vriend althans, De Dooij, in een lettertype waarin de D en de ij (zonder puntjes) nogal op elkaar leken. Aan de vooravond van het Finse avontuur, dat zich weer aan de vooravond van de deadline afspeelde, was dat alles wat ik gevonden had: een dwaling van een vormgever. Niet eens drugsafval, laat staan poëzie.
Illustratie: Vince Trommel
In Finland las ik menukaarten (waarvan ik poro bestelde), en ook informatieborden en koppen uit de krant Helsingin Sanomat. In die titel herkende ik iets van de naam van een bekend Fins uitgeversconcern. Verder deed die brei van letters en trema's me nog het meest denken aan de line-up van een uitstekend metalfestival.
Hardop klonken ze een stuk vrolijker, die Finse readymades. Als mijn uitspraak er niet faliekant naast zat, konden de Finnen die avond thuis vertellen dat er in de tram iemand vol vuur had voorgedragen over rendiervlees en de toiletten, die linksaf waren. Voor ons waren het hooguit klankgedichten, zoals een studiegenoot die vroeger voordroeg op kroegdichtavonden van onze studievereniging.
Tweeduizend kilometer dichter bij de deadline voor deze column, overwoog ik even om daar dan maar mee te eindigen. Ik schreef alweer verder aan een ander verhaal over een man met een defect reukorgaan. Hij rook niet níets, maar juist alles verkeerd, met alle gevolgen die ik thuis, achter mijn toetsenbord, wist te verzinnen. Zo gaat dat.
Alhoewel, ineens wist ik weer waar dat begin vandaan was gekomen: de mysterieuze oorsmeerlucht die op een avond in de kantine op mijn werk hing. Weer een ander verhaal kwam voort uit een schitterende verspreking van mijn vriend. En de perfect uitgebalanceerde half-donderpreek-half-liefdesverklaring die een vrouw drie barkrukken verderop laatst hield, was later het halffabricaat geworden voor een dialoog.
Blijkbaar zie, ruik en hoor ik op z'n minst mogelijkheden voor proza.