Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V, II. De gemeente Amsterdam
(1928)– [serie] Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst– Auteursrecht onbekend
[pagina 8]
| |
d. Wereldlijke openbare gebouwen.1. Het Koninklijk Paleis, voorheen stadhuis, gebouwd 1648-1664 naar ontwerp van Jacob van Campen, met medewerking van Pieter Post, Willem de Keyser en Daniël Stalpaert, en, voor het beeldhouwwerk, van A. Quellinus, in 1655 feestelijk ingewijd, in 1808 tot paleis voor Lodewijk Napoleon ingericht door B.W.H. Ziesenis, is een groot rechthoekig, drie-en-twintig vensters breed, achttien vensters diep gebouw, geheel met zandsteen bekleed en gevormd door
I-IV. vier haaks op elkaar gestelde vleugels met een weinig uitspringende, vierkante hoekpaviljoenen van drie assen en twee krachtig uitspringende risalieten van zeven assen, respectievelijk in het midden van den vóór- of oostgevel (Damzijde) en van den achtergevel, welke middenpartijen verbonden zijn door
V. de tot volle hoogte opgaande, acht traveeën (waarvan zes met vensters) diepe, ‘groote burgerzaal’ (inwendig voltooid in 1705), die aldus het binnenplein in twee binnenhoven verdeelt, elke hof omgeven door
VI. gelijkvloers vier, op de hoofdverdieping drie (breedere) galerijen. In opstand: A. een lage begane-grond, waarboven B. de hoofdverdieping met een halve-verdieping; vervolgens C. weder een verdieping met halve-verdieping; eindelijk D. de zolder, waaruit aan de Damzijde boven de vierschaar E. de toren (1664) rijst. De bergsteenen gevels vertoonen A. een sokkel, waarin zwaar getraliede rechthoekige vensters (in het risaliet aan de Damzijde zeven, en terzijde twee, rondboogopeningen, oorspronkelijk open, als voor een galerij, doch in 1808 gesloten, en nu voor de paleiswacht dienend); B. hierboven een composiete pilasterorde, doorgaande langs verdieping en halve-verdieping; C. boven het hierbij behoorende hoofd- | |
[pagina 9]
| |
gestel een Korinthische pilasterorde wederom langs anderhalve verdieping en met hoofdgestel; tusschen de pilasters van B. en C. telkens een langwerpig, waarboven een vierkant venster, onder dit laatste een gebeeldhouwd festoen. Elk der midden-risalieten gedekt door een driehoekig fronton, gevuld met beeldhouwwerk in steen van Avennes door A. Quellinus (gerestaureerd 1914-1915 door prof. Aarts): aan de Damzijde de Stedemaagd, tronend boven een zeetafereel met Neptunus, andere watergoden en zeegedierte, met, als bekroning van het fronton, de bronzen beelden (gegoten door Fr. Hemony naar A. Quellinus) van den Vrede, de Gerechtigheid en de Voorzichtigheid; aan de N.Z. Voorburgwalzijde: de Koophandel en de stroomgoden van Amstel en IJ met de bronzen beelden van Atlas, den wereldbol torsend, de Waakzaamheid en de Gematigdheid. Voor de hoofdverdieping van het oostelijk middenrisaliet een balcon met gesmeed ijzeren leuning (1808). De ingang bevindt zich sinds 1808 aan de achterzijde (Voorburgwal). De zijgevels vertoonen dezelfde versiering van pilasters en festoenen als de voor- en achtergevels, doch de (telkens drie) aan de hoekpaviljoenen grenzende traveeën, waar zich trappenhuizen bevinden, missen de pilasters en bevatten kleiner vensters, waarbij telkens een paar rondlichten in gebeeldhouwde omlijsting. Op de daken vier-en-twintig schoorsteenen met gebeeldhouwde festoenen, waarvan de vier op de hoekpaviljoenen bekroond door telkens vier koperen adelaars, die de keizerskroon dragen. Zware eiken kappen, bekleed (1685) met leien ter vervanging van pannen, dekken het gebouw. E. De toren bestaat uit een vierkant onderstuk, hierboven een open koepel (in 1920 met gewapend beton versterkt), inwendig achtkant, met balustrade en acht drie-kwartzuilen der Korinthische orde, tusschen welker voetstukken en kapiteelen festoenen hangen; boven de halfbolvormige afdekking een klein open koepeltje met windvaan: koggeschip. | |
[pagina 10]
| |
Inwendig (alles uit den tijd van den bouw, tenzij anders vermeld):
Onder den beganen grond overwelfde kelders, die gedeeltelijk voor gevangenissen en gijzelkamers waren ingericht. Hoofdtrap naar de burgerzaal; in de juist genoemde trappenhuizen dubbele-steektrappen met bordes, te weerszijden van het westelijk middenrisaliet enkele-steektrappen; wenteltrap opgaande uit de burgemeesterskamer.
A. Gelijkvloers.
In het middenrisaliet aan de Damzijde kruisgewelven met versierde kraagsteenen over de (oorspronkelijk open) galerij; achter de paleiswacht de, tijdens Lodewijk Napoleon als kapel gebezigde, vierschaar (opgaande tot in de hoogte van de hoofdverdieping) in bergsteen overwelfd, aan de smalle zuidzijde toegankelijk door een rijk bewerkte bronzen vleugeldeur (door Gillis Wybrands) met zinnebeelden der rechtspleging, vers van Virgilius en de wapens van (ouden nieuw-) Amsterdam; dergelijke bronzen tralies in de drie rondboogvensters tusschen de vierschaar en de wacht. De vierschaar is beneden met wit marmer bekleed, hooger op met stucwerk; aan de lange (west)zijde bevindt zich de marmeren schepenbank, hierboven vier gebeeldhouwde vrouwelijke draagfiguren welke een hoofdgestel dragen (fries met bladwerk en emblemen). Tusschen deze figuren drie reliefs (door A. Quellinus): 1. Zaleukos laat zich een oog uitsteken, 2. Salomo's rechtspraak, 3. Brutus laat zijn zonen onthoofden, verder de wapens van Amsterdam en, in smaller vakken, ornament met de wapens van oud- en nieuw-Amsterdam. Boven de kroonlijst (zandsteenen) pilasterordonnanties met de wapens van acht burgemeesteren in het jaar 1658. Twee nissen in de vensterdammen van den oostwand bevatten beelden van Gerechtigheid en Voorzichtigheid; een rijk gebeeldhouwde nis in den noordwand, den zetel van den griffier met de Stilzwijgendheid; hierboven een gebeeld- | |
[pagina 11]
| |
houwde allegorie: Stedemaagd met Amstel en IJ en de wapens van vier burgemeesteren in 1648 (in stuc) met een opschrift. Ten W. achter de vierschaar, en van deze uit thans door vensters verlicht, de hoofdtrap naar de burgerzaal. De overige ruimte van het gelijkvloers (meerendeels betimmerd en ingeschoten voor dienstvertrekken, bergkamers, keukens enz.), ook de galerijen, zijn overkluisd met vlakke kruis- of met tongewelven op breede gordelbogen, versierd met gebeeldhouwde vakken (caissons) en gedragen door pilasters met gebeeldhouwde festoenen. Ten Z. van de vierschaar in het risaliet aan de Damzijde eenige gebeeldhouwde sluitsteenen (o.a. met stadswapen); in een bergplaats ten Z. van dezen middensprong een honderdtal gelakte moderateurlampen (± 1825); nog meer zuidelijk de kamer van commissarissen der wisselbank met zwart marmeren schouw (XVII) en drie muurkastjes, waarvan de deuren met goud op bruin zijn beschilderd (XVII c, later opgehaald); aan de Voorburgwalzijde ten N. van den middensprong de pijnkamer (nu woning van den opzichter), waar in de gordelbogen martelwerktuigen zijn uitgehouwen, en ten Z. de ‘conciergie’ (tegenwoordig kamer van den intendant), waarin: portretten van M. Hz. Tromp (door Mierevelt), van Nic. Smelting (door J.A. van Ravesteyn), van Frederica Sophia Wilhelmina, dochter, en van George, zoon van Willem V (deze beide in pastel, door Ch.H. Hodges). Op het bordes van de trap, die achter de vierschaar naar de burgerzaal leidt, een albasten vaas Empire; bronzen lichtkronen Empire.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 12]
| |
B. Hoofdverdieping (met halve-verdieping).
I. Oost- of Damvleugel. De vertrekken zijn met steenen tongewelven overkluisd. 1. In den middensprong aan de Damzijde, rondom de vierschaar: oostelijk de pui of balcongalerij met drie plafondschilderingen: de goede en de kwade Faam en de Tijd (door J. van Bronkhorst), twee lichtkronen en vier bronzen kandelabers; zuidelijk de burgemeesterskamer (nu antichambre) met Korinthische muurpilasters, witmarmeren schouw op twee zuilen en met gebeeldhouwd fries: Romeinsche zegetocht van Q. Fabius Maximus, gebeeldhouwde zinnebeeldige versiering (spiegel, zwaard en fasces; olijftakken, roer en sleutels); in de dagkanten van het oorspronkelijk op de vierschaar uitziende venster, een schoorsteenstuk: Quintus Fabius Maximus voor zijn zoon van het paard stijgend (door J. Lievens), met dichtregelen van Vondel; twee plafondschilderingen: Stedemaagd, kinderen met keizerskroon (door J. van Bronkhorst); uitgehouwen wapens van vier burgemeesteren; kroon, twee kandelabers; vier pastelportretten: een van Willem V (door Ch.H. Hodges), twee van zijn dochter, Frederica Sofia Wilhelmina (door denzelfde), een van Willem III als klein kind. Bekroning van den toegang tot deze kamer, zie onder VI; noordelijk de justitiekamer (nu ontvangkamer, de muurpilasters met hun opschriften vlak gepleisterd) met ingelegden witmarmeren vloer (bedekt): stadswapen tusschen slagzwaarden, dito schoorsteenmantel (XVIII d), afkomstig uit het Stadhouderlijk kwartier te 's-Gravenhage, zoldering (ten deele gewijzigd: snijwerk XVIII d) met drie allegorische schilderingen: Stedemaagd, Hercules en Mercurius (1655, door Nic. de Helt Stockade), gebeeldhouwd borstbeeld van koning Willem I (1832, door L. Royer), twee kronen, vier kandelabers, mahoniehouten ameublement. Bekroning van den toegang tot deze kamer, zie onder VI. | |
[pagina 13]
| |
2 en 3. Ten N. van den middensprong:
2. in de terugliggende partij de raadzaal (Mozeszaal, nu kleine eetzaal). Tongewelf met zinnebeeldige reliefs (naar ontwerpen van Dan. Stalpaert?) en een allegorische schildering: de Stedemaagd op een adelaar (1656, door Erasmus Quellinus). Twee groote marmeren schouwen, elk met vier roodmarmeren zuilen, die boven gebeeldhouwde kapiteelen een mantel met gebeeldhouwd fries (zinnebeeldige voorstellingen) dragen. Schoorsteenstukken: Salomon's gebed (1658, door Flinck), met dichtregels van Vondel, en Mozes en Jethro (door J. van Bronkhorst), in gesneden omlijstingen. Tegen den geheelen westwand een schilderij: Mozes kiest de zeventig oudsten (1736-1738, door Jac. de Wit); te weerszijden van de schouwen geschilderde - marmeren reliefs en houten snijwerk nabootsende - friezen en medaillons (1737, gem. J. de Wit); dito schilderingen in de vensterdammen; tusschen de middelste vensters een figuur der Vrijheid (1738, door J. de Wit). Pendule (Diana) van marmer en brons, twee coupes, twee dito kandelabers;
3. in het noordoostelijk hoekpaviljoen de weeskamer (nu een logeerkamer). Marmeren schouw met Ionische zuilen, gebeeldhouwd fries en gesneden betimmering. In het tongewelf reliefs, wapens van burgemeesters en vijf allegorische schilderingen op de weezenverzorging (door C. Holsteyn). Schoorsteenstuk: Lycurgus adopteert zijn neef (door C. Holsteyn). Kroon (XIX b), pendule, vier kandelabers, mahoniehouten ameublement.
4 en 5. ten Z. van den middensprong:
4. in de terugliggende partij de vergaderzaal van burgemeesteren (Van Speykzaal, nu slaapkamer van H.K.H. Prinses Juliana). In het tongewelf zinnebeeldige reliefs en acht schilderingen (door J. van Bronkhorst). Twee marmeren schouwen als in de raadzaal. Schoorsteenstukken: Marcus Curius Dentatus wijst geschenken der Samnieten af | |
[pagina 14]
| |
(1656, door G. Flinck), Cajus Fabricius in het kamp van Pyrrhus (1656, door F. Bol), beide met dichtregels van Vondel. Schilderij: heldendaad van van Speyk (1831, door J.P. Eeckhout). Pendule, twee vazen, vier kandelabers;
5. in het zuidoostelijk hoekpaviljoen de thesaurie-ordinaris (nu slaapkamer van H.M. de Koningin). Tongewelf als in de weeskamer met vijf caissonschilderingen (door C. Holsteyn). Marmeren schouw met gebeeldhouwd fries en gesneden betimmering. Schoorsteenstuk: Jozef in Egypte (1656, door Nic. de Helt Stockade), waaronder dichtregels van Vondel. II. De west- of achtervleugel. 1. In den middensprong de schepenkamer (nu troonzaal), in tweeën gedeeld door een boogstelling op pijlers met barokke halve-zuilen, waarboven een omgekornist hoofdgestel met gesneden fries. (Het noordelijk gedeelte was oorspronkelijk te halver hoogte afgesloten: kantoor van den hoofdofficier.) In de baksteenen tonzoldering vakken met reliefs (emblemen en wapens) en vijf schilderingen: de Gerechtigheid tusschen de Kracht en de Voorzichtigheid, hieromheen zwevende engelen (1656, door Erasmus Quellinus, ± 1750 geheel vernieuwd). Groote marmeren schouw met zuilen en gebeeldhouwd fries: aanbidding van het gouden kalf en gesneden betimmering. Schoorsteenstuk: Mozes van den berg Sinaï afdalend (door F. Bol). In den noordelijken wand een schoorsteennis (XVIII d). Mahoniehouten ameublement. Het portaal dezer zaal is versierd met de zinnebeelden der vergelding: horens van overvloed met bloemen en onkruid, geeselroede, maatstok.
2 en 3. ten N. van den middensprong:
2. in de terugliggende partij de kamer van schepenen extraordinaris (nu roode salon). Marmeren schouw op vier zuilen, met gebeeldhouwd fries en met een | |
[pagina 15]
| |
schoorsteenstuk: de Gerechtigheid, de Voorzichtigheid en de Vrede (1662, door J. Ovens, overgebracht uit de schepenkamer). Lichtkroon, pendule (met figuur, voorstellend Lodewijk Napoleon), twee kandelabers, ameublement. In het portaal ten Z. van deze kamer een bronzen lichtkroon;
3. in het noordwestelijk hoekpaviljoen de rekenkamer (nu logeerkamer). Marmeren schouw op twee zuilen, met gebeeldhouwd fries. Schilderij: wijnoogst te Sorrente (1784, door J.Ph. Hackert). Ameublement (1825).
4 en 5. Ten Z. van den middensprong:
4. in de terugliggende partij de kamer van commissarissen van kleine zaken (nu salon van H.M. de Koningin-Moeder). Marmeren schoorsteen met stuc-relief Empire. Lichtkroon. Schilderij: sterfbed van Willem den Zwijger (± 1850, Hollandsche school); portretten van Koning Willem I en zijn echtgenoote Frederica Louise Wilhelmina (± 1820);
5. in het zuidwestelijk hoekpaviljoen de thesaurie extraordinaris (nu slaapkamer van H.M. de Koningin-Moeder). Marmeren schoorsteen (XVIII d) met gebeeldhouwd fries en stuc-versiering (XIX a). Lichtkroon, ronde tafel en bed. III. De noordelijke zijvleugel, van W. naar O. 1. de desolate-boedelkamer (door een wand in tweeën gescheiden, nu logeerkamers). Zoldering in vakken. Marmeren schoorsteen met gebeeldhouwd fries en gesneden omlijsting, waarin vijf wapens van burgemeesters en schoorsteenstuk: Odysseus en Nausikaä (1657, door Th. de Keyser). Pendule (op de wijzerplaat: Thomire et Cie) met vier kandelabers van brons en marmer. Spinet (door Erard frères te Parijs) met koperbeslag. Een tafel, tien stoelen, een sofa, twee ladekasten, twee wandtafeltjes. Bekroning en omlijsting van den toegang tot deze kamer, zie onder VI; | |
[pagina 16]
| |
2. de assurantie-kamer (eveneens in tweeën gescheiden, nu logeerkamers). Marmeren schoorsteen met drie wapens erboven. Schoorsteenstuk in gesneden omlijsting: Theseus ontvangt het kluwen van Ariadne (1657, door W. Brassemary, gen. Strijker). Kristalkroon. Bekroning en omlijsting aan den toegang tot deze kamer, zie onder VI. IV. De zuidelijke zijvleugel, van W. naar O. 1. De secretarie (nu kamers van Z.K.H. den Prins der Nederlanden), bestaande uit drie vertrekken, waarvan het middelste in 1808 door een schot in tweeën gescheiden, waarbij twee marmeren schouwen (XVII) werden verwijderd. Plafond (XIX a). Schoorsteenmantel XVIII d. Twee lichtkronen, twee pendules, acht kandelabers, een bed. Twee portretten van Willem V (levensgroot in halve figuur), een van zijn dochter Frederica Louise Wilhelmina, en van een onbekende vorstin. Bekroningen en omlijstingen van de twee toegangen tot deze kamer, zie onder VI.
V. Van de groote burgerzaal zijn de wanden bekleed (1697, door Simon Vennecool) met marmeren Korinthische pilasters, die een hoofdgestel dragen, waarboven een dergelijke ordonnantie, doch minder hoog, zich herhaalt. In de lange wanden ronde bovenlichten, waarboven festoenen. Houten tongewelf (vernieuwd ± 1700) met schilderij: allegorie op de grootheid van Amsterdam (1705, door J. Hoogzaat voor de figuren en G. Rademaker voor de architectuur, naar ontwerp van J. Goeree), met de wapens van magistraten in 1705. De marmeren vloer (bedekt) ingelegd met koper en gips: aardbol, hemelbol en werelddeelen. Aan de smalle oost (vierschaar-) zijde een groote bronzen deur, geflankeerd door twee kleinere, waarin gekruiste ankers; voor de middendeur een marmeren portiek met halve-zuilen en hoofdgestel, hierboven allegorisch beeldhouwwerk: aan de Stedemaagd, tusschen de Kracht en de Wijsheid gezeten, wordt | |
[pagina 17]
| |
de keizerskroon aangeboden; te weerszijden hiervan reliefs (door gordijnen aan het oog onttrokken) en festoenen; midden op de omgaande groote kroonlijst het beeld van den Vrede en, hooger, een wijzerplaat; in de lunette onder het gewelf een geschilderde allegorie op het stadsbestuur (door J. Hoogzaat en G. Rademaker). De tegenoverliggende smalle zijde heeft een dergelijke portiek, waarboven in beeldhouwwerk de Gerechtigheid tusschen den Dood en de Straf, aan haar voeten de Hebzucht en den Nijd; midden op de kroonlijst het beeld van Atlas; in de lunette een schildering: Laatste Oordeel (door Adr. Backer). De buitenste traveeën aan de lange wanden bevatten rondbogen met versieringen in de marmeren dagkanten en in de zwikken erboven; hooger op telkens een nis met relief: een der vier elementen en een beeld (resp. Gerechtigheid, Handel, Wijsheid, Gematigheid), dat als model heeft gediend voor de bronzen beelden op de gevelfrontons. Boven langs de smalle wanden is een groot aantal vlaggen opgehangen, volgens de overlevering veroverd XVII B (?), XVIII en in 1830 (de meeste zeer vergaan), de oudere afkomstig uit de Ridderzaal te 's Gravenhage. De zaal wordt verlicht door twaalf lichtkronen, en door achttien wandluchters van ijzer en kristal. VI. De galerijen zijn bekleed met marmer (1697) en overdekt met een zandsteenen tongewelf met vakken, waarin gebeeldhouwde emblemen en vertoonen langs de muren een Korinthische pilasterordonnantie; boven en langs de toegangen tot de bovengenoemde vertrekken marmeren beeldhouwwerk en in de, telkens twee, lunetten der hoeken (behalve in den noordwesthoek) schilderingen. Zoo in de noordelijke galerij (thans als groote eetzaal gebezigd) van W. naar O. de beeldhouwwerken: in den noordwesthoek Mars en Venus; boven de deur der desolateboedelkamer (zie III, 1): val van Icarus, en, in de omlijsting, symbolen van het bankroet; boven die der assurantiekamer | |
[pagina 18]
| |
(zie III, 2) Arion op de golven, en, in de omlijsting, symbolen van Rust en Zekerheid; in den noordoosthoek Cybele en Saturnus, en, in de lunetten, de schilderingen: verdrag van Claudius Civilis en Cerealis, en nachtelijke verrassing van het Romeinsche kamp (beide 1661, door Jordaens). In de oostelijke galerij, boven de twee toegangen tot de burgerzaal de schilderingen: David verslaat Goliath, en Simson verslaat de Philistijnen (beide 1661, door Jordaens); boven den toegang tot de justitiekamer: Amphion bouwt Thebe; gerechtsbijl, arend met spiegel en bliksem, boven dien tot de burgemeesterskamer: Mercurius en Argo. In de zuidelijke galerij, van W. naar O.: in den zuidwesthoek de beelden van Apollo en Jupiter, en, in de lunetten, de fresco-schilderingen: vredesonderhandelingen van Claudius Civilis en de Romeinen, en zegeteekenen, door de Batavieren veroverd (± 1700, door Legrand); boven de twee deuren der secretarie (zie IV, 1) de reliefs Stilzwijgendheid en Trouw, en, in de omlijstingen, emblemen van het geheimschrijversambt; in den zuidoosthoek de beelden van Diana en Mercurius en, in de lunetten, de schilderingen: maaltijd van Claudius Civilis in het Schakerwoud (1661, door J. Ovens, ter vervanging van de schilderij van Rembrandt, waarvan wellicht de hoofdpartij zich thans in het museum te Stockholm bevindt) en schildverheffing van Brinio (door J. Lievens). Deze galerijen worden verlicht door acht kronen en door veertig wandluchters. De halve-verdieping is overwelfd met vlakke kruis- en tongewelven. Van deze ‘ingestoken’ vertrekken (XIX vertimmerd) worden hier genoemd:
1. in den N.W. hoek de voorm. trouwkamer met marmeren schouw (XVII), waaraan een gebeeldhouwd fries (ineengestrengelde handen); portret van Frederica Louise Wilhelmina van Brunswijk-Nassau als kind (1774, door J. Spinny) en van prinses Marianne (1836, door J.B. van | |
[pagina 19]
| |
der Hulst); 2-3. boven de assurantiekamer de voorm. kamer van huwelijksche zaken of ‘krakeel-kamer’ en boven de weeskamer die van zeezaken; 4. een vertrek met schrijfbureau (± 1800), pendule (gem. Deverbie, Paris), twee kandelabers; 5-7. eenige vertrekken (nrs. 98, 101 en 102) met kronen, stoelen en pendules; twee pastelportretten: Lodewijk Ernst, hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel (door P.F. de la Croix) en zijn echtgenoote Frederica Louise Wilhelmina; portret van Frederik den Groote (XVIII d); ovaal portret (XVIII a) van twee kinderen uit den Frieschen tak der Nassau's; schilderij: oude man en drie andere figuren in een poort (door A. van Strij); allegorie der zeven kunsten (XVIII d). In verschillende bovenvertrekken verspreid de volgende schilderijen: in kamer 95: zittende citherspeler (1806, copie naar een XVIIe-eeuwsch schilderij, door Frederica Louise Wilhelmina), slag bij de Pyramiden (penteekening, door D. of J.A. Langendijk); in kamer 96: twee penteekeningen (1797, naar S. Koning en een ander XVIIe-eeuwsch meester, door J.C.W. Mertens); in kamer 120: offer van Abraham (school van Rembrandt); in kamer 121: vorstin op middelbaren leeftijd (door J.F.A. Tischbein); twee kinderen van Nassau-Friesland naast elkander op een bank (XVIII a); in kamer 125: grootvorst Nicolaas van Rusland (door baron Gérard); in kamer 127: twee zeestukken met vloten (1804 en 1806, door E. Hoogerheide); repliek van het portret van Frederica Louise Wilhelmina in de voormalige secretarie (zie blz. 16); in kamer 136: tsaar Alexander I (door J.A. Kruseman, tegenhanger van het juistgenoemde portret door Gérard); in kamer 145: Willem de Zwijger (trant van A. van de Venne); G. van den Heuvel (± 1820, trant van W.B. van der Kooi). C. Op de tweede verdieping bevinden zich, boven de schepenkamer (nu troonzaal) de groote krijgsraadkamer (naar ontwerp van Pieter Post) met gewelfde | |
[pagina 20]
| |
eiken zoldering tot in de kap van het gebouw en, aan de Damzijde, de (vertimmerde) groote wapenzaal en de voorm. stadskunstkamer; verder de kamer van het groote kramersgild. Op de hierbij behoorende halve-verdieping (zolders en magazijn) staan eenige (verwaarloosde) ruiterportretten (XVII b) van Philips Willem, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II (de koppen naar M. Mierevelt en Honthorst); verder een portret (XVIII d) van een staanden vorst; portretten (XVIII a) van Hendrik II Casimir en Johan Willem Friso; een (XVIII b) van Maria Louise van Hessen-Cassel; een (XVIII c) van Lodewijk Ernst, hertog van Brunswijk; schilderij (XVII a, op twee plankjes): dood van Saphira.
Een voor de inwijding van het Stadhuis door J. Lutma vervaardigde zilveren kan en schotel (merken: Amsterdam, C en hart), met opschrift (1655), cartouches en zes wapens van burgemeesters, eigendom der gemeente Amsterdam, wordt bewaard in het Rijksmuseum; evenzoo een zilveren gedenkroemer met gegraveerd opschrift (1655, V. Buil fecit) en de zilveren troffel, waarmede J. de Graeff den eersten steen legde; een zwart marmeren gedenksteen uit de burgemeesterskamer met versregels van Constantijn Huygens, gegraveerd door El. Noski, in het Stedelijk historisch museum (Antonieswaag, zie h 5). Een uit de voormalige secretarie afkomstig portret van Maria de Medicis (1638, door G. Honthorst), geschenk van deze vorstin aan de burgemeesters, is thans in het Stedelijk historisch museum; evenzoo de uit de thesaurie-ordinaris afkomstige schilderijen: Amsterdam in vogelvlucht (1536, paneel, door Corn. Anthonisz.) en schijnbedrieger (1656, door C. Brizé). Een portret van Karel V (XVI b) in het gemeentearchief. Twee uit de burgemeesterskamer afkomstige schilderijen: gezicht op het middeleeuwsche Stadhuis (1657, door P. Saenredam) en gezicht op het nieuwe Stadhuis (1667, door J. van | |
[pagina 21]
| |
der Ulft) zijn naar het tegenwoordige Raadhuis overgebracht (zie d 15a). In het Rijksmuseum bevinden zich de volgende voorheen in dit gebouw aanwezige schilderijen: uit de kunstkamer een zelfportret (door Lud. Bakhuysen); uit de Groot-kramersgildekamer: levensgroote prijs-os (1564). De schetsen in gebakken aarde voor de beeldhouwwerken (door A. Quellinus en zijn leerlingen) zijn in het Rijksmuseum.
2. Admiraliteitsgebouw, zie d 15a.
3. Kattenburg. 's Lands Zeemagazijn (thans marinemagazijn van kleeding), 1656-1657 als Admiraliteitsmagazijn gebouwd door Dan. Stalpaert, is een groot, nagenoeg vierkant, door water omgeven, gecement gebouw, bestaande uit vier om een binnenplein opgetrokken vleugels van drie en een halve verdieping, boven gewelfde kelders. Ingang oorspronkelijk aan de zuidzijde (Kattenburgplein), nu aan de oost-(werf)zijde. Elke buitengevel heeft een vooruitspringende middenpartij, gekroond door een driehoekig fronton; de frontons aan de zuid- en de noord(haven)zijde bevatten beeldhouwwerk: maagd met corona navalis te midden van zeegoden en oorlogstuig, en Neptunus met Amphitrite te midden van goden en handelsgoederen. Boven de poort in den zuidgevel het wapen der Admiraliteit. Aan de IJ-zijde een waterportiek, waarin twee gebeeldhouwde gedenksteenen met de wapens van Jonas Witsen, Jacob Buttinc, Dirck Herbert en Reinier V. Cuick. Boven de waterportiek het Admiraliteitswapen en twee steenen (1656). Aan de noordzijde van het binnenplein twee gesmede vensterhekken met gekruiste ankers. Inwendig: in den zuidvleugel stucversiering (XVIII d) van den schoorsteen. Twee houten trapleuningen (XVIII d), uit dit gebouw afkomstig, bevinden zich onder de in het Rijksmuseum bewaarde bouwfragmenten; twee windvanen in het Stedelijk historisch museum (Antonieswaag). | |
[pagina 22]
| |
4. Kattenburgerstraat, 's Lands Werf. Aan de straat een langgestrekte gevel met Dorische portiek (XVII c): rondboogpoort tusschen tweemaal twee gemetselde pilasters, die een hoofdgestel dragen, in welks metopen werktuigen zijn uitgesneden; hierboven een driehoekig houten fronton met het wapen der Admiraliteit. Luiklok, in 1659 gegoten door Gerard Koster te Amsterdam. Eenige stucversieringen en een marmeren schoorsteen (XVIII d) zijn overgebracht naar het departement van Marine. Op de werf een hardsteenen pomp (XVIII d) met bronzen spuier. In een loods de koningssloep, in 1841 voor het bezoek van koning Willem II aan de stad Rotterdam vervaardigd. Een poort van 's Landswerf is ± 1900 overgebracht naar den tuin van het Rijksmuseum.
5. Oostenburg 79. Voormalige Lijnbaan der Admiraliteit. Breede baksteenen gevel (XVII c) met stompe beëindiging, als van Stadsturfhuis en Saaihal (zie d 24 en 22). Bollen op de einden der deklijst. Gebeeldhouwde krullen op de aanzetten der gevelkanten. Korfbogige ontlastingsbogen over tweeledige houten kozijnen (ten deele vervangen door nieuwe ramen). De midden-traveeën bovenaan versierd met festoenen, waartegen het wapen: de gekruiste ankers der Admiraliteit, en geflankeerd door de gebeeldhouwde omlijstingen van twee ovale lichten. Twee hijschbalken.
6. Funen. Oranje-Nassaukazerne, als ‘caserne St. Charles’ gebouwd in 1810 door den directeur van Stadswerken Abr. van der Hart. Langgestrekt baksteenen gebouw met drie lichte risalieten, elk met gemetselde hoekpilasters en gedekt door driehoekige frontons. Het middelste van deze draagt het in bergsteen gehouwen wapen van Oranje-Nassau, de twee buitenste zegeteekenen (door Chr. Welmeer).
7. Kadijksplein. Entrepot-dok (1830, door en voor den architect Joh. van Straaten). Gevel met hardsteenen voetstuk en ingangsomlijsting, waarboven een driehoekig fronton | |
[pagina 23]
| |
met: 1830, een krans en twee Mercuriusstaven. Langs het achtergelegen plein een blinde muur, waartegen zuilen. 8. Prinsengracht. Het Paleis van Justitie is het 1663-1665 gebouwde, 1804-1825 voor deze bestemming, alsook (tot 1863) voor stadsbibliotheek (op de bovenverdieping) ingerichte Aalmoezeniersweeshuis (zie f 10 en 11). Langgestrekte gevel (naar ontwerp van Is. Warnsinck en J.G.J. van Gendt) met drie, oorspronkelijk (XVII-XVIII) twee, risalieten. Doorgaande pilasters en attiek (XIX b). | |
Compagniesgebouwen:9. Hoogstraat. Het voormalig Oost-Indische Huis, tegenwoordig zetel van de inspectie der directe belastingen, gebouwd sinds 1606 naar ontwerp van H. de Keyser, toen deze, ten deele op terrein van den St. Joris-hof (zie f 23), drie vleugels toevoegde aan het in 1554 gebouwde (in 1890 afgebroken en door een nieuwen vleugel vervangen) Bushuis (zie d 16) aan den Kloveniersburgwal, en voltooid in 1658 door H. de Keyser den zoon, vertoont aan de zijde der Hoogstraat een gevel (± 1635) van baksteen met bergsteen (voor banden en plint) en een ordonnantie van twee rijen pilasters (Dorische en Ionische), die kroonlijsten met bolle friezen en consoles dragen. Gekoppelde keldervensters met rondbogen; hierboven vensters overtoogd door strekken met kussenblokken. Ingangspoort in Toscaanschen trant met zware kroonlijst en gebroken fronton. De poort geeft door een gang, overkluisd met twee riblooze kruisgewelven op elliptische gordelbogen en geprofileerde consoles, toegang tot het binnenplein. Van de gevels aan dit plein is de oostelijke nieuw (1890, door den toenmaligen Rijksbouwmeester C.H. Peters). De zuidelijke gevel (1606) heeft een top met grillig in- en uitgezwenkte kantlijnen, versierd met bergsteenen krullen en, in de eenigszins gewijzigde bekroning, medaillon- en voluutomlijstingen (monogram der O.I. Cie. verdwenen), het jaartal | |
[pagina 24]
| |
1606 en een door pilasters geflankeerd venster; een hooggelegen, van een bordes voorzienen ingang in bergsteenen omlijsting met schelpversiering; boven de vensters strekken met bergsteenen kussens. Dakruiter (XVII d). De westgevel (ten deele van H. de Keyser den zoon) heeft een bergsteenen plint met keldervensters; een ingang met driehoekig fronton en gebeeldhouwde festoenen langs de bergsteenen posten; een kroonlijst met tryglyphen boven langs de eerste verdieping; kruiskozijnen in nissen met negblokken; boven deze kozijnen de boogvelden versierd met maskers; cartouche- en lintvormen in den trant van H. de Keyser; veertien sierankers. Inwendig: drie marmeren schoorsteenen (XVIII d), waarvan twee in den nieuwen oostvleugel overgeplaatst. In de voormalige kapiteinskamer een wijzerplaat (oorspronkelijk met den windwijzer verbonden), gem. J.M. Kleeman, Amsterdam. Een Japansche wandversiering van goudlak met gekleurde houtsneden, en een marmeren schoorsteen (XVIII a), uit dit gebouw afkomstig, bevinden zich in het Rijksmuseum. Zie ook f 23.
10. Prins Hendrikkade 176. Twee pakhuizen (± 1600) der Oost-Indische Compagnie met geknotte geveltoppen als van de Saaihal (zie d 22). Bergsteenblokken. Afgedekte hijschbalken. Naast een der gevels een poortje met het monogram der Compagnie.
11. Oostenburgergracht 75-77. Van de voormalige Lijnbaan der Oost-Indische Compagnie is slechts het voorgebouw (XVII c, thans inwendig vertimmerd voor wijkgebouw der Ned. Herv. gemeente) over: breede baksteenen gevel met rechte kroonlijst en, over den middenrisaliet, een driehoekig fronton, waarin een wapenschild (voor het monogram der O.I.Cie.) tusschen festoenen. Houten portiek (XVII), waarboven een driehoekig kozijn met driehoekig fronton. Inwendig: in het voorhuis twee (gewitte) zandsteenen omlijstingen van ovale lichten (XVII c), twee marmeren | |
[pagina 25]
| |
schoorsteenen (XVIII b), boven een waarvan een schilderstuk: gezicht op een Levantijnsche reede; in een kast een gehavend schoorsteenstukje of dessus-de-porte in den trant van Berchem. Het andere schoorsteenstuk, voorstellende het groot-magazijn der O.I.Cie., is naar het Rijksmuseum overgebracht.
12. Rapenburg, hoek Rapenburgerstraat. Aan de vroeger hier aanwezige cliekokerij der Oost-Indische Compagnie herinnert slechts een groote stookplaats in het ziekenhuis (verbouwd XVIII) der Port. Israël. gemeente.
13. Zetel der West-Indische Compagnie, zie bij d 14 en bij f 5.
14. Prins Hendrikkade. De voormalige pakhuizen der West-Indische Compagnie zijn in 1642 gebouwd (misschien door Pieter de Keyser) en dienden 1647-1674 ook als zetel van de Amsterdamsche kamer der Compagnie (welke 1623-1647 gevestigd was in de gewezen Vleeschhal van 1617 aan de Heerengracht, die daarna, in 1657, als (Nieuwezijds-) Heerenlogement werd in gebruik genomen, - zie ook f 5 -, terwijl de Compagnie haar intrek nam in de reeds in 1642 voor haar als ‘West-Indisch buitenhuis’ gebouwde pakhuizen aan het Rapenburg, zie ook f 27); later zijn zij in dienst gesteld voor het Koloniaal Etablissement, in 1913 voor de bureelen der Ned. Handelsmaatschappij, in 1916 voor die van het agentschap van het departement van Financiën. De baksteenen gevel aan het 's Gravenhekje heeft een midden-risaliet, bekroond door een driehoekig fronton, dat de twee stompe toppen over de buitenste traveeën oversnijdt. In het fronton een cartouche met het monogram GWIC en festoenen; in de stompe toppen (eertijds bekroond door balustrades) tweemaal drie ovale lichten in omlijstingen en: 1642. Bergsteenen banden in omlijstingen om de vensters en pakhuisluiken. Vier hijschblokken. Pui ten deele verbouwd. Aan de Prins Hendrikkade een top met | |
[pagina 26]
| |
gebogen fronton, 1641 en cartouche met het monogram. De achtergevel aan de Peperstraat heeft twee toppen. Een uit dit gebouw afkomstige schouw (XVII c) van eikenhout en marmer met het monogram der Compagnie is naar het Rijksmuseum overgebracht. | |
Stedelijke gebouwen:15a. Oudezijdsvoorburgwal. Het Raadhuis staat ter plaatse van het XVa gestichte en in 1581 aan de gemeente overgegane Franciscanenklooster van St. Cecilia, dat toen (tot 1640) als logement voor vorsten en heeren of Prinsenhof werd ingericht, waarbij aan de zijde van den Achterburgwal een open galerij werd bijgebouwd (1597), en dat vervolgens (1652) korten tijd als stadhuis dienst deed, in 1656 aan de Admiraliteit werd verkocht (sinds 1597 reeds in de aan den Achterburgwal gelegen kloostergebouwen gevestigd), die er tot 1795 zetelde. In 1808 is het voor de tegenwoordige bestemming ingericht, ± 1870 inwendig door brand geteisterd en toen hersteld, in 1895 uitgebreid naar de zijde van de Agnietenstraat, sinds 1923 na aankoop van verschillende huizen aan de gracht wederom aanmerkelijk vergroot en verbouwd. De kloosterkapel (in 1586 schermschool, XVIII b kantoor voor inning van convooi-gelden, het torentje XVII a vernieuwd) is in 1758 afgebroken en door een nieuwen vleugel vervangen. De oude kern van het gebouw bestaat uit vier om een binnenplaats opgetrokken vleugels:
a. zuidvleugel, in 1661 voor de Admiraliteit gebouwd naar plannen van den mr. metselaar Willem van de Gaffel. Gevel (in 1870 na brand gewijzigd) van bak- en bergsteen met doorgaande Ionische pilasters, waartusschen festoenen. Kroonlijst met driehoekig fronton over de middenpartij. In dit fronton beeldhouwwerk: Hollandsche leeuw in tuin, twee gekruiste ankers houdende; te weerszijden hiervan: Gerech- | |
[pagina 27]
| |
tigheid, Neptunus en scheepvaart-attributen eenerzijds, Mars, tritons en kanonnen andererzijds. De achtergevel is in hoofd, zaak als de voorgevel. Beeldhouwwerk door Jan Gijseling.
b. westvleugel (aan de O.Z. Voorburgwal), waarin de hoofdingang. Het zuidelijk deel van dezen vleugel is in 1923-'24 herbouwd.
c. noordvleugel met torentje (XVII a en 1758), ter vervanging van de kloosterkapel. Op een dakvenster de Hollandsche leeuw. Het torentje draagt een windwijzer: meerman, en bevat twee klokken, waarvan eene in 1612 gegoten en eene in 1758 door Pieter Seest te Amsterdam.
d. oostvleugel, gemoderniseerd.
Op de binnenplaats een hardsteenen pomp (XVIII c) met lantaarn en bronzen spuiers. Vroeger stond hier de gerechtspaal. Inwendig: a. In den zuidvleugel een voorhuis met lage kruisgewelven. Op de verdieping een portiek (XVII c), gevormd door Korinthische pilasters en een kroonlijst, waarboven een bekroning: stroomgoden van Amstel en IJ, tusschen welke de Hollandsche leeuw. Te weerszijden der portiek een eenvoudige betimmering (XVII c) in Ionische ordonnantie. Verder bevinden zich hier drie schilderijen: een-entwintig schutters van rot E (1554, paneel, door Dirk Jacobsz.), braspenningsmaaltijd (1531 of 1537, paneel, door Corn. Antonisz.), beideGa naar voetnoot**) afkomstig uit de St. Joris- of Voetboogsdoelen; en portret van Maria de Medicis (1638, doek, door G. Honthorst); terracotta borstbeeld (XVII b) van burgemeester Nic. Tulp; tien wapenborden in gesneden lijsten (XVII d en XVIII d), waarvan twee (een hiervan gedagteekend 1689) afkomstig uit het Aalmoezeniersweeshuis, en een (XVIII d) uit het Leprozenhuis. | |
[pagina 28]
| |
In de gemoderniseerde raadzaal, gevormd uit de voorm. vergaderzaal der Admiraliteit met belendende vertrekken: schouw (± 1660), met schilderij: schuttersmaaltijdGa naar voetnoot*) (XVI c, paneel, door Aert Pietersz.), schuttersstukGa naar voetnoot**) (1645, door N. Eliasz. Pickenoy), beide afkomstig uit de Kloveniersdoelen en schuttersstukGa naar voetnoot**) (1642, door Jacob Backer); regenten van het OudemannenhuisGa naar voetnoot*) (1676, door Adr. Backer); portretGa naar voetnoot*) van koning Willem I (1816, door Ch.H. Hodges); portretGa naar voetnoot*) van koning Willem II (1842, door J.A. Kruseman); portretGa naar voetnoot*) van koning Willem III (1851, door N. Pieneman); portretGa naar voetnoot*) van Marianne, prinses der Nederlanden (door Wiertz). Dertien stoelen (XVIII b, op tien het stadswapen). In de burgemeesterskamer: vijf leunstoelen (XVII d), en twee (XVII A) waarvan een met stadswapen. Schilderijen: vader van Leprozenhuis stelt aan regenten een jongen voorGa naar voetnoot**) (1649, door F. Bol); gezicht op het oude stadhuis (1657, paneel, door P.J. Saenredam); gezicht op het stadhuis van van Campen (1667, door J. van der Ulft); bouw van het nieuwe stadhuis (1653, door J. Lingelbach). In de kamer van B. en W.: vier overlieden van de Kloveniersdoelen met den kastelein en andere figuren (1655, door B. van der Helst). Op de zolderverdieping eiken balken met gesneden sleutelstukken (XVII c). c. In den noordvleugel: In de trouwkamers 3e en 2e klasse (kamers 237-243): schuttersstuk (± 1625), vier regenten van het Oudemannen- en vrouwengasthuis met een bode (1732, door J.M. Quinkhard); portret van J.C. de Brunet, consul-generaal van Rusland (1833, door J.A. Kruseman).
d. In den oostvleugel drie vertrekken (XVIII c) met schoorsteenmantels en stoelen (XVIII). In de kamer van den secretaris een betimmering (XVIII a); deuromlijsting | |
[pagina 29]
| |
(XVIII); grauwtje (1732, door J. de Wit), afkomstig uit het voorm. gebouw ‘Zeemanshoop’ aan de Prins Hendrikkade; berglandschap (1848, door A. Calame). Verder de volgende schilderijen, gerangschikt naar de nummering der kamers: In nr. 24: vijf regenten en twee regentessen van het Werkhuis met den secretaris (1684, door J. de Baan); in nr. 25: arrenwedstrijd op de Zaan (1838, door W. Verschuur); riviergezicht (XIX a, door A. Brondgeest); in nr. 38: drie regentessen van het Leprozenhuis ** (1668, door F. Bol); zes regenten van het Oudezijdshuiszittenhuis met den bode (1656, door J. Ovens); in nr. 57: fruitkoopvrouw (door P. van Schendel); in nr. 61: vier oppercommissarissen der ‘Waalen’ (1747, door J.M. Quinkhard); in nr. 84: twee regenten van het Leprozenhuis met een bode ** (gem. J.M. Quinkhard, 1747 en 1749 en F. van der Mijn, 1749); vier regenten van het Rasphuis met den boekhouder en een bode (XVII b); in nr. 155: steigerend paard in een landschap (XIX a), afkomstig van Zeeburg; schuttersstuk (1561, door Corn. Anthonisz.); in nr. 169: bouw van de Oosterdoksluis in 1831 (1834, door P. Kiers); in nr. 170: acht regenten van het Aalmoezeniersweeshuis met den secretaris (1766, door T. Regters); in nr. 171: vier regenten van het Oudemannen- en vrouwengasthuis met twee bijfiguren (1750, door J.M. Quinkhard); Titiaan schilderende (XIX a?, door N. Schiavoni); in nr. 180: stilleven (door G.J.J. van Os); in nr. 188: landschap (XIX a, door N.J. Rooseboom), afkomstig van ‘Felix Meritis’; in nr. 190: stilleven (XVIII a, school van J. Weenix), weide met koeien (XVII d), drie regenten van het Leprozenhuis (1741); in nr. 192: offer van Abraham (XVI d, school van P. Aertsz); in nr. 215: ruitergevecht (XVII A, bruin in bruin); in nr. 246: portret van F.G.H. Hansen (1847, door G.F. Greive); in nr. 250: Madonna, met kindermoord van Bethlehem en vlucht naar Egypte (XIX A, door Th. Schaepkens); in nr. 252: zee met schepen (XIX A, door L. Meyer); in nr. 253: regenten | |
[pagina 30]
| |
van het Leprozenhuis (door F. Bol); de gortenteller (copie naar P. Aertsz). De deuren van de oude zaal der Admiraliteit zijn in bruikleen gegeven aan het Ned. hist. scheepvaartmuseum. Eenige uit de Admiraliteit of het Prinsenhof afkomstige schilderijen zijn thans in het Rijksmuseum: oordeel van T. Manlius Torquatus (door F. Bol), gezichten op Salee, Tripolis, Tunis en Algiers (alle door R. Zeeman). Een allegorische schildering (door F. Bol) uit het jacht der Admiraliteit bevindt zich in het Stedelijk historisch museum.
15b. Reguliersdwarsstraat. In het gebouw van den gemeentelijken dienst voor de armenzorg, bevindt zich een schilderij: zes regenten van het Oudezijds-huiszittenhuis met den vader (1759, door J.M. Quinkhard), benevens vier regentenstukken van onbekende herkomst: een (XVII d, door A. Boonen?), een (1740, door C. Troost), een (XVIII a, in den trant van Quinkhard), een (XVIII d). Verder ook een gezicht (XVIII B) op de binnenplaats van het Huiszitten-Weduwenhof (zie f 43).
15c. Tesselschadestraat 9. In het gebouw van den gemeentelijken dienst voor beroepskeuze bevinden zich de volgende, aan de gemeente toebehoorende, schilderijen in de directiekamer: Schoorsteenstuk (later ingebracht): mansportret (door C. Troost), portretten van Jac. Commelin (1668, door A. Palamedes), van Is. Commelin (1675, door P. van Anraedt, gedeeltelijke copie naar het portret van G. van den Eeckhout in Frankfort), van Casp. Commelin (XVII d), van een jonkman (XVII d, door H. Bering).
16. Singel. Het voormalig Tuighuis of Bushuis of Stadsmagazijn gebouwd in 1606 door H. de Keyser (?) nadat het vorig Bushuis aan den Kloveniersburgwal buiten dienst was gesteld (zie d 9) en thans tot Militiezaal en tijdelijk tot raadzaal, gelijkvloers tot koninklijken stal inge- | |
[pagina 31]
| |
richt, is 1919-'21 geheel gerestaureerd en van de pleisterlaag ontdaan. De stomp eindigende gevel heeft bergsteenen versieringen langs en tusschen de gezwenkte toplijnen, waarboven bollen. Segmentvormige ontlastingsbogen boven de ramen en houten kruiskozijnen. In den top vier leeuwenmaskers en: 1606. Gelijkvloers: rechts en links een rondboogpoortje in bergsteenen omlijsting en hiertusschen een ingang in omlijsting (XVIII d, vernieuwd). De eenvoudige achtergevel is gepleisterd. Inwendig geheel vernieuwd.
17. St. Antonieswaag, Zie b 2.
18. Van de aan de St. Antonieswaag voorafgaande Oude Stadswaag (1565) op den Dam, afgebroken in 1808, is een model in het bezit van Mr. J.G. Wurfbain te Reden.
19. Oudebrugsteeg, hoek van het Damrak. Het voormalig Accijnshuis, in 1638 naar ontwerp van Jacob van Campen ontworpen, oorspronkelijk een heele en een halve verdieping hoog, heeft aan de voorzijde een smallen en langs de Beursstraat een breeden gevel met doorgaande Ionische pilasters, die een hoofdgestel dragen. Hierboven een latere verhooging. Driehoekige en gebogen frontons boven de vensters. Aan de zijde der Oudebrugsteeg twee ingangen in bergsteenen omlijstingen en met bekroningen: de wapens van Amsterdam (oud en nieuw) door leeuwen gehouden.
20. Heerenmarkt. De voormalige Kleine Vleeschhal (1617), in 1621 zetel der West-Indische Compagnie, in 1657 Heerenlogement, in 1825 weeshuis der Hersteld Luthersche gemeente, zie d 14 en f 5.
21. De latere Groote Vleesch- of St. Pietershal, ter plaatse der middeleeuwsche St. Pieterskapel (XIV), die XVII a tot hal verbouwd werd, XIX A ook voor laboratorium der apothekers gebezigd, thans Politiebureau, is een baksteenen gebouw (1779, naar ontwerp van den directeur van Stadswerken Abr. van der Hart), met puntgevel, bekroond door | |
[pagina 32]
| |
ossekoppen, waarboven een gebogen fronton. In de twee zijassen van den voorgevel ingangen (de zuidelijke tot venster veranderd) met driehoekige frontons (jaartal 1779); in de middenas een (dichtgemetselde) rondboogopening. Inwendig: Een der vloeren is later ingelegd. Kamer met gesneden deuromlijsting en betimmering (XVIII d); marmeren schoorsteenmantel (1780), waarboven snijwerk met stadswapen en een spiegellijst. De zolder is aan de voorzijde met plavuizen bevloerd; hier bevindt zich een gemetseld fornuis (XIX b), dat dienst deed bij de examens der apothekers.
22. Staalstraat. De voormalige Saaihal, in 1641 opgericht als uitbreiding van den Staalhof aan den Groenburgwal, is in 1919 ontpleisterd en gerestaureerd. Trapeziumvormige geveltop, waarop de keizerskroon en twee bollen; de zijkanten en de bovenkant van den top versierd in bergsteen: geplooide stukken laken; stadswapen en cartouche (1641) boven in. Over de drie vensters (ramen gewijzigd) der eerste verdieping driehoekige frontons; boven de vensters van den beganegrond ontlastingsbogen. Zie ook e 47. Een uit dit gebouw afkomstig schilderstuk: vier regenten en de bode van de Saaihal (1643, door Dirck Dz. Santvoort) is in het Rijksmuseum, evenals het door Rembrandt in 1661 voor de lakenwaardijns van den Staalhof geschilderde regentenstuk ‘de Staalmeesters’.
23. Lijnbaansgracht 1-8. Voormalige Stadsgraanpakhuizen. Baksteenen topgevels met ontlastingsbogen en bergsteenen negblokken. Cartouche (XVII). De achtergevels aan de Brouwersgracht zijn vernieuwd.
24. Waterlooplein 69-75. De voormalige Stadsturfpakhuizen (1610) hebben drie met bergsteenblokken en lijsten verlevendigde gevels: de twee buitenste puntgevels, de middelste geknot en met drie sierbollen (oorspronkelijk hier een balustrade als bekroning). Rondboogpoorten, waarboven ovale lichten. Pakhuisvensters, afgewisseld door nissen, mee- | |
[pagina 33]
| |
rendeels met rondbogen. In de geveltoppen enkele ronde lichten. De achtergevels komen in hoofdzaak overeen met de voorgevels. Inwendig: Zolders met zware eiken binten op standvinken. Deze pakhuizen zijn thans verbonden met het voormalig Oudezijdshuiszittenhuis (zie f 15). | |
Gilde- en doelenhuizen:25. Nieuwezijds Kolk 28. Het voormalig Korenmetershuis, sinds 1923 persmuseum, is een langwerpig baksteenen gebouwtje (1630, gerestaureerd in 1896), ter plaatse van een ouder (1558). Ontlastingsbogen boven de vensters. Top met het wapen van Amsterdam in een cartouche. Ingang met bordes; hierboven een steen met korenmetersgereedschap. In den noordelijken gevel een deuromlijsting (XVII b). Gedenksteen (1626-1873-1898). Inwendig: een eiken kast (XVII b) met gesneden attributen en festoenen op de pilasters, gegoten ijzeren schoorsteenplaat (XVII); op den zolder twee eiken muurkastjes met beschilderde deuren (XVII b): figuren en opschriften: ‘D. Coorensetters’ en ‘D. Cooremeeters’; eiken oorkondenkistje (1580), op den deksel versierd met de wapens van de stad en van Willem den Zwijger en de namen der toenmalige overlieden. Vier gedreven zilveren begrafenisschilden (1633) van het korenwegers- en -metersgilde bevinden zich in het Rijksmuseum.
26. Koestraat 10-12. Het Wijnkoopersgildehuis, sinds 1633 zetel van de wijnkoopersconfrerie, later overgegaan aan het in 1659 gestichte gilde, heeft drie baksteenen gevels (gerestaureerd in 1917 door den architect A.A. Kok) met ingezwenkte toppen. Bergsteenen ingangspoortje (1633, door Pieter de Keyser), gevormd door, tegen geblokte pilasters gestelde, halve zuilen, die een gebroken fronton dragen, waarin de beeltenis van den patroon der wijngaardeniers, den H. Urbanus. Eiken deur (XVII b). | |
[pagina 34]
| |
Inwendig: portaal met betimmering en snijwerk (XVIII c) en een kraagsteen (XVI c), wellicht uit het vroeger hier gelegen Bethaniënklooster; bestuurszaal met balkenzoldering (gerestaureerd) en eenige ruitjes (XVIII). Gildestuk: zes overlieden (± 1630, door Nic. Eliasz. Pickenoy). Geldkist der wijnkoopers; een wijnvat met snijwerk; twee zilveren proeftassen. Een uit dit huis afkomstig regentenstuk (door F. Bol) is nu in het slot Neuwied, een ander (1657, door G. van den Eeckhout) in de National Gallery te Londen, een derde (1673, door denzelfde) was in de verzameling-de Robiano te Brussel.
27. N.Z. Voorburgwal. Makelaarskantoor. Ten deele bewaard gebleven gevel (1632) van baksteen met bergsteenen banden; ontlastingsbogen boven de vensters. Bovendeel (oorspronkelijk vermoedelijk in den trant van H. de Keyser) gewijzigd tot ingezwenkten hals. Poortje met Ionische halve zuilen en gebogen fronton, waarboven een cartouche met 1632. In den zijgevel bergsteenen banden (ten deele weggebroken) en ontlastingsbogen. Inwendig: vergaderzaal met schoorsteen (XVIII) met het stadswapen en een schilderij: de Beurs van 1611. Meubelen (XVIII).
28. Singel. De voormalige St. Sebastiaans- of Handboogdoelen (1512), in 1733 verbouwd en tot logement (‘Groote of Garnalendoelen’), in 1864 tot Athenaeum Illustre (zie f 66 en 68), sinds 1877 tot Universiteits-bibliotheek ingericht, in 1926 uitgebreid en verbouwd, heeft een baksteenen gevel (1733) met in het midden getoogde kroonlijst met stadswapen. Onder het middenvenster de wapens van de Doelen en van de overlieden Hasselaar, van de Poll, Dirksz. en Banning Cock. In den nieuwen achtergevel aan de Handboogstraat: 1659 en steen ‘De meeremin’, afkomstig uit een afgebroken huisje | |
[pagina 35]
| |
in deze straat. Hier ook een bij de voormalige Doelen behoorend bergsteenen poortje (XVII a) in Dorischen trant met pilasters, fronton en hoofdgestel, in welks metopen handbogen, pijlkokers en een lauwerkrans. Inwendig: achterzaal met stuczoldering (XVIII d); trapje met gesneden balusters (XVIII b). Uit deze Doelen zijn afkomstig de nu in het Rijksmuseum bewaarde schilderijen: corporaalschap van Reynst Pietersz. (1585, door D. Barentsz.), dat van Jan Jansz. Carel (1604, door G. Pietersz. (Sweelinck), schuttersmaaltijd van Gerrit Dirksz. van Beuningen (1613, door J. Tengnagel), corporaalschap van Pieter Dircksz. Hasselaer (1623, door C.v.d. Voort), schuttersmaaltijd van Joan van de Poll (1650, door J. Spilberg) en de vier overlieden (1657, door B.v.d. Helst). In het stadhuis: fragment van het corporaalschap van D. Thymansz. Brouwer (1595, door Chr. de Conflans), idem van dat van Pieter van Neck (1604, door Aert Pietersz.), idem van dat van Adr. Pzn Raap (1623, door C.v.d. Voort). Verder de zilveren, gedeeltelijk vergulde koningsketen (XVI a), de ebbenhouten, met zilver beslagen koningsstaf (XVI a), en een drinkhoorn (1565, merken: Amsterdam en Y) met marteldood van St. Sebastiaan, alle afgebeeld op het stuk van B. van der Helst.
29. Afkomstig uit de voormalige Voetboogdoelen, opgericht ± 1500 ter plaatse waar nu de R.-K. kerk van de H. Catharina (zie e 21) staat, sinds 1674 zetel van de West-Indische Cie., zijn de volgende schilderijen in het Rijksmuseum: z.g. braspenningsmaaltijd (1533, door Corn. Anthonisz.), schuttersstuk (1554, door J. Jacobsz.), schuttersmaaltijd (± 1560, door D. Jacobsz.), schuttersmaaltijd (1562, door D. Barentsz.), schuttersstuk (1588, door denzelfde), corporaalschap van Dirck Jacsz. Rosencrans (1588, door C. Ketel), dat van Gilles Jansz. Valckenier (1599, door P. Isaacsz.), schuttersstuk van Abr. Boom (1623, door Cl. Lastman en Adr. van Nieulandt), corporaalschap van Alb. | |
[pagina 36]
| |
Coenrsz. Burgh (1625, door W.v.d. Valckert), dat van Jac. Pzn. Hoogkamer (1628, door J. Lyon), dat van Matth. Wzn. Raephorst (1630, door N. Eliasz. Pickenoy), schuttersmaaltijd van Jac. Backer (1632, door denzelfde), corporaalschap van All. Cloeck (1632, door Th. de Keyser), dat van Rein. Reael (1637, door F. Hals en P. Codde), dat van Jacob Rogh (1647, door N. Eliasz. Pickenoy), schuttersmaaltijd (1648, door B.v.d. Helst), schuttersfeest (1648, door G. Flinck) en twee stukken met de overlieden (1655 en 1656, beide door B.v.d. Helst). In het stadhuis: schuttersstuk (1555, door Corn. Anthonisz.). In het Rijksmuseum bevinden zich ook de verguld zilveren koningsketen (XVI a) en de met zilver beslagen drinkhoorn (1566, merken: Amsterdam en Y) met St. Joris van dit gilde; beide afgebeeld op het stuk van B.v.d. Helst.
30. Afkomstig uit de voormalige Kloveniersdoelen, gesticht in 1522 op het terrein der ‘Oude nonnen’ (zie ook f 14 en 20) bij den vestingtoren ‘Swycht Utrecht’, en XVII b verrijkt met een nieuw gebouw aan de Doelenstraat, dat XVIII d en ± 1840 werd afgebroken, bevinden zich in het Rijksmuseum: schuttersstuk (1529 met luiken van 1556, door D. Jacobsz.), schuttersstuk (1531, door Corn. Anthonisz.), schuttersstuk (1534, door Allaert Claesz.), vier schuttersstukken (1556, 1557, 1559 en 1563, door D. Jacobsz.), de Pos-eters (1556, door D. Barentsz.), corporaalschappen van D.J. Rosencrans (1584, door C. Ketel), van J. Hoynck (1599, door P. Isaaksz.), van J. de Bisschop (1599, door A. Pietersz.), van A. Joncheyn (1606, door een onbekende), fragment van dat van P. Hasselaer (± 1609-'16, door A. of G. Pietersz.), corporaalschap van J. Hoynck (1616, door P. Moreelse), schuttersstuk (± 1618, door C.v.d. Voort), corporaalschappen van J. de Vries (1633, door Th. de Keyser), van D. Theulingh (1639, door N. Eliasz.), van C. Bicker (1638, door J. van Sandrart), van J. Vlooswijk (1642, door N. Eliasz.), van C. de Graef (1642, door J. Backer), van F. Banning Cocq | |
[pagina 37]
| |
‘de Nachtwacht’ (1642, door Rembrandt), de doelheeren (1642, door G. Flinck), het vendel van R. Bicker (1643, door B.v.d. Helst), corporaalschap van A. Bas (1645, door G. Flinck). In het stadhuis: corporaalschap van J. Witsen (vóór 1617, door C.v.d. Voort). In de Eremitage te St. Petersburg: twee schuttersstukken (1532 en 1561, door D. Jacobsz.). In het Rijksmuseum bevinden zich ook de verguld-zilveren koningsketen (XVI b) en de zilveren drinkhoorn (XVI a, merken: Amsterdam en C) met wapen-van der Schelling. | |
Stadsherbergen, logementen:31. Grimburgwal. Van het (in 1874 afgebroken) Oudezijdsheerenlogement, in 1647 gebouwd ter plaatse van de brouwerij ‘De Sleutel’, worden in het Rijksmuseum bewaard: een tympan met bekroning, festoenen en een poortje met driehoekig fronton, waarop twee leeuwen.
32. Keizersgracht 365. Bergsteenen poortje (XVII B) met diamantkoppen in den rondboog, driehoekig fronton, waarin het stadswapen en waarop twee liggende leeuwen met de keizerskroon. Opschrift: ‘dHeerenlogement’. Afkomstig uit het hiervoor genoemde?
33. Heerenmarkt. Het Nieuwezijdsheerenlogement, zie bij d 14 en f 5.
34. Logement ‘Garnalendoelen’, zie bij d 28.
35. Rokin 112. Logement ‘Het Wapen van Utrecht’, zie f 74.
36. Sloterkade 21-22. Herberg ‘De Bonte Os’, zie c 5. |
|