zijn amusementswaarde, maar er werd wel een groot publiek mee bereikt. Een nog veel grotere impact had het rederijkerstheater. Over de hele Zuidelijke Nederlanden waren tientallen rederijkerskamers actief, soms tot in kleine dorpen. Ze werden bemand door leden van het lokale establishment die zich met elkaar en met andere kamers maten in dicht- en toneelwedstrijden. Het werk dat ze voortbrachten had een fundamentele maatschappelijke gerichtheid en was trouw aan de gevestigde orde. Religieuze thema's en spektakelvoorstellingen overheersten. De vraag naar repertoire was zo groot dat de rederijkers naast eigen werk ook veel vertalingen of bewerkingen van buitenlandse stukken opvoerden.
In de volgende drie hoofdstukken staat de literatuur zelf centraal. Een interessant hoofdstuk is gewijd aan literaire opvattingen en genres. Het internationale debat daarover werd ook in de Zuidelijke Nederlanden gevoerd, zij het grotendeels met aan het buitenland ontleende argumenten. De heersende ideeën over poëtica en speelstijl werden in de achttiende eeuw in vraag gesteld, wat zich onder meer uitte in de publicatie van ‘Rym-konsten’ en theatrale verhandelingen. Het nieuwe onderzoek dat de afgelopen jaren naar deze debatten is gevoerd wordt door Verschaffel mooi gesynthetiseerd en met citaten aanschouwelijk gemaakt.
In de laatste twee hoofdstukken staat telkens een belangrijk maatschappelijk domein centraal waarop de literatuur haar uitwerking had: religie en politiek. De religieuze literatuur was bij uitstek gericht op een breed, binnenlands publiek en werd daarom in het Nederlands gesteld. Een erg interessant deelthema van de religieuze lectuur betrof de controverse over de katholieke (anti-)verlichting. Zo leidde de geloofcrisis van de priester Jozef de Wolf, die ook moraliserend werk en hertalingen van klassieke auteurs publiceerde, tot het verschijnen van zijn bundel De geest der reden (1777), waarin hij fundamentele geloofspunten aan een rationalistische kritiek onderwierp. Dergelijke opmerkelijke publicaties geven reliëf aan het heersende beeld van de achttiende-eeuwse religieuze literatuur als zouteloos en prekerig.
Ook de politieke literatuur kende haar controverses. Het Nederlands leende zich uitstekend voor lof- en treurdichten op de landsheer en andere vorstelijke personages, waarmee de onderdanen hun verkleefdheid aan de bestaande orde uitdrukten. Vorm en inhoud van deze teksten waren tamelijk clichématig, in tegenstelling tot de saillante politieke geschriften die ontstonden in het kader van de politieke omwentelingen aan het einde van de eeuw. De polarisering van de publieke opinie vond haar uitdrukking in een levendige pamfletliteratuur die vormelijk inventief en inhoudelijk vaak uiterst brutaal was. Wiens nieuwsgierigheid wordt niet gewekt door titels als Patriotisch gezang op den verwarden haspel der nieuwigheyds-zoekers en twist-zaeyers (1790) of Levensbeschryving der Nederlandsche ex-souveryne bloedhonden, en van des zelfs aenhang (1790-1792)? Verschaffel levert een belangrijke bijdrage tot onze kennis over deze literatuur, die vanwege zijn enorme omvang nog vele onbekende territoria herbergt.
Verschaffels aanpak is een historische en geen letterkundige. Maar wie treurt om het gebrek aan zuiver stilistische en literaire analyses miskent de rijkdom van dit boek. Verschaffels functionele invalshoek maakt een groot en weinig bekend literatuurveld