Vooys. Jaargang 33
(2015)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |||
Stefan Horlacher (red.) | |||
Looi van Kessel
| |||
[pagina 88]
| |||
de toepassing, deconstructie of problematisering van ideeën over mannelijkheid centraal staan. Met name het eerste deel is zeer informatief en biedt een duidelijk theoretisch kader over in welk licht de overige artikelen gelezen kunnen worden. Zeker voor de lezer die nog niet bekend is met de verschillende kritische theorieën die ten grondslag liggen aan masculinity studies zijn de introducties van Reeser en Raewyn Connell een zeer aangename kennismaking met het onderzoeksgebied. Dat Reeser en Connell door de auteurs van deze bundel beschouwd worden als belangrijke namen binnen het veld van masculinity studies blijkt wel uit het feit dat in de meeste artikelen veelvuldig naar hun werk verwezen wordt. Vooral het boek Masculinities, waarmee Connell in 1995 een belangrijke stempel drukte op het veld, ligt ten grondslag aan de meeste analyses en interpretaties in de bundel. Waar Reeser de ontstaansgeschiedenis van de discipline in kaart brengt, werpt Connell juist haar blik op de toekomst van masculinity studies en pleit ze voor een interdisciplinaire aanpak waarbij mannelijkheid niet enkel onderzocht wordt in termen van genderrepresentatie, maar ook benaderd wordt vanuit een geglobaliseerd perspectief. Het is een oproep die helaas aan dovemans oren lijkt te zijn gericht als je kijkt naar de bijdragen van de andere auteurs. De meeste bijdragen blijven namelijk steken in een westerse opvatting en kritiek van mannelijkheid, en in het zeldzame geval dat er een intercultureel discours wordt aangehaald heeft dat slechts de functie om een kritiek te kunnen geven op westerse opvattingen over mannelijkheid. Er is niet enkel een gebrek aan een intercultureel of geglobaliseerd perspectief dat deze bundel tekent, het blikveld van de samenstellers is zelfs nog nauwer dan enkel de westerse samenleving. En op dit punt werkt de titel van de bundel wellicht misleidend voor degenen die deze willen raadplegen als introductie tot masculinity studies: de mannelijkheid die onder de loep wordt genomen is uitsluitend een Britse. De literaire werken die besproken worden komen stuk voor stuk van Britse bodem, waardoor de relevantie van enkele vraagstukken die worden opgeworpen beperkt blijft tot een zeer eng segment van de westerse samenleving. Dit doet in wezen niet af aan de kwaliteit van de individuele artikelen, veel auteurs laten juist zien dat ze in staat zijn scherpe analyses te maken van opvattingen over mannelijkheid in de besproken romans. Wel werpt het enkele vragen op over de keuze van de samensteller om enkel artikelen die Britse literatuur te bespreken op te nemen in de bundel: wat maakt de Britse literaire traditie zo ideaal om de verbeelding van mannelijkheid aan de kaak te stellen? Is de Britse verbeelding van, en kritiek op mannelijkheid op te werpen als toonbeeld voor masculinity studies? Wat zijn de implicaties voor ideeën over mannelijkheid als we de opvattingen in deze bundel proberen te vertalen naar niet-Britse of niet-westerse literaire tradities? Horlacher zelf schijnt zich niet bewust te zijn van de vragen die zijn keuze voor deze precieze samenstelling opwerpen. In zijn introductie haalt hij verschillende culturele en politieke kwesties aan die exemplarisch zijn voor hedendaagse opvattingen over mannelijkheid, maar niet exclusief zijn voor een Britse context. Zo koppelt hij Anders Breiviks terroristische daad aan problematische ervaringen van mannelijk- | |||
[pagina 89]
| |||
heid in de eenentwintigste eeuw en geeft hij aan hoe in Duitsland mannelijkheid steeds vaker gezien wordt als een problematisch fenomeen binnen de maatschappij. (2) Sterker nog, Horlacher lijkt geheel blind te zijn voor de restricties die zijn eigen redactionele keuze deze bundel oplegt. Hoewel hij erkent dat de bundel te lezen is als ‘an exemplary diachronic analysis of varying configurations of masculinity in British literature,’ (7) het streven van de bundel is alsnog om de lezer een brede theoretische blik te bieden op de manifestaties van mannelijkheid in de vele verschillende werelden die in literatuur huizen. (6) Ondanks de waarschuwing dat de bundel niet bedoeld is om als literaire geschiedenis gelezen te worden, ontkomt de lezer daar toch niet aan. De artikelen zijn gerangschikt op de chronologische volgorde waarin de besproken boeken verschenen zijn. Zo begint de bundel met besprekingen van Thomas Malory's Morte Darthur en Shakespeares As You Like It, om te eindigen in analyses van contemporaine auteurs zoals Ian McEwan en Will Self. Deze chronologische rangschikking heeft juist haast onvermijdelijk het effect dat de bundel leest als een literatuurgeschiedenis van Britse mannelijkheid, waarbij steeds slechts gekeken wordt naar hoe dominante opvattingen over mannelijkheid in de loop van de geschiedenis verschuiven. Opvallend weinig aandacht wordt er geschonken aan factoren als klasse en ras - factoren die desalniettemin, zoals veel gendertheoretici beargumenteren, onlosmakelijk verbonden zijn aan de constructie van genderrollen.Ga naar voetnoot1 Slechts een enkele maal staat klasse centraal in een analyse. Sebastian Müllers artikel ‘From Angry Young Scholarship Boy to Male Role Model: The Rise of the Working-Class Hero’ (169-90) traceert de opkomst van de lagere sociale klasse als ideaalbeeld van mannelijkheid in de tweede helft van de twintigste eeuw. Zijn opmerkelijke, maar overtuigende conclusie dat zelfs een fictief personage als James Bond zijn oorsprong vindt in de mores van de Britse arbeidersklasse uit de jaren vijftig, toont aan dat in een analyse van mannelijkheid er steevast rekening gehouden moet worden met de manier waarop iedere representatie opgebouwd is uit verschillende ideeën over mannelijkheid, die ieder een andere oorsprong en context kennen. Hoewel je dit door het sterk historische karakter wel zou verwachten, blijven sommige belangrijke historische vraagstukken praktisch onaangeroerd. De invloed van de Britse koloniale expansiedrift op de historische opvattingen over mannelijkheid is bijvoorbeeld volledig afwezig in deze studie, ondanks het feit dat in postkoloniale literatuurkritiek de rol van het imperialisme op genderpatronen keer op keer is beargumenteerd.Ga naar voetnoot2 Zo zijn er slechts twee artikelen die mannelijkheid vanuit een intercultureel perspectief analyseren. Zowel Bettina Schötz (217-50) als Bénédicte Ledent (251-70) wijden hun artikel aan een black British schrijver (Ledent 2009: 16) - Britse schrijvers die hun oorsprong vinden in de voormalige Britse kolonies - respectievelijk | |||
[pagina 90]
| |||
Hanif Kureishi en Caryl Phillips. Schötz laat in haar scherpe analyses zien hoe in Kureishi's korte verhalen mannelijkheid steevast wordt voorgesteld als een culturele constructie die niet los te zien valt van de wisselwerking met andere culturele en sociale opvattingen over gender en seksualiteit. Haar theoretisch kader is sterk onderbouwd, zoals dat ook het geval is in het artikel van Ledent en het vermoeden rijst dat juist door de bredere blik op zowel gender- als interculturele kwesties hun analyses het sterkst uit de verf komen. Als de lezer zich bewust blijft van de zojuist genoemde tekortkomingen kan de bundel wel degelijk een interessante introductie vormen op het bestuderen van mannelijkheid in de literatuur. Veel basisprincipes uit het veld van masculinity studies komen helder aan bod en door de verschillende theoretische achtergronden van de auteurs krijgt de lezer een breed scala aan literatuurwetenschappelijke benaderingen mee. De lezer moet er dan wel voor waken het boek niet te zien als algemene beschouwing op de staat van het denken over mannelijkheid. Het feit dat de besproken teksten en analyses zich beperken tot een Brits cultureel perspectief en daarbij ook een sterke neiging hebben naar westerse opvattingen over mannelijkheid zorgt ervoor dat de bundel van weinig nut is voor wie op zoek is naar een bredere beschouwing over mannelijkheid in de literatuur. | |||
Literatuur
|