Vooys. Jaargang 35
(2017)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
[Nummer 3]RedactioneelOp een woensdagmiddag in januari spraken twee Vooys-redacteurs de ervaren vertaler Sam Garrett voor het nummer dat je nu in handen hebt. ‘Hoe bouw je zo'n vertaaloeuvre op?’ vroegen ze hem. ‘Heb je jezelf bepaalde doelen gesteld voor wat je wilde vertalen?’ Wat bleek: een lijn zat er niet echt in. Garrett vertaalde gewoon ‘wat opkwam’, en van het één kwam het ander. Zou je een redacteur van Vooys eens vragen hoe een nummer samengesteld wordt, dan zal die redacteur, excuseer ons voor de desillusie, niet heel anders antwoorden dan Garrett. Ook bij Vooys berust de uiteindelijke samenstelling van het blad soms deels op toeval. Sommige bijdragers zijn doelbewust benaderd, anderen benaderden ons zelf en weer anderen waren eigenlijk voor een eerder of later nummer gepland maar schoven op tot ze in dit nummer belandden. Toch valt alles altijd op z'n plaats. Wanneer we de fysieke Vooys bij de verzending dan eindelijk in handen hebben, denken we: het had niet anders moeten zijn. Dat klinkt misschien cliché, maar zie: het is waar. Want zo in z'n geheel beschouwd blijkt dit nummer uit te blinken wat betreft interdisciplinariteit: een toverwoord voor wie een NWO-aanvraag wil binnenslepen en ook de Vooys-redactie is er wel ontvankelijk voor (helaas kunnen wij geen beurzen toekennen). Zo bevat dit nummer een artikel van Ilja van den Broek, gespecialiseerd in journalistiek & literaire cultuur. Ze neemt ons mee naar de wereld van de Scandinavische misdaadliteratuur, waarin de protagonist opvallend vaak het beroep van journalist bekleedt. Aan de hand van een analyse van de Zweedse serie van schrijfster Liza Marklund over Annika Bengtzon onderzoekt Van den Broek hoe de vrouwelijke journalist binnen het genre van de misdaadliteratuur wordt ingezet om een feministisch discours uit te dragen. Ook kunsthistoricus Dennis Bouma en Neerlandica Maria van Leeuwen brengen twee disciplines samen. Hun beider achtergronden worden ingezet voor een intermediale lezing van de paus-pastichereeks van Francis Bacon en de postmoderne roman De vadermoorders van Willem Brakman. Evenals in de boeken over Annika Bengtzon moet in deze roman een misdaad opgelost worden. Bouma en Van Leeuwen maken in hun bijdrage inzichtelijk hoe de schuldvraag naar de moord op de door Brakman opgevoerde paus binnen de beeldende en verbale kunstdisciplines kan worden geproblematiseerd. We blijven tussen tekst en beeld in de bijdrage van kunst- en cultuurhistoricus Louis Veen die het geschreven werk van Piet Mondriaan onderzoekt. In het Mondriaanarchief in New Haven ontdekte Veen een serie teksten geschreven tussen 1940 en | |
[pagina 5]
| |
1942 waarin de schilder zijn ideeën over kunst en samenleving verwoordt en telkens bijstelt in nieuwe versies. In deze reeks, die Veen de oppression essays noemt, betoogt Mondriaan dat zijn nieuwe kunst, het Neoplasticisisme, de mens de weg zal wijzen naar de ideale samenleving. Draait dit nummer dan toch misschien om de functie van kunst in de maatschappij? Literatuurwetenschapper Niels Springveld vergelijkt in zijn bijdrage de literatuuropvattingen van Jean-Paul Sartre en Theodor Adorno die net als Mondriaan hun ideeën over de maatschappelijke functie van kunst op papier hebben gezet. Hun verschillende opvattingen worden door Springveld ingezet ter illustratie van de postromantische tegenstelling tussen autonomie en engagement die tot op de dag van vandaag voortduurt. Aan de hand van het werk van Aukje van Rooden en Arnold Heumakers analyseert hij de notie van esthetische autonomie op historisch-conceptuele wijze in een poging om de sociale rol die literatuur vervult te herzien. In het proefschrift De ernst van het spel wordt die herziening van de sociale rol van literatuur door Daan Rutten toegepast op het oeuvre van W.F. Hermans. Het is een van de publicaties die in deze editie van Vooys op een kritische bespreking kunnen rekenen in de recensiesectie achterin. De rubriek waarin het kritisch bespreken echter ondergeschikt is aan het de hemel in prijzen van ten onrechte vergeten auteurs is natuurlijk ‘In de kast’. Dit keer is de rubriek wel heel treffend ingevuld: niet alleen gaat het artikel van letterkundigen Lieke van Deinsen en Ton van Strien letterlijk over een kast (in andere woorden: een schrijverskabinet), maar ook over een dichter die zich ten doel stelde álle dichters die in die kast zaten te bezingen. De 18e-eeuwse dichter Lambert Bidloo schreef een driehonderd pagina's lang lofdicht op het Panpoëticon Batavûm. Het leverde hem en vele van de schrijvers in het kabinet weinig roem op, maar daar brengen Van Deinsen en Van Strien met deze boeiende bijdrage verandering in. Zet dit Vooys-nummer dus voorlopig nog niet in de kast, maar begin vooraan, middeninGa naar voetnoot* of achteraan met lezen. Van journalistiek en feminisme naar beeldende kunst, van essayistiek naar engagement: kies een volgorde en pas je eigen intertekstuele lezing toe. Wie weet op welke samenhang je stuit. |
|