| |
| |
| |
Column
Hubert van den Berg
‘Niemand hat die Absicht, eine Mauer zu errichten!’
Berlijnse bedenkingen bij de notie ‘extramurale neerlandistiek’
In de columns van deze jaargang laat Vooys neerlandici aan het woord die hun vak niet in Nederland uitoefenen. Zij vertellen op deze plaats over hun ervaringen met de studie van de Nederlandse taal en cultuur, zoals die zich buiten onze landsgrenzen voltrekt. In dit nummer plaatst Hubert van den Berg, verbonden aan de Adam Mickiewicz Universiteit (UAM) in Poznań kritische kanttekeningen bij de term ‘extramuraal’. Hij richt zich tegen allerlei artificiële grenzen die dit begrip impliceert. Van den Berg pleit voor een literatuurwetenschap die deze in zijn ogen merkwaardige scheidslijnen ontstijgt, omdat ze volgens hem het zicht op de productie en circulatie van Nederlandse literatuur vertroebelen.
‘Hoe kijkt u tegen de extramurale neerlandistiek aan?’ vroeg de redactie van Vooys mij. Als literatuurwetenschapper, sinds vijf jaar aan de Uniwersytet im. Adama Mickiewicza w Poznaniu betrokken bij de opleiding filologia niderlandzka, houd ik mij ook bezig met Nederlandse literatuur. Hetzelfde werk verrichtte ik eerder aan de Rijksuniversiteit Groningen bij de afdeling Nederlands. Toen was ik ‘intramuraal’, heb ik intussen begrepen. Tegenwoordig bedrijf ik ‘neerlandistiek in het buitenland’, aldus de redactie van Vooys, en vanuit Utrecht bezien is dat zeker waar. Sommigen plakken daarom het etiket ‘extramurale neerlandistiek’ op mijn werk. Ik gebruik dat etiket niet. Hieronder mijn redenen.
| |
I
Van Dale, dertiende druk (1999) leert: ‘extramuraal’ en ‘intramuraal’ zijn begrippen uit de gezondheidszorg. Delpher leert: voordat ze op de ‘neerlandistiek’ werden geplakt, werden ze uitsluitend in de psychiatrie gebruikt. Vroegste vindplaats voor ‘extramuraal’ en ‘intramuraal’ is het Nieuw Israëlitisch Weekblad dat op 15 januari 1960 in een artikel ‘Geestelijke gezondheidszorg’ meldt:
Het teamwork is niet meer weg te denken uit de psychiatrische arbeid, zowel intraals extramuraal, omdat de taken supergespecialiseerd zijn geworden en het onmogelijk is geworden dat één mens al deze taken op zich zou kunnen nemen, e.e.a. met de daaraan verbonden voordelen en ook problemen, o.a. betreffende de samenwerking, welke zeer nauw zal zijn, zowel tussen de leden van de kliniekstaf onderling als
| |
| |
Illustratie: Hasker Brouwer
| |
| |
met die van de diverse bureaus. Als toekomst schemert een gemeenschappelijke dossiervoering door al deze instanties, aan de horizon.
Inderdaad: een paar begrippen anders en het zou zo kunnen worden ingebouwd in een subsidieaanvraag voor een ‘intra- en extramuraal’ samenwerkingsverband van de ‘hyperdiverse neerlandistiek’ - zoals het thema van het komende colloquium neerlandicum van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek volgend jaar in Leiden luidt. En neerlandistiek is een geesteswetenschap, psychiatrie wetenschap van de geest, raakvlakken te over. Toch lijkt mij het begrippenpaar ‘intra- en extramuraal’ voor de neerlandistiek ongeschikt.
| |
II
Sommige mensen wijzen ‘extramurale neerlandistiek’ af, omdat dat klinkt naar neerlandistiek met een rugzakje (hoe komt dat?). Zij zijn dan vaak wel gelukkig met ‘internationale neerlandistiek’, maar of dat de zaak beter maakt? Wat is dan dat andere: ‘nationale neerlandistiek’? Klinkt duister, is óf een pleonasme óf een contradictio in terminis, want waar zijn de nationale grenzen van die neerlandistiek? Een fundamentele kwestie. Een nationale lakmoesproef: is vanuit Utrecht bezien neerlandistiek in Gent of Paramaribo ook ‘neerlandistiek in het buitenland’ of - zo men wil - ‘internationale neerlandistiek’? Ik hoop het.
| |
III
‘Niemand hat die Absicht, eine Mauer zu errichten!’, zei Walter Ulbricht, de machtigste man in de DDR, op een persconferentie op 15 juni 1961. Twee en een halve maand later, op 3 augustus 1961, was de Berlijnse muur een feit. Toeval of niet: die muur staat net een maand, wanneer op 4 en 5 september 1961 in Den Haag het ‘eerste colloquium van hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten’ plaatsvindt en er een permanente ‘Werkcommissie’, de voorloper van de IVN, in het leven wordt geroepen, die anderhalf jaar later het ‘contact- en inlichtingenblad’ Neerlandica extra muros uitgeeft. Vermoedelijk minder toevallig: in de jaren 1961-63 wordt er ook flink aan de wettelijke regeling van de Belgische taalgrens getimmerd. Ondertussen metselt de werkcommissie imaginaire muren rond een fictie genaamd Het Nederlandse Taalgebied. De Berlijnse muur is inmiddels een kwarteeuw weg. Dat is goed. Misschien kunnen de imaginaire muren van de werkcommissie ook eens worden geslecht.
| |
IV
In de zevende druk van Van Dale komt ‘extramuraal’ in 1950 niet voor - het deed pas zijn intrede, leert de dertiende druk van Van Dale, in 1999. ‘Neerlandistiek’ staat in 1950 evenmin in Van Dale. Dat heeft een reden. Eerste vindplaats in de DBNL: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde (1938). Als notie is het een nationalphilologische Spätgeburt, zo niet nageboorte, een Vlaams germanisme, of om met Van Dale te spreken: een belgicisme van net voor de Tweede Wereld- | |
| |
oorlog - uit een zone waar taal met strijd werd en wordt verbonden en met monolinguïstische dwingelandij gepaard gaat op grond van de fictie Het Nederlandse Taalgebied.
Op het vermeende territorium van Het Nederlandse Taalgebied zijn volgens Ethnologue Languages of the World een paar dozijn talen gecertificeerd thuis, en er worden in werkelijkheid nog veel meer gesproken, hoewel dat niet iedereen naar de zin is. Nederlands wordt over de hele wereld gesproken. In het Nederlands werd en wordt literatuur over de hele wereld geschreven. Multatuli, Heijermans, Campert, Komrij, Vroman, Du Perron, Van Ostaijen, Slauerhoff, Van Schendel, Barnas, Nooteboom, Verhulst en Pfeijffer schreven en schrijven deels ook op de kaveltjes die sommigen als Het Nederlandse Taalgebied onder één noemer trachten te brengen, maar in vele landen meer en zelfs op de wereldzeeën. Voor een geschiedenis van literatuur in het Nederlands is Het Nederlandse Taalgebied daarom een weinig relevante fictie en net zo contraproductief als de imaginaire muren eromheen.
| |
V
Ook voor de neerlandistiek lijkt op te gaan wat de literatuurwetenschapper Reinhart Meyer-Kalkus stelt in zijn artikel ‘World literature beyond Goethe’ in Cultural Mobility. A Manifesto (red. Stephen Greenblatt, 2009): ‘No longer viable is the old model of literary scholarship in which a single nation or region and its language or language family is the focus. It is becoming increasingly difficult to relegate authors to a single culture and nation - they live and write in spaces between.’ De vraag is echter: niet meer of überhaupt niet? Literatuur deed al duizenden jaren de ronde voordat het concept ‘natie’ de kop opstak en neofilologen de literatuur ‘nationaal’ meenden te moeten verkavelen.
Bij een kleine buurtboekwinkel bij mij in Berlijn om de hoek stonden verleden week Margriet de Moor, Alexander Gorkow, Wolfgang Hildesheimer, Juan Carlos Onetti, Wislawa Symborska, Max Weber en een boek over de geschiedenis van Ullstein-Haus op één plank geëtaleerd. Iets vergelijkbaars doet zich ongetwijfeld in menige Utrechtse boekwinkel voor, zoals dat ook in Poznań niet anders is. Ze worden door elkaar gelezen.
‘Nationale’ literatuurgeschiedenissen beschrijven hun ‘nationale’ literatuur veelal als een om zijn eigen as draaiende eentalige boekenmolen, die zo af en toe eens een zetje van buiten krijgt maar in wezen als Selbstläufer van eerste vogels tot laatste snik functioneert. Lazen Nederlandse schrijvers na de Tweede Wereldoorlog werkelijk zo weinig Buitenlandse Literatuur als het register achterin Hugo Brems’ Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005 lijkt te impliceren? Een antwoord geeft De lezende Lucebert. Bibliotheek van een dichter (red. Lisa Kuitert 2009). Bij Lucebert stond poëzie uit veertien talen op de plank, slechts een kwart was van Nederlandstalige origine. De vraag dient zich aan: zijn er überhaupt schrijvers die er toe doen, die alleen boeken in één taal lazen of lezen en dan boeken die oorspronkelijk in die taal geschreven zijn? En wat is oorspronkelijk? ‘Nous ne faisons que nous en- | |
| |
tregloser’, aldus Montaigne een paar honderd jaar voordat de literatuur in ‘nationale’ moten werd gehakt.
Rens Bod stelde verleden jaar in de conclusies van A New History of the Humanities over de ‘history of the humanities as liberation from the biblical, classical, and nationalist yokes’:
Originally the Bible, the classics, and nationalism were useful frameworks in which new ideas, methods, and patterns were swiftly created. If the boundaries of such ways of thinking were reached, though, which often happened all too soon, they represented a straightjacket that could only be cast off with great difficulty.
| |
VI
In zijn Welt von Gestern beschrijft Stefan Zweig in 1942 dat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog ‘ein europäisches Gemeinschaftsgefühl’ de ronde deed, ‘ein europäisches Nationalbewußtsein im Werden’:
Wie sinnlos, sagten wir uns, diese Grenzen, wenn sie jedes Flugzeug spielhaft leicht überschwingt, wie provinziell, wie künstlich diese Zollschranken und Grenzwächter, wie widersprechend dem Sinn unserer Zeit, der sichtlich Bindung und Weltbrüderschaft begehrt! (...) Vielleicht haben wir, undankbar wie wir Menschen sind, damals nicht gewußt, wie stark, wie sicher uns die Welle trug. Aber nur wer diese Epoche des Weltvertrauens miterlebt hat, weiß, daß alles seitdem Rückfall und Verdüsterung gewesen.
Bijna twee maanden na de bouw van de muur, niet helemaal toevallig, opent in de oranjerie van het slot Charlottenburg in West-Berlijn eind september 1961 de tentoonstelling Der Sturm. Herwarth Walden und die Europäische Avantgarde, georganiseerd door de westelijke Nationalgalerie. Niet alleen is het de eerste grote avant-gardetentoonstelling in Duitsland nadat de nazi's voor de moderne kunst als ‘Entartete Kunst’ in München in 1937 het licht uitdeden, het is ook een signaal in oostelijke richting, waar de avant-garde nog steeds uit den boze was, maar het is eveneens een signaal van een terugkerend Europa, zoals Zweig dat beschrijft en zoals het er vandaag de dag gelukkig weer is.
Op 12 juni 1915 tekent de schilderes Gabriele Münter het gastenboek van Der Sturm, midden in de Grote Oorlog, waarin het duister werd. Bij woonplaats schrijft Münter: Europa.
In 1918 verschijnt in Poznań in het avant-gardetijdschrift Zdrój ‘Odwiedziny na grobie’, een Poolse vertaling door de schrijver Zenon Przesmycki van ‘Besuch am Grab’, een Duitse vertaling door de uitgever Anton Kippenberg, verschenen in de Insel-Almanach auf das Jahr 1917, van Guido Gezelles ‘Bezoek bij 't graf’. Dat is Europese literatuurgeschiedenis in diezelfde oorlogstijd, geschiedenis van literatuur en meer dan literatuur in Europa, waar nu gezamenlijk die oorlog wordt herdacht, waar ik als Pools
| |
| |
professor met een Nederlands paspoort in Berlijn woon, waar ooit een muur stond die gelukkig weg is. Als sommige mensen menen dat daarom het etiket ‘extramurale neerlandistiek’ op mij van toepassing is, voel ik me niet aangesproken, maar goed - ‘Iliacos intra muros peccatur et extra’ (Horatius). Misschien hebben ze goede redenen. Ik ken ze niet.
| |
VII
Op een muur aan de Humboldtstraße in Weimar, tussen het Nietzsche-Archiv, waar ik een paar jaar geleden logeerde, en het Goethe-Schiller-Archiv, waar ik toen onderzoek deed naar Anton Kippenberg en de Nederlandse letteren tijdens de Eerste Wereldoorlog, staat in grote letters: ‘Die Philosophie ist eigentlich Heimweh - Trieb überall zu Hause zu sein’ - een gedachte van Novalis uit Das allgemeine Brouillon, Materialien zur Enzyklopädistik (1798). Voor filologie die literatuur serieus neemt, geldt wat mij betreft niets anders.
| |
VIII
Wanneer de redactie van Vooys meent dat ik ‘neerlandistiek in het buitenland’ bedrijf, kan ik alleen maar zeggen: voor zover de Vooys-redactie neerlandistiek in Utrecht bedrijft, is dat vanuit mijn perspectief - vanuit Poznań en Berlijn bezien - ook ‘neerlandistiek in het buitenland’. Het buitenland is overal, er is geen ontkomen aan.
Berlijn/Poznań, september 2014.
|
|