de twee elkaar kruisende benaderingswijzen bespreken, om vervolgens aan te kaarten wat voor mij als lezer de meest prangende vraag was: wat is multiculturele literatuur? In deze recensie bespreek ik achtereenvolgens de drie grondslagen van de bundel, die alle drie in de ietwat lange titel samengebracht worden. Van de comparatieve insteek die blijkt uit ‘in Scandinavia and the Low Countries’, via het kruisvlak tussen ‘Literature’ en ‘Language’, naar de term ‘Multiculturalism’.
De bundel artikelen vindt zijn oorsprong in een workshop gehouden in Gent in november 2009, waarin migrantenliteratuur in Scandinavië en de Benelux centraal stond. Redacteuren Wolfgang Behschnitt, Sarah de Mul en Liesbeth Minnaard geven in de inleiding de veranderende status van tolerantie in de behandelde regio's als aanleiding en de vergelijkbare sociaaleconomische context als grond voor vergelijking. Dat deze grond er is, betekent echter nog niet direct dat de vergelijking ook vruchtbaar zal zijn. De samenstellers vertellen helaas niet wat zij verwachten van een comparatieve insteek - een zwaktebod, wat het bovendien lastig maakt te beoordelen of het boek in zijn opzet geslaagd is.
De comparatieve methode wordt uiteengezet in het eerste theoretische hoofdstuk. Het is jammer dat de aandachtspunten die redacteur Behschnitt en Magnus Nilsson formuleren niet de noodzaak van comparistiek laten zien. De ‘fundamentele vertrekpunten’ voor de rest van de bundel zijn: ‘multiculturele literatuur’ niet als gegeven maar als categorie beschouwen, netwerken in plaats van afzonderlijke werken bestuderen, zowel externe als interne cultuurverschillen bestuderen, aandacht hebben voor de verschillende hiërarchische taalrelaties die literaire werken weerspiegelen en een tekst begrijpen in het licht van de taalkundige context waarbinnen deze is ontstaan. (14-15) Zoals de auteurs ook al opmerken leidt dit tot de paradoxale situatie dat ‘the most promising kind of comparative research (...) would be the academic who engages most meticulously into a national literary field's specific social and linguistic frameworks’. (12) De afzonderlijke artikelen richten zich dan ook op de nationale situaties afzonderlijk. In deel II worden de literaire systemen van achtereenvolgens Zweden, Denemarken, Nederland en Vlaanderen bestudeerd. De studies naar de verschillende door nationale grenzen afgebakende literaire systemen komen pas in de conclusie samen. Daar worden enkele overeenkomsten samengevat, maar is er geen ruimte voor een verklaring van de onderlinge verschillen. Ook de meer tekstgerichte artikelen uit het derde deel (die ik hieronder zal bespreken) houden vast aan nationale kaders. Terwijl juist een analyse van de migratie van bijvoorbeeld thema's over de grenzen heen een vorm zou kunnen zijn om het onderzoek werkelijk over grenzen heen te tillen. Voor een bundel die het zich ten doel stelt comparatief of transnationaal onderzoek te verzamelen, is enkel een comparatieve conclusie wat mager.
Terug naar het methodische deel van het boek. De bundel brengt namelijk niet alleen verschillende - nationale - literaire velden samen, maar tracht ook twee disciplines te verenigen. Die interdisciplinariteit zetten Elien Declercq en Michael Boyden uiteen in het tweede artikel. Declercq en Boyden inventariseren de linguïstische termen voor varianten van meertaligheid en diglossie, en passen deze vervolgens toe op