[Nummer 1/2]
Redactioneel
Lokaal, nationaal, globaal, transnationaal, planetair. Deze termen vliegen u in deze steeds sterker geglobaliseerde wereld ongetwijfeld vaak om de oren. Maar wat betekenen ze nu eigenlijk voor de literatuur? Welke inzichten kan een transnationale benadering opleveren in ons onderzoeksveld? Dat zijn vragen die de redactie van Vooys ook bezighouden, en die wij graag beantwoord wilden zien in ons themanummer ‘Transnationalisme en Wereldliteratuur’. We hebben daarom een groot scala kenners ingevlogen. Allereerst komt literatuurwetenschapper Birgit Mara Kaiser aan het woord, die in haar introductie schrijft over belangen, uitdagingen en benaderingen van de vergelijkende literatuurwetenschap in de 21e eeuw. Zij stelt de vraag hoe we teksten uit uiteenlopende culturele, talige en historische contexten kunnen vergelijken - is dit niet onmogelijk? Als uitdagend antwoord noemt Kaiser het door Gayatri Chakravorty Spivak geponeerde planetair denken. De bevestiging van lezen als ‘wereld-maken’ vormt volgens haar de cruciale voorwaarde voor de literatuurwetenschap van deze tijd. Hierna leest u een bijzonder gesprek tussen hoogleraar wereldliteratuur Elleke Boehmer en promovendus cultureel erfgoed Wim Manuhutu. An Prudon tekende het gesprek op voor Vooys, en geheel in stijl van dit themanummer deed zij dat in het Engels. Hoogleraar Raphaël Ingelbien beschouwt in zijn artikel de grote literatoren die Ierland heeft voortgebracht. Juist door de vaak problematische relatie met hun vaderland konden zij belangrijk zijn bij de vorming van een internationaal georiënteerde literatuur. Ook bevraagt hij de rol van de Engelse taal en de omgang met het hedendaagse culturele erfgoed van Ierland hierin. Hoogleraar Michiel van Kempen werpt in zijn artikel licht op de nog altijd zeer beperkte bekendheid van Caraïbische auteurs in Nederland. Toch werd de P.C. Hooftprijs enige tijd geleden toegekend aan de
Surinaamse schrijfster Astrid Roemer. Naar aanleiding hiervan schrijft Van Kempen over Caraïbische (met name vrouwelijke) auteurs, de reacties rondom de toekenning van deze prijs, en zijn visie hierop. Hierna neemt literatuurwetenschapper Madeleine Kasten u mee naar de wereld van adaptaties in haar artikel over Mark Osbornes verfilming van Antoine de Saint-Exupéry's Le Petit Prince. In de verfilming verschilt de vertelinstantie van die in het boek, en Kasten bespreekt de implicaties van deze keuze. Vervolgens komt student van de onderzoeksmaster Nederlandse letterkunde Roel Smeets aan het woord. Door Pascale Casanova's concept ‘world literary space’ en Laurens Hams these over autonomie en autoriteit van de moderne schrijver tegen elkaar af te zetten wordt duidelijk welke rol Parijs speelt in het oeuvre van drie naoorlogse Nederlandse auteurs: Remco Campert, Cees Nooteboom