borduurwerk (XV d), voorstellend tafereelen uit het lijden van Christus; twee dalmatieken (XV d) van gebloemd roodzijden fluweel; een dergelijke koorkap; kazuifel (XVII) in vioolvorm, van witzijden damast met borduurwerk in hoog relief; bijbehoorende koorkap en twee dalmatieken van dezelfde stof.
Het Evangeliarium van den H. Lebuinus, karolingsch handschrift met rijk versierden band (XIII a), bevindt zich in het Aartsbisschoppelijk museum te Utrecht.
In de R.K. Pastorie een schilderij (Vlaamsch, XVI c/d), voorstellend de graflegging; een (Hollandsche school, midden-XVII), voorstellend de graflegging; en een (Hollandsche school, midden-XVII), voorstellend den H. Petrus.
7. Van het voormalige St. Agnesklooster, ook Meester Geerts- of Buyskensklooster genoemd, omstreeks 1500 gebouwd, in 1640 grootendeels gesloopt bij het doorbreken der straat Klooster, bestaan nog slechts de noordmuur (XVI a) der kapel, waarbij een vermoedelijk ouder stuk muurwerk aansluit, en eenige geheel gewijzigde gebouwen, waarvan een in 1659 tot particuliere woning werd verbouwd (Zie g 46). Boven den zijgevel van Lange-Bisschopstraat 1 steekt nog een fragment uit van een trapgevel der voormalige kloostergebouwen met geschonden toppilasters en spitsbogige nissen.
8. Voormalige Proostdij, zie bij Fragmenten, nr. 1 (blz. 47).
| |
f. Gebouwen van liefdadigheid, wetenschap en kunst.
1. Bagijnenstraat 8. Het Burgerweeshuis en Kinderhuis, in 1859 in nieuw-griekschen stijl gebouwd terplaatse van het in 1306 ingewijde, in 1360 verbrande en herbouwde Oude Convent of Oude
| |
| |
Bagijnenhuis, waarvan in 1780 nog de kerk bestond, en ontstaan uit de samenvoeging van het voormalige ‘olde wesenhuis’ (1560) en van het vroegere kinderhuis (gebouwd ± 1680, gesloopt XIX b), heeft van de vroegere gebouwen vier beelden (XVII), voorstellend twee weesjongens en twee weesmeisjes; en twee leeuwen met het gemeentewapen, thans geplaatst voor den gevel van het woonhuis. Twee beelden (XVIII d), een jongen en een meisje voorstellend, vermoedelijk afkomstig van het kinderhuis, te weerszijden van den ingang. In den tuinmuur een steen afkomstig van het oude weeshuis, met opschrift en: 1610. Aan de binnenzijde der poort een gedenksteen met opschrift en: 1846. Verder bezit de stichting: twee wapenborden (1724) van provisoren; een Oost-Indische kist (1760) met koperen beslag (XVII a); eenige in het Waagmuseum bewaarde wapenborden.
2. Molenstraat. De Rijks-Infirmerie, sinds 1886 gevestigd in dit 1638 opgetrokken, in 1840 geheel vernieuwd gebouw, ter plaatse van het in 1474 hierheen overgebrachte, voormalige St. Geertruidengasthuis, of pesten-gasthuis, heeft in den hoofdgevel aan de binnenplaats twee steenen met opschrift en: 1638, 1840.
Een fragment der poort van het pesten-gasthuis met gebeeldhouwd relief, waaronder een opschrift en: 1618, bevindt zich op de poort van het lijkenhuisje van het Nieuwe Ziekenhuis aan den Singel.
3. Bagijnenstraat 3. Het Groote Gasthuis of Heilige Geesten- en Voorster-gasthuis, in 1798 ontstaan door samenvoeging van het Groote- of Heilige Geestgasthuis (reeds 1267 vermeld) en het Voorster-gasthuis (in 1471 gesticht aan ‘de Voorst’, in 1691 overgebracht naar het bouwhuis van het Groote Gasthuis), in 1850 vergroot met het voormalige Stappenconvent (1342 gesticht door Henricus, gezegd Stappe) aan de overzijde der Bagijnenstraat, en in 1858 geheel verbouwd, heeft in de gevels eenige gedenksteenen met opschriften en: 1835, 1858-1861, 1864. De
| |
| |
inrichting bezit: vier gesneden houten wapenborden (1728) met helm, helmteeken en dekkleeden van: Joan Marienburg, Arnold Weerts, Bernhart Dapper en Gerhardt Jordens. IJzeren kist
(XVII d). Schilderij (XVI, paneel) voorstellende Maria met het kind Jezus. Portret (1637, paneel), vermoedelijk voorstellend Maria van Voorst, abdis van het klooster ter Hunnep. Twee portretten (XVII, paneel), wellicht baronessen van Twickelo, moeder en dochter.
Twee gegraveerde zilveren bekers (1632) met opschriften, en vijf geschilderde glazen, met geslachtswapens, zijn thans in het stedelijk museum.
4. Het krankzinnigengesticht (St. Elisabetsgasthuis), in 1577 ingericht, in 1839 belangrijk verbouwd, in 1843 uitgebreid, door aantrekking van het belendende St. Jurriënsgasthuis, in 1857 geheel verbouwd, heeft in een der gevels aan de binnenplaats een beeldje (XVI d?). voorstellende de H. Elisabeth. Boven het gevelfront van het St. Jurriënsgesticht een beeld van St. Joris met den draak. Inwendig: in de zaal voor de godsdienstoefeningen, een houten bord (XVII, overschilderd) met opschrift.
5. Groote Overstraat 26. Het Jordenshofje of Keizersplaats, XVI gesticht door Ewold Keizer, als armenhuis in de Pontsteeg (Keizersplas), in 1856 hierheen overgebracht (blijkens gevelsteen), heeft in een der huisjes een gevelsteen der vorige stichting, met opschrift betreffende een verbouwing en: 1644. Aan de achterzijde een gevel van het Geldersch-Overijselsch type met ankers: .633.
6. Het Meyershof (sinds 1852 Oude Vrouwenhuis) heeft een poortje met opschrift, huismerk en: 1661.
| |
g. Particuliere gebouwen.
A. Late gothiek.
1. Boterstraat, hoek Brink. Voormalige boterwaag. Twee pakhuisgevels (± 1500, gepleisterd). De middentravee van elk der
| |
| |
gevels bestaat uit een doorgaande, spitsbogig gedekte nis, in welker top een hijschbalk is aangebracht. Te weerszijden van deze travee, korfbogige nissen. Een der ingangen wordt geflankeerd door steunbeeren. Gevel aan den Brink verbouwd.
2. Brink, hoek Assenstraat (gemeentespaarbank). In 1890 verbouwde en vernieuwde gevel (± 1500) met drie hoogopgaande korfbogige nissen met gothisch geprofileerde dagkanten. In den top twee medaillons met wapens. In den zijgevel twee reeksen van nissen.
3. Brink 74. Baksteenen gevel (XVI a) met bergsteenen banden. Gewijzigde top, waarin overblijfselen van top- en hoekpinakels. In de bovenste verdieping twee nissen met geprofileerde neggen en gedekt door ezelsrugbogen, waaronder twee elkaar kruisende korfboogjes. In elk dezer nissen twee vensters met kruiskozijnen. Te weerszijden hiervan korfbogige nissen, waarin ronde lichtopeningen. In de middenverdieping korfbogige vensternissen met moderne vensters. Segmentvormige ontlastingsbogen in de velden der korfbogen. Benedenpui gewijzigd.
B. Renaissance.
4. Assenstraat 10. Puntgevel (XVI b, gepleisterd) met twee weinig uitspringende trapjes. Drie zandsteenen waterlijsten, elk rustend op twee consoles; onder de twee benedenste medaillons met kopjes. Geprofileerde vensternissen met ezelsrugbogen afgedekt. Vensters met kruiskozijnen. Boven in den top een ronde lichtopennig. Acht sierankers met vooruitspringende bloem. Voordeur met omlijsting (XVIII d). Inwendig: gebeeldhouwde eiken korbeelen (XVI b) onder de balken der eerste verdieping.
5. Bergkerkplein 1. Puntgevel (XVI c). Onder den top een baksteenen tandlijst. Afgeschuinde hoek, waarboven de zijkant van den geveltop rust op een gemetselde overkraging van profielsteen.
6. Brink 59. Huis ‘In di drie vergulden herick’ (1575). Aan
| |
| |
de voorzijde een topgevel, in den trant van Vredeman de Vries, met in- en uitgezwenkte zijkanten; driehoekig fronton, waarin een kop; zandsteenen lijsten, banden, neg- en boogblokken. De middentravee is op ieder der bovenverdiepingen geflankeerd door pilasters. Boven de vensters korfbogen. In de bovenverdiepingen kruiskozijnen. In de drielichten der beide middelste verdiepingen gebeeldhouwde cartouches. Fries met opschrift, drie haringen, en: 1575. Benedenpui gewijzigd. Zijgevel met dakkapel, waarin een hijschblok. Pakhuisluiken. Waterlijsten, negen boogblokken, ontlastingsbogen en moeten van vensters. Achtergevel in welks top twee weinig uitspringende trappen met gekorniste waterlijsten. Driehoekig fronton, bekroond door een schildhoudenden topleeuw. Kruiskozijnen. Steen met opschrift, drie haringen en: 1575. Benedengedeelte gewijzigd.
7. Brink. Het Penninckshuis, ± 1583 gebouwd voor Herman Penninck, sinds 1890 eigendom der Doopsgezinde gemeente, die het liet restaureeren met wijziging van de plaatsing der ankers, en op het binnenplein een nieuw kerkgebouw optrok. Topgevel met voluutvormige vleugelstukken boven een poort, waarnaast een breedere, recht afgedekte gevel. De poort wordt geflankeerd door geblokte Ionische pilasters met bossage-werk en kopjes. In de boogzwikken engelenfiguren. Hierboven een alliantie-wapen, met sporen der wapens-Penninck en van Reede, gehouden door twee leeuwen. Groot drielicht met kruiskozijnen. Zes nissen met driehoekige en met doorbroken frontons, waarin beelden, voorstellende: Fides, Spes, Charitas, Prudentia, Fortitudo en Temperantia (copieën, waarvan de geschonden origineelen thans in het Rijksmuseum te Amsterdam zijn). In den top een ovaal schild in gebeeldhouwde omlijsting; in het middelste fries drie cartouches met opschrift. In het recht afgedekte gedeelte kruiskozijnen, twee friezen met vlechtwerk, koppen en cartouches; sierankers. Twee dakkapellen met drichockige frontons. Aan de achterzijde, in de Spijkerboorsteeg, een poortje, geflankeerd door
| |
| |
gegroefde Toscaansche pilasters. Hoofdgestel met fries, waarin: anno 1613. Hierboven een bekroning, afgedekt door een segmentvormig fronton, te weerszijden waarvan obelisken.
8. Muntenplaats. Het ‘huisje der weduwe’ (XVI b), eertijds achterhuis van het ± 1860 gesloopte huis ‘De twaalf apostelen’ (waaruit een schouw in het stedelijk museum is opgesteld), gerestaureerd in 1915 naar plannen van A. Mulder, tegelijk met het Muntgebouw (zie d 5). Deur met rondbogige bergsteenen omlijsting en bovenlicht (vernieuwd). In den zijgevel sporen van ontlastingsbogen. Kruiskozijnen vernieuwd.
9. Brink 11-12. Het Bouwershuis, XVII b gesticht door van Marckel Bouwer, in 1804 ingericht tot gerechtshof, thans kantongerecht, bestaat uit een woonhuis (nr. 12) en een rechthoekig daarop staanden vleugel, het vroegere koetshuis (nr. 11), XIX verbouwd tot conciergewoning. Het perceel nr. 12 heeft twee verdiepingen, een wolfdak met twee schoorsteenen en, op het midden, een vierkant koepeltje (XIXa). Ingang met gebeeldhouwde zandsteenen portiek. Moderne vensters, waarboven rondbogen, aanzetsteenen en sluitsteenen, waarin kopjes. In de boogtrommels schelpvormige vullingen, in enkele waarvan een [...] kopje. In de dammen tusschen de vensters zandsteenblokken. Inwendig (alles XVIIId): Gang met marmeren vloer; gelijkvloers twee zalen (oorspronkelijk ineenloopend, thans door een houten beschot gescheiden), waarvan de voorste, nu kantoor van den ontvanger der directe belastingen, een stucplafond heeft en een marmeren schouw met spiegel in gebeeldhouwde omlijsting, waarboven een relief, voorstellend Salomo's eerste rechtspraak. In de achterste zaal, de gerechtszaal, een dergelijk plafond en schouw. Gebeeldhouwde eiken trap. Een bel (XIX a), afkomstig uit het koepeltje, is thans in de strafgevangenis te Scheveningen.
Topgevels met in- en uitgezwenkte zijkanten, top- en zijpilasters (bij de oudste overhoeks) met geprofileerde afdekkingen,
| |
| |
en meerendeels met baksteenen tandlijsten (z.g. Geldersch-Overijselsch type):
10. Menstraat 22. Gepleisterde gevel. Glas-in-loodvensters. Ankers: 1609.
11. Noordenbergschild 13 en 15. Gepleisterde gevel. Ankers: 1612.
12. Rijkmanstraat 11. Dergelijke gevel. Ankers: 1612.
13. Hofstraat 9 en 11. Twee gevels van een voormalig koopmanshuis, XIX d gerestaureerd. Gekoppelde vensters met kruiskozijnen. Ankers: 1623.
14. Menstraat 27. Gepleisterde topgevel (XVII a) met kleinen top.
15. Noordenbergschild 3. Dergelijke gevel (XVII a).
16. Noordenbergschild 4. Dergelijke gevel.
17. Noordenbergstraat 7. Dergelijke gevel. Gevelsteen: 1594.
18. Rijkmanstraat 7. Dergelijke gevel.
21. Walstraat 16. Dergelijke gevel. Gepleisterd.
22. Walstraat 141. Dergelijke gevel.
23. Walstraat 102. Dergelijke gevels. Ankers: 1630.
24. Noordenbergstraat 95 en 97. Degelijke gevel (1640). Te weerszijden van den top een nis, gedekt door een boog.
25. Menstraat 25. Soortgelijke gevel (XVII b, gepleisterd). Op den top een driehoekig fronton, waarop een zuiltje en waaronder een ronde lichtopening. Door de waterlijst heengevoerde middenvensters.
26-27. Smedenstraat 42 en 44. Twee halsgevels (XVII b). Te weerszijden van den top een nis gedekt door een boog (als bij g 24).
28. Korte Bisschopstraat 16. Dergelijke gevel, maar zonder pilasters. Ovale lichtopeningen in gebeeldhouwde omlijsting. Zandsteenen waterlijsten. boog- en negblokken. Ontlastingsbogen met kopjes. Festoenen. Hijschbalk.
29. Van dit type nog: Smedenstraat 56-58-60, 62, 64, Pol- | |
| |
straat 37, Groote Overstraat 77 (verknoeid; ankers: 1614), Kleine Poot 2 (ankers), Smedenstraat 59 (tandlijst) en 169 (ankers: .614), Noordenbergstraat 126 (gerestaureerd), Papenstraat 42 (ankers: 1616), Walstraat 130.
Trapgevels, meerendeels met zandsteenen waterlijsten en afdekkingen, hoek- en negblokken, toppilaster op kopje, al dan niet bekroond door een schildhoudenden leeuw:
30. Noordenbergstraat 115. Trapgevel (XVII a). Gepleisterd.
31. Smedenstraat 173. Dergelijke gevel.
32. Menstraat 11. Dergelijke gevel. Het kopje onder den toppilaster dient tevens als sluitsteen. Sierankers en cijferankers: 1631.
33. Noordenbergstraat 131. Trapgevel. Gepleisterd. Ankers: 1634.
34. Rijkmanstraat 5. Dergelijke gevel (1640).
35. Graven 15. Dergelijke gevel. Gevelsteen: 1641.
36. Nieuwstraat 74. Dergelijke gevel. Kruiskozijnen. Sierankers en cijferankers: 1645.
37. Menstraat 35. Dergelijke gevel.
38. Nieuwstraat 48. Dergelijke gevel (XVII A).
39. Bergschild 13. Dergelijke gevel.
40. Korte Assenstraat 9. Dergelijke gevel. Gepleisterd. Top gewijzigd (XVIII). Gevelsteen met kat. Ankers: 1689.
Topgevels met twee hooge, aanmerkelijk inspringende trappen, waartegen gebeeldhouwde, doorgaans voluutvormige vleugelstukken, driehoekig of segmentvormig fronton als bekroning, waaronder een ovale lichtopening in gebeeldhouwde omlijsting; bergsteenen afdekkingen en waterlijsten, welke veelal doorbroken worden door de vensters der middentravee; rijke toepassing van zandsteenen festoenen.
41. Groote Overstraat 26. Topgevel (1631).
42. Brink 10. Dergelijke gevel. Onder het fronton: 1645. Gebeeldhouwde boogtrommels, waarvan enkele met schelpvullingen.
| |
| |
43. Menstraat 26. Dergelijke gevel. Gevelsteen: 1649.
44. Kleine Overstraat 36. Dergelijke gevel (1651 onder het fronton), kopjes in de sluitsteenen.
45. Graven 9. ‘De blauwe hand’. Dergelijke gevel. Gevelsteen met opschrift en: 1652.
46. Kleine Poot 11. Dergelijke gevel (1659, gerestaureerd ± 1900). Twee zandsteenen cartouches: 1659. Zie e 7.
47. Graven 6. Dergelijke gevel (1661). Benedenpui modern. Aan de achterzijde van dit huis een puntgevel met twee baksteenen tandlijsten en moeten van vensters met ontlastingsbogen.
48. Stroomarkt 9. Dergelijke gevel. De zolderverdieping heeft een drielicht met kruiskozijnen, waarboven twee steenen: 1676. Het bovendeel der middentravee is, tot in het midden der eerste verdieping, iets vooruitgemetseld en rust daar op een bergsteenen lijst, waaronder twee kopjes als consoles.
Gevels in den trant van Jac. van Campen:
49. Assenstraat 4. Pilastergevel met Ionische pilasters, gebeeldhouwde klauwstukken en driehoekig fronton. Drie gebeeldhouwde gevelsteenen: 1653. Benedenpui modern.
50. Polstraat 18. Klassicistische gevel met doorgaande baksteenen Ionische pilasters, waarop een omgekorniste kroonlijst rust. Weinig vooruitspringende middenpartij, bekroond door een driehoekig fronton. Onder de vensters der verdieping vruchtfestoenen, waarvan de twee middelste wapenschilden dragen. In het fries een Latijnsch opschrift en: 1664. Inwendig: zaal met betimmering, stuc-plafond, schouw (alles XVIII c). Geschilderd behangsel.
51. Brink 73. Klassicistische gevel (XVII c) met doorgaande baksteenen Ionische pilasters, die een rechte kroonlijst dragen. Korfbogen met bergsteenen sluit- en aanzetstukken. Vóór den ingang een trap met bordes. Inwendig: in een kamer rechts van de voordeur geschilderde behangsels (XVIII), voorstellend land- | |
| |
schappen en waterpartijen. In een kamer aan de tuinzijde vier groote en twee kleine paneelen (XVIII B, trant van A. Schouman), met vogels. Boven de deur grauwtjes, putti voorstellende.
52. Groote Poot 10. Gevel (XVII c/d), zeer gewijzigd.
C. Lodewijkstijlen.
Gevels met rechte kroonlijst:
53. Brink 110. Het middendeel der kroonlijst, die op vier consoles rust, is getoogd, en wordt geflankeerd door twee zittende vrouwenfiguren, Juno en Diana voorstellende. In het midden van het fries een blank alliantiewapen gedekt door een kroon en: 1735. Op de kroonlijst drie siervazen. Boven de vensters geprofileerde, getoogde rollagen; in de boogtrommels gebeeldhouwd ornament. De gevel is in 1912 geheel verminkt.
54. Assenstraat 21. Gevel (midden-XVIII).
55. Assenstraat 8. Baksteenen gevel (XVIII c), wellicht gebouwd door een Amsterdamsch bouwmeester, die ook den gevel Lange Bisschopstraat 23 ontwierp (zie g 56). Inwendig: gang met stucplafond; in een vensternis een stucrelief. Kamers met betimmeringen, stucplafonds, schouw met schoorsteenstuk (grauwtje), gobelin en goudleerbehangsel (alles XVIII c).
56. Lange Bisschopstraat 23. Dergelijke gevel, waarschijnlijk door denzelfden bouwmeester ontworpen voor burgemeester Sybrand de Schepper, doch onlangs geheel verminkt.
57. Polstraat 74. Gevel (midden-XVIII). Getoogde rollagen.
58. Assenstraat 38. Baksteenen gevel (XVIII c). Inwendig: stucplafond.
59. Polstraat 36-40. Dubbel huis (XVIII c, gepleisterd) met twee puntgevels te weerszijde van een kleinen halsgevel. In nr. 36 een gesneden voordeur (XVIII c).
60. Polstraat 5. Gevel (XVIII d) met hardsteenen plint deuromlijsting.
| |
| |
61. Groote Overstraat 83. Gevel (XVIII d).
62. Papenstraat 77. Gevel (XVIII d).
63. Stroomarkt 1. Dergelijke gevel (XVIII d). Gesmeed ijzeren hekje (XIX a). Inwendig: in een der vertrekken een gebeeldhouwde houten schouw (XVIII) met marmeren benedengedeelte. Gebrandschilderde ruitjes (1659), uit dit huis afkomstig, zijn in het stedelijk museum.
64. Assenstraat 14. Gevel (± 1800) met hardsteenen plint.
65. Bergschild 34. Eenvoudige gevel (XIX a).
66. Brink 77. Dergelijke gevel (XIX a).
Halsgevels:
67. Brink 19 (XVIII d, oorspr. Geldersch-Overijselsch type), Noorderbergstraat 95-97 (dito), Nieuwe Markt 25, 26, 34, 35-36, 37-38, Menstraat 9 (vernieuwd (1771), Gravenstraat 1 en 7, Brink 82 en 82 A (XVIII c).
Verder nog de volgende gevels:
68. Eenvoudige trapgevels (XVII A): Kleine Overstraat 30, Smedenstraat 217 (twee ankers), Bagijnenstraat 14, Waterstraat 6 (omlijsting van ovaal licht XVII b).
69. Menstraat 36 en 38. Gekoppeld woon- en koopmanshuis met baksteenen topgevel (1709).
70. Polstraat 54. Pakhuis met gepleisterden puntgevel. Boven den ingang een sluitsteen met: 1762.
Fragmenten en détails van buitenarchitectuur.
1. | Sandrasteeg 1. In den gevel van dit huis, met Stroomarkt 18 eertijds deel uitmakend van de voormalige Proostdij, bevinden zich nog overblijfselen van tufsteen en moeten van romaansche rondboogvensters. |
2. | Kerksteeg 18. Gepleisterd fragment (XIV?) van een geveltop, waarin een dichtgemetseld spitsboogvenster met kolonnetten. |
| |
| |
3. | Tusschen Kleine Poot 15 en Groote Poot 1. Een trapgevel met fragmenten (XV?). |
4. | Groote Overstraat 89-91. Fragment (± 1400, gepleisterd) van een topgevel, met drie spitsboognissen, waarin moderne vensteropeningen zijn gebroken. |
5. | Rijkmanstraat 12. Gevel (XVI a, gepleisterd) van een huis, vroeger ‘het Ossenhoofd’ geheeten. Twee reeksen van korfbogige nissen (vgl. g 2). |
6. | Lange Bisschopstraat 40. Fragment (XVI A) met drie ontlastingsbogen. |
7. | Bergschild, tegenover 41. Gebeeldhouwde steen met wapen en: 1582, afkomstig van een vestingsmuur. |
8. | Noordenbergstraat 130. Gevel (oorspr. XVI, later verbouwd tot halsgevel). In ankers: 1612. |
9. | Spijkerboorsteeg 2. Gepleisterde gevel. Ankers: 1627. |
10. | Papenstraat 95. Zandsteenen deuromlijsting (XVII b). |
11. | Nieuwstraat 2. Fragment van een topgevel (XVII A) met één trap. Zandsteenen afdekkingen. Drie baksteenen tandlijsten. |
12. | Engestraat 17. Poortje, toegang gevend tot een binnenplein. Halsgevelvormige bekroning, waarin een wapenschild in omlijsting van vruchten en bloemen en gedekt door een kroon. Segmentvormig fronton, waarin: 1670. Opengewerkte aanzetkrullen. |
13. | Assenstraat, tusschen nrs. 6 en 8 overblijfselen (XVII c) van een poort. |
14. | Polstraat 57. Fragment van een gevel (XVII c, gepleisterd) met overblijfselen van pilasters, basementen en kapiteelen. |
15. | Sandrasteeg. Poort (XVII c), afkomstig van het voormalige huis ‘het Lam’, Kleine Poot, thans ingang van een tuin. Rond fronton, waarin cartouche met schild. |
16. | Walstraat 7. Kopjes en andere gebeeldhouwde versieringen (XVII c). |
17. | Kleine Overstraat 44. Zandsteenen poortje (XVII d). |
| |
| |
18. | Polstraat 14. In den vroegeren doorgang tusschen twee huizen een gesneden deur (XVIII c) in omlijsting, waarboven een wellicht van elders hierheen overgebrachte zandsteenen versiering (XVII c), bestaande uit Ionische pilasters, waarboven een gebogen fronton met wapenschilden en maskers. |
19. | Assenstraat 6. Omlijstingen (XVIII b) van deur en keldergaten |
Fragmenten en détails van binnenarchitectuur.
1. | Stroomarkt 8. In een achterkamer beneden, een geschilderd plafond (XVII c), voorstellende een wolkenlucht met vogels. In de voorkamer boven links: wand, deur en schouw met snijwerk (XVII c). In de schouw een landschapschildering (1625, door R. Savery). |
2. | Sandrasteeg 3. Voormalig huis van Hendrik de Sandra, commandant der stad. In de tuinkamer een beschilderde zoldering (± 1680), voorstellend mythologische tafereelen, vogels en ornamenten. Boven de deur een dergelijke schildering, een dame met cupido's voorstellend. Schoorsteenstuk (± 1680), voorstellend de Gerechtigheid. In de studeerkamer een schoorsteenstuk (± 1700), een Italiaansch landschap weergevend. |
3. | Stroomarkt 18. Twee houten schouwen (XVII). |
4. | Polstraat 13. In de voorkamer rechts van de voordeur een geschilderd behangsel (± 1775), voorstellend een landschap met stoffage. Schoorsteen met spiegel en hoenderstuk in Rococolijst. Stucplafond. Alles ± 1775. In de kleine voorkamer links een beschilderd behangsel (± 1775). In de gang stucversiering en kamerdeuren (± 1700). |
5. | Kleine Overstraat 38 (achter de Arbeidsbeurs). Achterkamer met stucplafond, marmeren schoorsteen en gesneden vleugeldeuren, waarboven een versiering in stuc (alles XVIII c). |
Gevelsteenen, voor zoover nog niet vermeld: Waterstraat 16 (met opschrift XVI), Walstraat 36 (1639), Smedenstraat 22
| |
| |
(1647), Roggestraat, tusschen nrs. 4 en 10 (XVII). Achter de Muren 35 (1739).
Sluitsteenen: Walstraat 30 (leeuwenkop en 1639), Smeden straat 22 (1647) en Rijkmanstraat 1 (1710).
Ankers, voor zoover nog niet vermeld:
Smedenstraat 183 (dertien. XVII) Noordenbergstraat 124 (in een geheel vernieuwden gevel: 1583), Waterstraat 12 (zes, XVI). Rijkmanstraat 30 (1607), Polstraat 15 (1617), Noordenbergstraat 132 (1621), Bergstraat 47-49 (1629), Bergschild 18-20, 22, 24-26 (1624 en 1625), Noordenbergstraat 107 (1641), Achter de Muren (1646), Waterstraat 4 (1696).
| |
h. Musea, particuliere verzamelingen.
1. Het stedelijk museum, gevestigd in de Waag (zie d 3). Bouwfragmenten. Gevelsteenen. Meubelen (XVII en XVIII) en huisraad. Proto-historisch vaatwerk en wapenen. Porcelein en aardewerk (XVII-XIX). Oude kostuums en lijfsieraden. Eene aanzienlijke verzameling munten en penningen van Deventer en Overijsel. Zegelstempels (sinds XIII) der stad. Een brandspuit (XVII, door Jan van der Heijden). Geschilderde wapenborden. Geschilderde portretten, waaronder een (XVI B) van Balth. Boedecker, grondlegger van het Athenaeum, en twee (XVI B) van zijne ouders; voorts (midden-XVII) van Petrus en Jac. Puteanus; een (1680) van Steph. Vinandus Pyghius. Een mansportret met doodshoofd, afkomstig uit een commissiekamer van het Raadhuis. Twee portretten (XVIII a) van Arnold en Gerard Marienberg, beide burgemeesters van Deventer. Schilderij (1620, door Gerrit op Gelder), voorstellend den slag bij Gibraltar. Schilderijen, afkomstig uit het Groote en Overste gasthuis, nl. drie vrouweportretten, een schilderij, voorstellend Christus aan het Kruis, en een wolvenjacht (copie naar Rubens). Eene verzameling topographica, waaronder een geschilderd panorama
| |
| |
(midden-XVII) van de Graafschap van Deventer tot Monferland, alsmede het beleg van Deventer in 1578; geteekende stadsgezichten, door Jan de Beyer; prenten en teekeningen (XVII B-XIX A). Een verzameling pamfletten en plaatselijke curiosa.
2. Verzameling Jhr. Mr. T. van Humalda van Eijsinga. Talrijke familieportretten (XVII a-XIX A) uit Friesche geslachten (o.a. Eysinga, Humalda, Roorda), waaronder vijf werken van W. de Geest.
|
|