| |
| |
| |
Ilja van den Broek
Hoekig, verkreukeld en tegendraads
Annika Bengtzon en het feminisme van Liza Marklund
In Scandinavië weet men wel raad met het misdaadgenre: het aanbod aan spannende boeken en bloedstollende series is er enorm. Universitair docent Ilja van den Broek is gespecialiseerd in literatuur en journalistiek. Zij bewijst dat dit genre ook een emancipatoir doel kan dienen aan de hand van de serie detectiveromans van de Zweedse schrijfster Liza Marklund. Hoe zijn de woorden en daden van het feministische hoofdpersonage, Annika Bengtzon, te interpreteren? En hoe verhouden de schrijfster en het hoofdpersonage zich tot elkaar? Met dit artikel spoort Van den Broek de lezer aan om de serie en bijbehorende ideologie naar hartenlust te consumeren.
| |
Inleiding
De Scandinavische misdaadliteratuur staat in een lange traditie. Evenals in het Angelsaksische taalgebied werden in de Scandinavische landen detectives populair in de loop van de negentiende eeuw. Deze populariteit bereikte een hoogtepunt in het interbellum. Tussen 1965 en 1975 publiceerden Maj Sjöwall en Per Wahlöö hun serie over politieman Martin Beck, waarvan in vele landen vertalingen zijn gepubliceerd. De typisch Zweedse politiethriller was onheilspellend van toon, uitte kritiek op de Zweedse welvaartsstaat en werd bevolkt door tragische hoofdpersonen. (Worthington 2011: XXV; Nestingen & Arvas 2011: 1-3)
Vanaf de jaren tachtig groeide het aantal vrouwelijke thrillerauteurs en de populariteit van hun boeken in de decennia daarna is opvallend. Deze vrouwelijke dominantie van het genre wordt in verband gebracht met de traditie van maatschappijkritiek in Scandinavische politiethrillers, met de relatief egalitaire samenleving en met de tweede feministische golf in de jaren zeventig. (Nestingen & Arvas 2011: 5) De crime queens Anne Holt (Noorwegen), Leena Lehtolainen (Finland), Liza Marklund en Camilla Läckberg (Zweden) verkopen miljoenen boeken en verfilmingen over de hele wereld. (Nestingen & Arvas 2011: 1, 5)
De Scandinavische misdaadliteratuur biedt vermaak aan een omvangrijk - en voor een belangrijk deel vrouwelijk - publiek, maar vormt ook een podium voor debat over gender en seksualiteit. Sterke en onconventionele hoofdpersonen als Annika Bengtzon, Maria Kallio en Hanne Wilhelmsen stellen door hun optreden als speurders en carrièrevrouwen dominante maatschappelijke normen en waarden ter discussie. (Nestingen & Arvas 2011: 7, 13, 42) Veel protagonisten zijn amateurdetectives en het aandeel van journalisten is daarbij opvallend. De hoofdpersonen van de twee
| |
| |
succesvolste Zweedse series zijn beiden journalist: Erika Falck in de misdaadromans van Läckberg en Annika Bengtzon in de elfdelige thrillerserie van Marklund. Zij onderzoeken op eigen houtje, hoeven zich niet aan procedurele regels te houden en krijgen getuigen aan het praten als geen ander. (Nestingen & Arvas 2011: 37-38; Cranny-Francis 1990: 143-144)
Het misdaadgenre is realistisch van aard en de aandacht voor de rafelranden van de maatschappij maakt een kritische benadering daarvan mogelijk: ‘crime is the deviant action of the marginalised individual that defines the normative centre of society.’ (Worthington 2011: IX-X) De misdaadliteratuur van vrouwelijke auteurs in de jaren zeventig en tachtig heeft een expliciet feministisch en didactisch karakter. Voor de recente mainstreamthrillers geldt dit op een andere, maar niet per se minder feministische manier, aldus Joke Hermes: ‘they perceive the drama of combining the incompatible roles of “woman” and “professional”’ en laten zien ‘how to cope with an unjust and unequal world without giving up or giving in’. (Hermes 1998: 163, 165) De kracht en vastberadenheid van vrouwen in deze boeken bieden een tegengif tegen seksisme in het dagelijks leven. (Hermes 2005: 77)
De serie over Annika Bengtzon omspant de bloeiperiode van misdaadromans door vrouwelijke Scandinavische auteurs: van eind jaren 1980 tot 2015. Marklunds romans zijn allemaal bestsellers, worden wereldwijd gelezen en ruim de helft is verfilmd. Prime Time (2002) en The Red Wolf (2010) stonden respectievelijk twaalfde en dertiende op de internationale bestsellerlijsten. (Nestingen & Arvas 2011: 91) Tegelijkertijd geven Marklunds misdaadromans blijk van een expliciet feministische stellingname, die zij ook uitdraagt in interviews en in haar non-fictie. Aan de hand van een kwalitatieve tekstanalyse van de elfdelige serie van Marklund over Annika Bengtzon wordt in dit artikel onderzocht hoe binnen het genre van de misdaadliteratuur een vrouwelijke journalist wordt ingezet om een feministisch discours uit te dragen. Daarbij beoogt dit onderzoek enerzijds de analyses die gericht zijn op de Angelsaksische traditie van auteurs als Cranny-Francis (1990), Munt (1994), Plain (2001) en Walton & Jones (1999) over de feministische herschrijving van hard-boiled crime fiction in een andere culturele context te toetsen, en anderzijds te onderzoeken of traditionele kenmerken van Scandinavische misdaadliteratuur ook zijn terug te vinden in moderne, expliciet feministische, Zweedse misdaadliteratuur en zo ja, op welke manier.
| |
De vrouwelijke detective
Het genre van de detective is mannelijk van aard: detectives werden traditioneel geschreven door mannen en zij bedachten mannelijke helden die grof in de mond waren en stoïcijns reageerden op de misdaden waarmee zij in aanraking kwamen. De mannelijke helden brachten rust en herstelden orde in de wereld. De veranderende positie van de vrouw, ingezet vanaf het einde van de negentiende eeuw, inspireerde een enkele auteur tot het creëren van een vrouwelijke hoofdpersoon, maar de vrouwelijke detective was vele decennia een weinig realistische en aansprekende protagonist. (Scaggs 2005: 24; Worthington 2011: 112; Munt 1994: 4) Van Edgar Allan Poe (The
| |
| |
Murders in the Rue Morgue (1841)) via Arthur Conan Doyle (de geestelijk vader van Sherlock Holmes) tot in de ‘gouden eeuw’ van misdaadliteratuur tussen de wereldoorlogen bleef het mannelijke karakter in essentie onaangetast. (Scaggs 2005: 19-20)
In de ‘gouden eeuw’ werd een aanzet tot genderemancipatie in misdaadliteratuur gegeven. In Groot-Brittannië waren crime queens als Agatha Christie en Dorothy Sayers zeer succesvol. De klassieke whodunit wordt gekenmerkt door een ingenieus plot en het puzzelelement. De speurders (bijvoorbeeld Hercule Poirot in de romans van Christie) waren amateurs en hadden menselijke, soms zelfs vrouwelijke, trekken. Christie liet een vrouw misdaden oplossen: Miss Jane Marple. (Munt 1994: 7-8; Scaggs 2005: 20, 26-27, 40; Worthington 2011: 26, 47) Zweden had vlak na de Tweede Wereldoorlog zijn eigen crime queen in de persoon van Maria Lang. (Nestingen & Arvas 2011: 4, 132-133) De detectives waren echter overwegend mannelijk en vrouwen figureerden als echtgenotes, minnaressen, moordenaars en slachtoffers, assistenten en onrustzaaiers. Ze waren oudere vrijgezellen of hadden excentrieke en mannelijke kenmerken. ‘The Golden-Age writers essayed female detectives but again were constrained by the masculine conventions of the genre and the contemporary society’, schrijft Kathleen Klein in The Woman Detective. (Klein 1988: 1, 8-9, 95-96; Worthington 2011: 111-113)
Parallel aan het genre van de klassieke detective ontstond in de Verenigde Staten de zogenaamde hard-boiledtraditie. Die deed niet zozeer een beroep op logica en ratio, maar concentreerde zich op het karakter van de (mannelijke) detective: Sam Spade van Dashiell Hammett, Micky Spillane van Mike Hammer en Philip Marlowe van Raymond Chandler. Het plot werd gekarakteriseerd door geweld en bedrog en de kalme landelijke setting van Britse landhuizen werd vervangen door een anonieme en vervreemdende stedelijke omgeving. De hard-boileddetectiveroman was sterker dan de whodunit mannelijk van karakter wat betreft personages, taalgebruik en thematiek. (Scaggs 2005: 28-29, 45, 55-56; Worthington 2011: XIX, 123; Munt 1994: 2-3; Plain 2001: 25)
Het genre dat de Scandinavische misdaadliteratuur zou gaan domineren was de police procedural ofwel politieserie die net als het hard-boiledmisdaadverhaal gekenmerkt wordt door een model of reassurance: met het oplossen van een misdaad wordt de maatschappelijke orde hersteld. De eenzelvige privédetective werd vervangen door een collectief van politiemensen, hoewel de protagonisten opvallend vaak een marginale positie binnen het politieapparaat bekleden. (Nestingen 2008: 247; Scaggs 2005: 87-90) Deze vormverandering betekende een democratisering van het misdaadverhaal en het toegenomen realisme bood een hernieuwde mogelijkheid tot maatschappijkritiek.
Juist de mannelijke, hard-boileddetective heeft vrouwelijke auteurs geïnspireerd tot een radicale herschrijving van het genre, ‘depicting the detective as a relatively empowered voice from the margins’. (Plain 2001: 89) Feministische auteurs als Sara Paretsky (serie over V.I. Warshawski) en Sue Grafton (serie over Kinsey Millhone) vernieuwden de conventies van het genre ‘to produce a narrative of autonomous female agency’. (Plain 2001: 92) In conventionele misdaadliteratuur werden vrouwen die
| |
| |
weigerden zich te conformeren aan heersende genderrollen gecriminaliseerd: ‘the invariably unpleasant fates of transgressive women function to enforce properly feminine behaviour.’ (Worthington 2011: 45, 48) Dit werd omgekeerd in de feministische misdaadroman, waarin onconventionele vrouwen een heldenrol vervullen. (Walton & Jones 1999: 195)
De politiethriller bood de mogelijkheid om aandacht te besteden aan relaties en problemen op de werkvloer, in dit geval ‘the hierarchical and traditionally masculine world of the police’, en daarmee aan sociale ongelijkheid in algemene zin. (Scaggs 2005: 102-103) Vooral het genre van de series biedt de kans om zowel ideologisch als psychologisch de diepte in te gaan. De langdurige vertrouwensrelatie tussen lezer, protagonist en auteur vormt de basis voor zowel persoonlijke identificatie als politiek engagement. (Walton & Jones 1999: 54-55, 152) Daarbij zijn vaak verbanden te zien tussen de (professionele) ervaringen van de schrijfster en die van de hoofdpersoon. Grafton beschrijft het personage Millhone als ‘a kind of idealized projection of herself’. (Walton & Jones 1999: 8, 184)
In de mainstreammisdaadthrillers van Marklund zijn elementen uit verschillende genres terug te vinden. Marklund is beïnvloed door schrijfsters als Paretsky en Grafton, maar haar boeken lezen ook als een feministische variant op de Zweedse politiethriller. (Nestingen & Arvas 2011: 5; Nestingen 2008: 14). Marklunds serie over Annika Bengtzon gaat uitgebreid in op de persoonlijke ontwikkeling van de hoofdpersoon, haar ervaringen in een door mannen gedomineerde organisatie en haar (feministische) denkwereld. Aangezien zowel auteur als hoofdpersoon journalist is, ligt een relevante relatie tussen hen beiden voor de hand.
| |
Liza Marklunds feminisme: tussen fictie en werkelijkheid
Omdat in Noorwegen al meerdere vrouwelijke misdaadauteurs succesvol waren, trachtte Jury, een tijdschrift voor misdaadliteratuur, in 1997 via een wedstrijd en schrijfcursus ook in Zweden talentvolle vrouwelijke auteurs op weg te helpen. Marklund nam deel aan de cursus en was in 1998 de eerste winnares van de Poloniprijs. In datzelfde jaar verscheen haar eerste misdaadroman, Sprängaren (‘Springstof’). Marklund had als journalist gewerkt voor diverse media: een dagblad (Norrländska Socialdemokraten), tabloids (Aftonbladet, Expressen, Metro Weekend) en televisie (TV4). (Nestingen & Arvas 2011: 133-134) In 1995 publiceerde ze het non-fictieboek Gömda (‘Ondergedoken’) over Mia Eriksson, een vrouw die jarenlang werd mishandeld en bedreigd door haar ex-verloofde.
Marklund gaf en geeft in haar journalistieke werk en in publieke verklaringen blijk van een feministische stellingname. (Nestingen & Arvas 2011: 141) In 2005 publiceerde ze samen met Lotta Snickare het pamflet Det finns en särskild plats i helvetet för kvinnor som inte hjälper varandra (‘Er is een speciale plek in de hel voor vrouwen die elkaar niet helpen’). Het motto is ontleend aan Madeleine Albright, de heldin van de schrijfsters. In de inleiding zetten Marklund en Sickare de toon: ‘In het Zweden van vandaag worden vrouwen behandeld als tweederangs wezens. We hebben op bijna alle terreinen
| |
| |
minder mogelijkheden dan mannen. Degenen die iets anders beweren, liegen.’ (Marklund & Snickare 2007) Het boek behandelt de verschillen tussen jongens en meisjes wat betreft opvoeden en onderwijs en koppelt dat aan achterstelling van vrouwen op de werkvloer.
Er is een speciale plek is een persoonlijke tekst waarin ervaringen van de schrijfsters worden ingezet om te komen tot een politiek vertoog. Marklund schrijft over haar werk als journalist: ‘Nergens anders zijn de mannen zo hanig als bij een grote, sterke tabloidkrant. Nergens anders zijn de koppen zo zwart, de zinnen zo kort, de journalisten zo cynisch.’ Het lukte Marklund niet een artikelenserie over geweld tegen vrouwen, die ze schreef in haar vrije tijd, geplaatst te krijgen. De redactieleiding meende dat het niet zou verkopen. Daarop schreef ze de ‘docu-roman’ Gömda, die als een thriller leest en ‘het totale onvermogen van onze samenleving om iets te doen aan problemen als stalking van en geweld tegen vrouwen’ onthult. (Marklund & Snickare 2007) Marklund figureert zelf als de journaliste Hanna Lindgren, die ‘een donkere en doordringende blik’ heeft die doet denken aan Annika Bengtzon. (Marklund 2005: 114-121, 128-129) Ze hielp het gezin van Eriksson onderduiken en vluchten naar Chili. Nadat Marklund haar eerste thriller heeft gepubliceerd en een eigen uitgeverij is begonnen, verschijnt Ondergedoken in pocketvorm en wordt het een bestseller (een miljoen verkochte exemplaren in Zweden). (Marklund & Snickare 2007; Marklund: 334-335, 341, 345)
Het vervolg, Asiel (2006), beschrijft hoe Eriksson en haar man en kinderen asiel krijgen in de Verenigde Staten. In dit boek duikt de stichting ‘De Eeuwigheid’ op, die bedreigde personen zegt te kunnen ‘uitwissen’ zodat zij onvindbaar worden. (Marklund 2006: 40-41) Deze gebeurtenissen, alsmede Marklunds rol daarin, zijn bijna een-op-een terug te vinden in de Annika Bengtzon-thriller Het Paradijs (2000) die al eerder verscheen: de beschrijving van het huis van de stichting in Dalarna, de karakterisering van de voorzitster van de stichting, de nacht dat Eriksson en de onderzoeksjournaliste met hun echtgenoten het huis binnendringen en alle papieren lezen en kopiëren. (Marklund 2000: 77-83,107-108, 128-129)
Uit deze tekstuele verwevenheid blijkt hoe dicht Marklunds engagement, werk als journaliste, en inspiratie als thrillerschrijfster bij elkaar liggen en hoe ze elkaar vinden in het terugkerende thema van de mishandelde vrouw. (Nestingen & Arvas 2011: 135) In de latere Bengtzon-thriller Levenslang (2007) zegt de hoofdpersoon: ‘Mannen die hun vrouw vermoordden waren er natuurlijk altijd slecht aan toe, omdat ze niet de baas mochten spelen over haar, niet mochten neuken wanneer ze dat wilden, niet konden beslissen met wie zij praatte. Herhaaldelijk hielden rechters rekening met die arme vrouwenmishandelaars; (...).’ (247)
Hetzelfde geldt voor Marklunds ervaringen op de werkvloer. Sara Kärrholm schrijft over Er is een speciale plek: ‘The book offers political commentary on some of the situations with which Annika Bengtzon is confronted, and this facilitates a feminist reading of Liza Marklund's novels.’ (Nestingen & Arvas 2011: 135, 141) Net als Marklund in de jaren negentig wordt Bengtzon bij een reorganisatie van de krant
| |
| |
aangesteld als vrouwelijke chef en geconfronteerd met tegenwerking door de oudere, conservatieve mannen op de redactie. Daarnaast beschrijft Marklund hoe zij, na aanvankelijk succes, mislukte als ‘vrouwelijke’ manager en ontslag nam. ‘Ik ging in mijn slaapkamer zitten en schreef een misdaadroman over de moord op een vrouwelijke manager.’ (Marklund & Snickare 2007) Dit boek was Sprängaren.
‘Bengtzon is een antiheroïsche protagonist in goede Zweedse traditie: geen positief, maar een menselijk rolmodel’
In de misdaadliteratuur vond Marklund het podium dat ze zocht. Kärrholm meent dat dit ook Marklunds oogmerk is: ‘to disseminate to as wide an audience as possible a feminist message.’ (Nestingen & Arvas 2011: 142-143) Zij gebruikt haar vrouwelijke hoofdpersoon om inzicht te geven in de dreigingen in het leven van hedendaagse vrouwen, zowel op de werkvloer en in hun persoonlijke leven, als vanuit de (georganiseerde) misdaad. Haar heldin is een kritische journaliste met een sterk rechtvaardigheidsgevoel en een onbuigzaam karakter. Ze is een moderne amateurspeurneus, die aan de randen van de gevestigde orde (belichaamd door de krant en het politieapparaat) uitzoekt en onthult hoe de wereld (voor vrouwen) daadwerkelijk in elkaar zit.
Bengtzon is een antiheroïsche protagonist in goede Zweedse traditie: geen positief, maar een menselijk rolmodel. ‘She is allowed to behave in ways that women normally would not be in real life’, aldus Kärrholm. (Nestingen & Arvas 2011: 142) In een interview zei Marklund graag over Annika te schrijven, omdat ze normen en waarden negeert:
She is allowed to be human, in spite of being a woman. I have equipped her with a wide spectrum of character traits of the kind that women normally aren't allowed to have. In fact, she is a kind of an incantation. If I continue to write about her long enough then maybe women will become allowed to behave a little bit more like her... (Nestingen & Arvas 2011: 143)
Opvallend is dat Marklund voor alle boekcovers poseerde als Bengtzon. Hoewel dit een journalistieke en publicitaire strategie is, is het ook mogelijk hierin een vorm van identificatie tussen auteur en protagonist te zien: ‘the inscribing of the author into the lead role of the stories means that the authorial voice, with a very explicit feminist agenda, is projected into the text.’ (Nestingen & Arvas 2011: 142)
| |
Annika Bengtzon en de vrouw als professional
Springstof was het eerste boek dat verscheen over Bengtzon, een redelijk ervaren journalist met een turbulent privéleven die op zoek is naar haar professionele identiteit. Chronologisch gezien is dit het vierde boek in de serie. Pas later verschenen de drie
| |
| |
boeken waarin Bengtzons voorgeschiedenis werd onthuld: Studio Sex (1999), Het Paradijs en Prime Time. De boodschap in Springstof is dubbelzinnig. De gevierde voorzitter van het Zweedse Olympisch Comité, Christina Furhage, wordt vermoord. Dit lijkt een straf voor haar succes als machtige vrouw, maar de dader blijkt een andere succesvolle vrouw, de door haar vernederde opzichter van de bouw van het Olympisch Stadion. De politie denkt aan een terroristische aanslag, maar Bengtzon ontdekt door een combinatie van onverschrokkenheid en intuïtie de ware toedracht.
Als net benoemde chef van de misdaadredactie ondervindt Bengtzon in dit boek harde conflicten en tegenwerking. Ze neemt ontslag als chef en werkt in het volgende boek, De rode wolf, als onafhankelijk onderzoeksjournalist. Haar huwelijk en de zorg voor haar kinderen lijden onder haar werk en ze ontdekt dat haar man Thomas vreemdgaat met een collega. Bengtzon misbruikt haar positie als journalist om de vrouw zwart te maken bij de organisatie waar ze voor werkt waardoor ze wordt ontslagen, een actie die ze zichzelf een paar boeken lang kwalijk neemt.
Meerdere vrouwelijke moordenaars kruisen Bengtzons pad. Huurmoordenares ‘The Kitten’ vermoordt in Het testament van Nobel (2006) de Nobelprijswinnaar voor de geneeskunde, met Bengtzon als toevallige getuige. Opnieuw verdenkt de politie een terroristische organisatie, maar Bengtzon zoekt de oorzaak bij het wetenschappelijke instituut waar de laureaat werkte. Hoewel ze door de krant op non-actief is gesteld, spoort ze de huurmoordenares en haar opdrachtgever op. Om haar de mond te snoeren gooit ‘The Kitten’ een brandbom in het nieuwe huis van Bengtzon en haar gezin. Ze redt de kinderen uit het brandende huis en vlucht, terwijl Thomas bij zijn minnares is en van niets weet. Bengtzon krijgt haar baan bij de krant terug, maar haar huis en huwelijk zijn bezweken.
In de volgende Bengtzon-thriller, Levenslang, doet politievrouw Nina Hoffman haar intrede. Zoals Bengtzon vecht voor haar plek in de door mannen gedomineerde journalistiek, doet Hoffman dit bij de politie. De agente treft politiechef David Lindholm vermoord en ontmand aan in zijn appartement, samen met zijn vrouw Julia, Hoffmans beste vriendin. Hun zoontje is verdwenen. Hoffman is in shock en wordt beschuldigd van de moord, maar Bengtzon ontdekt dat Lindholm verdacht is geweest van mishandeling en dat hij louche bedrijven heeft waarin criminelen participeren. Zoals Bengtzon onterecht is beschuldigd van de brand in haar woning, zo wordt Julia (in haar ogen) onterecht beschuldigd van de moord. Bengtzons wraakgevoelens ten opzichte van Thomas, die nu samenwoont met zijn minnares, zetten haar op het spoor van een mogelijke ex-minnares van Lindholm als dader. Lindholms voormalige zakenpartner Yvonne Nordin, met wie hij een relatie had en die hij aanzette tot abortus, heeft de moord gepleegd en het kind ontvoerd.
Bengtzon vergelijkt haar positie als journaliste met die van politievrouwen: ‘De meiden vertelden dat ze de mannelijke omgangsvormen op het bureau best lastig vonden. Je moest nooit ofte nimmer ook maar enige zwakte tonen, dan was je er geweest. Ongeveer als bij de Kvälspressen.’ (Marklund: 105) Bengtzons eigen positie staat niet langer ter discussie. Ze loopt zonder kloppen binnen bij hoofdredacteur Anders
| |
| |
Schyman en gaat haar eigen gang. Ze ontwikkelt zich tot een steeds recalcitranter personage: ze gedraagt zich onbeschoft tegen haar baas, rijdt te hard, rijdt zwart in de bus en neemt meerdere malen wraak op haar ex Thomas en zijn minnares Sophia.
Levenslang is de opmaat naar het over meerdere boeken uitgespreide verhaal van een door vrouwen geleid drugskartel. Zowel Nordin als Hoffman zijn halfzussen van de misdadiger Filip Andersson. In Een plek onder de zon (2008) ontdekt Bengtzon bij haar onderzoek naar een gasmoord in Málaga dat er een verband is tussen de zaak van Lindholm, Nordin en de moeder van het gezin dat omkwam. Hun gezamenlijke moeders groeiden op als pleegkinderen en werden mishandeld en misbruikt. Zij sloten een verbond en verdienden later hun brood met drugshandel. De gasmoord blijkt gepleegd in opdracht van Andersson om een ruzie binnen het kartel te beslechten. Hij bedreigt ook het eerste gezin van Lindholm, dat op een hasjboerderij in Marokko woont. Bengtzon redt hen, en Hoffman redt Bengtzon door Andersson neer te schieten. Het vrouwelijke hoofd van het drugskartel, de journaliste en de politievrouw verenigen zich tegen de mannelijke misdadiger, ruimen de sporen op en verbergen hun daad voor politie en overheid. Daarmee bereikt de zelfstandigheid, maar ook de maatschappelijke marginaliteit van Bengtzon een hoogtepunt.
| |
Persoonlijke ontwikkeling en de dreiging van het mannelijke
In Levenslang krijgt Bengtzon naast haar professionele onafhankelijkheid ook haar persoonlijke onafhankelijkheid terug. Ze woont in een appartement in de binnenstad, heeft met Thomas co-ouderschap over de kinderen, gaat op reis naar Spanje, heeft een affaire met een Zweedse politieman en gaat uit eten met Thomas' baas, staatssecretaris Jimmy Halenius. Ze laat zich weinig gelegen liggen aan regels en omgangsvormen: ze vloekt, eet ongezond en beschrijft in een telefoongesprek met Halenius hoe ze zit te plassen. (Marklund: 285) Haar huwelijk ontpopt zich tot een feministisch slagveld. Thomas is, in tegenstelling tot Bengtzon, afkomstig uit een gegoede familie en hecht aan uiterlijk, tradities en omgangsvormen. Bengtzon is slordig en eigenzinnig, en valt niet in de smaak bij Thomas' moeder. Thomas is ambtenaar en onderdeel van de regeringsmacht die Bengtzon controleert. (Marklund: 61) Hij vindt zichzelf heel belangrijk en probeert gedurende de hele serie hogerop te komen, met name door een gunstige indruk te maken op hogergeplaatsten. Zijn minnares Sophia is rijk, heeft een groot appartement in een chique buurt en is de tegenpool van Bengtzon: ze is blond, verfijnd en bewondert Thomas, terwijl Bengtzon donker, onbehouwen en in de ogen van Thomas respectloos is.
Thomas is de boosdoener in dit discours: een met een gouden lepel in de mond geboren, op zichzelf gefixeerde hielenlikker die zijn vrouw aanspreekt op haar morele verantwoordelijkheden, maar vreemdgaat zodra er problemen ontstaan in hun huwelijk. Narratief gezien betaalt hij daarvoor een hoge prijs. In Teken van leven (2011) wordt hij tijdens een missie in Afrika gevangengenomen. Hij en de andere delegatieleden worden mishandeld en een voor een gedood. Later blijkt dat Thomas onder bedreiging heeft meegedaan aan de groepsverkrachting van en de moord op een vrouwelijk
| |
| |
delegatielid met wie hij een relatie had. Hij weigert deel te nemen aan een volgende verkrachting en betaalt daarvoor met het verlies van zijn rechterhand - zowel offer als straf, suggereert het boek. De ‘Zweedse kleutervader’, in het nieuws belangrijker dan alle problemen van het vergeten continent, is niet onschuldig.
Halenius onderhandelt met de ontvoerders. Hij verblijft in Bengtzons appartement en ze worden verliefd op elkaar. Als Thomas' baas representeert Halenius de gevestigde macht, maar net als Bengtzon is hij onconventioneel, onverzorgd en houdt hij zich niet aan regels. Als ze met Halenius naar Afrika moet om losgeld te overhandigen, doet Bengtzon een beroep op Sophia, die zich liefdevol ontfermt over de kinderen. Hiermee sluiten de vrouwen een verbond dat de overspelige Thomas buitensluit en voor Annika is het een morele overwinning op zichzelf. Thomas wordt levend gevonden. Annika verzorgt hem liefdevol, maar verbreekt de relatie en gaat verder met Halenius.
De laatste twee boeken over Bengtzon vormen de apotheose van de serie: het kwaad verschijnt in pure vorm. Het wordt niet belichaamd door vrouwelijke moordenaars of mannelijke vrouwenmishandelaars, en het is angstaanjagender dan de beroepsmisdadiger Andersson die (tevergeefs) het patriarchaat probeerde te herstellen in het Spaanse drugskartel. Het kwaad in deze boeken is ongrijpbaar, want het bestaat in tweevoud en is niet alleen moordenaar maar ook martelaar. Het is aangeboren en verder ontwikkeld als puur sadisme zonder reden. En het wortelt niet in de grote stad maar in de uithoeken van het Zweedse platteland, waar Bengtzon ook vandaan komt. Het is deze puur mannelijke slechtheid die de grootste bedreiging vormt voor vrouwen.
In Nora's verdwijning (2013) verslaat Bengtzon de marteling van een ex-politicus en de verdwijning van diens echtgenote Nora. Hoffman werkt nu voor de recherche en onderzoekt de zaak. Bengtzon woont samen met Halenius en hun beider kinderen. Ze is gelukkig in haar relatie, weet een vorm te vinden voor hun samengestelde gezin en verzoent zich met haar zus Birgitta. De moord op de politicus is gepleegd door de broers Ivar en Arne Berglund in opdracht van Russische misdadigers die eigenlijk achter Nora aan zaten. Nora slaagt in haar opzet te verdwijnen, maar heeft haar kinderen achter moeten laten. Hoffman en Bengtzon lossen de moord op en de dader wordt opgesloten. Zijn even schuldige tweelingbroer loopt echter nog vrij rond en wil wraak voor het verlies van zijn broer en partner in crime.
In IJzer en bloed, het laatste deel van de serie dat zowel in Zweden als Nederland verscheen in 2015, duikt het kwaad opnieuw op, terwijl Bengtzon psychisch dreigt te bezwijken. Zij is gelukkig met Halenius en professioneel gaat het haar voor de wind, maar ze heeft last van paniekaanvallen, angst en onrust. Ze bezoekt een psychologe en bespreekt haar verleden. Daarmee keert de serie terug bij het chronologisch eerste, en volgens verschijningsdatum tweede deel, Studio Sex, dat Bengtzons leven beschrijft in haar eerste zomer bij Kvällspressen. Ze onderzocht als stagiaire de moord op een jong meisje. De moordenaar, haar vriend, werd veroordeeld voor frauduleuze activiteiten, maar bleef ongestraft voor de moord. Dagboekfragmenten in dit boek lijken
| |
| |
afkomstig van Josefine, die wordt mishandeld en misbruikt, maar blijken geschreven door Bengtzon zelf. Ze heeft haar gewelddadige vriend verlaten om in Stockholm een zelfstandig bestaan op te bouwen. Zij doodt hem uit zelfverdediging en verovert daarmee haar leven terug, al gaat dit ten koste van haar psychische gemoedsrust.
Bengtzon bespreekt haar geschiedenis met de psychologe in de hoop haar angst onder controle te krijgen. De gebeurtenissen in IJzer en bloed (2015) vormen echter een realistische dreiging. Hoffman graaft nog in de zaak-Berglund, uit angst dat het bewijs onvoldoende is. Als Bengtzons zus Birgitta wordt ontvoerd, verdenkt ze Birgitta's vriend Steven, die haar heeft geslagen, maar hij blijkt niet de dader. Birgitta is gedood en in kleine stukjes begraven in de geboortegrond van de broers Berglund, in het hoge noorden, bij de vliegbasis waar Bengtzon onderzoek deed in De rode wolf. Omdat Bengtzon een van de Berglundbroers heeft ontmaskerd en laten opsluiten, neemt de vrije broer wraak via haar zus. Bengtzon wordt door de moordenaar naar het oude huisje van haar oma, Lyckebo, gelokt. Steven redt haar, maar moet dat met de dood bekopen. In deze situatie doodt Bengtzon niet, zoals ze lang geleden deed. Ze slaat Berglund bewusteloos, sluit hem op in de kelder en belt de politie.
| |
Conclusie
Het is maar de vraag of het kwaad daarmee definitief is uitgeschakeld, of de dreiging uit Bengtzons leven is weggenomen en of haar geschiedenis haar niet langer achtervolgt. Haar ex-man Thomas is alleen op het oog hersteld van zijn ontvoering en blogt agressieve en seksistische teksten onder de naam Gregorius, de naam van zijn Afrikaanse martelaar. Hij worstelt met zijn gevoel van eigenwaarde en haat Bengtzon. In de epiloog van het laatste boek ziet Thomas haar in een talkshow op televisie. Ze is inmiddels hoofdredacteur van de nu digitale Kvälspressen en heeft de moord op Josefine alsnog opgelost. Ze is getrouwd met Halenius, heeft het dochtertje van haar zus geadopteerd en is zwanger. Thomas lijkt door te draaien en steeds meer samen te vallen met Gregorius. Bovendien heeft hij een jachtgeweer gekocht.
In de wereld van Marklund en Bengtzon is het kwaad onuitroeibaar, geworteld in de geschiedenis en in families, en in essentie mannelijk van aard. Dat is een analyse die zowel in overeenstemming is met het kritische en donkere maatschappijbeeld in de traditionele Scandinavische misdaadroman, als met het man-vrouwbeeld in feministische herschrijvingen van hard-boiledmisdaadliteratuur. Marklund creëerde met Bengtzon een aansprekende, feministische heldin, maar is tegelijkertijd terughoudend in de mogelijkheden voor Bengtzon en voor vrouwen als zijzelf om de maatschappij op korte termijn ingrijpend te veranderen. Daarbij speelt het onderzoek dat zij als journaliste deed naar vrouwenmishandeling door mannen een belangrijke rol.
Als vrouwen worden geconfronteerd met dreiging en misdaad, kunnen zij zich conformeren en zelf misdadigers worden. Ze kunnen vluchten, ze kunnen moreel overwinnen en hun onafhankelijkheid bewerkstelligen, ze kunnen zich verenigen met andere vrouwen, maar geen enkele strategie is afdoend of definitief. Er zullen altijd slachtoffers vallen. Daarmee gaat de Bengtzonserie uiteindelijk ook over macht: niet
| |
| |
degene die (moreel) gelijk heeft en de puzzel oplost overwint, maar degene die het sterkst en het slechtst is. Maatschappelijke instellingen als politie en justitie worden bevolkt door overwegend sympathieke en welwillende individuen, maar kunnen dit verschijnsel slechts aan banden leggen, en niet uitroeien. In die zin zijn vrouwen nog steeds op zichzelf aangewezen, suggereert Marklund, zelfs in een land als Zweden dat zich laat voorstaan op een actieve overheid en een sociaal vangnet, en op het vermogen de zwakkeren in de maatschappij te beschermen.
| |
Literatuur
Cranny-Francis, A., Feminist Fiction: Feminist Uses of Generic Fiction, Cambridge 1990. |
Hermes, J., Re-Reading Popular Culture, Malden/Oxford 2005. |
Hermes, J., ‘Cultural Citizenship and Popular Fiction’. In: K. Brants, J. Hermes & L. Van Zoonen (ed.), The media in Question. Popular Cultures and Public Interests, London/Thousand Oaks 1998: 157-179. |
Klein, K.G., The Woman Detective: Gender & Genre, Urbana/Chicago 1988. |
Marklund, L., Asiel. Een westerse balling in de Verenigde Staten, Breda 2006. |
Marklund, L. & L. Snickare, Er is een speciale plek in de hel voor vrouwen die elkaar niet helpen, 2007. |
Marklund, L., Het Paradijs, Breda 2002. |
Marklund, L., Het testament van Nobel, Breda 2012. |
Marklund, L., Levenslang, Breda 2008. |
Marklund, L., Ondergedoken. Een waargebeurde thriller. Hoe een Zweedse vrouw het eigendom werd van haar Libanese ex-verloofde, Breda 2005. |
Munt, S.R., Murder by the Book? Feminism and the crime novel, London/New York 1994. |
Nestingen, A., Crime and Fantasy in Scandinavia. Fiction, Film and Social Change, Seattle/London 2008. |
Nestingen, A., & P. Arvas, (eds.), Scandinavian Crime Fiction, Cardiff 2011. |
Plain, G., Twentieth-Century Crime Fiction. Gender, Sexuality and the Body, Edinburgh 2001. |
Scaggs, J., Crime Fiction, London/New York 2005. |
Walton, P.L.,& M. Jones, Detective Agency. Women Rewriting the Hard-Boiled Tradition, Berkeley/London 1999. |
Worthington, H., Key Concepts in Crime Fiction, London/New York 2011. |
|
|