Vooys. Jaargang 34
(2016)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||
Lucas van der Deijl
| |||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||
en wordt in hoge mate gemedieerd, door columns, tweets, films, romans et cetera. Ik beschouw het verschijnsel als een cultureel gevoel van onrechtvaardigheid over de maatschappelijke vervreemding van wat als mannelijke natuur ervaren wordt. Max Pam ontleende bijvoorbeeld de ijsbeermetafoor aan de film The Revenant (2015), over een soort allegorische oerman (Leonardo DiCaprio) die op desolate toendra's moet vluchten voor zijn leven. De film bevestigt volgens Pam het beeld dat ‘de macht van de man in alle opzichten tanende is.’ Of wat mij betreft: de film representeert de angst voor het mannelijke verlies van macht, territorium en ‘mannelijke natuur’. Willen we het ijsbeersyndroom begrijpen, dan moeten we dus naar culturele expressies ervan kijken. Ook de (contemporaine) Nederlandse literatuur vertoont interessante sporen van deze angst. Uitvergrotingen van de man als een ‘zwakke, zielige of onnutige’ figuur herken ik in veel mannelijke personages, maar het patroon laat zich vooral mooi zien in de representatie van de vader-dochterrelatie. Die relatie heeft nog weinig aandacht gekregen in letterkundig onderzoek,Ga naar voetnoot1 en is volgens mij sterk met ‘het mannelijk onbehagen’ en dus met cultuurhistorische man-vrouwverhoudingen verbonden.Ga naar voetnoot2 Hieronder lees ik drie hedendaagse romans die in brede zin de relatie tussen een vader en zijn dochter(s) opvoeren en in enge zin de seksuele ontwikkeling en het verzet van de dochter thematiseren. Het gaat om Hokwerda's kind (2002) van Oek de Jong, Tirza (2006) van Arnon Grunberg, en Bonita Avenue (2011) van Peter Buwalda. Bij gebrek aan ruimte laat ik gelijkwaardige literaire gedaantes van het patroon achterwege.Ga naar voetnoot3 De vader-dochterrelatie in deze romans is een metonymie. Dat wil zeggen dat de familierelatie ook gelezen kan worden als een relatie tussen mannen en vrouwen, omdat de dochter in zulke romans de enige significante vrouwelijke rol inneemt en omdat de vader zich seksueel tot haar verhoudt. De vrouwen zijn uitsluitend dochters. Ik wil laten zien dat de verhoudingen worden bepaald door wat Maaike Meijer een ‘cultuurtekst’ heeft genoemd, ‘een conglomeraat van geaccepteerde, steeds weer terugkerende motieven en wijzen van representatie rond een thema’. (Meijer 2005: 33) Een cultuurtekst is dus een soort sjabloon voor representatie en in dit geval een manier om uitdrukking te geven aan het mannelijke onbehagen. De angst voor de emanciperende vrouw wordt geprojecteerd op de opgroeiende dochter. | |||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||
De dochter in de antropologie en de psychoanalyseDe relatie tussen vaders en dochters is vanuit verschillende invalshoeken verklaard en uitgelegd. Ik parafraseer hier de antropologische uitleg van Lévi-Strauss en de psychoanalytische van Freud. Het gebruik van hun inzichten ligt voor de hand, en is tegelijkertijd problematisch vanwege de gedateerde en mysogiene wereldbeelden die ze voortbrachten. Ik beschouw ze daarom niet als modellen voor het patroon dat ik denk te bespeuren. Integendeel, als invloedrijke duidingen zijn ze via intertekstualiteit zelf onderdeel geworden van de cultuurtekst die ik in dit essay wil begrijpen. ‘Ik, een moderne westerse man, ijsbeer nog een rondje op mijn smeltende ijsschots.’ Claude Lévi-Strauss schreef met Les Structures élémentaires Parenté (1967) een invloedrijke analyse van het huwelijk en het universele verbod op incest in verschillende culturen wereldwijd. Hij besteedt daarin veel aandacht aan het principe van wederkerigheid, dat sociale relaties bepaalde in veel ‘primitieve’ culturen (de term was destijds nog bon ton in de antropologie).Ga naar voetnoot4 Ook de huwelijksovereenkomst was een transactie die gebonden was aan dit principe. De uithuwelijking van een dochter of een zus verplichtte de groep die de bruidegom leverde tot giften die het verlies van de dochter konden compenseren. In deze gifteneconomie devalueerde de vrouw dus tot ‘bezit’ van haar vader of oudste broer, op het niveau van uitwisselingsgoederen waartoe ook schapen, stoffen of voedsel behoorden. (Lévi-Strauss 1969: 68) Deze ‘goederen’ functioneerden nadrukkelijk niet als commodities: de uitwisseling was geen economische handel, maar een sociale conventie die volgens het principe van wederkerigheid sociale relaties beheersbaar maakte. Via het ‘weggeven’ van de dochter kon de vader zijn macht vergroten en de spanningen met andere stammen in toom houden. (Boose 1989: 24) Om deze reden werd incest in talloze culturen een taboe: daarvoor waren de buitenfamiliale relaties te belangrijk. Lévi-Strauss concludeert: ‘The prohibition of incest is less a rule prohibiting marriage with the mother, sister or daughter, than a rule obliging the mother, sister or daughter to be given to others.’ (Lévi-Strauss 1969: 481) Lévi-Strauss benadrukt dat zowel het principe van wederkerigheid als de bezitsrelatie tot de dochter hun waarde verloren hebben in de westerse moderne samenleving. Toch resoneert de dochter als ‘bezit’ nog in bepaalde huwelijksrituelen: men vraagt de hand van de dochter aan haar vader, en de vader ‘geeft zijn dochter weg’ aan de bruidegom bij haar intrede op de bruiloft. (Lévi-Strauss 1969: 63) Literatuurwetenschapper Lynda E. Boose schetst de narratologische of rituele consequentie van deze machtsverhouding: Within the spatial image, the daughter (...) symbolically stands at the boundary/door, blocked from departure by the figure of the father (and/or the son or other | |||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||
male heir to the father's position). For the narrative to progress - for the daughter to leave the father's enclosure - the outside rival male must arrive and create a magnetic pull on the daughter, who otherwise remains within, in psychological bondage to her filial bonds. (Boose 1989: 33) Lévi-Strauss laat zien dat deze rituele positiebepaling tussen vader en dochter wijdverbreid is in verscheidene historische culturen. In dit essay wil ik beargumenteren dat de literatuur de dochter opnieuw in het vaderlijke domein situeert, en daarmee de hiërarchische verhouding herhaalt die Lévi-Strauss signaleerde en verklaarde. Ook in het werk van Sigmund Freud bestaat er een hiërarchische relatie tussen de vader en de dochter. Zoals bekend richtte hij zich op de psychologische effecten van het genitale verschil tussen de twee verwanten.Ga naar voetnoot5 De verregaande symbolische waarde die hij toeschrijft aan de penis, is hier niet relevant. Maar zijn beschrijving van het proces van subjectvorming en de rol daarin van de moeder en de vader - in die volgorde - voor de dochter, resoneert wel degelijk in de intense band tussen vader en dochter die in de romans op de voorgrond treedt. Het meisje wendt zich noodgedwongen tot haar vader wanneer de band met de moeder vervaagt (Freud zegt: wanneer blijkt dat de moeder haar geen penis kan bieden). Ze keert zich in een omgekeerde Oedipale relatie tot haar vader in de wens om een kind van hem te krijgen, en volgens Freud blijft die fixatie op de vader intact zolang hij die onbewuste wens negeert (om sociale redenen): ‘For girls the Oedipus situation is the outcome of a long and difficult development; it is a kind of preliminary solution, a position of rest which is not soon abandoned’. (Freud 2005: 427) Meisjes blijven dus meisjes zolang ze geen seks met hun vader kunnen hebben, of totdat ze een baby krijgen. Zij kunnen pas tot een subject of individu uitgroeien nadat zij zich van de vader losgemaakt hebben. Beide theorieën (re)produceren het beperkte register aan mogelijke rollen voor vaders en dochters in culturele uitdrukkingen dat ik hier een ‘cultuurtekst’ noem. Ik analyseer kort de ongelijke verhouding tussen vader en dochter in genoemde romans en besteed daarbij extra aandacht aan de rol van het vaderlijke territorium, dat ik lees als een metafoor voor de mannelijke angst om zijn invloedssfeer te zien slinken. | |||||||||||||||||||
Lin en Hokwerda: Hokwerda's kind (2002) van Oek de JongGa naar voetnoot6De proloog van Hokwerda's kind vertelt over een spel tussen de focaliserende Hokwerda en zijn nog jonge dochter Lin. Hij gooit haar over de rietkraag in de Ee, een kleine rivier in Friesland. Lin zwemt terug naar de oever, en laat zich keer op keer opnieuw het water in slingeren, hoewel de val haar pijn doet en het terugzwemmen haar uitput. (13) Lins moeder maant haar man om ermee op te houden, maar dat negeert hij. (14) De | |||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||
verhouding tussen vader, moeder en dochter zijn in dit metaforische spel meteen duidelijk: de dochter zal altijd bij haar vader terugkomen en naar hem verlangen, hoewel hij haar mishandelt. De moeder speelt altijd een bijrol in de relatie tussen vader en dochter: Haar vader had haar gewild, haar moeder niet. Daarom was ze van meet af aan het kind van haar vader geweest en had ze altijd haar toevlucht bij hem gezocht - terwijl ze hem nooit helemaal vertrouwen kon en altijd op haar hoede moest zijn. (407) Later in de roman wordt duidelijk dat de moeder haar twee dochters bij Hokwerda op jonge leeftijd heeft weggehaald, en Lin, inmiddels in de twintig, treedt (symbolisch) direct na de proloog op als de belangrijkste focalisator. Ze leeft als jonge vrouw in Amsterdam, ver van Friesland, en ontmoet een drietal jongens waartoe ze zich afwisselend aangetrokken en afgestoten voelt, zoals Hokwerda haar als jong meisje wegwierp en weer opwachtte aan de oever van de Ee. De vader bepaalt haar relaties tot andere mannen.Ga naar voetnoot7 Lin raakt het hevigst verliefd op Henri, een oudere man die haar mishandelt en laat verkrachten, maar bij wie ze steeds opnieuw terugkeert. Op verschillende momenten wordt hij vergeleken met haar vader, maar dat geldt ook voor de andere geliefden.Ga naar voetnoot8 Wanneer Henri voor de zoveelste keer - net als Hokwerda - onbetrouwbaar blijkt, vermoordt ze hem. Lin voelt aan dat haar seksualiteit beladen is voor haar vader. Ze weet een directe (‘provocerend[e]’) confrontatie te vermijden door zich weer als jong meisje te kleden bij hun enige ontmoeting na de scheiding van jaren terug, op Hokwerda's autosloperij in Friesland: Natuurlijk had zij niet geweten welke kleren ze moest dragen, in welke kleren ze zich als ‘volwassen vrouw’ aan haar vader moest presenteren. (...) Ten slotte was ze uit het souterrain te voorschijn gekomen in iets bruins en groens, een bruine rok en een mosgroene blouse, miskopen van jaren geleden, kleren die ze gekocht had op een dag als deze, een dag waarop ze niet meer wist wie ze was. Ze zag eruit als een kostschoolmeisje. Aan de volwassen vrouw herinnerde alleen haar dikke glanzende haar. (De Jong 2005: 276) Toch neemt Lins gekuiste kledingkeuze niet alle agressie weg bij Hokwerda. Bij een demonstratie van een van de kranen op zijn sloperij laat hij een autowrak boven het hoofd van Lin los, die het ternauwernood kan ontwijken. (285-286) In de auto terug naar Amsterdam interpreteert Lin de daad tegenover haar vriend Jelmer als volgt: ‘Ten slotte pleegt hij nog een soort aanslag op me. Een aanslag! Hij wil me van de aardbodem laten verdwijnen, erin beter gezegd, omdat ik hem herinner aan zijn mislukking.’ | |||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||
(291) Deze daad van agressie vindt dus plaats op het domein van de vader: op zijn autosloperij achter het huis waarin Lin opgroeide. Haar vader was ongevaarlijk zolang Lin in Amsterdam bleef, maar zodra zij als volwassen vrouw terugkeert in het domein van de vader, doet hij een poging om haar te doden. | |||||||||||||||||||
Tirza en Hofmeester: Tirza (2006) van Arnon GrunbergGa naar voetnoot9Tirza vertelt over Jürgen Hofmeester en zijn obsessieve relatie met zijn jongste dochter Tirza. Hofmeester is de belangrijkste focalisator. Tirza's moeder, door Hofmeester in de erlebte rede aangeduid als ‘de echtgenote’, heeft haar man en dochters jaren terug verlaten, maar duikt vlak voor het eindexamenfeest van Tirza weer op. Hofmeester is sinds haar vertrek nauwelijks seksueel actief geweest; haar kant van het bed ligt sindsdien bezaaid met kranten en boeken. (48) ‘De echtgenote’ verklaart zich nooit tot Hofmeester aangetrokken te hebben gevoeld. (53; 55; 154) Hofmeesters oudste dochter Ibi is verhuisd naar Frankrijk en heeft een moeizame relatie met haar vader. Tirza heeft een vriend, de iets oudere Choukri. De man doet Hofmeester aan een van de vliegtuigkapers van 9/11 denken, en Tirza's vader noemt hem consequent ‘Mohammed Atta’. (202) Tirza's seksualiteit wordt in veel scènes gethematiseerd. Grunbergs fascinatie voor Freud komt voor het eerst expliciet tot uiting in een scène waarin Tirza haar nachthemd uittrekt voor Hofmeester en ‘Ik ben een vrouw met tieten’ schreeuwt, waarop Hofmeester koel antwoordt: ‘Je bent hoogbegaafd, Tirza, hoog-hoogbegaafd, maar je bent geen vrouw, dat moet je nog worden.’ (219) Tirza volhardt, en schreeuwt nogmaals ‘Ik ben een vrouw’, maar Hofmeester geeft niet toe: ‘Je bent mijn dochter, Tirza, mijn dochter ben je en mijn dochter zul je blijven.’ (219) Het is de vader die kan bepalen of zijn dochter een meisje blijft, of opgroeit tot een vrouw. Tirza realiseert zich dan dat zij een substituut is: ‘Je hebt geen vrouw, papa (...), [i]k ben de enige vrouw die je hebt.’ (221) Hofmeesters belangrijkste ervaring van Tirza's individualisering en seksualiteit voltrekt zich wanneer hij haar en ‘Atta’ betrapt in zijn vakantiehuisje. (300) Veel later in de roman blijkt dat Hofmeester Tirza op dat moment gedood heeft met een kachelpook en haar vriend in stukken heeft gezaagd met een kettingzaag. (403) Opnieuw wordt zijn agressie aangewakkerd door het feit dat de daad in zijn vakantiehuisje - op zijn domein - plaatsvindt: ‘Mohammed Atta, jij hebt mijn geld van me afgenomen, en nu neem je mijn dochter op mijn eettafel, op de eettafel die van mijn ouders is geweest.’ (402) Het verband tussen de seksualiteit of individualisering van de dochters en het ruimtelijke domein van Hofmeesters huis komt in verschillende scènes naar voren. Ik noemde al dat Ibi naar Frankrijk geëmigreerd is op het moment waarop de vertelling begint. Ook Tirza zou na haar eindexamenjaar een jaar gaan reizen in Afrika, ver verwijderd van haar vader. Een ander voorbeeld is de scène waarin Tirza haar vader de | |||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
vraag stelt: ‘Papa, wanneer word ik ontmaagd?’ (182) Deze vraag heeft een sterke fysieke uitwerking op Hofmeester: het eten smaakt hem niet meer, hij drukt zijn handen in zijn wangen en krijgt tranen in zijn ogen. (183-185) Hij instrueert Tirza met veel moeite om tegen de jongen die haar zal ontmaagden het zinnetje ‘Ik ben Tirza en ik heb je lief’ te zeggen. Hij houdt het vervolgens niet langer uit, en neemt Tirza mee naar de tuin. Hofmeester is niet ín staat om ín het huis over zijn dochters seksualiteit te praten, en neemt Tirza daarom mee naar buiten. Daar, buiten het directe domein van de vader, treedt een loutering in, waarop Tirza haar vader dankbaar het voorgeschreven zinnetje in de oren fluistert. (186) Met het uitspreken van deze woorden wordt Hofmeester symbolisch de man die Tirza ontmaagdt; de formule was immers voor haar eerste sekspartner bestemd. | |||||||||||||||||||
Joni en Sigerius: Bonita Avenue (2011) van Peter BuwaldaGa naar voetnoot10Joni is de stiefdochter en oogappel van Sigerius, voormalig judokampioen, topwiskundige en minister van Onderwijs. Joni heeft een relatie met Aaron, die een vriendschap onderhoudt met haar vader. Joni en Aaron verdienen op internet in het geheim miljoenen met pornografische foto's van Joni. Sigerius woont in een riante woonboerderij met Joni's moeder Tineke, met wie hij nog nauwelijks seks heeft: haar lichaam wordt beschreven als ‘een vracht’, ‘een comateuze berg’, ‘het nog warme kadaver van een neushoorn’. (153-154) Sigerius wordt als seksloos omschreven, en zijn libido als waardeloos. (356; 385; 424; 162, 163) Het verhaal wordt in drie perspectieven verteld, met achtereenvolgens Aaron, Sigerius en Joni als belangrijkste focalisatoren. Joni is de enige ik-verteller. Sigerius durft op werkbezoek in Shanghai (ver van huis) pas de pornofoto's opnieuw te bekijken waarop hij zijn stiefdochter herkend dacht te hebben. De foto's bieden geen uitsluitsel over de identiteit van de actrice. Uiteindelijk gaat hij op onderzoek uit in Aarons huis, en ontdekt op zijn zolder de studio die hij herkent van de pornosite. Hij overweegt dan zelfmoord, (311) maar in plaats daarvan ontkleedt hij zich, trekt een string aan van zijn stiefdochter, en begint te masturberen. Op dat moment komen Aaron en Joni terug van een vakantie. Joni ziet vervolgens hoe haar naakte stiefvader zichzelf dwars door de glazen schuifpui stort - de wand die een paar weken daarvoor al verwoest was door de vuurwerkramp. Sigerius' definitieve besef dat Joni haar seksualiteit verkoopt, heeft op hem een psychologische en destructieve uitwerking die via deze schuifpui uitgroeit tot de proporties van de vuurwerkramp. Sigerius verhangt zich uiteindelijk in het jacht dat Joni van haar met porno verdiende geld kocht. Ook in deze roman is er een ruimtelijk verband met de seksualiteit van de dochter. Door zowel Joni als Sigerius wordt hun tijd in Californië - aan Bonita Avenue - via flashbacks herinnerd als de gelukkigste tijd van hun leven. (194; 518) In deze periode was Joni nog een klein meisje. De titel maakt het hele verhaal tot een nostalgische terugblik naar de tijd en plaats waarin de dochter seksueel nog onvolwassen was. Pas | |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
weer terug in Nederland zou de vervreemding en de onthechting van het gezin beginnen: Sigerius' criminele zoon trekt bij hen in en zorgt als een intrigant voor onrust, voor Sigerius vooral omdat hij een seksuele relatie vermoedt tussen Joni en zijn zoon. Na de desastreuze confrontatie met haar vader in Aarons huis vertrekt Joni naar Californië - terug naar de plek van haar jeugd, maar de interessante paradox wil dat ze daar carrière maakt in de porno-industrie. Ze zal Sigerius nooit meer zien. Tot slot komt de ruimtelijke betekenis tot uiting doordat Sigerius de pornofoto's van Joni niet verdraagt in het vaderlijke domein van zijn woonboerderij: hij durft ze pas weer te bekijken in Shanghai, en als hij veel later Tineke op de hoogte stelt van het bestaan van de site, weigert hij de foto's thuis te laten zien. Wanneer zij aandringt, antwoordt hij: ‘Tien - ik zal je er maandag een paar sturen. Ik kan het niet. Niet hier.’ (425, mijn cursivering) | |||||||||||||||||||
BesluitLévi-Strauss en Freud gaven beiden een mogelijke duiding voor de culturele betekenis van de opgroeiende dochter. Bij Lévi-Strauss was zij opgesloten in het domein van de vader, of bij zijn afwezigheid in dat van de oudste zoon. Zij was overgeleverd aan haar vaders strategische mogelijkheden tot uithuwelijking en had zo als bezit van haar vader een politieke en sociale functie. Ook bij Freud bezit de vader een machtspositie: de identiteit en de seksualiteit van de dochter wordt altijd in relatie tot de vader gedefinieerd. Hij ‘bepaalt’, definieert haar. Ik wil de hardnekkigheid van deze cultuurtekst over de opgroeiende dochter verklaren door middel van het door Margreet Fogteloo gesignaleerde mannelijke onbehagen. De romans die ik las verbeelden de man-vrouwverhoudingen als een vaderdochterrelatie, die per definitie ongelijk is in termen van macht. De gelijkwaardige positie, de moeder, is overleden, afwezig of seksloos. De enige significante vrouwelijke rol in deze verhalen, de dochter, is zo per cultuurtekst bepaald een ondergeschikte, maar blijft altijd een metonymie voor de (volwassen) vrouw. De man is bang om de macht over deze enige vrouwelijke rol te verliezen. Die angst komt tot uiting in de gefrustreerde agressie die de individualisering en seksuele ontwikkeling van de dochter opwekt zodra de vader daarmee geconfronteerd wordt. Mijn aanname is dat dit representatiepatroon functioneert als cultuurtekst waarin onder andere ideeën van Lévi-Strauss en Freud resoneren. En een cultuurtekst als deze impliceert een zekere tijdloosheid, een ongevoeligheid voor trends. In dit geval: mannen zijn al veel langer bang voor vrouwen. Waarschijnlijk was Freud het al. | |||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||
|
|