Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V, I. De provincie Noord-Holland (uitgezonderd Amsterdam)
(1921)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 361]
| |
e. Kerkelijke gebouwen.1. De ned. herv. oosterkerk (XVII d), op de grondslagen eener in 1576 afgebrande kerk gebouwd en in 1848 hersteld, is een baksteenen gebouw, bestaande uit twee even hooge en even breede beuken, welke gezamenlijk ééne onregelmatige sluiting hebben. Een noordelijke kapel (of zijbeuk?) met veelhoekige sluiting is XIX b afgebroken. Inwendig: een rij Dorirische zuilen; houten gewelf over den zuidbeuk; gestucadoord gewelf (XIX) over den noordbeuk. De kerk bezit: Eiken preekstoel (XVII d). Eiken gestoelte (XVII d) met medaillons in relief. Koperen predikantslezenaar (XVII d). Twee rouwkassen (1718 en 1719) met wapenschilden. In zes vensters gebrandschilderde glazen, en wel, van het W. af geteld, in het eerste (gem. G.v. Houten): de tempel van Jeruzalem met en vers betreffende de verbouwing der kerk in 1686; in het tweede (6 × 3): het scheepsbouwbedrijf; in het derde (5 × 2): Nebucadnezar en de jongelingen in den vurigen oven; in het vierde (1 en 4 × 2, gem. G. van Houten 1688): een allegorie met gezicht op Zaandam; in het vijfde (5 × 3, 1687): een allegorie met de wapens van dijkgraaf, heemraden en secretaris van den Hondtbossche); in het zesde (5 × 3, 1701, in den stijl van Romeyn de Hooghe en volgens plaatselijke overlevering naar diens ontwerp uitgevoerd door Catharina Oostfries): de wapens van baljuw en schepenen van Kennemerland en een allegorische voorstelling betreffende de nering van Kennemerland. Verschillende zerken (XVII en XVIII). Acht koperen kronen (XVII d); een (geschonken 1686), vijf wandarmen, twee wandluchters (XVII d) in den vorm van een menschenarm. Schilderij (1830 door J.D. Rijk) voorstellende het vee in de kerk tijdens den watersnood van 1825. | |
[pagina 362]
| |
Twee klokken, waarvan eene in 1695 gegoten door Claudy Fremy te Amsterdam, en eene in 1700 door Claes Noorden en J.A. de Grave te Amsterdam.
2. De ned. herv. groote of westerkerk (‘Bullekerk’) is een baksteenen kruiskerk (1638), waarvan de oost- en de westarm 1672-'80 zijn verlengd. Op het midden een houten, door een tulp bekroonde toren (rechtgezet 1899) met open spits (hersteld 1910). Tegen den westgevel een hoog aanbouwsel, waarin het portaal, versierd met een doodskop en een steen (1611). De oostgevel heeft pilasters met zandsteenen bekroningen en een banderol met: 1680. Vóór dezen gevel eveneens een portaal. Steunbeeren met ingezwenkte buitenlijn. In den zuidarm spitsboogvensters. Inwendig: houten tongewelven met geprofileerde sleutelstukken. Tegen de binnenhoeken der kruising muurzuilen voor den toren. De kerk bezit: Eiken preekstoel (1644), zuilen op een pelikaan. Eiken doophek met gesneden deuren. Orgelbetimmering (1711). Gestoelte met overhuiving (XVII b) en versierd met reliefs. Zerken: 1613, 1646, 1691, 1733, 1759, 1766. Twee gebrandschilderde vensters: een in den oostgevel met het wapen van Zaandam, 16.4, en de wapens der schenkers (1638, hersteld 1725 door Corn. Jongejeugt); een (gem. G. van Houten 1682) inden zuidgevel van den oostarm met de voorstelling van Salomo vóór de Ark des verbonds. Schilderij in omlijsting (XVIII a), voorstellend ‘de Stier's wreedheid’ (geheel overschilderd in 1834). Tiengebodenbord (1656, door J. de Vlieger); vier psalmborden (XVIII d). Zilveren doopbekken en kan (1784). Klok, in 1640 gegoten door Assuerus Koster te Amsterdam. In de consistoriekamer: portret (XVII b) van een predikant, | |
[pagina 363]
| |
op een ovaal paneel; gewasschen penteekening naar ‘de Stier's wreedheid’; dito teekening, voorstellend het inwendige der kerk tijdens den watersnood van 1825.
3. De evang.-luthersche kerk is een baksteenen kruiskerk (1699) met lagere vakken tusschen de armen. De voorgevel heeft over het midden een fronton, waarin een schild met zwaan en: 1700, en twee wapenschilden. Inwendig: houten tongewelf. Dorische zuilen op de hoeken der kruising. De kerk bezit: Hangenden preekstoel (1704) met een gesneden paneel en een koperen bijbelblad (1728). Doophek (1704) met monogram. Orgel (door Christiaan Muller te Haarlem, 1737; vernieuwd 1840 en 1900) met rijke balustrade. Eiken banken (XVIII A). Witmarmeren gedenktafel (1773) voor Jan Tuinzingh. Drie gebeeldhouwde notenhouten kapstokken (XVIII a); boven eenen gesneden riviergezicht (XVIII b). Uurwerk en wijzerplaat (1754) boven de orgelgalerij. Gebrandschilderd venster (1720, gerestaureerd 1895) in den oostgevel: voorstelling van een landschap met een houtwerf (gem. Catharina Oostfries). Twee gezangborden. Boven de deur der kerkekamer een grauwtje: drie knaapjes met de zinnebeelden van Geloof, Hoop en Liefde. Boven twee andere deuren eiken beelden (XVII d): Barmhartigheid en Hoop. Het volgende Avondmaalszilver: gegraveerden beker (XVII b), gegraveerden beker (XVII c), collecteschaal (1674), gedreven offerschaal (XVII b) met rijk bewerkten voet (1727), oblatendoos (1670), doopbekken en kan (1771), twee collectezakjes met zilveren beugels (1777) en belletjes; een grooten (1819) en twee kleine broodschotels (1825). | |
[pagina 364]
| |
4. De r.k. kerk (1900) bezit een preekstoel (XVIII d, met paneelen XVII?) en het volgende zilverwerk: Monstrans (XVIII d). Vergulden Miskelk (1785); Miskelk (XVIII d). Vergulde ciborie (XVIII d). Oliebusje (XVIII d). Twee ampullen met blad (1785). Wierookvat (XVIII d) en -scheepje (1785). Ceremoniestaf (XVIII d). Verder een portret (1784) van pastoor van der Aa.
5. De r.k. kerk in 't Kalf bezit het volgende zilverwerk (geschonken door pastoor Franciscus van Groenhout): Kleinen monstrans (XVII c, hersteld 1872); grooten monstrans (XVII c). Vergulden Miskelk (ten deele XVII c, voet XVII a); vergulden Miskelk (XVIII b). Ampullenblad (XVIII d). Doopbekken (XVIII d). Wierookvat (XVII c) en -scheepje. Zes groote en acht kleine kandelaars (XVII b). Twee kandelaars (XVIII b) op voet (XVIII d). In de sacristie een koperen kandelaar (XVIII a); in de pastorie een portret in gesneden lijst (XVIII c). In het Bischoppelijk museum te Haarlem: een folioband in geperst leder (± 1500) en een bruinleeren bandje (XVI B) (Gids, 1913, blz. 177, 7 en blz. 178, 21).
6. De oud-katholieke kerk, een houten gebouwtje (1695) aan het Papenpad, heeft haar oorspronkelijk interieur ongerept bewaard. Twee deuromlijstingen met gesneden bekroning. Zij bezit (alles XVII d): Altaar met tabernakel, opgelegd met schildpad en versierd met koperen beeldjes. | |
[pagina 365]
| |
Eiken preekstoel, gedragen door een adelaar, en met gesneden leuning. Eiken Communiebank. Orgel met lezenaar, waarop een monogram. Eiken balie. Notenhouten kast met pelikaan als bekroning. Notenhouten vesperstoel. Altaarschilderij: Kruisiging.
Verder nog:
Twee koperen kronen (XVII b), twee koperen lichtarmen (XVII); koperen godslamp (1702). Schilderij (gem. J.F. Roosendael, 1668): Christus aan den geeselpaal. Schilderij: Aanbidding der herders. Het volgende zilverwerk: Gedreven monstrans (XVIII d, Antwerpen). Vergulde gedreven ciborie (XVII c). Vergulden Miskelk (XVIII a); vergulden Miskelk (1645, werk van Thomas Bogaert te Amsterdam). Crucifix met zilveren corpus en beslag (XVII d); Twee ampullen (XVIII d); gedreven ampullenblad (XVII d). Wierookvat (1676) en scheepje (XVII d). Altaarschel (XVII d). Expositietroon (XVII d). Crucifix met ivoren corpus (XVIII). De volgende paramenten: Koorkap van goudbrokaat met schild (XVI). Antependium van Italiaansch fluweel (XV) met latere damastzijden randen. Roodfluweelen Misstel (XVII d) met borduursel en kant. Groen fluweelen antependium (± 1700). | |
[pagina 366]
| |
Twee antependia (XVIII d). In de pastorie nog twee schilderijen op paneel: Beweening van Christus (XVI), Aanbidding der driekoningen (XVII b).
7. De ned. israel. synagoge bezit: Mahoniehouten hekal (XVIII d). Groote koperen chanoeka-luchter (XVIII). Zilveren siertoren (XVIII). | |
f. Gebouwen van liefdadigheid.Het ned. herv. diaconiehuis bezit twee schilderijen: een vrouweportret (XVII b) op paneel; en een portret (XVIII d) van P.B. Pennemes († 1792), op doek. | |
g. Particuliere gebouwen.Westzijde 38. Gevel (XVIII b gebouwd voor den reeder Nic. Calf) met pilasters en versierde middenpartij met bekroning. Inwendig: gang met stucwerk; eiken trapleuning; marmeren schoorsteen; keuken met bekleeding van tegels. Oostzijde 37. Geheel houten gevel (XVIII d). Oostzijde 9 en 29. Houten gevelvoorschotten (XVIII d). Hoogendam 4. Houten gevelvoorschot (XVIII d). Kopermolenpad. Gevelvoorschot en deuromlijsting (XVIII d, herbouwd). Peperstraat. Inwendig: Overblijfselen van betimmering (XVIII). Westzijde 37. GEvelvoorschot (XVIII d) met pilasters. Westzijde 76. Tuinkoepel. (XVIII d). Westzijde 96, 108, 110, 112 en 180. Gevelvoorschotten (XVIII d). De nrs. 108 en 112 hebben gegroefde pilasters en een fronton.
Details:
Tweede Kikkerpad 1. Gesneden deurkalf (1726). Inwendig: schoorsteenbekleeding van blauwe tegels. | |
[pagina 367]
| |
Oostzijde 260. Gesneden bovenlicht (XVIII d). Oostzijde 73. Gesneden vensteromlijsting (XVIII d). Oostzijde 323. Deur (XVIII d).
Gevelsteenen:
Zuiderkerkstraat 14. (XVII d), Westzijde 9 (XVIII a).
Er zijn nog drie open paltrokmolens over: Oostzijde. ‘De gekroonde Poelenburg’ (1904 uit Koog a/d Zaan overgebracht). Westzijde. ‘De held Jozua’ en ‘De pet’. Verder nog de volgende molens: de voormalige mosterd- en snuif (nu houtzaag)molen ‘De Huisman’; de houtzaagmolen ‘De Huisvrouw’ en twee wipmolens: ‘De drie gebroeders’ en ‘De jonge David’; de oliemolens ‘De Bonte hen’ (1693?) en ‘De Kwak’ (XVIII B); de pelmolens ‘De grootvorst’ (1697) en ‘De witte klok’ (1742); de verf- en krijtmolen ‘De Duinjager’ (herbouwd na 1781). | |
h. Varia.1. Huisje van Czaar Peter.
2. Verzameling van afbeeldingen van oude gevels bij den heer G.J. Blees Kz. |
|