den ingang, aan de westzijde, een steen met opschrift en: 1516. Op verschillende plaatsen in het benedengedeelte der muren, voornamelijk aan de noord- en oostzijde, bevinden zich loodrechte groeven, wellicht ontstaan door uitslijping. Inwendig (geheel gepleisterd): tusschen middenbeuk en zuidbeuk drie pijlers; tusschen middenbeuk en noordbeuk een pijler en een ronde zuil. Het benedengedeelte dezer pijlers behoort blijkbaar tot een vroegeren bouw (XII-XIII?). Steenen kruisribgewelven, behalve boven de zuidelijke koorsluiting en het oostelijk gewelfvak van den noordelijken zijbeuk, die met een vlakke houten zoldering gedekt zijn. In de benedenruimte van den toren inkassingen voor een kruisgewelf. Groote rondbogige muurnissen. In den zuidmuur een uitgespaarde wenteltrap. Boven den boog tusschen toren en schip een steen met opschrift (1538) betreffende de sluiting van dezen doorgang. De kerk bezit:
Overblijfselen van een sacramentshuisje (XV d).
Eiken preekstoel (XVII d).
Eiken doophek (XVII d).
Koperen lezenaar (1683), zandlooperhouder (XVII d), en drie koperen blakers (XVII d).
Banken (XVII en XVIII).
Orgel (1847), vervaardigd door C.F. Naber.
Grafzerken (XVI), en een (1604).
Overblijfselen van muurschilderingen in het koor en tegen den oostmuur van den noordbeuk.
Twee koperen kronen (1781).
Grafsteen (1545) van Frederik van Twickello.
Vier zilveren bekers, waarvan twee met een gegraveerde afbeelding der kerk, benevens eenig tinwerk worden in het kasteel Twickel bewaard.
Twee zilveren bekers (XVII d).
Een klok, in 1632 gegoten; een, in 1780 gegoten door Alexis Petit, en een, in 1786 gegoten door Petit en Zonen.
Wijzerplaat (XVII d), in de kerk.
Vóór den ingang van het kerkhof een ijzeren rooster.
2. De r.k. kerk (H. Blasius) bezit:
Houten doopvont (1834).