Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V, II. De gemeente Amsterdam
(1928)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 38]
| |
beuken en toevoeging van schipkapellen, waarna de middenbeuk hooger werd opgetrokken en van een triforiumgalerij voorzien, XVI a in de dwarsarmen uitgebreid, in 1536 door brand zwaar geteisterd, tusschen 1550 en 1565 in de koorpartij verbreed door vergrooting van de zijbeuken en toevoeging van de O.L. Vrouwekapel aan de noordzijde, waarbij ook hier de middenbeuk werd verhoogd evenals de westtoren. Fundament van den westgevel hersteld in 1914. De nagenoeg geheel ingebouwde kerk is thans een van baksteen met ruime toepassing van bergsteen opgetrokken kruisbasiliek (XV d-XVI c), bestaande uit: drie nagenoeg even breede beuken van drie traveeën met tweemaal drie schipkapellen, nl. (van het W. naar het O.): aan de zuidzijde de Elisabeth Gaven -, de huiszitten - (1497) en de St. Elooi- of smidskapellen; aan de noordzijde de Hamburger-, de schippers- en de weitkooperskapellen; een ver uitstekend dwarspand (de zuidarm was het St. Sebastiaans-, de noordarm het St. Jeroenskoor); een 5/10-gesloten koor van twee traveeën met een omgang, welke zich langs de koortraveeën verbreedt tot de wijdte der beuken; een O.L. Vrouwe-kapel (1553-1555) van twee traveeën aan de noordzijde van het koor; eenen westtoren (XIV A, vernieuwd in 1565, ommetseld in 1723-1725 en 1738) en verder de volgende aanbouwsels: tegen den westmuur van den zuidbeuk de 3/8-gesloten doopkapel (XV d), in 1648 ingericht tot grafkapel voor Corn. de Graeff; in den hoek tusschen den zuidarm en de zuidoostelijke schipkapel een later in portaal veranderde kapel (XVI a); hiernaast ten O. een gebouwtje (oorspronkelijk beneden knekelhuis), dat op de verdieping het archief: de ‘ijzeren kapel’ (1468) bevat; en ten W. de kerkmeesterskamer (XVII); in den hoek tusschen den noordarm en de noordoostelijke schipkapel de H. Grafkapel (± 1530), ten W. waarvan een (XVI c) tot portaal veranderde, tweezijdig gesloten kapel (XVI); eindelijk in den hoek tusschen O.L. Vrouwekapel en kooromgang de ‘collegekamer van het O.L. | |
[pagina 39]
| |
Vrouwegilde’ (1571), thans zandhok. Aan de noordoostzijde van het koor een portaal met ingang (XVIII b). Op het kruis een achtkante, met lood bekleede en door een open peer met leliekruis en windvaan (stadswapen) bekroonde dakruiter. Tegen den zuidarm de kosterswoning (XVIII), aan de westzijde en om het koor andere woningen (ten deele XVII en XVIII). Uitwendig: De schipkapellen en de middenbeuk hebben topgevels met dwarse daken. De gevels van de schipkapellen (behalve de smidskapel), van den noordarm en van de H. Grafkapel zijn geheel van bergsteen, die van den zuidarm, het zuid- en het noordportaal, de O.L. Vrouwe- en doopkapellen en van den toren zijn met bergsteen versierd. De zijbeukgevels sluiten met een hoogen muur (XVIII) tegen de torenzijwanden aan. Venstertraceeringen meerendeels van baksteen (XVIII), doch die van de doopkapel en het koor ten deele oorspronkelijk (o.s. XV d en XVI). Boven de vensters der zijkapellen rijke laat-gothische nissen met baldakijnen. Rijk versierde steunbeeren met laat-gothische kraagstukken en baldakijnen; die van de O.L. Vrouwekapel vertoonen een Renaissanceornament van schelpen, medaillons, consoles en baldakijnen, die van de ‘collegekamer’ heeft den vorm van een Toscaanschen pilaster; tegen een beer van den zuidarm een gebeeldhouwde kraagsteen: banderol en aap met doodshoofd, onder stadswapen; tegen den noordelijken beer van den noordarm een gebeeldhouwde kraagsteen: Simson met den leeuw. De vensters der doopkapel vertoonen vischblaastraceeringen. De kerkmeesterskamer heeft gepleisterde muren met een triglyphenfries; fraaien looden piroen. De zuidkapel (portaal): een rondbogigen ingang en, westelijk, een nis; borstwering met de wapens van Maximiliaan van Oostenrijk, Filips den Schoone, Holland en Amsterdam; in den sluitsteen van het getraliede venster der ijzeren kapel een leeuw. De collegekamer: een portiek met twee consoles (XVI c), in den oostelijken gevel | |
[pagina 40]
| |
een steen met 1571. De H. Grafkapel: een rondboogvenster met doorgaande stijlen; de hoekbeeren bekroond door obelisk-achtige pinakels; geveltop, bestaande uit een door pilasters en voluten geflankeerde nis met schelpbekroning. Het noordportaal: nissen met flamboyant-traceeringen; balustrade met overblijfselen van pinakels en traceeringen (XVI); twee ingangen met laat-gothische profileeringen. In dit portaal is een modern planfond ingelegd. De toren heeft vier telkens inspringende geledingen (XVIII b bemetseld) met spitsboognissen, ingang met omlijsting (XVIII), te weerszijden waarvan nissen Lodewijk XIV. In de tweede geleding het jaartal 1738 op een latei; in de derde een cartouche met het stadswapen; in de vierde gekoppelde rondbogige galmgaten. IJzeren balustrade met hoek-obelisken; achtkante rijkgelede spits (1565 naar ontwerp van Joost Jansz. gez. Bilhamer), van hout met lood bekleed, met twee balustrades, obelisken, dakkapelletjes, frontons, koepeltje en peerbekroning; de onderste, gesloten geleding heeft vier wijzerplaten. Inwendig: zuilen op achtkante voetstukken en met dergelijke kapiteelen, versierd met bladkransen in dubbele rij (XV d); de westelijke kruisingspijlers hebben kapiteelen met loofwerk (XVI a), alleen de twee oostelijke kruisingspijlers en die in de O.L. Vrouwekapel vertoonen Renaissance-ornament, pijlers met schalken tegen de scheidingsmuren der kapellen. Houten tongewelven met steekkappen, over het koor de nabootsing van een stergewelf. In het middenschip een dubbele reeks binten (de onderste ter hoogte van het triforium). Boven de kapiteelen muurschalken op kraagsteenen; in de zijbeuken zijn deze schalken bekroond door gebeeldhouwde figuren. Triforiumgalerij met borstwering en een boogfries onder de bovenlichten. De dwarsarmen zijn lager gewelfd dan het middenschip en het koor. | |
[pagina 41]
| |
In den zuidarm is de catechisatiekamer afgeschoten; hierin een opgeklampte deur (XVI) met gesmeed ijzeren hekje. De O.L. Vrouwekapel heeft in den oostwand een doorgang met twee kraagsteenen (XVI). Op den muurpijler aan de noordzijde een kapiteel met twee kinderfiguurtjes (XVI c) met maskers en acanthusbladeren. In de doopkapel een stergewelf en muurschalken. In de kerkmeesterskamer: betimmering (XVIII c), marmeren schoorsteen met stucversiering Lodewijk XV, damspiegel (XVII d), drie eiken stoelen en een bolpoot-tafel (XVII b), twee notenhouten armstoelen en drie kleinere (XVIII c), twee koperen armluchters, wapenbord van kerkmeesters van 1521 tot 1805. Schilderijen: gezicht in de kerk naar het koor toe (door E. de Witte), gezicht in den noordelijken arm (door denzelfde); eerste O.I. vloot vóór het uitzeilen in 1595 (trant van H.C. Vroom); ondergang van Pharao in de Roode zee (XVII b, school van F. Francken); gezicht in den zuidbeuk (XVIII a, door H. van Streek); doorsnede van de kerk en opstand van den toren (XVII?, geheel bedorven); St. Nicolaas (XVII a), ontwerp in waterverf voor het gebrandschilderde glas van P. Aertsz. (zie blz. 44). In het zuidportaal een stergewelf op gebeeldhouwde kraagsteenen. In de ijzeren kapel een gewelf; hiernaast een kluis. In de collegekamer, kraagsteenen (XVI); hier worden eenige bouwfragmenten bewaard, o.a. van de Nieuwezijdskapel. In de H. Grafkapel met wapenschilden versierde kraagsteenen; overblijfselen der steenen overhuiving (XVI b) over het graf. De kerk bezit: Eiken koorhek (± 1650) met Ionische pilasters en geelkoperen vullingen; eiken koorafsluiting (ten deele XVI? overigens XVII en XVIII) met opschriften in gothische letters (versregels van E. Schellinger); marmeren afsluiting (± 1650) der grafkapel-Corn. de Graeff met Korinthische ordonnantie, | |
[pagina 42]
| |
wapens-de Graeff en -Hooft, bekroning (pelikaan en engeltjes) en koperen hekwerken. Gesneden koorbanken (XVI? overhuivingen verdwenen, onderstukken XVII?), met rustklampen, waarop gesneden voorstellingen ontleend aan spreekwoorden en zegswijzen. Vijf gesneden koorbanken (XVI), afkomstig uit de Nieuwezijdskapel (zie e 4). Eiken preekstoel (XVII b) met koperen trapleuning; eiken preekstoel (XVIII A) in het koor. Eiken doophek (XVIII a). Koperen voorzangerslezenaar (XVII b). Orgel (1724, door Christ. Vater te Hannover), waarvan de kast (door Jurr. Westerman) in 1739 werd vermaakt door Joh. Casper Muller; boven het versierde rugpositief een wijzerplaat tusschen de wapens van Amsterdam en twee groepen: Geloof en Liefde. Het orgel rust op een marmeren portiek (XVIII a) met houten borstwering. Klein orgel (± 1650), waarop de stadswapens en festoenen en met door Corn. Brizé beschilderde luiken (1670). Vier eiken banken (XVII a) waarvan twee met overhuivingen; een (XVII b). Twee eiken tochtportalen, afkomstig uit de Nieuwezijdskapel: hiervan een (1621) met gegroefde zuilen en hoofdgestel; een (XVII c) met gewrongen zuilen, hoofdgestel, gebogen fronton, gewrongen obelisken en open koepeltje. Grafmonumenten: epitaaf van marmer en albast voor Jacob van Heemskerk († 1607, door Hendrik de Keyser) met versregels van Hooft; grafteeken voor Abr. van der Hulst (1666, gem. Artus de With): liggende figuur van den held, omgeven door vlaggen en oorlogstuig, door treurende engelen gehouden wapenschild, zeeslag in relief, twee bazuinende engelen, hieronder de zerk met de wapens der Admiraliteit en v.d. Hulst en een vers van Vondel, het geheel omgeven door een ijzeren hek; marmeren grafteeken voor Willem van der Zaan (1670, door Rombout Verhulst): reliefpor- | |
[pagina 43]
| |
tret en zeeslag, scheepstuig en geslachtswapen, opschriftplaat (door W. van der Laegh), waarop een gedicht van G. Stijls; grafteeken voor Isaac Sweers (1675, door Rombout Verhulst): engeltjes met scheepstuig, borstbeeld, zeeslag, wapens en scheepstuig; houten epitaaf (1633, door Pieter de Keyser?) voor Cornelis Jansz gezegd 't Haantje, met schildering: zijn laatste zeegevecht. Zerken: priesterzerken van Pieter Pietersz. van Enkhuizen (1540), van Simon Alewijnsz (1573) en een (1565); twee zerken met bisschopsfiguren (1559 en 1570); verder van Jacob Pietersz. van Wezep (1514); Corn. van Hogendorp en zijn dochter Margriet (1528-1551); Heynrich Gijsbertsz. (1547); een (1559, met symbolen der Evangelisten); Neeltje Reyersdr. (1573); eenige (XVI) met het wapen van Hamburg; Wouter Roelofsz. en zijn huisvrouw (1564-1577); Harmen Jacops en zijn huisvrouw (1578-1568); Gerrit Pietersz. (1561, met leidekkershamer); Lange Pier, schilder (1575); Anna, huisvrouw van Adr. Pauw (1607); Dirk de Graaf (1611); Cornelia Michiels, huisvrouw van Rein. Pauw (1616); Jan Willems Callekoen en twee huisvrouwen (1624-1651-1667); prof. Seb. Egbertsz., chirurgijn (1621); Wouter Geurtsen, uurwerkmaker (1638), een zerk met wapen-Uytenbogaert (XVII b); Joan van de Poll en Geertruyd Blaauhelm (XVII); een met de wapens-Boreel en -Coymans (XVII B); Jacob Haesbaert (1658); veldmaarschalk P. Wirtz (1679); Nic. Spilman en Joanna Hanecop (1721-1690); Jacob de Bruinnen en Anna Jans (1661-1673); Petrus van Dam (1706); Jurr. Vinkenbrink (1719); P. van Tienhoven en Barendina Schaap (1773-1777); Jacob Jz. Hinloopen (1779); Elis. de Haan, Claude Noortwyck en Rob. Dan. Crommelin (1778-1797-1800); Henri Dom. Du Bois (1789); Eng. Gordon, Hendrik Gordon en Anna J. Otterbeek (1786-1789-1788). Een met brons (voor cartouches en wapens) ingelegde zerk is die van Daniel Bernard, heer van Cattenbroeck en zijn | |
[pagina 44]
| |
twee huisvrouwen (1674-1690-1714); met marmeren medaillons ingelegde zerken zijn die van Michiel Gray en Abraham ter Borch. Overblijfselen van tapijtschilderingen (± 1500) tegen de zuilen van het koor. Glasschilderingen: in den oostwand van den zuidelijken zijbeuk 18 × 8 wapens van vroedschappen van 1578-1757, bekroond door twee allegorische figuren, die de wapens van oud- en nieuw-Amsterdam en een banier houden; in den oostwand van het noordelijk zijschip 6 × 8 dergelijke wapens met dergelijke bekroning; in de O.L. Vrouwekapel drie vensters: 1. Blijde Boodschap, en ontmoeting van Maria en Elisabeth, waaronder H.H. Petrus en Paulus en vier donateurs met twee beschermengelen; 2. aanbidding der herders, met daaronder de vier Amsterdamsche beschermheiligen en het stadswapen; 3. (in den oostwand) dood van Maria, waaronder zes donateurs uit de geslachten Brunt en Boelens met H.H. Cornelius en Catharina (deze schildering is van 1555 door P. Aertsz. en .. Digman (?); in 1759 vernieuwd door De Angelis te Brussel, omstreeks 1900 hersteld door J.L. Schouten te Delft). Ordonnantiebord (1593), nu in de kerkmeesterskamer. Twee rouwborden in de grafkapel-de Graeff: een (1703) voor Arnoldina de Graeff, een (1780) voor baron de Petersen. Vier klokken, waarvan een (1505?) in het bovenste koepeltje; een (1659), een in 1689 gegoten door Claude Fremy, een in 1771 door Pieter Seest te Amsterdam. Spel van acht-en-twintig klokken, gegoten in 1658 door François Hemony. Dit spel vervangt een ouder, in 1566 gegoten door Jacob Waghevens en Adriaan Steylers, dat in 1617 vermoedelijk naar den Zuidertoren is overgebracht. Uurwerk (1617, door Wouter Geurtsen, ± 1658 vernieuwd door Jurr. Spraeckel). Een archiefkast (XVI a) is uit de ‘ijzeren kapel’ over- | |
[pagina 45]
| |
gebracht naar het Gemeentearchief; hier bevinden zich ook twee eiken stoelen (XVII) uit de Oude kerk. In het Rijksmuseum bevindt zich een fragment van een uit deze kerk (een ander fragment in de Agnietenkapel, zie f 68) afkomstig drieluik (door Jan van Hout of Jacob Corn. van Oostsanen?), met de schenkers Korsgen Elbertsz, zijn zoons en schoonzoons. Een verguld zilveren monstrans (1549) is naar Kalkar overgebracht.
2. Dam. De St. Catharina- of Nieuwe Kerk (vóór 1452 aan O.L. Vrouwe gewijd), welker bouw in 1417 werd begonnen met steun van den koopman Willem Eggaert, door brand geteisterd in 1421 en 1452, daarop herbouwd, in 1645 wederom inwendig door brand gehavend en daarna hersteld, in 1908-1914 aan de westzijde gerestaureerd door den architect C.B. Posthumus Meyjes, is een kruisbasiliek van bak- en bergsteen (aan de oostzijde ingebouwd), bestaande uit: een middenschip, dat over de drie westelijke traveeën te weerszijden één zijbeuk heeft, en over de twee volgende traveeën te weerszijden twee zijbeuken, langs welke laatste aan de zuidzijde (H. Maagd- en H. Grafkapel) en aan de noordzijde (H. Jacobus- en H. Laurentius-kapel) telkens twee kapellen tusschen de inwendige steunbeeren; een dwarspand (noordarm in hoofdzaak 1536-1544) met traptorens; een 5/10-gesloten koor, eveneens met twee maal twee zijbeuken, van welke de buitenste als kapel (XV a) van Willem Eggaert (nu werkplaats) en als H. Kruiskoor dienst deden; en met een omgang, waarlangs (van het Z. naar het N.) de volgende 3/8-gesloten straalkapellen (XV d-XVI A): kapellen van Jan Dirksz Sill, van Jacob Verbergen, van Jacob Meeuwisz (± 1510, nu stookplaats), de metselaars-, de Boelens- of Otters- (nu bergplaats) en de O.L. Vrouwe- of drapenierskapellen; eenen gedeeltelijken torenonderbouw (1645-1652, naar ontwerp van Jacob van Campen, in 1783 grootendeels gesloopt, de voet herbouwd in 1913). | |
[pagina 46]
| |
Traptorens tegen de noordoost- en zuidwesthoeken van het dwarspand en tusschen de Eggaert- en Sillkapellen. Aanbouwsels: ten W. van den noordarm de kerkmeesterskamer; ten N. van de H. Kruiskapel de kamer der diakenen (beneden XVII b, boven XVIII); ten Z. der kapel van W. Eggaert de moderne kerkeraadskamer, waarboven het ‘ministerie’; tegen den zuidarm een modern portaal (1908, ter plaatse van een XVIII). Voor den gevel van den noordarm een laat-gothisch portaal; in de metselaarskapel (sluitwand van het koor) een portaal (XVII b, doch in gothischen trant), met het stadswapen. Op de kruising een houten dakruiter, bekleed met leien. Gedreven looden pirons (XVII), Kosterswoning (XVIII) aan de zuidzijde van den kooromgang. Uitwendig: het schip en het koor, de zuidarm, een gedeelte van den noordarm en de torenonderbouw zijn van bergsteen opgetrokken, de noordarm, de kooromgang en de diakenenkamer van baksteen met banden en andere versieringen van bergsteen. Vensters en nissen met vischblaastraceeringen. Steunbeeren met kraagsteenen en baldakijnen. De gevel van den noordarm heeft aan de contreforten nissen met schelpversiering en Korinthische zuilen en, in den top, dergelijke nissen tusschen de pilasters. Overeenkomstige Renaissanceversiering aan den noordelijken traptoren. Dakbalustrade met pinakels. De met bergsteen bekleede onderbouw van den toren heeft spitsboognissen te weerszijden van den met een spitsbooggewelf overdekten ingang; schelp- en kransversieringen. Inwendig: Bundelpijlers van gegolfde doorsnede op hooge achtkante voetstukken (in het oostelijk deel echter vierkante plinten) en, in het koor, met lage bladkapiteelen, in het schip met bladkransen in dubbele rij. Tegen de voetstukken van een der pijlers in den noordbeuk laat-gothische schroef- en ruitversieringen, en voorstellingen: Simson velt | |
[pagina 47]
| |
den leeuw en andere figuren. De bovenlichten in nissen, welke gedekt zijn met Tudorbogen. Cederhouten tongewelven, waaronder binten met muurstijlen en korbeelen; muurschalken op kraagsteenen, die in het koor met apostelfiguren zijn versierd; de schalkkapiteelen dragen Oud-testamentische figuren. Op de hoeken der kruising vier engelen. Steenen kruisribgewelven over de kapellen. Sluitsteenen met beeldhouwwerk (beschadigd). Triforiumgalerij met borstwering onderlangs de vensters van den middenbeuk. Naar de diakenkamer een ingang (XVII b). Naar de kerkmeesterskamer een poortje met eiken deur, afkomstig uit de Nieuwezijdskapel (zie e 4); in den zuidwesthoek van het transept een laat-gothisch poortje voor de trap naar het kleine orgel; in den zuidmuur van dezen arm en ten W. van de kapel van Eggaert dergelijke poortjes. In de kapel van Eggaert een boogfries op gebeeldhouwde kraagsteenen. In de kapel van Sill kraagsteenen en sluitsteen met gebeeldhouwde figuren; tegen de sluitingswanden een fries met driepasbogen; in den oostwand een piscina. In de twee hierop volgende straalkapellen dergelijke boogfriezen op kraagsteenen met figuurtjes. In de metselaarskapel een fries met kraagsteenen, waarop voorstellingen uit dit bedrijf. In de drapenierskapel een laat-gothisch boogfries langs de muren. De kerk bezit: Koperen koorhek (± 1650, naar modellen van Johan Lutma den Oude door zijn zoon Jacob Lutma) op zwart-en-wit marmeren borstwering met dolfijnkoppen. Rijk gebeeldhouwden eiken preekstoel (1649, blijkens cartouches met dit jaartal, door Albert Vinckenbrinck). De kuip, door zes putti gedragen, heeft op de hoeken de figuren der Hoofddeugden en op de paneelen perspectivische tafereelen: de werken van barmhartigheid (met jaartallen 1647, 1648, | |
[pagina 48]
| |
1649) en monogram ALVB; onder langs de kuip de symbolen der Evangelisten. Gesneden klankbord waarop lamberkijnen en siervazen, op de hoeken engelen met tafelen der Wet, boek, muziekinstrumenten; hierboven een koepelbouw van drie verdiepingen met zuilen, ordonnanties, balustrades en kleine menschenfiguren in de dracht van den tijd. Leuning met kunstige touwversiering. Drie gesneden paneelen als bekleeding van de zuil, waartegen de preekstoel staat. Eiken preekstoel (XVII) in het koor. Koperen voorzangerslezenaar (± 1650). Eiken doophek. (± 1650) met gesneden bekroningen en drie koperen bogen, waarvan een buiten het doophuis. Eiken betimmering (XVII b) om het koor. Eiken afsluitingshek (1551 en 1558; bijgewerkt XVII a en XVIII) voor de H. Grafkapel; eiken hekken (1620) voor de Meeuwisz-, Verbergen- en Sillkapellen; eiken hek (XVII) voor de Eggaert-kapel; eiken galerij (midden-XVII) in de zuidwestelijke kapel. Steenen afsluiting (XVI b) voor de Boelenskapel, met eiken hek erboven. Steenen afsluiting (XVI a) voor de Drapenierskapel, met betimmering en deur (XVII a). Twee eiken portieken (1642) voor de diakenenkamer. Eiken banken (XVII b) in het koor en in het schip, van welke laatste vijf met overhuivingen. Orgel (1656, door H.W. Schonat uit Frankenthal, voltooid in 1670 door Jacobus van Hagerbeer en R.B. Duyschot) met beschilderde luiken: David, zegevierende, begroet door Saul en dansende Israëlitische meisjes, beneden David harp spelende en Saul tot koning gezalfd (door J. van Bronkhorst te Utrecht); het lampet en het rugpositief versierd door Jacob van Campen en A. Quellinus. Het orgel wordt gedragen door een marmeren portiek, waaronder dito omlijsting van toreningang (XVIII d). Klein orgel (± 1650, | |
[pagina 49]
| |
door Germer van Hagerbeer) met gesneden kast en galerij. Eiken tochtportalen: een aan de noord- en een aan de zuidzijde (beide XVII b), een (ten deele 1620, ten deele 1652) in de metselaarskapel; hierop een houten model van de koepelkerk (XVIII a), ontworpen voor de Botermarkt door Nic. Listingh. Epitaaf: tegen den pijler der Eggaertkapel, bovendeel (XVI a) met opschrift en benedendeel (XV) met het wapen van Willem Eggaert, heer van Purmerend, († 1417). Epitaaf (± 1525) met de wapens-Beth en -de Grebber. Grafmonumenten: marmeren tombe voor Michiel Az. de Ruyter (1681, naar ontwerp van Willem de Keyser met beeldhouwwerk van Rombout Verhulst): liggende figuur van den zeeheld, vergezeld van twee bazuinende tritons en door engelen gehouden relief van een zeeslag, Latijnsche gedichten door Nic. Heinsius, Toscaansche ordonnantie met de relieffiguren der Voorzichtigheid, Standvastigheid en Faam en met bekroning van zegeteekenen van het wapen-de Ruyter; tombe voor Jan van Galen (1654, door Rombout Verhulst en Willem de Keyser naar een model van A. Quellinus): liggende figuur, cartouche in een omlijsting van vlaggen, scheepstuig enz., zeeslag in relief, hiervoor een gesmeed ijzeren hek (1656, door den slotenmaker Willem Hz. van Till). Grafteekenen voor W.I.B. Bentinck (1781, door A. Ziesenis), J.H. van Kinsbergen (1819, door P.J. Gabriël), J.C.J. van Speyk (1832, naar ontw. van J. de Greef door J.F. Sigault Chz.); gedenkplaten voor Joost van den Vondel (1772) en Is. da Costa. Zerken: van Gherbrant Claesz. (1509) met laat-gothisch wapen, priesterzerk (1540) van Claes Hillebrantsz. Boelen met rijke Renaissance-versiering, zerken van Gerrit Andriesz (1547) met wapenschild, Jan van Baerle en Jacomina Hoon (1605-1617), Nic. Swaen (1652), Dirk Nicolaaszn. Tulp (1674), Guil. Emtinck (1757), Daniel Nolthenius (1754), Bal- | |
[pagina 50]
| |
thazar, Leendert en Christina de Neufville (1766, 1709, 1781), Salomon Duplessis 1785); twee hardsteenen zerken van Georgio de Haze en.... met alliantiewapen (1683 en 16 ..) in de Sill-kapel; zerk van Joh. van de Poll en Margareta Rendorp (1745-1730). Graven van P.C. Hooft en Caspar van Baerle. Glasschilderingen: in den noordarm een (± 1650, door J. van Bronkhorst, gerestaureerd in 1893 door J.L. Schouten, bovendeel nieuw), voorstellend de verleening van het stedelijk wapen door graaf Willem IV; in den zuidbeuk twee met het wapen van nieuw- (1646) en dat van oud-Amsterdam (XVIII a); in den noordbeuk twee met het stadswapen (1647). Vier psalmborden (XVIII c). Een zilveren broodschotel en vier avondmaalsbekers (1846), een zilveren schaal (1848). In de kerkmeesterskamer: betimmering (± 1770), twee grauwtjes (XVIII d) in medaillons boven de deuren; boven den spiegel vier losse wapens van Amsterdam en van kerkmeesters (1768); nis met fontein (XVIII d); opschriftbord en lijst met de namen en wapens der kerkmeesters, van 1578-1807, plattegrond der kerk in lijst, vier verguld bronzen wandluchters, acht leunstoelen (alles XVIII B). In het ‘ministerie’: gesneden wapentjes van kerkmeesters (1709-1807); gesneden en vergulde spiegelkast (XVIII a); de volgende schilderijen: drie (samengevoegd uit acht) fragmenten in tempera (XVI a) van de vroeger in de Nieuwezijdskapel aanwezige schilderij, voorstellend het mirakel der H. Stede (toegeschreven aan Jacob Cornelisz. van Oostsanen of Jan van Hout); het volk Israël brengt schatten voor den tempelbouw door Joas (door F. Bol); Christus en de overspelige vrouw (XVII b); gezicht op de kerk uit het Z. (XVI of XVII, paneel); twaalf portretten van kerkhervormers en hun voorloopers copieën XVIII); portret (uit het legaat-Papenbroeck) | |
[pagina 51]
| |
van Joh. Cuchlinus († 1606), den eersten predikant; portret van ds. Rutgers Schutte (1749, door J.M. Quinkhard). In de vergaderzaal der diaconie: wapenbord met opschrift (1578) betreffende de reformatie der diaconie; schilderijen: gezichten op het voormalig weeshuis aan den Swanenburgwal, het Oude mannen- en vrouwenhuis, en het gesticht voor gehuwde lieden aan de Nieuwe Heerengracht alle drie XVIII d). In de ‘telkamer’ een allegorische schildering: fontein des levens met gezicht op het Diaconie-oudemannenhuis (1727, door L.F. Du Bourg). Hiervan eene kleine herhaling in de financiekamer. Een fragment van een aanbidding der herders, altaarstuk door Pieter Aertsz, in 1566 grootendeels vernield, is nu in het Rijksmuseum. Evenzoo een roemer (1647), waarop het heiplan (‘tflothout’) van den toren is gegraveerd, en twee houten modellen van den door Jacob van Campen ontworpen toren.
3. Zeedijk. De St. Olofs- of Oudezijdskapel, tegenwoordig in gebruik als graanbeurs en bij de Stadszending, is een thans driebeukig, drie traveeën diep gebouw van baksteen met bergsteenen versieringen, ten deele XV A, doch in 1645 vooral aan de oostzijde aanmerkelijk verbouwd naar ontwerp van Jac. van Campen door Pieter Michiels en Phil. de Vos; het koor en de aangelegen achthoekige H. Graf- of Jeruzalemskapel (XV, onderbouw XIII?) werden afgebroken. Van de drie beuken is de noordelijke het breedst, de zuidelijke het smalst. Van den noordbeuk hebben de oostelijke en de westelijke travee topgevels (resp. met 1645 en 1752 in den top), van den zuidbeuk alle drie de traveeën topgevels (1645). Breede spitsboogvensters; aan de zuidzijde hieronder kleine rondboogvensters (XVII). Het zuidwestelijke spitsboogvenster heeft nog de oude baksteenen stijlen. Vier portalen: aan de noordzijde twee, waarvan het oostelijke (XVII a, | |
[pagina 52]
| |
doch in 1645 op de tegenwoordige plaats overgebracht), grootendeels betimmerd, in den trant van H. de Keyser is behandeld, met een relief en, boven het gebogen fronton, doodskoppen; aan de zuidzijde twee in Dorischen trant met het wapen van Amsterdam en de jaartallen resp. 1620 (boven het oostelijke) en 1671. Inwendig: zuilen op achtkante voetstukken en met gebeeldhouwde achtkante kapiteelen (XVII b, doch met streven naar Gothiek), versierd met acanthusbladen tusschen twee parelranden; tegen de muren halve zuilen. Geen scheibogen. In het zuidwestelijk deel een houten spitstongewelf (XV); onder een der ribben hiervan een gesneden kop en, lager, een beeldje. Dergelijk masker en beeldje boven een zuil in het N.W. Overige zoldering XVII; op de trekbalken in cartouches de jaartallen 1618, 1638, 1645 en 1703; sluitstukken met rozetten; gesneden koppen (XVII) onder de ribben; zeven gesneden consoles (XVII b). Aan de zuidzijde een galerij ingebouwd (XVII b). Vier eiken portieken (XVII b), de noordoostelijke met Jonische pilasters, besneden fries en driehoekig fronton, de noordwestelijke met tochtwand (XVII b). 4. Van de in 1908 gesloopte Nieuwezijdskapel of H. Stede (gesticht ± 1350, na brand als driebeukige hallenkerk herbouwd in 1452, vergroot XVI c), bevinden zich: in den tuin van ‘Frankendaal’ (vroeger gemeente Watergraafsmeer) verschillende bouwfragmenten, door de Rijksacademie van B.K. aan de gemeente Amsterdam in bruikleen gegeven (zie h 4). Verder worden in de Oude kerk (zie e 1) enkele andere bouwfragmenten bewaard. Het torenkruis is geplaatst op de R.-K. kerk van den H. Jozef aan de Kalverstraat. Het orgel (XVI a) is in 1871 naar de R.-K. Kerk te Jutfaas, het uurwerk (1621) naar het gemeente-archief aan den Amsteldijk overgebracht. Twee tochtportalen (XVII a) en zeven koorbanken (XVI) naar de Oude kerk, een deurtje naar de Nieuwe kerk (zie e 1 en 2). | |
[pagina 53]
| |
Drie (uit acht) fragmenten van een schilderij, toegeschreven aan Jacob Cornelisz. van Oostsanen of Jan van Hout, voorstellend het mirakel der H. Stede, bevinden zich in het ‘ministerie’ der Nieuwe kerk (zie e 2). Vier kussens (± 1500) en twee processievanen (1555) in de R.-K. kerk op het Begijnhof (zie e 26, vroeger in het Burgerweeshuis); een beschilderde eiken archiefkist (XVI b) van het Sacramentsgilde in het Burgerweeshuis (zie f 1). 5. Zandstraat. De Zuiderkerk, 1603-1611 gebouwd door Hendrik de Keyser, is een rechthoekig gebouw van baksteen, met rijke toepassing van bergsteen, bestaande uit drie in de richting van het N. naar het Z. aangelegde beuken van vijf traveeën, gedekt door één kap met een toren (voltooid in 1614) in den Z.W. hoek. Om de andere travee der zijbeuken heeft een geknotten topgevel, bekroond door een balustrade (aan den oostelijken beuk verwijderd). De topgevels van elk der drie beuken vertoonen rijke versiering. Tegen de zijbeuken zware beeren, gedekt door beurtelings een segmentvormig en een driehoekig fronton. Tegen den oostmuur de grafkelder-Hartman met twee wapensteenen (1684 en 1701). De TOREN gaat van vierkant tot achtkant over; dit achtkant, bekleed met zandsteen, heeft vier, een omgekornist hoofdgestel met vazen dragende, Ionische zuilen op de hoeken en in de wanden door pilasters geflankeerde nissen, waarvoor balustrades. Hierboven als dakkapellen behandelde, met frontons (: 1614) en obelisken bekroonde, uitbouwsels voor de wijzerplaten; dit gedeelte, het dan volgende achtkant en de hierboven zich verheffende open koepel, die een peer met obelisken draagt, zijn van hout, bekleed met lood en leien. IJzeren peervormige bekroning. Ingangen: een (1602) in den noordmuur van den toren, een (1660) in den oostmuur van den toren, een (1733) in den zuidgevel van den oostbeuk, een in den oostwand; rondboogpoortje naar de kosterij. Ten O. van de kerk, aan de St. Antoniebreestraat, een bergsteenen poort (XVII a, naar ont- | |
[pagina 54]
| |
werp van Nic. Stone, schoonzoon van H. de Keyser), waarop een doodsbaar met lijkkleed is uitgehouwen; op het kleed twee wapens; gekroonde troffel en drie schildjes. Inwendig: Toscaansche zuilen van zandsteen, waarop, door tusschenkomst van stukken hoofdgestel met consoles, rondbogen rusten, die met caissons zijn versierd, dragen het houten tongewelf van den middenbeuk; in de zijbeuken heeft om de andere travee een dwars tongewelf. Aan de zuidzijde een galerij (1660) op Toscaansche zuilen. In den toren een steenen kruisgewelf. In den noordwand van den toren een gebeeldhouwde cartouche met opschrift (1603-1611). In den oostbeuk gedenksteen voor H. de Keyser (1921). In de kerkmeesterskamer een kruisgewelf (XVII a) op zandsteenen consoles (moderne stucversiering tegen de platte ribben). De kerk bezit: Preekstoel (XIX a) op hardsteenen voet, versierd met cartouches (XVII a). Eenige banken (XVII). Orgel (1823). Zerk (XVII a) met figuur van de Hoop; verschillende afgesleten zerken, waarvan enkele (XVII). Tinnen avondmaalsbeker en kan (XVIII b). Drie groote klokken, waarvan een: ‘Salvator’, met relief: gevangenneming van Christus, en met wapen van Amsterdam, in 1511 gegoten door Wilhelmus en Jasper Moer; twee in 1659 door Fr. Hemony. Spel van vijf-en-dertig klokken, waarvan twee-en-dertig gegoten in 1656 door Fr. Hemony en drie in 1699 en 1700 door Claes Noorden en J.A. de Grave. Zie e 1, blz. 44. Uurwerk met speeltrommel (1658, door Jurriaan Spraeckel). In de kerkmeesterskamer: twee paar gesneden wapens (XVIII A) tegen den schoorsteen, een bord met wapens van kerkmeesters 1611-1809), twee borden met de namen van | |
[pagina 55]
| |
dezen; plattegrond der zitplaatsen (± 1700, door P. van den Berge), plattegrond der graven (XVIII d). De kosterij aan de Zanddwarsstraat heeft een voordeur (XVIII c) en, inwendig, een trapleuning (XVIII c). 6. Noordermarkt. De Noorderkerk is een gebouw van baksteen met ruime toepassing van zandsteen, opgericht 1620-1623 naar ontwerp van H. de Keyser (en Corn. Danckertsz. de Rij?), wellicht voltooid door H.Jz. Staets. Zij heeft in plattegrond den vorm van een Grieksch kruis met afgesnoten binnenhoeken, de kruising gemarkeerd door vier zandsteenen pijlers, welke door telkens twee rondbogen verbonden zijn met de zijwanden der kruisarmen. Uitwendig: tegen de schuine wanden dienstwoningen, die aan de noorden de zuidzijde tevens toegangsportalen zijn, met bergsteenen ingangsomlijstingen. De eindgevels der armen hebben elk twee rondboogvensters, waarboven een rondlicht in den trant van een vierpas; bergsteenen banden; geknotten topgevel (het dak hierachter afgewolfd), bekroond door een balustrade, de middenpartij van elken top gevat in bergsteenen vleugelstukken en gedekt door een lijst met gebogen fronton. Op de kruising der daken een houten toren (1622) met open koepel. Boven de dakvensters der dienstinbouwsels een gebogen fronton met het stadswapen. Het westelijk inbouwsel (kosterij) is XVIII A vergroot en heeft een portiek uit dezen tijd. Inwendig: de pijlers bestaan uit een vierkant gedeelte, waartegen telkens twee 3/4-zuilen naar Toscaansche orde; hierboven het hoofdgestel, doorgetrokken langs de zijwanden der armen, en boven de zuilkapiteelen voorzien van consoles. Houten tongewelven met trekbalken op muurstijlen en karbeelen, spanten met gesneden rozetten, draagbalken op consoles langs de muren. In den noordelijken en den zuidelijken schuinen wand zandsteen portieken met Toscaansche pilasters, hoofdgestel en bekroning (resp. met wapen van Amsterdam en: 1620, en met tien geboden en: 1623). In de kosterij een eiken deur met slotwerk (XVII a), een | |
[pagina 56]
| |
marmeren schoorsteen XVIII a), een eiken wenteltrapje, een insteekkamer. De kerk bezit: Twee koperen doopbogen (XVII c); koperen lezenaar (XVII c). Houten zandlooper (XVII). Orgel (1849). Eiken heerenbanken (XVII) langs de muren. Vier gesneden bekroningen van psalmborden (XVII c). Twee klokken, waarvan een in 1621 gegoten door Joannes Meurs, en een in 1778 door Pieter Seest. In de consistoriekamer: tegen de schoorsteenbetimmering negen gesneden wapens (1748-1786) en stadswapen; gesneden spiegellijst (XVIII b), eiken bolpoottafel (XVII A), ingelegd met ebbenhout; zes mahoniehouten stoelen (XVIII d); lijst met namen en wapens van kerkmeesters (1792, door J. Verstege); plattegrond van de zitplaatsen met kerkmeesterswapens en gezichten op en in de kerk (XVIII a, door P. van den Berge). 7. Westermarkt. De Westerkerk is een 1620-1630 onder leiding van Hendrik de Keyser en van zijn zoon Pieter opgetrokken gebouw van bak- en zandsteen in den vorm eener basiliek van zes traveeën met twee kruisbeuken (door de tweede en vijfde travee) en zonder koor. Aan de westzijde een toren (voltooid in 1638 volgens een ander ontwerp dan dat van H. de Keyser). De kruisbeuken hebben topgevels met driehoekig fronton. In de toppen met bergsteen omlijste rondboognissen, waarboven ovale openingen. De hoeken van het gebouw zijn versterkt met pilasters, welke, althans tegen den oostgevel en tegen de kruisbeukgevels, overgaan in Ionische zuilen, die stukken hoofdgestel dragen bekroond door siervazen. Tweedeelige bovenlichtvensters met ‘traceeringen’. Langs de zijgevels lage, ondiepe dienstgebouwtjes. In den oostgevel: 1630. Drie portieken met beeldhouwwerk, waarvan de zuidoostelijke (XVIII). De TOREN is in zijn drie onderste geledingen van baksteen met blokken van bergsteen, | |
[pagina 57]
| |
en versierd met rondboognissen; op de derde geleding een balustrade; de vierde geleding is geheel van zandsteen en heeft op de hoeken Toscaansche zuilen, die een omgekornist hoofdgestel dragen, met siervazen op de hoeken; in elk der zijden een nis, waarin het stadswapen en: 1637; de vijfde en de zesde geleding zijn van hout, wederom met hoekzuilen en hoofdgestel. De toren wordt bekroond door de Amsterdamsche keizerskroon, van eikenhout bekleed met lood, de fleurons van koper, de parels van melkglas; ijzeren kruis met vergulden koperen bol en weerhaan. Inwendig: drie-aan-drie gekoppelde Dorische zuilen en halfronde muurzuilen; rondbogen met caissons; hierboven een Dorisch hoofdgestel, waarvan pilasters opgaan, houten tongewelven over middenschip en kruisbeuken, steenen kruisribgewelven over de zijbeukvakken. In den westmuur een gedenksteen (1630-1631). Aan de oostzijde is later een tribune ingebouwd. Wijzerplaat met het wapen van Amsterdam boven het orgel. De kerk bezit: Eiken preekstoel (XVII b), waarvan de kuip wordt gedragen door gesneden zuiltjes; klankbord met snijwerk; leuning met gesneden spijlen. Koperen voorzangerslezenaar (XVII b). Eenvoudig doophek met drie koperen doopbogen (XVII b); doopbanken met gesneden spijlen. Eiken muurbanken (XVII A) met overhuiving; zes banken (XVIII d), om de zuilen getimmerd met gesneden versiering der deurtjes. Twee eiken tochtportalen (XVII b), waarvan een rijk versierd met zuilen, fronton (stadswapen) met balustrade en koepelvormigen bovenbouw; onder het orgel een gesneden portiek, waarboven het stadswapen, gehouden door twee kinderfiguren. Orgel (XVII d) met gesneden lampet onder het rugpositief; de orgelkast, rustend op een ordonnantie van Korinthische zuilen, heeft door G. de Lairesse beschilderde luiken, | |
[pagina 58]
| |
met zinnebeeldige voorstellingen en is verder bekroond met de beelden van Geloof, Hoop en Liefde; de orgelgalerij, gedragen door vier marmeren Ionische zuilen, vertoont aan weerszijden snijwerk: muziekinstrumenten. Op het rugpositief een lier, te weerszijden waarvan een zingende vrouw. Grafzerken, meerendeels afgesleten; op een het jaartal 1650 en de naam Hester Mostaert. Moderne cartouche bij het graf van Rembrandt van Rijn. Drie klokken, waarvan twee gegoten in 1658 door Fr. Hemony, en een in 1686 door Claude Fremy. Spel van vijf-en-dertig klokken, waarvan dertig gegoten in 1658 door Fr. Hemony, twee in 1636 door Assuerus Koster en drie in 1699 door Claude Fremy. Dit klokkenspel vervangt een ouder van 1643 door J. Az. Leeghwater. In het ‘kerkmeesterscomptoir’ een eiken tafel (XVII), een notenhouten leunstoel (XVIII b) en geldkist (XVII), elf losse houten wapenschildjes (zeven XVIII A, vier XVIII c), een schilderij in lijst (XVIII c) door L.F. Du Bourg: allegorie met de namen en wapens van kerkmeesters tot 1787 en met een vers (1753, door H. van Haarst), een plattegrond met gezichten op en in de kerk, kopergravures door D. Stoopendaal. Zie ook e 10 b. Een schilderij: gezicht op de kerk uit het W. (door J. van der Heyden), is thans in de verzameling Edm. de Rothschild te Parijs. 8. Wittenburgergracht. De Oosterkerk, gebouwd 1669-1671 naar ontwerp van den stadsbouwmeester Daniël Stalpaert ter vervanging van een houten hulpkerk en hersteld in 1762 en 1906, is een nagenoeg geheel van baksteen opgetrokken gebouw, vertoonend in plattegrond een door vier (bergsteenen) pijlers gemarkeerd kleiner, binnen een grooter vierkant, waardoor een gelijkarmig kruis wordt gevormd, aangevuld met vierkanten in de vier binnenhoeken; en in opstand twee elkander kruisende, door houten tongewelven gedekte, beuken met vier lagere, door | |
[pagina 59]
| |
steenen kruisgewelven overspannen hoekpanden. Op de kruising der beukdaken een houten, met lood bekleede, achtkante koepeltoren. Pilastervormige steunbeeren. Vensters in drie rijen, de onderste vierkant, de andere rondbogig. Aan de zuidzijde een aanbouw (vensters gewijzigd in 1817) met zandsteenen balustrade en, boven den hoofdingang, het jaartal 1671 in looden letters. Uitgebouwde portalen aan de oost- en westzijde. Inwendig zijn van elk der vier met Ionische pilasters bekleede pijlers twee, met caissons versierde, rondbogen naar de buitenmuren geslagen, welke als scheibogen der vierkante hoekpanden dienst doen. Ionische hoofdgestellen langs de muren der kruisbeuken. Boven den oostelijken ingang een allegorisch relief met een Latijnsch opschrift. Verankeringen (1906). Eenvoudige betimmering. Uurwijzer in het midden van de tonzoldering. Ten N. der kerk de kosterij. De kerk bezit: Eiken preekstoel (± 1671) met gesneden lezenaar, drie gesneden paneelen en trapleuningen. Een vierde paneel doet dienst als kastdeur in de diakenkamer. Koperen voorzangerslezenaar (± 1671); iepenhouten mal van dezen lezenaar. Eiken doophek met spijlen. Twee heerenbanken (± 1671, oorspronkelijk tegen den oostmuur geplaatst) met overhuiving op zuilen; eenvoudige ouderlingen- en diakenbanken. Dubbele zerk (± 1700) met relief; zerken van 1736, 1759, en 1772. Acht psalmborden (XVII c) van mahonie- en eikenhout. Zilveren avondmaalsstel (1781, geschonken door Jan van Mekeren): een vierkante en twee ronde schalen, acht bekers; tinwerk: twee groote en twee kleine schenkkannen, twee offerbussen (alles gemerkt: H.V.L. 1807), tien bordjes, gemerkt Henry Sewdly. Klok, in 1671 gegoten door P. Hemony; uurwerk (in 1671 | |
[pagina 60]
| |
vermoedelijk uit den Beurstoren overgebracht) in 1876 vernieuwd.
In de diakenenkamer een kaart van de zitplaatsen, gegraveerd door D. Stoopendaal, een kaart van de graven, en een ijzeren geldkist (XVII B). In een ander vertrek hangt een wapenbord met de namen en wapens der kerkmeesters van 1659 tot 1803. Een zilveren troffel, in 1669 gebezigd bij de legging van den eersten steen, is in het bezit van den heer C. Scholten te Groningen.
9. Amstelveld. De Amstelkerk is een zeer eenvoudig, nagenoeg vierkant houten gebouw, in 1670 met tijdelijke bedoeling opgericht, in 1842 vertimmerd door den architect W. Springer. Inwendig: twaalf houten stijlen, waarlangs een lager omgang. Neo-gothische houten ‘gewelven’. Het gebouw bevat: Koperen voorzangerslezenaar (XVII B) met het stadswapen. Orgel (1843) van Bätz en Co. te Utrecht. Zilveren avondmaalsstel, in 1847 geschonken door de erven G. Westenberg. Zeven koperen lichtkronen (XVII) zijn in 1833 verkocht. In de predikantskamer hangt een schilderij (1759, door L.F. Du Bourg): allegorie met de namen en wapens van kerkmeesters van 1669 tot 1771 en met een gezicht op de kerk.
10. Bickersgracht. De Eilandskerk is een eenvoudig langwerpig baksteenen gebouw van drie beuken onder één dak, in 1734 (naar ontwerp van Willem van Dieden?) opgetrokken ter vervanging van een houten kerk (1660). Pilasters met ingezwenkte buitenlijn. Rondboogvensters. Dakruiter omstreeks 1910 verwijderd, evenals de daarin opgehangen klok, in 1736 gegoten door Ciprianus Crans Jr. Inwendig: | |
[pagina 61]
| |
zestien Toscaansche bergsteenen zuilen; houten tongewelven, onder het orgel het jaartal 1844. De kerk bezit: Preekstoel, doophek en banken (XVIII b). Koperen doopboog en lezenaar met stadswapen (XVIII b). Zerk (1787) met molen; zerk (XVIII) met wapen (ijsbeer?). Twee plattegronden met zitplaatsen, kopergravures door H. de Leth.
10b. De Ned. Hervormde Gemeente bezat, blijkens den catalogus der in 1880 te Amsterdam gehouden tentoonstelling van oud zilverwerk, een drinkschaal (XVII b) op balustervoet, met het opschrift: ‘Deze schaal hoort toe de duytsche armen van Sinte Marten’. Volgens overlevering door refugiés uit Frankrijk medegebracht. Thans is deze schaal niet meer aanwezig.
11. Singel. De Oude Evang.-Luthersche Kerk (in 1633, misschien naar ontwerp van Pieter de Keyser, gebouwd, in 1837 hersteld, omstreeks 1900 wederom, waarbij de zijgevel met machinale steen werd bekleed, in 1924 onderheid en gerestaureerd door den architect A.A. Kok), is een langwerpig driebeukig gebouw van baksteen met eenige versiering van bergsteen. Aan de Singelzijde hebben twee beuken topgevels, de westelijke beuk heeft een afgewolfd dak, en over de derde en de zesde travee een dwars insnijdend dak met topgevel. Steunbeeren bekroond met vazen. Vensters gewijzigd (de oorspronkelijk aanwezige, gekoppelde ontlastingsbogen zijn verwijderd). Inwendig: galerijen met balustrades in twee verdiepingen en rustend op resp. zandsteenen Toscaansche, houten Dorische en Ionische zuilen; in de hoeken wenteltrappen. Houten tongewelf. De kerk bezit: Eiken preekstoel met snijwerk (± 1640); het klankbord door koperen zuiltjes gedragen. Eiken banken (XVIII); eiken kast (XVII). | |
[pagina 62]
| |
Twee koperen lezenaars (XVII b). Twee koperen doopbogen (XVII). Orgelkast (1692), zie op blz. 63; balustrade met snijwerk en beschildering van bruin in bruin, afkomstig van de oorspronkelijke galerij. Zes zerken met wapenschilden (XVII B en XVIII). Gesneden stoel van Indisch ebbenhout, op de rugleuning vijf leeuwen, waarvan een een wapenschild houdt met het jaartal 1638. Avondmaalszilver: twee vergulde gedreven ouwelschalen, oorspronkelijk drinkschalen (± 1600, geschonken in 1720; merken: Frankenthal, E en huismerk C.H.V. of C.V.H.) op voet, met latere balustervormige schacht (XVII), waarboven karyatide-engeltjes (XVI d); in den bodem van elk der schalen een door Abr. van den Hecke gegraveerd medaillon (± 1600); twee vergulde ouwelschalen (1720); twee vergulde ouweltrommels (XVII d; merken: Amsterdam, Holland, Q en IS); vier vergulde bekers (1720) met deksel; verguld bekertje (XVIII B; merk W W), gebezigd bij ziekenbezoek. Troffel met opschrift betreffende de eerste-steenlegging (1668) der Nieuwe Luthersche kerk (zie e 12). In het moderne dienstgebouw naast de kerk bevinden zich verder nog: rouwbord (1751) met het wapen-Cromhuisen, rouwbord (1764) met alliantiewapen Ten Hove-Cromhuisen, mahoniehouten leunstoel (XIX a), staande klok (XVIII b met wijzerplaat, waarop: Harmanus Smit, Amsterdam), nog een staande klok (XVIII), twee gesneden lijsten (XVII d en XVIII A) om borden met de namen van predikanten en ouderlingen, koperen kandelaar (XVIII), en de volgende schilderijen: Vier portretten op paneel, n.l. van Luther, zijn vrouw, zijn vader en zijn moeder (copieën XVII naar Duitsche schilderijen XVI A, paneelen); portret van Luther (XVII c, naar Duitsch portret XVI b); het aanplakken der 95 stellingen | |
[pagina 63]
| |
(XVII b); het verbranden van een gans (Tsjech. ‘Hus’) en andere allegorische toespelingen? paneel); Christus en de overspelige vrouw (XVII, gem. N(ic.) E(liasz) P(ickenoy); portret van ds. H. Vos (XVII d, door J.F. Bodecker); portret van ds. Jac. Boon (door J.M. Quinkhard); drie grauwtjes: Laatste Avondmaal, oprichting van het Kruis en Verrijzenis (XVIII a), denkelijk afkomstig uit een versiering der kerk. In dit gebouw worden ook een verzameling van gegraveerde predikantsportretten en het belangrijke archief der gemeente bewaard. Het tot deze kerk behoorende orgel (1692, hersteld in 1835), met door Philip Tiedeman geschilderde vleugels, is in het Rijksmuseum opgesteld.
12. Singel. De Nieuwe Luthersche kerk, een baksteenen gebouw, in 1668-1671 door Adr. Dorsman gebouwd op ronden grondslag met een koepel en met een langs de oostelijke helft van het rond uitgebouwden galerijentrans, die door hooge zuilen hiervan is gescheiden, in 1822 verbrand, in 1826 herbouwd door Tieleman Franciscus Suys en den stadsarchitect Jan de Greef met behoud van het oude muurwerk, althans beneden het hoofdgestel, dat de attiek draagt. Muurpilasters. Koperen dak. Inwendig: de groote zuilen en muurzuilen nu Ionisch in plaats van Dorisch; de lantaarn nu gedekt met een koepeldak in plaats van de vroegere spits. De galerijen hebben baksteenen vloeren op elk der twee verdiepingen. Vloer van wigvormige zerken onder den koepel. Caissonzoldering. Witmarmeren gedenksteen (1668-1671-1822-1826). De kerk bezit: Orgel (1830). Verschillende zerken (XIX A). Grafkelder (XVIII b) van den resident van Rusland Christ. Brants. In de consistoriekamer een stoel (XVIII c) en een leun- | |
[pagina 64]
| |
stoel (XIX b); acht mahoniehouten stoelen (XVIII d); gesneden omlijsting (XVII d) om een bord met namen van kerkmeesters van 1683-1822; gezichten op en in de Luthersche kerken van Amsterdam, in medaillons; penteekening (XIX a); twee penteekeningen met allegorische voorstellingen (1793, door J.G. Visser). In het archief de ontwerpteekeningen voor den herbouw.
13. Kloveniersburgwal. De Hersteld-Luthersche kerk (1793) is een langwerpig gebouw van bak- en bergsteen, versierd met Ionische pilasters en, aan de zijde van de gracht, een fronton door Ziesenis (voorstelling van de Liefde). Twee Ionische portieken. Inwendig: twee houten galerijen met Toscaansche zuilen. In den muur een steen betreffende de stichting: 1791. Achter den preekstoel een marmeren gedenkplaat (1792). De kerk bezit: Preekstoel (1793) met de vier Evangelisten. Koperen voorzangerslezenaar (± 1793). Orgel (instrument van 1793 door Joh. Strumphler, hersteld in 1922; front door Ziesenis). Schilderijen: portret van Luther (1546, door L. Cranach Jr., rood beukenhouten paneel); bekeering van Saulus (naar Rubens), thans in bruikleen bij het Hersteld-Luthersche wees- en oudeliedenhuis in de Haarlemmerstraat (zie f 5); doop van den kamerling (1650, door S. van Ruysdael); portret van ds. Joh. Hameleau (1779, door J.M. Quinkhard). Vier psalmbordjes (± 1793); Zilverwerk: broodschaal (1866, maar in den bodem een verguld deksel van een ouwelschaal van 1791); twee vergulde bokalen en twee broodschaaltjes (op den voet: E. Grave fecit); schotel (XVIII d, merken: Amsterdam, Holland, G. = 1791 en?); kan (1791), troffel (1791), met schootsvel; gedenkpenning, bij de stichting der kerk geslagen. Drie beschilderde ijzeren kisten (XVII A). | |
[pagina 65]
| |
14. Keizersgracht Wz. 100. De Remonstrantsche kerk, een rechthoekig gebouw (1630), is in 1876 naar de zijde der gracht met een vestibule vergroot. Muurwerk gepleisterd. Vensters (voor elke galerij een reeks) vernieuwd, oorspronkelijk met ontlastingsbogen. Steunbeeren. Inwendig: twee galerijen met geschilderde balustrades, gesteund door zuilen; de galerij tegenover den preekstoel later vergroot; zoldering vernieuwd (oorspronkelijk drie tongewelven onder drie zadeldaken). De kerk bezit: Eiken preekstoel (verplaatst) op balustervoet (XVII b) en met trap (± 1700); te weerszijden hiervan betimmering en banken (XVII b) en dito gestoelten met gesneden consoles. Koperen lezenaar (XVIII a) en doopbekkenhouder. Orgel (XVIII a) boven den preekstoel, met wapen en twee vrouwefiguren onder het lampet. In het archief een koperen lezenaar (XVII); schilderij: versiering der kerk in 1830; koperen plaat van de prent ‘Templum Christianum Amstelodami’ (1630, gem.: F. Br.). In de kerkekamer een verzameling portretten van predikanten en andere vooraanstaande gemeenteleden: Joh. Uytenbogaert (1638, door Jac. Backer); Simon Episcopius (XVII A); Jac. Arminius (XVII B); Car. Niellius en zijn huisvrouw (1634, door Th. de Keyser); den ontvanger Joh. Uytenbogaert (door G. Flinck); Romb. Hogerbeets (?, gem.: aet. 5(6). 1634, M. Mierevelt); Phil. van Limborgh (1705, door Chr. Lubienietzki); Mart. Stuart (door N. Pieneman); Casp. Brandt en zijn vrouw (in den trant van M. van Musscher); Ger. Vossius (XVII a); Ger. Brandt Jr.; Sybr. Oosterlingh en zijn vrouw (1694, door M. van Musscher); Hugo de Groot en Maria van Reigersberg (1632); Petrus Blieck tezamen met zijn vrouw (1771, door H. Pothoven); Corn. Gerritsz. Oosterlingh en zijn vrouw (1646); Gerrit Oosterlingh en zijn vrouw (1642); Sybrand Oosterlingh als kind (± 1640); Th. Rijckewaert en zijn vrouw (1646, door H.M. Sorgh); miniatuurportret op ivoor van G. Brandt Jr. | |
[pagina 66]
| |
In de gang naar de kerkekamer de portretten van A. van Cattenburg (XVIII a), van Corn. W. Westerbaen en zijn vrouw (XIX a) en van een onbekenden predikant (± 1620). De prentenatlas der Remonstrantsche gemeente berust in de Universiteitsbibliotheek (zie h 7).
15a. Singel bij Koningsplein. Doopsgezinde kerk. Van het oude gebouw der ‘Vlamingen’ (1639, ter plaatse van de brouwerij ‘het Lam’) zijn slechts de galerijen met Toscaansche zuilen in twee verdiepingen over. Balustrades modern. De kerk bezit: Preekstoel (XVIII d). Orgel (XVIII d). Acht tinnen avondmaalsbekers (XVIII B, merken: engeltje, Holland, kerk en I.E.R(onstadt). In de boekerij portretten: van Jan Willemsz., geneesheer en predikant in De Rijp (geb. te Krommenie in 1583, † 1660)Ga naar voetnoot*); van Kl. de Vries (XVIII c, door J. Buys); en van ds. Conrad Bavinck (1803, door T.M. Cramer); een kleine prentverzameling met afbeeldingen (XVIII d) der Doopsgezinde kerken ‘Het Lam’, ‘De Zon’ en ‘De Toren’. De kosterij heeft een haakschen-halsgevel (XVIII a) met vleugelstukken en gebogen fronton met schelpversiering.
15b. Singel 118. Van een andere Doopsgezinde kerk der ‘Vlamingen’, sinds 1664 gevestigd in de brouwerij ‘De Zon’ (thans verkooplokaal) en in 1683 vernieuwd, zijn inwendig de galerijen op houten kolommen nog over.
16. Derde Weteringdwarsstraat. De Evangelische kerk (1858), bezit een grooten en een kleinen schotel, een groote en een kleine kan en vier bekers, alles van tin (XVIII d-XIX a). | |
[pagina 67]
| |
17. O.Z. Achterburgwal. De Oude Walenkerk is de in 1409 gestichte kerk der Paulinianen (Franciscanen Tertiarissen), omstreeks 1590 in gebruik genomen door de Waalsch-Herv. gemeente, in 1616 van een toegang met portaal aan de Hoogstraat en van een galerij voorzien, hersteld in 1647, vergroot in 1661 met een zuidbeuk, hersteld XVIII c, in 1822 en 1890 (noordelijke galerij verwijderd). Zij bestaat uit een middenschip met twee zijbeuken en een (thans door de orgelgalerij afgescheiden) 3/8-gesloten koor. De vensters zijn rondbogig gemaakt, behalve in het koor; de westgevel en het ervoor gelegen portaal in 1890 vernieuwd, met behoud van zandsteenen versieringsdetails. In het fries een Fransch opschrift en: 1647. Boven de ingangen aan noord- en zuidzijde van het portaal cartouches met opschriften. De zuidbeuk heeft topgevels (XVIIc). Ten Noorden der kerk, aan de Oude Hoogstraat, een bergsteenen portiek (1616, door Hendrik de Keyser) met pilasters, waarboven cartouche-achtige kapiteelen, rechthoekig gebroken architraaf, fries met drie leliën, gebroken fronton met wapen van Amsterdam. Inwendig: zuilen op achtkante voetstukken en met achtkante kapiteelen, waarvan het bladwerk is afgehakt. Houten gewelven (vernieuwd met behoud van de oude sleutelstukken). In de consistoriekamer (in 1837 geheel verbouwd) hangt een bord met namen en wapens van kerkmeesters (1686-1803). Dienstwoning aan het Walenplein, zie g 51. De kerk bezit: Orgel met galerij (XVII d, vergroot XVIII b), waaronder een getoogde afsluiting (XVIII b). Eenige zerken: 1668 (Jacques Provost), 1707-1730 (Ds. Nic. Colvius en zijn zoon). Marmeren gedenkplaat voor Johannes van Swammerdam (1637-1683). Eiken heerenbank (XVII b), geverfd; zes zitkussens (1714) met het wapen van Amsterdam. | |
[pagina 68]
| |
Twee zilveren kelkvormige bekers en een schotel (alles 1715, merken: Amsterdam, Holland, E, en C H = wellicht Corn. Hilberts).
18. Wittenburgergracht 5. De r.k. kerk van de h. Anna, voortzetting van de statie ‘De Pool’ aan de Prins Hendrikkade, is een modern gebouw, gewijd in 1900. Zij bezit: Marmeren doopvont (XVIII d) op gesneden houten voet met reliefborstheeld van paus Adriaan (?). Eiken communiebank met snijwerk (XVIII a). Zilverwerk: vergulden en gedreven miskelk (XVII b, gemerkt Joh. Bogaert), geschonken aan pastoor (R?) Engels of Ingels; dito miskelk met medaillons, waaronder: ‘Joïs Ingels’; vergulde cylinder-monstrans (voet en vleugelstukken XVII b, nodus en torenvormige bekroning XVI A); groote vergulde stralenmonstrans (± 1700, op den voet: 1726); stralenmonstrans (XVIII a); godslamp (gemerkt: Joannes Baptista Verberckt Antverpiensis 1766); lezenaar (1783) met gedreven medaillon: H. Anna; altaarschel (XVII d, geschonken in 1684, vernieuwd in 1822); missaalbeslag (1761) en dito (XVIII c); acht kandelaars (1822). Een houten antependium (XVIII), drie canonborden in zilveren lijsten (XVIII A), een leeswijzer met zilveren handje en knop en eenige geborduurde paramenten (XVIII), uit deze statie afkomstig, bevinden zich in het Bisschoppelijk museum te Haarlem. In de pastorie een voormalig altaarstuk: H. Familie (XVIII door L. Moritz) en een groep van pastoor H. Beukman en kapelaan J. Beukman (door L. van Spankel). Een houten St. Nicolaasbeeld (XVIII a) is nu in het museum Amstelkring. Een portret (1660) van pastoor Reinier Ingels is eveneens naar het museum Amstelkring overgebracht.
19. Waterlooplein 61. De r.k. kerk van den h. Antonius van Padua (‘Mozes- en Aäronskerk’), in 1839, ter plaatse | |
[pagina 69]
| |
eener XVII d gebouwde (in 1759 van nieuwen gevel voorzien) opgetrokken naar ontwerp van Tieleman Franciscus Suys, heeft twee hoektorens en hiertusschen een tempelfront van vier Ionische zuilen, die een hoofdgestel dragen met een fronton, waarop de beelden van den Zaligmaker en de H.H. Petrus en Paulus door J.B. de Cuyper uit Antwerpen. In den achtergevel der pastorie twee steenen beeldjes (± 1650) van Mozes en Aäron, afkomstig uit de gevels aan de Breestraat, waarachter zich de eerste schuilkerk bevond. Boven den ingang een beeld van den H. Franciscus door J.B. de Cuyper. De kerk bezit: Hoofdaltaar (± 1700, afkomstig uit de vorige kerk) met Korinthische zuilen van gemarmerd hout en betimmering van den koorwand, tabernakeldeuren in Boule-werk; altaarstuk: Maria boodschap (door Jac. de Wit). Twee zijaltaren (± 1700, uit de vorige kerk) met schilderstukken, voorstellend een tafereel uit het leven van den H. Antonius (1849, door Ch. van Beveren) en den H. Franciscus met drie engelen (XVII, Spaansche school). Drie antependia (± 1700), in den trant van Boule ingelegd met schildpad en koper. Schilderijen in het koor: bespotting van Christus (± 1650, school van Rembrandt); hemelvaart van Maria (Spaansche school); afneming van het kruis (gedeelte van altaarstuk door J. de Wit). Veertien verguld koperen kandelaars (± 1700). Zilverwerk: gedreven vergulde monstrans (XVIII b, eigendom van het St. Cecilia-college) met beeldjes van Geloof en Hoop; twee gedreven corpora (XVIII A) van kruisbeelden; drie omlijstingen (midden-XVII) van canonborden; wierookvat (XVIII); gedreven missaalband (XVII c, merken: Amsterdam, Holland, C en struisvogel of ooievaar); missaalband met beslag (XVIII c); modernen band met twee medaillons (XVII c); gedreven lezenaar (ten deele XVII, ten deele XVIII b); hostiedoos (XVII d; merk: lelie); leeswijzer | |
[pagina 70]
| |
(XVIII d); wandluchter (XVIII c); een aantal kandelaars (XVII d). In de sacristie bevinden zich verder: marmeren wijwatervaatje (XVIII a); bovendeel van een kast (XVII d) met kolommen, koperbeslag en crucifix; twee altaarschilderijen (één opgerold) door J. de Wit. In de biechtkapel: een gemarmerd-houten altaarvormige timmering om een ovale marmeren doopvont, een altaar en een ingelegd kruis met palmhouten corpus, een schilderij: val onder het kruis (in den trant van J. de Wit), alles (± 1700) uit de oude kerk. In de pastorie: In de voorzaal een geschilderd behangsel: Mozes, Aäron, David, Salomon en de profeten (door J. de Wit), opgenomen in de betimmering van een wand; schoorsteenstuk: de verrezen Christus (door J. de Wit); geschilderd zolderingmedaillon: de vijf zintuigen (door J. de Wit); crucifix (XVII d) in Boule-werk op dergelijke console; staande klok (XVII d, op de wijzerplaat: Andries Vermeulen, Amsterdam) in Boule-werk; notenhouten kabinetkast (XVIII a); mahoniehouten leunstoel en twaalf stoelen (XVIII d); portret (1627, in den trant van C. van der Voort) van den medestichter der statie Oct. F. Tensini; vier ovale portretten van de kapelaans H. van der Pool, P. Esselen, H. Wijnants en J. Winders († resp. 1746, 1803, 1817 en 1829). In een kleine kamer een tafelklokje (door Hermanus Huisland te Amsterdam); ivoren crucifix (XIX A); twee gravures (XVIII), gezichten in de oude kerk; waterverfteekening: de tegenwoordige kerk in aanbouw (1839). In de bisschopskamer: zegenend Christuskind (XVII, Spaansche school), twee zittende kapelaans (XVIII A), Franciscaan (XVII d), portret van H. Schouten en geestelijke (o.s. 1819 en 1791, door A. de Lelie), Rembrandt's vader (copie XVII d, naar de ets). In een portaal een portret van den Franciscaan Jacob Tyras (1638, gem. G. Rz. Deyer), missionnaris te Hoorn. In een gang twee portretten (XVII c, door Ys. de Wet den | |
[pagina 71]
| |
Jonge). In het zangkamertje: twee bloemstukken (door J.M. Weenix), H. Franciscus in extase en zijn dood (XVII A), portret van een Dominicaan (XVII b, Vlaamsche school). In de achterzaal geschilderde muurbespanningen en doeken, o.a. priesterjubileum van Aeg. de Glabbais (1718, door J. de Wit), afkomstig uit de oude kerk; een op één na volledige reeks van pastoorsportretten (XVII b-XX a), in olieverf, pastel en krijt, onder welke laatste twee (1664, door Hub. Quellinus); bijbelsche voorstellingen uit de Hollandsche (o.a. twee apostelkoppen door W. Bartsius), Vlaamsche (o.a. door Fr. Francken en J. Breughel), Italiaansche en Spaansche scholen; twee en twintig mahoniehouten stoelen en vijf leunstoelen (XVIII c en XVIII d); rozenhouten schrijfbureau en dito buffet (XVIII d); in een vitrine een bronzen schel (1544, handvatsel nieuw); een Chineesch kommetje met voorstelling van de Kruisiging; een naaldschildering (XVII), voorstellend de geboorte van Christus; een geslepen kristallen bokaal met de voorstelling van den H. Franciscus. Boekerijzaal met zolderingpaneelen: de Kerkvaders, geschilderd door J. de Wit, en met betimmering (XVIII). 20. Spinhuissteeg 4. De r.k. kerk van den h. Augustinus is een gebouw van 1848 naar ontwerp van P. Giraut te Brussel, gewijd in 1864, uitgebreid met een kapel in 1898. Zij vervangt een gebouw ‘De Ster’ van kort vóór 1700. De kerk bezit: Bovenbouw van zijaltaar (XVII d) met composiet-zuilen en gebroken fronton, zijnde het bovendeel van het voormalige hoofdaltaar. Altaarschilderij (XVIII a): Kruisiging. Houten tabernakel (XVII d) met marmeren zuilen, afkomstig van het voormalig hoofdaltaar. Marmeren doopvont (XVIII a). Schilderijen: verheerlijking op den berg (XVIII a, trant van J. de Wit), op het hoofdaltaar; genezing der dochter van Jaïrus (XIX b). | |
[pagina 72]
| |
Zilverwerk: stralenmonstrans (XVIII a, Amsterdamsche keur); stralenmonstrans (XVIII a, schacht XVIII d); miskelk (in 1714 geschonken door Franc. Pauwens te Leuven); twee ampullen met blad (XVIII d, Amsterdamsche keur); gegraveerde kroes (XVII); purificatie-doos met gedreven deksel (XVII d), hostiedoos (XVII d, merken: Antwerpen, S en gekroonde H); hostiedoos (XVIII d, merken: Amsterdam, Holland, W en B N); altaarschel, godslamp (XVIII a, merken: Amsterdam, Holland, Y en cursieve V); twee godslampen (XVIII d); lijst en versierselen (XVIII c) van een altaar; corpus (XVIII a) van een voordraagkruis; corpus (XVIII); zilveren kruis met corpus (± 1700); vier missaalbeslagen, waarvan een met opschrift: ‘Joannes Timans wed. H. Cramers 1753’, een (XVIII a, merken: Amsterdam, Holland, N en O K = O. Knoop) met twee gedreven figuren van den H. Augustinus en de H. Monica, een (XVII c) gegraveerd met dito figuren, een met verguld beslag en gedreven sloten (XVIII b) en later bijgevoegde figuren; een met opschrift: ‘Franc. Corbuy 1678’; acht groote kandelaars (XVIII); zes (XVII d), vier (XVIII a), vier (XVIII d); twee lichtarmen (XVIII d). In de sacristie een palissanderhouten kast (XVII d); schilderijen: dood eener martelares (voorheen altaarstuk, in den trant van Jordaens); Kruisiging (door of in den trant van Jacob Cornelisz van Oostsanen); twee donateurs met H.H. Johannes den D. en Antonius den kluizenaar (voorheen altaarstuk, in den trant van J. Jordaens); H. Carolus Borromeus (Italiaansche school); graflegging (± 1600); Golgotha met schenkers en beschermheiligen (drieluik XVI b, Antwerpsche school). In de pastorie een schoorsteenbetimmering met spiegelomlijsting en bloemstuk (XVII d); schilderijen: Kruisdood (XVI a, in den trant van Jacob Cornelisz. van Oostsanen); beweening van Christus (XVI b, copie door Barend Graat); de zeven werken van Barmhartigheid (in den trant van F. | |
[pagina 73]
| |
Francken II); vier door A. van de Velde: Gethsemane (1664), bespotting van Christus, geeseling van Christus (1664), val onder het kruis; Christus aan het kruis (XVII B, copie naar P.P. Rubens); verschijning der H. Maagd aan een geestelijke (XVIII a); aanbidding van het Christuskind door engelen (XVII B); berouwhebbende Petrus (XVII b, Utrechtsche school); rust op de vlucht naar Egypte (XVIII, Italiaansch?); H. Nicolaas van Tolentino (XVIII a); Kruisafneming (copie XVII d of XVIII a naar Rembrandt's ets); gezicht in de vorige kerk (± 1700); portret van den eersten pastoor Petrus Parmentier († 1681); zeven pastoorsportretten (XVIII B-XIX a, een ervan gem.: H.v. Velthoven 1779). 21. Singel 427. De r.k. kerk van de h. Catharina, voorheen ‘Geloof, Hoop en Liefde’, is gebouwd in 1820, wellicht naar ontwerp van Tieleman Franc. Suys, ter plaatse van het voormalig West-Indische huis (vroeger Voetboogdoelen, zie d 29) en in 1854 door Th. Molkenboer vergroot tot een kruiskerk. Pilasterordonnanties, vooruitspringende middenpartij onder driehoekig fronton, waarin een groep: De Liefde. Te weerszijden van het middenvenster nissen met de beelden van Geloof en Hoop. Open koepeltoren met Ionische pilasters en festoenen. Inwendig: galerijen, voortgezet langs den westwand, gestucadoorde zoldering. De kerk bezit: Hoofdaltaar met marmeren beeldhouwwerk (XVII d?, in 1818 te Genua gekocht): Hemelvaart van Maria door den Genueeschen beeldhouwer Honoré. Boven het altaar een marmeren beeld (XVIII) van de H. Catharina. Houten Mariabeeld (XVII d). Schilderijen: kroning der H. Catharina (XVII B, copie naar Rubens); Simeon in den tempel (copie XVII d of XVIII a naar Rembrandt's schilderij in het Mauritshuis); altaarstukken (1820). Het volgende zilverwerk: vergulden miskelk met medaillons (XVIII a): Driekoningen enz.; dito met H. Maagd en Evangelisten, op den voet de beelden van Geloof, Hoop en | |
[pagina 74]
| |
Liefde, en met opschrift op den voet: ‘Jan Anth. de Vries, alias Dedalus, Antw. 1714’; vergulden miskelk (XVII c); ciborie (XVII c, merken: L H en 63 onder kroon, Antwerpsch werk); twee altaarschellen (XVIII b); twee wierookvaten (XVIII A); twee ampullen met blad (XVIII, merken: Amsterdam, Holland, S en?); gedreven tabernakel (XVII d) met twee gedreven beelden: Melchisedech en Aäron. Zes kandelaars (XVII d) met wapens op den voet; drie kleine kandelaars (XVII b). Gedreven voetstuk (XVIII c) met monogram MAR. Godslamp (XVII d). Lezenaar (XVII d). Missaalbeslag (XVII d). Ten deele gedreven lijst (XVIII b) voor een antependium; nog een geborduurd antependium (XIX b). Mahoniehouten leunstoel (XVIII d). In de pastorie een reeks van pastoorsportretten (XVII b-XIX A): J. Oly († 1647), E. de Koocker (1664). J. Wandelman († 1686), N. van der Meer (door A. de Coxcie), H. Graspers, J. de Jager († 1739, door J. van Vilsteren), J.S.H. Oem (1740, door P. Koets), A. van de Capelle (1786), H.F. ten Hulscher (1811), G.A. van der Lugt († 1855). 22. Spuistraat 12. De r.k. kerk van den h. Dominicus (voorheen ‘Stadhuis van Hoorn’), gebouwd 1884-1893 naar ontwerp van Dr. P.J.H. Cuypers, heeft uit de oude schuilkerk in den Z.W. gevel een steen (XVIII b): ‘'t Stadhuys van Hoorn’. De kerk bezit: Vergulde zonnemonstrans (XVIII, met opschrift en: 1752). Vergulden miskelk Lodewijk XIV, op den voet o.a. het mirakel van Amsterdam en drie gedreven beeldjes, Geloof, Hoop en Liefde (gemerkt: ‘Jan Anths. de Vries alias Dedalus 1723’). Zilveren lijst met gedreven druiven (XVII); twee dito lijsten (XVII). | |
[pagina 75]
| |
In de pastorie bevinden zich: staande klok (XVIII c, op de wijzerplaat: Laurens Rupert, Amsteldam); tafelklokje (XVII d, door William Speakman te Londen). In de pastorie hangen verder de volgende schilderijen: vinding van Mozes (door G. de Lairesse), bespotting van Christus (door G. van Honthorst), geeseling van Christus (XVIII, door Joh. Victoors), Kruisiging (XVII), ovaal portret (XVIII A) van paus Benedictus XIII, portret van een pastoor (XVII), Madonna (XVIII), drie portretten van Dominicanen, geestelijke en superpli (XIX A), twee priesterportretten (XIX a, costuum XVIII c), H. Hyacinthus (XVIII), Maria Magdalena (XVIII), berouwhebbende H. Petrus (XVIII). Een gebeeldhouwd marmeren medaillon, uit de voormalige schuilkerk afkomstig, bevindt zich in het museum Amstelkring. 23. Admiraal de Ruyterweg. De r.k. kerk van den h. Franciscus van Assisi, voorheen als kerk ‘De Boom’ aan het Rokin gelegen, in 1920 overgebracht naar de tegenwoordige, toen nog in de gemeente Sloten gelegen, plaats, bezit eenige stukken van het bij de oude kerk behoorende meubilair en zilverwerk (XVII c-XVIII d), die men vindt opgesomd in deel V, 1: ‘Voorloopige lijst der monumenten in de provincie Noord-Holland (uitgezonderd Amsterdam)’, op blz. 311. Verder de volgende schilderijen: aanbidding der herders (altaarstuk, 1722, door N. van Bloemen), hemelvaart van Maria (altaarstuk, XVIII A), pastoorsportretten (van 1800 af). 24. Singel 448. De r.k. kerk van den h. Franciscus Xaverius, voorheen ‘De Krijtberg’, is in 1881-'83 gebouwd naar ontwerp van A. Tepe ter plaatse van een oudere (1654, hersteld in 1787, her-ingewijd in 1809 en herbouwd in 1835). De kerk bezit: Groote vergulde monstrans (XVII d, ten deele vernieuwd; merken: Antwerpen, Y onder kroon en P? IB?), geschonken in 1822 door F. Tythoff. | |
[pagina 76]
| |
Vergulde monstrans (XVII A) met koepelbekroning, nodus (XVII) en vernieuwden voet. Vergulden miskelk (XVII b). Dito miskelk (XVII c). Ivoren corpus (XVII c). Geborduurd kazuifel (XVII d). Geborduurd kruis van een kazuifel (XVII d). In de pastorie worden de volgende schilderijen bewaard: de apostel Thomas voor den verrezen Christus (1823), huwelijk van de H. Maagd, H. Familie (alle drie door F.J. Navez); H. Ignatius (1656, door P.N. Bosch); aanbidding der herders (XVII A, Vlaamsche school); dito (1657, door J. Cossiers); Kruisdraging (door J. Jordaens); verschijning van Maria aan Franciscus Xaverius (1657, door Erasmus Quellinus); H. Franciscus Borgia in geestverrukking (door Jac. Backer), H. Aloysius met lelie (door denzelfde); H. Willebrord en H. Bonifacius (beide door J. Collaert); Onbevlekte Ontvangenis (door B. Graat); H. Jozef met het Kind (door denzelfde); H. Hieronymus (in den trant van Ribera); H. Drievuldigheid (XVII A, Vlaamsche school); Madonna (XVII B, Vlaamsche school); twee pastoorsportretten (XVIII B) en een (± 1800). Verder: tien basreliefs (± 1850, afkomstig uit de oude kerk) door L. Royer. Eene aan deze kerk behoorende aanbidding der herders is thans in het bezit van jhr. mr. O.Q.J.J. van Swinderen te 's Gravenhage. 25. Keizersgracht 20. De r.k. kerk van den h. Ignatius (voorheen ‘De Zaayer’, in 1663 gesticht in een pakhuis van dien naam) is een gebouw (1837, door den architect Joh. van Straaten) in Waterstaatsstijl. Zij bezit: Borduursel (XVI) op een dalmatiek; verder een koorkap en een kazuifel. In de pastorie een staande klok (XVIII, op de wijzerplaat: J.P. Cloecke, Amsterdam) en een uit de vorige kerk afkomstig altaarstuk: H. Ignatius (XVII B, Vlaamsche school). | |
[pagina 77]
| |
26. Begijnhof (zie e 34). De r.k. kerk van de hh. Johannes en Ursula, waarvan in 1671 de eerste steen werd gelegd, heeft in plattegrond den vorm van een trapezium. Zij bestaat uit drie, door Toscaansche zuilen gescheiden, beuken, waarvan de middelste het smalst is, terwijl in de zijbeuken tribunes zijn aangebracht. Aan de voorzijde een portaal, aan de zijde van den N.Z. Voorburgwal een kapel (± 1880 door A.C. Bleys). Stucplafond (1725, volgens een nu onzichtbaar opschrift). De kerk bezit: Hoofdaltaar (XVIII a) met schilderij: mirakel der H. Stede (1820?). Twee zijaltaren (XVIII a), met schilderijen: H. Geboorte en Kruisiging (beide door N. Moeyaert). Notenhouten preekstoel (XVIII b). Houten beelden (XVIII b) van de HH. Petrus, Ursula, Nicolaas, Maria en Jozef; beeldje van Maria (afkomstig van een Calvarieberg XVI a); Ecce Homo (± 1550). Beeldgroepen: H. Ursula met gezellinnen, paus en koning (XVI a); man en vrouw de brandende Hostie aanbiddend (XVI). Schilderijen: altaarstukken (zie voren), Maria Hemelvaart (door N. Moeyaert); voorstelling van monstrans door engelen gehouden met de H. Hostie in het vuur (paneel, XVII c); twee voorstellingen van het mirakel met gezichten op de Heiligewegspoort en de oude Begijnhofkerk. Drie koperen armluchters (XVII). Verder het volgende zilverwerk: Monstrans (afkomstig uit de Nieuwezijdskapel?). Twee reliekhouders (XVII d, werk van den Antwerpschen meester Wierick Somer III), met gedreven borstbeelden van Christus en Maria; een ervan blijkens opschrift geschonken in 1693 door Joanna Blesen. Pyxis (1645, merken: Amsterdam, N en TB aan elkander = Thomas Bogaert?). | |
[pagina 78]
| |
Schenkblad (1664, meesterteeken van Johannes Bogaert van Amsterdam) met gedreven spiegel. Godslamp (1650, geschonken door Maria Jans Rijcke). Wierookvat en -scheepje (± 1650), het laatste met beeldjes van de HH. Johannes en Ursula; wijwatervat (gem.: Moormans 1642). Verguld en geëmailleerd voordraagkruis (XVI a) met zilveren corpus; Kruisbeeld (XVII d), ingelegd met schildpad; kruis (XVI a) met de Evangelisten-symbolen en vierpassen; ebbenhouten kruis met ivoren corpus (± 1600). Slang met appel, afkomstig van een altaar (XVIII). Kroon (XVII) van een Mariabeeld. Twee lezenaars: een (1686, Amsterdamsche keur, meesterteeken van Sig. Zschammer) en een (± 1700), deze in 1721 geschonken door M. Cloots. Twee missaalbanden (± 1700) met gedreven medaillons en blijkens opschriften geschonken door Joanna Blesen in 1699 en door Maria Cloots in 1719. De eene band is werk van den Antwerpschen meester Wierick Somer III, de andere draagt de keur van Amsterdam. Zes kandelaars (± 1700). Paramenten: twee kazuifels (XVI a, sterk gerestaureerd); een (XVI b), waarop de wapens van Maastricht en Keulen voorkomen. Vier fluweelen altaarkussens met geborduurde voorstellingen (± 1500, maar sterk gerestaureerd) betreffend het mirakel van Amsterdam, afkomstig uit de Nieuwezijdskapel. Twee beschilderde processievanen (1555, door Jacob Cornelisz. van Oostsanen?), beschilderd met dergelijke voorstellingen, eveneens afkomstig uit de Nieuwezijdskapel. In de sacristie bevinden zich verder nog een altaar (XVIII A) met ebbenhouten tabernakel. In de pastorie: gesneden houten doopvont (XVIII d); staande klok (XVIII a, op de wijzerplaat: Pieter Kloek, | |
[pagina 79]
| |
Amsterdam); staande klok (XVIII d); eiken kruis (XVI a) met in vierpassen geschilderde Passietafereeltjes. Schilderijen: drieluik (± 1532 door Jan van Scorel): Calvarieberg - Kruisdraging met H. Veronica - Verrijzenis, op de buitenzijden Adam en Eva; Pietà aan den voet van het kruis, met twee donateurs en HH. Andreas en Christophorus (XVI A), in de oude lijst; knielende kreupele vóór een bisschop (in den trant van N. Moeyaert); H. Petrus en H. Paulus (XVII b, in geschilderde ovalen); aanbidding der herders (XVII d, Vlaamsche school, paneel); geeseling van Christus (1677, door N. Roosendael); Verrijzenis (door Joh. Voorhout). Pastoorsportretten: Nic. Cannius († 1534, toegeschreven aan Jan van Scorel); L. Marius op zijn sterfbed (door N. Moeyaert); S.S. Ostervicius († 1631, door denzelfde); L. Marius, St. van der Cracht en een ander (door denzelfde); D. van der Mije (XVII c); F.C. en N. Dierout (XVIII b, door R. Koets). Veertien andere pastoorsportretten (XVIII-XIX a). H. Clara van Montfaucon met miskelk (in grauw, door Jac. de Wit); drie kleine voorstellingen van het mirakel (XVII b); voetwassching (in den trant van Th. de Keyser), portret van een kardinaal (XVII B, Italiaansche school) en van een paus (XVIII); afneming van het kruis (± 1700, copie naar de ets van Rembrandt). Op de zolderverdieping een boekerij (catalogus door A.J. Flament, 1891).
27. Kalverstraat-N.Z. Voorburgwal. De r.k. kerk van den h. Jozef (vereenigd met die van de HH. Petrus en Paulus), voorheen ‘De Papegaai’, is in 1848 gebouwd naar ontwerp van G. Moele, later uitgebreid, terzijde van dwarsarmen en aan de Kalverstraatzijde van een nieuwe pui voorzien. Torenkruis afkomstig van de Nieuwezijdskapel. De kerk bezit: | |
[pagina 80]
| |
Hoofdaltaar (± 1850, door L. Veeneman te 's-Hertogenbosch). Preekstoel (1851, door denzelfde). Schilderijen: Pietà (± 1650), kroning van Maria (voorheen altaarstuk, door J. de Wit); zes priesterportretten (XVIII a-XIX a), afkomstig uit de afgebroken ‘Fransche’ kerk. Verguld zilveren miskelk (± 1650, merken: Amsterdam, B of T B(ogaerts)). Zilveren godslamp (XVII c, geschonken in 1795), ten deele vernieuwd. Zilveren altaarschel (1795). Zilveren blaadje (XVIII c, merken: Amsterdam, Holland, Z = 1759 en M C). Zilveren missaalbeslag (XVIII). Drie zilveren omlijstingen (1794) van kanonborden. Miniatuurportret van pastoor Hoefkens (1760), geteekend: N R. Uit de statie van de HH. Petrus en Paulus bevinden zich in het Bisschoppelijk museum te Haarlem: twee zilveren doosjes (XVIII), vier zilveren medaillons van een missaalband, een geborduurd zijden antependium (± 1700?) en drie zilveren begrafenispenningen (1780, 1787 en 1808). 28. O.Z. Voorburgwal 40. De voormalige r.k. kerk van den h. Nicolaas binnen de veste, oorspronkelijk (XVII A) een schuilkerk, bijgenaamd ‘Het Hert’, in den volksmond: ‘Het Haantje’ en: ‘O.L. Heer op zolder’, is thans museum van den Amstelkring (zie h 12). Eenvoudige gevel (XVII a, top gewijzigd XVIII) met houten pui boven de kelderverdieping. Eiken voordeur, aan de achterzijde (XVII a), aan de voorzijde (XVIII d). In den zijgevel een houten pui met ruitjes ter verlichting van de achterzaal (XVII c). Het huis is in 1663 verbouwd en tot kerk ingericht, nadat twee erachter liggende perceelen ermede waren vereenigd; de zolderingen van twee verdiepingen zijn toen in | |
[pagina 81]
| |
het midden doorgeslagen en voor het overige als galerijen aan de kap opgehangen. Inwendig: In de, later van het voorhuis afgeschoten, vestibule een eiken tochtpui (XVIII c), en in de gang hierachter drie geprofileerde eiken deuren; twee trappen met gesneden eiken balusters. In de achterzaal: notenhouten betimmering (XVII c); schouw (XVII c) op gewrongen Toscaansche marmeren zuilen en met het wapen van Jan Hartman en hierboven een schilderstuk: de besnijdenis (door Jac. de Wit); muurkasten; caisson-zoldering met beschildering van goud op bruin. In de kerk bevinden zich: Altaar (XVIII), met God den Vader in de bekroning uitgehouwen, en met altaarschilderij: doop in den Jordaan. Preekstoel, wegschuivend in het voetstuk van een altaarzuil. Orgel (1793, door Hendrik Meijer te Amsterdam). Witmarmeren beeld van den H. Ignatius (dit beeld heeft een tijdlang in het Kon. Paleis gestaan). Kerklampen (XVIII). Expositietroon met gedreven zilveren ciborie (XVIII). Geborduurd antependium (XVII d). Zie ook e 29 en h 12). Eenige paramenten (XVII d), uit deze kerk afkomstig, bevinden zich in het Bisschoppelijk museum te Haarlem. In het museum Amstelkring bevinden zich: gedreven zilveren ciborie (XVIII d); glazen ablutiekelkje (± 1600) op zilveren voet; verguld houten reliekschrijn (XVIII d); gesneden houten beeldje (XV d).
29. Prins Hendrikkade. De r.k. kerk van den h. Nicolaas binnen de veste is een in 1887 ingewijde koepelkerk naar ontwerp van den architect A.C. Bleys, welke de schuilkerk ‘Het Haantje’ aan den O.Z. Voorburgwal (zie e 28) vervangt. De kerk bezit: Twee verguld zilveren ampullen (1632, blijkens jaarletter) met drijfwerk: bijbelsche voorstellingen, en een gedreven | |
[pagina 82]
| |
ampullenblad (1633, merken: Haarlem, N en meesterteeken van P. Cz. Ebbekin).
30. Haarlemmer Houttuinen 49. De r.k. kerk van O.L. vrouw o.o., in 1865 gebouwd door Dr. P.J.H. Cuypers, in 1884 naar het Westen uitgebreid, bezit het volgende zilverwerk: Vergulde cylindermonstrans (XVII b, merken: Amsterdam, H en schildje met gegolfde fazen) met gedreven beeldjes. Vergulden miskelk (XVII b); dito miskelk (XVII b, Antwerpsche keur); blad met gedreven medaillon: H. Augustinus (merken: Amsterdam? Holland? gekroonde P en bloemenmandje, waarnaast B); drie gedreven canonbordlijsten (XVII a, merken: Amsterdam, Holland, O en JR aaneen); gedreven missaalbeslag (XVIII a, merken: Amsterdam, Holland, S en JR aaneen), op den rug ingedreven: ‘Maria Hoflandt’; gedreven lezenaar (stijl XVII B, maar meesterteeken JR aaneen); vaandelbekroning (XVIII). Verder een staande klok (XVIII A).
31. Singel 154. De r.k. kerk van den h. Thomas Aquinas in 1851 ingezegend, staat ter plaatse van het schuilkerkje ‘De Toren’ (XVII, verbouwd XVIII b). Zij bezit het volgende zilverwerk: Vergulde monstrans (voet XVII a? nodus XVI A, bovendeel XVI A? gewijzigd); gedreven monstrans (XVII c, Antwerpsche keur); vergulde gedreven ciborie (XVII d, Antwerpsche keur?); vergulden gedreven miskelk (1742); gedreven reliekhouder in den vorm van een kruis, door wolken gedragen (blijkens opschrift werk van Joannes Baptista Verberckt, 1763); hostiedoos (XVII d) met gedreven deksel; gedreven lijst (XVIII A) van canonbord; ampullenblad (XVII b, Amsterdamsche keur) met gedreven rand en gegraveerden spiegel en met opschrift: 1762; twee ampullen (XVIII a); corpus (XVIII a) van kruisbeeld; godslamp | |
[pagina 83]
| |
(XVIII d), wierookvat en -scheepje (merken: Antwerpen, en 68 onder kroon = 1768, meesterteeken L H); altaarschel (XVIII a); gedreven missaalblad (XVIII c), missaalbeslag (XVIII d); gedreven lezenaar (blijkens opschrift door J.B. Verberckt te Antwerpen, 1763); acht groote en vier kleine kandelaars (XVIII b). De volgende schilderijen: Christus en de ongeloovige Thomas (XVII B, in den trant van L. van der Cooghen); afneming van het kruis (copie naar P.P. Rubens); HH. Franciscus Xaverius en Ignatius van Loyola aan een tafel met kruisbeeld (XVII b, richting N. Moeyaert). Een ovaal deurstuk, afkomstig uit de pastorie, met de voorstelling van een apostel, was in 1918 bij den heer J. Westerwoudt te Overveen.
32. Prinsengracht 756. De r.k. kerk van den h. Willebrord binnen de veste, voorheen in het gebouw ‘De Duif’, is een kerk (1857, door Th. Molkenboer) met een bergsteenen pilastergevel in classicistischen trant. Boven den ingang een afbeelding der oude kerk. De kerk bezit: Zilverwerk: stralenmonstrans (XVIII a); twee ampullen met blad (XVIII d); lezenaar (1807); zes kandelaars (XVIIIc). Twee altaarstukken: Maria boodschap en Verrijzenis (door J. de Wit) zijn thans in het Bisschoppelijk museum te Haarlem.
33. Amsteldijk 36. De r.k. kerk van den h. Willebrord buiten de veste is gebouwd door Dr. P.J.H. Cuypers, in 1873 gewijd, in 1897 vergroot, in 1924 met een toren op de kruising verrijkt. Zij bezit: Marianum (XV d), afkomstig uit een R.K. kerk in de provincie Limburg. Schilderij: Christus en Petrus (XVII d, door H. Bloemaert?) Zilverwerk: vergulde ciborie (XVII c, Amsterdamsche keur); twee ampullen met blad (XVII c, merken: Amster- | |
[pagina 84]
| |
dam, Holland, P en K W); wierookvat (XVIII a); altaarschel (XVIII a), godslamp (1731, merken: Amsterdam, Holland, W en ooievaar of struisvogel), geschonken door pastoor Dekens; corpus (XVII d) van een kruisbeeld; missaalbeslag (XVII c); vier kandelaars (XVIII A). In de pastorie hangen schilderijen: Madonna en Verrijzenis, beide in een bloemenkrans (XVII A, door J. Breughel); aanbidding der herders en terugkeer uit Egypte (1726, voorheen altaarstukken, door Jac. de Wit); Driekoningen (XVII d, Vlaamsche school); Maria en H. Johannes naast het kruis (XVII, Vlaamsche school); rust op de vlucht naar Egypte (XVII B, Vlaamsche school).
34. Het Begijnhof, gesticht in 1346, zuidwaarts uitgebreid in 1417, door brand geteisterd in 1421, daarna herbouwd en XVI a wederom vergroot, is een hof van onregelmatigen vorm, omgeven door een aantal, ten deele nog oude (XVI-XVIII) gevels (zie g 246-262). Aan de Begijnensteeg een in 1907 vernieuwde poort met cartouche (1574), waaronder een gebeeldhouwde sluitsteen (XVI c): H. Ursula met maagden. Aan de zijde van het Spui een nieuwe poort met overwelfden doorgang. Ongeveer in het midden van het plein, aan de oostzijde, de oude Begijnhofkerk, nu in gebruik bij de Engelsche Presbyteriaansche gemeente (zie e 48) en, aan de overzijde, de in 1671 gestichte (zie e 26). De tegenwoordige Begijnen, twaalf in getal, wonen in het huis ‘Bethanië’ (zie g 256).
35. Het Agnietenklooster, zie f 68.
36. Het Augustinessen- of Oudenonnenklooster, zie d 30 en f 14 en 20.
37. Het Bethaniënklooster, zie d 26.
38. Het st. Ceciliaklooster, zie d 15a.
39. Het Clarissenklooster, zie f 10 en 226.
40. Het Franciscanenklooster, zie d 9, e 17, f 23. | |
[pagina 85]
| |
41. Het Karthuizenklooster, zie f 43.
42. Het st. Luciënklooster, zie f 1.
43. Het Magdalenaklooster, zie f 19.
44. Het st. Ursulaklooster, zie f 25.
45. Brouwersgracht. De oud-katholieke kerk van de hh. Willebrordus en Johannes is een zaalkerk (XVII c) met eene gaanderij op bergsteenen Toscaansche zuilen. De tweede gaanderij is bij een verlaging (1915) weggenomen. De kerk bezit: Altaar (XVIII a) met een door gewrongen zuilen gedragen hoofdgestel, waarboven eene bekroning; tabernakel, waarop een vergulde pelikaan. Twee zijaltaren (XVIII a), op een waarvan een kruisbeeld met ivoren corpus (XVII B), op het andere een albasten beeld (XVII d) der Moeder Gods met zilveren scepter en kroon (XVII). Notenhouten preekstoel, waarvan de kuip (XVII B) gedragen wordt door een arend; op het klankbord een bazuinende engel; trapleuning (XVIII a). Twee gesneden beelden (XVII d), voorstellend de patroonheiligen. Met schildpad opgelegd kruis (XVII d), waarop een palmhouten corpus. Schilderijen (voormalige altaarstukken uit opgeheven Oud-Kath. kerken): Christus aan het kruis, verheerlijking op den berg Thabor (beide XVIII a, in den trant van Jac. de Wit); hemelvaart van Christus en hemelvaart van Maria (± 1700, Vlaamsche school); boven den ingang: Kruisiging, behoorende tot een reeks van acht stukken in den linkerzijwand (XVII B). Zilverwerk: vergulde ciborie (XVII d); vergulden, gedreven miskelk (merken: Amsterdam, L = 1642 en monogram van Thomas Bogaert); vergulden, gedreven miskelk (merken: Amsterdam, Holland, W = 1731 en monogram van | |
[pagina 86]
| |
Hendrik Kramer); gedreven kelk (XVII b? met nodus XVII c); ablutiekelk met voet (XVII a); gedreven hostiedoos (merken: Amsterdam, Holland, b = 1664 en monogram van Joannes Bogaert); hostiedoos (1700, Amsterdamsche keur); hostiedoos (1668 blijkens jaarletter; merken: Amsterdam, Holland en maansikkel met 2 sterren); twee ampullen met blad (XVIII a); corpus en beslag (XVII c) van een kruisbeeld; wierookscheepje (XVII c), gedreven altaarschel (XVII c, merk: vijfpuntige ster met twee bolletjes erboven); gedreven godslamp (XVII c); gedreven missaalbeslag (XVII c); vier groote gedreven kandelaars (1697 blijkens jaarletter) en twee kleine (± 1700). Vier koperen kandelaars en een koperen wierookvat (XVII). Paramenten: vier misstellen van gebloemde zijde met kant (XVIII a); kazuifel en kelkvelum van roode zijde met goudborduursel (XVIII b). In de sacristie een notenhouten versperstoel (XVII A); een notenhouten schrijfbureau (XVIII d); in de pastorie een pastoorsportret (XVIII a). 46. Ruysdaelstraat. De oud-katholieke kerk van de hh. Petrus en Paulus, gebouwd in 1914, bezit: Altaar (XVIII a) met houten zuilen en bekroning; tabernakel en snijwerk der tombe (XVIII d). Altaarschildering (XVII d, door H. Koets): opdracht in den tempel. Eiken communiebank (XVIII a, doch met twee nieuwe paneelen). Houten voet (XVIII d) van doopvont. Eiken preekstoel (XVIII a), het klankbord versierd met medaillons en vazen. Twee gesneden heiligenbeelden (XVIII a), voorstellende de patroonheiligen. Vier gesneden houten kandelaars (XVIII A). Zilverwerk: monstrans met torenbekroning (± 1640, merken: Utrecht en V); vergulde ciborie (XVII c); vergulden | |
[pagina 87]
| |
miskelk, blijkens opschrift in 1644 vervaardigd door Thomas Bogaert (merken: Amsterdam, M en TB vereenigd); hostiedoos (1656, blijkens jaarletter; merken: Amsterdam, D en monogram van M. Esselbeeck); wierookvat (1757); wierookscheepje (XVIII b, merken: Amsterdam, Holland, P en H N?); godslamp (XVII c, merken: Amsterdam, Holland en zwaantje?). Missaalbeslag (XVII B). Paramenten: geborduurde koorkap (XVIII b); fragmenten van een andere (XVIII). In de sacristie een notenhouten vesperstoel (XVIII a). In het Bisschoppelijk museum te Haarlem bevinden zich, uit deze kerk afkomstig: acht zilveren busjes (voor huisbezoek); vier zilveren gegraveerde medaillons van missaalbanden; een zilveren rozenkrans (XIX A); drie canonborden (XVII) in zilveren lijsten (XVIII c); een zijden altaarvoorzetsel (XVIII). 47. Groenburgwal. De Engelsche Episcopale kerk, gelegen op het terrein van den Staalhof (zie d 22) is een eenvoudig gebouw (XVIII, verbouwd ± 1830), door deze gemeente ingericht, nadat zij sinds ± 1700 op den O.Z. Achterburgwal in een voormalige schuilkerk der Augustijnen, sinds 1765 in de gehoorzaal van het Athenaeum Illustre en van 1771 tot 1806, vervolgens wederom na 1822 in den Staalhof had gekerkt (tusschen 1806 en 1822 aan de Heerengracht). Gevel en inwendig neo-gothisch. Tegen den smallen wand het wapen van Engeland (1830, gesneden door S. Donker). Gedenksteen: 1827. De kerk bezit: Zilverwerk: broodschoteltje (1713, Londensche keur, meesterteeken B.e onder twee sterren); broodschotel (1749, Amsterdamsche keur) met den naam Edw. Compton; stoop met deksel (1713); beker (1713) met opschrift betreffende schenking door Jacobus Brydges, baron Chandos of Sudeley. 48. Begijnhof. De Engelsche Presbyteriaansche kerk, oorspronkelijk kapel (XV a) van het Begijnhof (zie | |
[pagina 88]
| |
e 26 en 34), sinds 1607 (of reeds XVI d?) bij de Engelsche gemeente in gebruik, is een grootendeels gepleisterd baksteenen gebouw: oorspronkelijk dubbelkerk, in 1665 en 1727 gewijzigd en vertimmerd en in 1912 gerestaureerd. Eén beuk (XV?, met lateren zuidbeuk XVII c); 3/8-gesloten koor, ten Z. waarvan diakenenkamer (voorm. sacristie?), waaronder kelder (voormalig knekelhuis). Zware steunbeeren aan de noordzijde van het schip, tegen het koor lichtere. Vensters gemoderniseerd. Gesneden toegangsdeur (XVIII c); hiervoor een eiken deur (XVI). Houten spits op den toren. Inwendig: houten tongewelf (ontverfd in 1912). De kerk bezit: Eiken preekstoel (XVII d, in 1912 ontverfd) met moderne paneelen. Koperen voorzangerslezenaar, thans op den preekstoel, met leeuw en monogram van Willem III en Maria en: 1689; koperen armblakers (XVII d). Orgelfront en galerij (XVIII c). Grafzerk van den schilder Ch.H. Hodges († 1837). Een grooten zilveren schotel en twee kleinere (1771, merken: Amsterdam, Holland, M en I S L = Joh. Siotteling, van Gotenburg?). Vier gladde zilveren bekers (XVIII d, merken: Amsterdam, Holland, B en B S). Twee ebbenhouten met zilver beslagen offerbussen (1771). In de diakenenkamer vier lijsten van diakenen; in de consistoriekamer drie lijsten, van 1607 af, van predikanten en ouderlingen; acht stoelen en leunstoel (XVIII d). 49. Nieuwe Amstelstraat. De groote of hoofdsynagoge, in 1670 gebouwd naar ontwerp van Daniël Stalpaert, 1910-1912 hersteld, is een eenvoudig rechthoekig baksteenen gebouw met gemetselde pilasters en kroonlijst en met een lager voorgebouw, waarin een bergsteenen Toscaansche portiek. De gevel is in 1823 vernieuwd. Langs het J.D. Meyerplein een gesmeed ijzeren hek (XVII d). Inwendig vier Toscaan- | |
[pagina 89]
| |
sche zuilen van gemarmerde baksteen, die de houten welving dragen; galerijen langs drie zijden; de zoldering onder deze is in 1912 blootgelegd. De synagoge bevat: Hechal in wit-marmeren omlijsting (1671, geschonken door R. Abr. Auerbach uit Coesfeld). Koperwerk: veertien kandelaars (1768); drie chanoekaluchters met kaarsenhouders (XVIII a); twee offerbussen (XVII d) van het armbestuur. Zilverwerk: vier paar siertorens (XVII d); een paar met koepel en gouden kroon (geschonken in 1751); een paar met zes zilveren schildjes; twee paren (XVIII c), een paar (XVIII d), een paar miniatuurtorens met klokjes. Thoraschilden: een (XVII), een met kastje (1727), een (1837). Rond schildje met ketting en klokjes (XVIII). Leeswijzers: een met haak en oog en vijf rozetten van brillanten; een met een rozet (beide XVIII); nog enkele leeswijzers (XVII-XVIII). Geschulpten schotel met kan (XVIII A); gedreven schotel en kan (1727), dito (XIX a). Chanoekaluchter (1753) op gesneden voet; dito (1797). Gedreven kidoesj-beker. Specerijbus (merken: 's-Gravenhage, Holland, H en B); nog een bus (XVIII d, merken: Utrecht, T en C S); nog een bus (XVIII d). Zeven bakjes (± 1800, merken: Amsterdam, Holland, P = 1798, en D W R = D.W. Rethmeijer). Rol Esther (XVIII c, merken: C B, gezicht en C). Eenige begrafenispenningen (XVII d). Drie mahoniehouten besnijdenisstoelen (resp. 1768, XVIIIc en 1824). Twee leunstoelen (XVIII c) en twee (XVIII d). Parnassijnsbandje (XVIII b), geslagen om de reglementen der gemeente. Cyclisch gebedenboek (‘Machsor’): perkamenten handschrift met gekleurde en andere versieringen (XIV), in het Rijnland geschreven; het boek werd in 1669 ten geschenke ontvangen van den drukker Phoebus Levie. | |
[pagina 90]
| |
In het administratiegebouw voorhangsels ook van de andere synagogen: twee (XVII b, een ervan geschonken in 1815) van geborduurde roode zijde, een roodzijden (1726), een zalmkleurig fluweelen (XVIII c), twee gestreept-zijden (XVIII d), damasten spiegel (± 1750) van een voorhangsel; drie zijden besnijdenisvoorhangsels (XVIIIB); twee geborduurde thoramantels (XVIII A), resp. van rood en van paars fluweel, een blauw zijden (XVIII B), een beschilderd thorawindsel (1797). In de secretarie een staande klok (XVIII a, op de wijzerplaat: B. del Campo, Amsterdam); pastelportret (XVIII d) van een parnassijn.
50. Nieuwe Amstelstraat. De tweede synagoge (1686) ligt op een verdieping (hieronder oorspronkelijk de Joodsche vleeschhal) naast de Hoofdsynagoge. Onaanzienlijk gebouw. Inwendig: door zuilen gedragen galerijen, waarvan de bovenste met balustrade (XVII d). Ark met gesneden bekroning (± 1700). Koperwerk (XVII d).
51. Nieuwe Amstelstraat. De derde synagoge is een klein gebouw (± 1700, maar gewijzigd). Zij bevat eenig koperwerk (XVIII a).
52. Waterlooplein. Deze synagoge bevat eenig koperwerk (XVIII).
53. Jonas Dan. Meyerplein. De nieuwe synagoge (1752, naar ontwerp van den stadsbouwmeester G.F. Maybaum) heeft gemetselde hoekpilasters, middenrisaliet, kroonlijst met balustrade en kuif. Bergsteenen portiek in Ionischen trant met opschrift (1752). Dak met koepelvormige lantaarn en op de hoeken siervazen. Inwendig (gerestaureerd in 1923): vier zuilen, twee galerijen. Zij bevat: Mahoniehouten hechal en biema (XVIII c). Zestien koperen kandelaars (1752). | |
[pagina 91]
| |
54. Uilenburgerstraat. De synagoge (1766) is een eenvoudig gebouw. Zij bevat een biema met vier koperen kandelaars en vier dito knoppen (XVIII c).
55. Rapenburgerstraat 173. De synagoge (1798) der Patriotschgezinden, tevoren een particulier huis. Boven de deur een smeedijzeren bovenlicht (XVIII a).
56. T.z.pl. in het bureau van den opperrabbijn: geteekende portretten van de opperrabbijnen Meyer Stern (XVII b), D.J. Stibbe († 1806) en Hirsch gen. Asjkenazi; een met O.I. inkt gewasschen copie naar de ets B. 265 van Rembrandt (of wel een ex. van den derden, bijgewerkten, staat van die ets) gaat door voor het portret van Abr. J. Berlin, opperrabbijn te Halberstadt en sinds 1717 te Amsterdam († 1730).
57. Rapenburgerstraat 109. In Beth Hammidrasj Ets Chajim wordt bewaard een portret van den opperrabbijn Jacob Mozes, zoon van S. Loewenstam (XVIII, paneel).
58. De Ned. Israëlietische begraafplaats op Zeeburg (voorheen onder Diemen), waar in 1715 de eerste begrafenis plaats vond, bevat een marmeren graftombe (1733) met een leeuw in relief en verder eenige eenvoudige zerken (XVIII).
59. J. Daniel Meyerplein. De Portugeesch-Israëlietische synagoge, na de hereeniging van drie Sefardische gemeenten (van ± 1590, 1608 en 1618) in 1671-1675 gebouwd door Daniël Stalpaert en Elias Bouman, in 1908 bersteld, is een aan een plein gelegen rechthoekig gebouw van baksteen met gemetselde pilasters en bergsteenen kroonlijst, waarop een borstwering met siervazen op de hoeken. Bergsteenen portiek in Dorischen trant met Hebreeuwsch opschrift in het fries. Rondboogvensters (de oorspronkelijk in roodkoper gevatte ruiten XIX c gewijzigd). Inwendig: drie nagenoeg even hooge tonzolderingen, gedragen door tweemaal twee hooge bergsteenen Ionische zuilen met hoofd- | |
[pagina 92]
| |
gestel. Langs den noord- en den zuidwand vrouwengalerijen, elk op zes bergsteenen zuilen. De synagoge bevat: Ark (± 1670) van Braziliaansch (‘sakerdaen’) hout, met Ionische muurzuilen en frontons, obelisken op het hoofdgestel, balustrade. Inwendig bekleed met goudleder. Dergelijke biema (XVII c) met koperen beslag. Bank (XVII c) met gesneden rug en overhuiving; zes banken (XVII A), de overige (XVII c). Koperwerk (XVII B): vier groote bolkronen (driemaal tienlichts), zes (tweemaal zes-lichts), veertien (zes-lichts); vier groote kandelaars; acht kleine en vier sierbollen; (op de biema) acht groote kandelaars; acht en zestig wandluchters; honderd twee en negentig blakers; twee offerbussen, alles uit den tijd van den bouw. Zeven en zestig wetsrollen, waarvan een met 1566 op het handvatsel en 1606 op het omwindsel. Zilverwerk: een paar siertorens (± 1650), een paar (XVII d), een paar (± 1700), zes paar (XVIII a), eenige (XVIII); twee vergulde kronen (XVIII d, merken: Amsterdam, Holland O en W W = Wijnand Warneke?) van wetsmantels; dito kroon (1778); schild (XVII a) van wetsmantel, leeswijzer (XVIII B); specerijendoosje (± 1700) met boom als schacht en met gegoten voorstellingen der vijf zintuigen; gegraveerd bekertje op gedreven voet (XVII a, merken: Amsterdam, H en klaverblad); Maccabeeënlamp (XVIII c). Grooten gedreven en ten deele vergulden ovalen schotel (XVII c) met de voorstelling van het bezoek der koningin van Saba aan Salomon; grooten gedreven ovalen schotel (XVII b) met het oordeel van Paris; ronden ‘Moorschen’ schotel (vermoedelijk Portugeesch werk, XVI). Groote gedreven kan (XVII b, Augsburgsche keur, meesterteeken BD aaneen) met gedreven nereïde als schacht; gedreven kan (± 1780, bovendeel van den hals wellicht XVII b). | |
[pagina 93]
| |
Een aantal geborduurde wetsmantels (XVII B en XVIII a); vier dekkleedjes met applicatieborduursel (XVIII); een met kant omzoomd kleed (XVII B). Oostersch tapijt (Ispahan? ± 1500?) voor de biema; een biema-kleed (XVII d) van zilverbrokaat. Twee eiken canapés (XVIII b) met bekleeding van Aubusson-tapijtwerk (op den rug van één ingeweven: Desartaux). In de parnassijnskamer: een betimmering (XVIII c) met gesneden spiegelbekroning; schilderij (XVIII a): gezicht in de synagoge; dito (XIX A, door J.W. Tetar van Elven); ovale voorstellingen van Justitia en Charitas (XVII d); stoel met gesneden pelikaan als bekroning (XVIII d). In de secretarie: een portret van den rabbijn Saportas († 1698), een van een onbekenden rabbijn (± 1700), een van den voorlezer R. Jessurun Cardozo (XIX a) en eenige gegraveerde portretten van rabbijnen; gezicht op de synagoge (XVIII d).
60. Kromboomssloot 22. De voormalige Armenische kerk ‘De Heilige Geest’, ook de ‘Persiaansche kerk’ geheeten (thans St. Antoniusschool), gesticht in 1714 (te voren in een huis aan de Dijkstraat gevestigd), heeft een gepleisterden gevel met rondboogvensters. Ingang met bordes en twee gesmede bordeshekken (XVIII a). De gebeeldhouwde deurbekroning (XVIII c) vertoont het Lam op het boek der zeven zegels. Armenisch opschrift: jaartal 1714 in koperen cijfers. Bovenlicht (XVIII c). In het voorhuis een portiek met marmeren omlijsting, jaartal 1749 en Armenisch opschrift. |
|