Vooys. Jaargang 35
(2017)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||
Deborah O'Keefe | |||
Liedeke Plate
| |||
[pagina 102]
| |||
de vrouw als tweederangs, passief en machteloos wezen kwalijke gevolgen heeft, is welbekend. Niet voor niets hebben feministen kritische analyses geleverd van representaties in film en literatuur, videogames en televisie, kranten en schoolboeken. Toch is de invloed van kinderboeken een relatief onderbelicht terrein dat pas recentelijk internationaal de aandacht lijkt te trekken. Zo hebben Engelstalige kranten uitgebreid gerapporteerd over recent Amerikaans onderzoek van Janice McCabe et al. waarin wordt aangetoond dat hedendaagse kinderboeken nog steeds gedomineerd worden door mannelijke hoofdpersonages, en dat deze ongelijkheid in genderrepresentatie de boodschap uitdraagt dat vrouwen en meisjes een minder belangrijke rol in de maatschappij spelen dan mannen en jongens. (McCabe et al. 2011) In Good Girl Messages bespreekt O'Keefe, geboren in 1939, de boeken waarmee zij en haar witte Amerikaanse generatiegenoten uit de middenklasse opgroeiden tussen 1943 en 1953, van haar vierde tot haar veertiende. De focus ligt hierbij op meisjes en de boeken die zij lazen, maar de door jongens veelgelezen boeken worden ter vergelijking ook behandeld. Ras, etniciteit en klasse zijn daarentegen geen onderwerpen waar ze lang bij stilstaat. Hoewel ze opmerkt dat niet-witte kinderen en kinderen van de lagere klassen wel eens ontsteld zouden kunnen zijn geweest van de ontdekking dat zij niet bestaan in de fictionele werelden van de canonieke kinderliteratuur (25), toch gaat ze hier niet verder op in: haar onderwerp is immers wat Amerikaanse middenklassemeisjes in de jaren vijftig lazen. Dit is jammer, want zo laat ze de effecten van deze boeken op, onder andere, zwarte meisjes buiten beschouwing en blijft haar analyse van de messages die ze onderzoekt beperkt tot hun betekenis voor witte meisjes uit de middenklasse. Good Girl Messages verscheen oorspronkelijk in 2000 en werd onlangs herdrukt, in de Cultural Studies-reeks van Bloomsbury Academic Collections - een enigszins onlogisch onderkomen voor dit boek dat bewust niet academisch poogt te zijn. De literatuur die wordt aangehaald doet vermoeden dat het onderzoek veelal ouder is en uit het begin van de jaren negentig dateert. Voor dit onderzoek herlas O'Keefe de boeken uit haar jeugd. Ook sprak ze met vrienden en familie over hun favoriete boeken. Haar bevindingen ordent ze in thematisch samengestelde hoofdstukken, met aandacht voor plotstructuren en thema's als familie, groepsgedrag, relaties met dieren, ouders en andere autoriteitsfiguren, en jongens-meisjesromances. Deze hoofdstukken zijn rijkelijk geïllustreerd met citaten uit de gelezen kinderboeken, weergegeven in klein kapitaal, ‘to provide a slight sense of the texture - the flavor - of that bigger-print childhood reading.’ (9) Wel jammer is dat O'Keefe, omwille van de toegankelijkheid, ervoor gekozen heeft enkele academische conventies overboord te gooien. Zo is er geen literatuurlijst, wat jammer is voor het overzicht: een lijst met alle besproken primaire werken en een bibliografie van aangehaalde secundaire bronnen was fijn geweest. Ook zijn er dientengevolge geen pagina-verwijzingen. Een belangrijk uitgangspunt van O'Keefes onderzoek is het plezier dat jongens en meisjes aan boeken beleven. Hierdoor is haar visie op de invloed van kinderboeken | |||
[pagina 103]
| |||
complex en laat het ruimte voor de agency van de lezer, die de genderboodschappen niet alleen absorbeert, maar ook actief opzoekt. In O'Keefes optiek krijgen jongens en meisjes niet alleen andere boeken voorgeschoteld - dat is ook niet per se zo, in ieder geval voor kleine kinderenGa naar voetnoot1 - maar kiezen ze er ook zelf voor om die boeken te lezen: ‘[W]e read them partly because we were already in sympathy with those qualities’, zegt O'Keefe. (20) Lezen wordt dan normbevestigend, waarbij de sociale context en de normen die daarin heersen net zo belangrijk zijn als de inhoud van de boeken (tekst en illustraties). Bij het lezen werken context en inhoud beide op elkaar in: ‘Girls as a group were always more involved than boys in reading, an activity that is girlish in that it earns approval from one's elders and requires sitting still for long periods of time.’ (26) Zo blijkt lezen een performatieve handeling waarmee lezers gender als het ware ‘doen’; zowel een instantie van passief, escapistisch, ‘vrouwelijk’ gedrag als een aansporing tot dergelijk gedrag. (20) De genderongelijkheid wordt nog eens versterkt doordat de jongensboeken - R.L. Stevensons Het schateiland (1883), Mark Twains Tom Sawyer (1876) en Huckleberry Finn (1884), Rudyard Kiplings Het jungleboek (1894) - veelal als ‘Literatuur’ gelden, de meisjesboeken zelden. Al voldoet Good Girl Messages niet volledig aan de eisen van een goed opgezet wetenschappelijk onderzoek - het empirische bewijs is anekdotisch en de literatuur is gedateerd - toch is het boek akelig actueel. Dit komt doordat de boeken die O'Keefe bespreekt, de boeken die zij als meisje las en liefhad, weliswaar niet allemaal, maar voor een groot deel nog steeds worden gelezen - of voor het witte doek worden bewerkt. Heidi (Johanna Spyri, 1880), De geheime tuin (Frances Hodgson Burnett, 1911), De kronieken van Narnia (C.S. Lewis, 1949-54) - welk meisje is er niet mee grootgebracht, toen en nu, in de Verenigde Staten en in Europa? Dat deze boeken tot op heden voortleven als geschikte literatuur voor kinderen is eigenlijk verbazingwekkend, gezien de soms schrikbarende ideeën over mannen en vooral vrouwen die erin worden gepropageerd. Denk aan de vaak verfilmde Lorna Doone (R.L. Blackmore, 1869), waarin het hoofdpersonage John Ridd mijmert: ‘She [Lorna] (...) looked up at me, with such a power of weakness, that I at once made up my mind to save her, or to die with her.’ (geciteerd uit O'Keefe: 47) Een analyse van deze teksten is daarom nog altijd belangrijk, om beter te begrijpen waar onze vooroordelen en impliciete associaties vandaan komen en hoe we een nieuwe generatie daarvoor kunnen behoeden. Want hoewel O'Keefe in haar slothoofdstuk bespreekt hoe ze in recentere boeken ‘progress away from sexist stories’ (199) ontwart, toch stemt haar analyse niet hoopvol. De boeken die O'Keefe als kind zo mooi vond, waarin ziekelijke kinderen die het bed moesten houden of stierven werden verheerlijkt, vormen gelukkig nog maar een klein aandeel van het aanbod kinderliteratuur. ‘[R]ecent stories show girls as active not passive; loud not silent. Even in books | |||
[pagina 104]
| |||
about both boys and girls, girls are central, not peripheral.’ (201) Toch is met de tanende invloed van literatuur, nu lezen het veelal aflegt tegen andere media en activiteiten die onze tijd en aandacht vragen, de invloed van dergelijke verhalen er niet minder op geworden. Dit is dan ook O'Keefes grootste verdienste: niet alleen draagt haar boek bij aan kennis over hoe een generatie witte Amerikanen werd gevormd door de boeken die zij in hun jeugd lazen, ook maakt het ons ervan bewust dat deze beelden en verhalen nog steeds op allerlei plekken in onze cultuur aanwezig zijn, en dat we ze aan een kritische blik moeten blijven onderwerpen. Dit maakt O'Keefes Good Girl Messages een haast onuitputtelijke inspiratiebron voor relevant en noodzakelijk vervolgonderzoek, uit te voeren door kritische, gendersensitieve liefhebbers van kinderliteratuur wereldwijd. | |||
Literatuur
|
|