| |
| |
| |
Diederik Oostdijk
Elizabeth Bishop en de grenzen van nationaliteit
Het werk van Elizabeth Bishop is diep geworteld in de Amerikaanse literaire canon. Maar hoe Amerikaans is Bishop eigenlijk? De dichteres heeft immers niet alleen in Amerika, maar ook in Canada en Brazilië gewoond. Hoogleraar Diederik Oostdijk benadert het werk en schrijverschap van Bishop vanuit een transnationale context. Met behulp van Ramazani's studie naar transnationale literatuur toont Oostdijk hoe deze jonge benadering de literatuurwetenschap van dienst kan zijn.
De Amerikaanse dichter Elizabeth Bishop is 35 jaar na haar dood nog springlevend. Vorig jaar verscheen Elizabeth Bishop in the Twenty-First Century (2012) waarin verschillende critici haar kleine oeuvre opnieuw interpreteren aan de hand van verschillende edities die recentelijk zijn verschenen. Zo toverde Alice Quin nog niet eerder gepubliceerde fragmenten en gedichten uit archieven en verzamelde die in Edgar Allan Poe & The Juke Box (2006). Thomas Travisano publiceerde niet veel later Words in Air (2008), de complete correspondentie tussen Bishop en haar goede vriend Robert Lowell. In combinatie met de speelfilm Reaching for the Moon over Bishops liefdesrelatie met Lota de Macedo Soares, die net uit is, zullen deze edities wederom leiden tot een hausse in aandacht voor Bishop. Zij is nu al ongetwijfeld de populairste Amerikaanse dichteres van de twintigste eeuw en ze begint te wedijveren met Emily Dickinson voor de titel van populairste Amerikaanse dichteres aller tijden.
Zowel Reaching for the Moon als de nieuw verschenen boeken roepen wel vragen op over hoe Amerikaans Bishop was. Bishop is sowieso moeilijk geografisch te plaatsen. De film speelt zich af in Brazilië waar Bishop een groot gedeelte van haar volwassen leven woonde. Ze werd geboren in Worcester, Massachusetts, maar verhuisde al snel naar Great Village, Nova Scotia in Canada toen haar vader overleed toen Bishop pas een paar maanden oud was. Nadat haar moeder werd opgenomen in een kliniek vanwege aanhoudende psychische klachten, werd ze door haar grootouders van vaderskant teruggehaald naar Amerika. De titels van de drie gedichtenbundels die tijdens haar leven verschenen - North & South, Questions of Travel, and Geography III - en de titels van veel van haar gedichten geven aan hoe centraal plaatsen en locaties zijn in haar werk. De gedichten verhalen vooral over Nova Scotia, Parijs en Brazilië, maar Amerika zelf is minder dominant aanwezig dan in het werk van tijdgenoten, zoals Lowell. Bishops gedichten, korte verhalen en brieven laten vooral zien hoe ontheemd ze zich voelde. Bishop was altijd op zoek naar een plaats die als thuis aanvoelde en eigenlijk
| |
| |
voelde ze zich nergens helemaal thuis. Die boodschap klinkt ook door in Bishops gedicht ‘Questions of Travel,’ waarin ze de menselijke noodzaak en drift om te reizen onderzoekt. Het gedicht eindigt met een retorische vraag waarin de twijfel of een mens eigenlijk wel een thuis kan aangeven overheerst: ‘Should we have stayed at home, wherever that may be?’ (75)
| |
Bishop en transnationalisme
Jahan Ramazani's baanbrekende studie A Transnational Poetics (2009) is uitstekend geschikt om Bishops twijfels over waar thuis is mee te analyseren. Ramazani's boek is onderdeel van wat de transnational turn is gaan heten. Overal in de geesteswetenschappen zijn onderzoekers bezig om te laten zien dat we de natiestaat als uitgangsprincipe voor onderzoek meer moeten relativeren. Sinds de twintigste eeuw zijn er zoveel schrijvers die reizen en voor langere tijd vrijwillig of onvrijwillig in het buitenland verblijven dat een mononationale kijk op literatuur anachronistisch aanvoelt. Is Joseph Conrad nu Pools of Engels? Waar moet je Derek Walcott plaatsen? In het Caribisch gebied, of toch in Amerika? En wat te denken van Salman Rushdie die in India opgroeide, in Engeland een beroemd schrijver werd en zich nu schuil houdt ergens op de wereld?
De term transnationalisme wordt zo vaak gebezigd deze dagen dat het een verwarrend begrip is geworden. Winfried Fluck onderscheidt drie manieren waarop het woord ‘transnationaal’ gebruikt wordt en een impact heeft op de geesteswetenschappen. Volgens Fluck heeft het een conceptuele, institutionele en methodologische betekenis. (23) De conceptuele invloed zie je terug in boeken zoals van Ramazani en ook bijvoorbeeld Wai Chee Dimock - Through Other Continents: American Literature across Deep Time (2006) - die de noodzaak zien om het concept van een nationale literatuur te heroverwegen en aan te passen door de buitenlandse invloeden te bestuderen. De institutionele invloed zie je terug in een groot aantal nieuwe tijdschriften die verschenen zijn, bijvoorbeeld Comparative American Studies (2003), Journal of Transatlantic Studies (2003) en Journal of Transatlantic American Studies 2009) en in vele cursussen en programma's op universiteiten. Zo is de Vrije Universiteit begonnen met vakken als ‘British and American Literature 1776-1900’ en ‘Literatures of the Anglophone Americas’ die zich richten op de kruisbestuivingen van schrijvers uit verschillende landen.
De methodologische betekenis van ‘transnationaal’ is het meest problematisch, want hoe bestudeer je die invloeden nu precies? Ramazani is hierover minder duidelijk dan wenselijk is. Hij rept veelvuldig over ‘transnational collage, polyglossia, syncretic allusiveness,’ maar dat lijken vaak meer metaforen dan een echt instrumentarium. De meerwaarde van de transnationale blik is vooral dat het nieuwe vragen oproept, ook wat betreft de grenzen van Bishops nationaliteit. Hoe zeer voelde zij zich verbonden met Amerika en lag haar loyaliteit en haar interesse niet meer in Nova Scotia waar ze de gelukkigste jaren van haar leven leidde? Is zij niet minstens zo Canadees als Amerikaans? Hoe verandert de kijk op Bishops poëzie als we met een transnationalistische lens kijken?
| |
| |
| |
Half Canadees, half Amerikaans
Ik ben zeker niet de enige die het lastig vindt om Bishop te plaatsen wat betreft haar nationaliteit. In een ongepubliceerd gedicht definieerde Lowell haar als ‘Half New-Englander, half fugitive / Nova Scotian, wholly Atlantic seaboard’. (geciteerd in Hart 1995: 67) In Remembering Elizabeth schreef haar vriend Joseph Frank dat Bishop er helemaal niet Amerikaans uitzag:
She wasn't a
regular fellow - she was more Canadian and more English than she was American. There was not this kind of casualness about her at all as a person. She was aware of that. She was much more rigorous in some deep moral and social sense than the ordinary American. She was very formal in many ways. (geciteerd in Fountain and Brezeau 1994: 116)
Bishop zag dit zelf ook in. In een brief aan Lowell in 1960 gaf ze aan dat één van de grootste dilemma's voor haar was hoe ze nu een ‘New Englander-herring-choker-bluenoser at the same time’ moest zijn en tegelijkertijd een leven voor zichzelf moest creëren in Brazilië. (Bishop and Lowell 2010: 317)
Frank weet Bishops dubbelzinnige nationale uitstraling aan haar jeugd, die ze dus deels in Amerika en deels in Canada doorbracht. Bishop ervoer Great Village en de gesloten omgeving van dit vissersdorpje als een idylle, maar die werd ruw verstoord toen haar moeder in 1916 werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De grootste schok kwam toen Bishop door haar Amerikaanse grootouders terug werd gebracht naar Massachusetts. Het voelde alsof ze ontvoerd werd, zegt haar alter ego in het korte verhaal ‘The Country House’. (Bishop 1984 CPr: 14) Haar Amerikaanse grootouders wilden haar redden van een leven vol armoede en provincialisme, blote voeten en de rollende Canadese r's, maar ze boden Bishop niet de warmte van haar Canadese opa en oma.
Vele critici hebben het belang van Bishops tijd in Nova Scotia aangegeven, maar dat is klaarblijkelijk niet genoeg om haar als Canadees te bestempelen. Bishop komt niet in Canadese anthologieën voor en wordt ook niet opgenomen in de literaire geschiedenis van Canada. Peter Sanger stelde zelfs in een artikel halverwege de jaren '80 dat het ‘absurd’ zou zijn om haar te claimen als Canadese schrijver. (15) Andere critici durven iets verder te gaan, maar beamen uiteindelijk Sangers standpunt. David R. Jarraway beweert in zijn artikel ‘“O Canada!”: The Spectral Lesbian Poetics of Elizabeth Bishop’ (1998) dat Bishop impliciete Canadese identiteiten had en expliciete Amerikaanse identiteiten, maar dat Bishop natuurlijk niet Canadees is. (Jarraway 1998: 244, 46) Het is niet moeilijk te zien waarom Bishop niet tot de Canadese canon behoort. Ze had een Amerikaanse paspoort, leefde maar een paar jaar in Canada en schreef slechts een tiental gedichten en een handvol verhalen die over Canada gaan.
Met de bevestiging dat identiteit meervoudig kan zijn, komt Jarraway al een beetje in de buurt van wat Ramazani poneert. Transnationalisme poogt niet te ontkennen dat Bishop Amerikaans is of te beweren dat Bishop plotseling Canadees is, maar dat een an- | |
| |
dere, transnationalistische kijk nieuwe perspectieven kan openbaren die de complexiteit van Bishops poëzie bevestigen. Zo'n nieuw perspectief openbaarde zich aan mij toen ik Bishops gedichten las naast Margaret Atwoods roman Surfacing (1972) tijdens het doceren van een cursus over Noord-Amerikaanse literatuur. Er is geen bewijs dat Bishop Atwoods roman ooit heeft gelezen, noch dat zij Survival, Atwoods belangwekkende, kritische studie over Canadese literatuur die hetzelfde jaar verscheen, onder ogen heeft gekregen. Met die twee boeken zette Atwood Canadese literatuur op de kaart en gaf richting aan de Canadese literaire traditie. Ze identificeerde een aantal thema's in Canadese literatuur, zoals overleving en de empathische identificatie met dieren, die typisch Canadees waren. Na veertig jaar klinken Atwoods ideeën, die voortkwamen uit een intens nationalistische periode (Dobson: 31), nogal essentialistisch.
| |
Canadees overleven
Canadese poëzie heeft zich zo divers multicultureel ontwikkeld dat Atwoods categorieën nu oubollig overkomen (Staines: 143-154), maar ze vertonen desalniettemin opvallende gelijkenissen met Bishops Canadese gedichten. Het dominante leidmotief in Canadese literatuur was volgens Atwood overleving: ‘undoubtedly Survival, la Survivance’ (1972: 32) zoals ze beweerde in Survival: A Thematic Guide to Canadian Literature. Het is eveneens een centraal concept in Bishops werk. In het voorwoord van Bishops biografie zegt Brett Millier dat het verhaal van Bishops leven niet gaat over ‘failure and disappointment’, maar over ‘survival and even triumph’. (1993, xii) Bishop zelf zag overleving ook als het dominante thema van haar leven. Tegen Anne Stevenson zei ze: ‘I was alone with my mother until I was 4,5 or so (...) and no father as well (...) But some loving aunts and grandparents saved my life, and saved me - a damaged personality, I know, but I did survive.’ (geciteerd in Ellis 2006: 27)
Bishops korte verhaal of memoir ‘The Country Mouse’ beschrijft haar strijd voor lijfsbehoud op de meest pijnlijke manier. Het bestaan van haar alter ego in het verhaal in Worcester, Massachusetts na de ontvoering door haar Amerikaanse grootouders wordt gekenschetst door verdriet, eenzaamheid en uiteindelijk ook ziekte. Ze krijgt eczeem en haar astma speelt op, maar ook deze crisis overleeft ze. Eén van de meest saillante vertellingen van ‘The Country Mouse’ is dat Bishop een schuldgevoel krijgt elke keer wanneer ze belofte aan de Amerikaanse vlag moet afleggen.
In my Canadian schooling the year before, we had started every day with ‘God Save the King’ and ‘The Maple Leaf Forever’ Now I felt like a traitor. I wanted us to win the War, of course, but I didn't want to be an American. When I went home to lunch, I said so. Grandma was horrified; she almost wept. Shortly after, I was presented with a white card with an American flag in color at the top. All the stanzas of ‘Oh, say, can you see’ were printed on it in dark blue letters. Every day I sat at Grandma's feet and attempted to recite this endless poem. We didn't sing because she couldn't stay in tune, she said. Most of the words made no sense at all. (Bishop 1984 Collected Prose: 26-27)
| |
| |
Bishops Canadese patriottisme en haar wens om niet Amerikaans te zijn verdwijnen langzaam, maar haar nostalgie voor Canada en het gevoel dat ze tekort schiet als echte Amerikaan bleven. Vijftig jaar later als ze in Brazilië de gedichten van haar Amerikaanse vriend Randall Jarrell onder ogen krijgt, schrijft ze dat zijn typisch Amerikaanse gedichten haar het gevoel geven dat zij niet loyaal is aan Amerika en dat ze echt een ‘expatriate’ is. (Bishop 1999: 433)
| |
Bishops bestiarium
Het tweede dominante, Canadese thema dat in Bishops werk voorkomt is de identificatie met dieren. (Bishop 1999: viii) Een paar jaar voor haar dood vergeleek Bishop zich met een strandloper, waar ze een gedicht over had geschreven. Haar ‘Sandpiper’ loopt net als Bishop zelf stranden af in Noord-Amerika en Zuid-Amerika met zijn kopje naar beneden, steeds nerveus en obsessief op zoek naar iets, wat dat dan ook moge zijn. Samen met ‘The Armadillo’, ‘The Fish’, ‘First Death in Nova Scotia’, ‘The Moose’ en ‘Roosters’, vormt ‘Sandpiper’ een groep van gedichten waarin Bishop dieren beschrijft en zich met hen identificeert. De kleine strandloper lijkt op Bishop omdat de waadvogel net zo rusteloos is als zijzelf en alles moet inspecteren dat voor zijn voeten komt:
The roaring alongside he takes for granted,
and that every so often the world is bound to shake.
He runs, he runs to the south, finical, awkward,
in a state of controlled panic (...). (Bishop 1984 CP: 131)
De strandloper die net als Bishop van het noorden naar het zuiden is gegaan, is zowel bang als geïnteresseerd in wat het nieuwe voor hem kan betekenen. De strandloper typeert ook Bishops transnationale natuur omdat hij net als Bishop geen grenzen ervaart en zich overal een buitenstaander voelt.
In Survival beschrijft Margaret Atwood hoe Canadese dierenverhalen zich onderscheiden van die in Engeland en Amerika. In Engelse literatuur zijn dieren vaak nauwelijks verholen mensen, meestal typisch Engelse personages, zoals bijvoorbeeld het pratende witte konijn in Alice in Wonderland van Lewis Carroll, schrijft Atwood. (1972: 73) Als dieren verschijnen in Amerikaanse literatuur vindt er meestal een strijd plaats waarin de (vaak) mannelijke karakters zich proberen te meten met dieren. Terwijl in Amerika het dier overwonnen en vaak gedood moet worden, worden dieren in Canadese literatuur vaak gepresenteerd als wezens die dicht bij de mens staan maar die toch ook anders zijn dan de mens, zoals Atwoods mentor, Northrop Frye heeft beweerd. (1971: 240)
Bishops ‘The Country Mouse’ is een goed voorbeeld van hoe Canadese schrijvers naar dieren kijken. De hoofdpersoon van Bishops verhaal voelt zich een niet gewenste buitenstaander. Een ‘country mouse’ betekent in het Nederlands veldmuis en hoewel dat dier niet in het verhaal voorkomt, verraadt het veel over hoe Bishop zich voelde in
| |
| |
het grote huis van haar Amerikaanse grootouders. Ze is klein en muisstil en ook heel provinciaals - een betekenis van het woord ‘country’ - ten opzichte van haar meer mondaine grootouders. De kleine Elizabeth kan met niemand overweg in het vreemde, Gothische huis van haar grootouders, behalve met de Zweedse bedienden en met de hond Beppo. Als Beppo, die net als Elizabeth last heeft van allerlei psychosomatische klachten, heeft overgegeven, sluit hij zichzelf op in een kast. Schuldbewust straft hij zichzelf voordat zijn Puriteinse eigenaren dit kunnen doen. Elizabeth identificeert zich met het kwetsbare dier en zijn gedrag is ook een reflectie van hoe ze zichzelf ziet in Worcester, Massachusetts en dat maakt ‘The Country Mouse’ bij uitstek een Canadees dierenverhaal.
Het is niet moeilijk om gaten de schieten in Atwoods toe-eigening van dit thema als typisch Canadees. Ten eerste zijn er tal van andere tijdgenoten van Bishop die dat ook deden, zoals Galway Kinnell en W.S. Merwin. Ten tweede is het eigenlijk ook een traditie van vrouwelijke Amerikaanse dichters die zich identificeren met kwetsbare of gekwetste dieren. Emily Dickinson en Marianne Moore zijn slechts twee voorbeelden van voorgangers van Bishop die soortgelijke gedichten schreven. Maar de precieze manier waarop Bishop dit thema heeft verwerkt komt nog meer overeen met hoe dieren worden verwerkt in Canadese literatuur. Atwood rept over een blik die uitgewisseld wordt tussen de jager en het dier dat met de dood wordt bedreigd. Dit zou een terugkerend element zijn in Canadese literatuur waarin de mens zich vereenzelvigt met het lijdende dier.
Zo'n blik wordt ook uitgewisseld in Bishops gedicht ‘The Fish’ waarin de verwondering over een gevangen vis centraal staat. De spreker inspecteert op uiterst nauwgezette wijze het groteske en gehavende lichaam van de tarpoen. Bishops spreker is zich ervan bewust dat de zuurstof die de tarpoen inademt dodelijk kan zijn. De vis is afzichtelijk om te zien, maar ze beschrijft het ook als ‘venerable and homely’, als eerbiedwaardig en eenvoudig. Als de spreker ontdekt dat er zich verschillende haakjes in de bek van de vis bevinden, concludeert ze triomfantelijk dat zij de eerste is die de vis heeft gevangen. Hoewel ze de vis gevangen heeft, laat ze de vis aan het einde van het gedicht weer gaan. In een brief aan Marianne Moore schreef ze dat ze zich in de laatste regel wilde onderscheiden van Ernest Hemingway. (geciteerd in Kalstone 1989, 85) Atwood had hem in Survival genoemd als een exponent van het Amerikaanse dierenverhaal. In tal van zijn verhalen en romans, zoals ‘The Short Happy Life of Francis Macomber’, is te lezen hoe mannelijke personages dieren doden als rite de passage of om hun eigen superioriteit te tonen.
| |
Ode aan Nova Scotia
Het meest Canadese gedicht van Bishop is ‘The Moose’. ‘The Moose’ verscheen voor het eerst in The New Yorker in 1972, in hetzelfde jaar als waarin Atwoods Surfacing en Survival gepubliceerd werden. Lorrie Goldensohn noemde het lange, narratieve gedicht een eerbetoon aan Canada en ook een soort afscheid van haar geliefde Nova Scotia. (254) Het idee voor het gedicht ontstond al in de jaren veertig toen Bishop haar
| |
| |
tante Grace een gedicht beloofde over Nova Scotia dat ze zou opdragen aan haar. In 1946 deed de gelegenheid zich voor om dat gedicht te schrijven, maar het duurde echter decennia voordat ze het kon afronden. In een brief aan Marianne Moore verhaalde Bishop over een busreis van Nova Scotia naar Boston die opgeschrikt werd toen er een eland voor de bus stopte en daarna langzaam verdween in het bos, terwijl het dier over haar schouder keek naar de passagiers. Bishop bewerkte dit ruwe materiaal tot ‘The Moose’ waarin ze haar nostalgie voor Nova Scotia en het thuisgevoel dat die provincie haar gaf verwerkte.
In de eerste stanza's van ‘The Moose’ rolt het landschap van Nova Scotia uit voor haar lezer. Voordat ze de bus introduceert die de spreker neemt van Canada naar Amerika, van Nova Scotia naar Boston, schets ze een idyllisch beeld van de Canadese kustprovincie die rust en zekerheid uitademt. De eb en vloed van de Bay of Fundy zijn zo voorspelbaar als het Canadese dieet van ‘fish and bread and tea’. De cadans van het gedicht zelf en de rijm bevestigen de kalmte die Nova Scotia voor de spreker symboliseert. Millier heeft aangegeven dat alle details in het begin van ‘The Moose’ verwijzen naar activiteiten en gebeurtenissen waar we onze levens op instellen. Tijdingen, etenstijden en bustijden bepalen hoe we het ritme van onze levens ordenen.
Als Bishops spreker eenmaal in de bus zit dreigt ze in slaap te vallen, totdat de bus abrupt tot stilstand komt. De passagiers zijn aanvankelijk geschrokken, tot de chauffeur aangeeft dat de eland onschuldig is en iedereen zich realiseert dat ze veilig zijn:
and stands there, looms, rather,
in the middle of the road.
It approaches; it sniffs at
‘Sure are big creatures.’
| |
| |
Bishops woordkeus als ze de eland beschrijft, is veelzeggend. Ze noemt het dier ‘otherworldly’, alsof het van een andere planeet komt. Hoewel de eland groot is en uittorent boven iedereen, is het dier niet beangstigend. Net als in ‘The Fish’ beschrijft ze dit dier als ‘homely’ wat vertaald kan worden als eenvoudig, simpel, primitief, maar ook als huiselijk, gezellig en intiem. (Bishop 1984 CP: 173) Elanden komen zowel in Amerika als Canada voor, maar ze zijn veel dominanter aanwezig in Canada, waar het dier ook op muntgeld is afgebeeld.
In de jaren zestig schreef de Amerikaanse criticus Leo Marx het boek The Machine in the Garden: Technology and the Pastoral Ideal in America. Hij kenschetste Amerikaanse literatuur en cultuur als de strijd tussen oprukkende industrialisering en ongebreidelde natuur. Nathaniel Hawthorne, Henry David Thoreau en Mark Twain hebben allemaal passages geschreven waarin genoten werd van paradijselijk natuurschoon en personages opgeschrikt werden door een stoomtrein of een stoomboot. Het vlot van Huck en Jim in The Adventures of Huckleberry Finn werd zelfs vernietigd door een stoomboot waardoor de vrienden elkaar tijdelijk uit het oog verloren. Bishops gedicht lijkt een ironische omkering van The Machine in the Garden. De natuur wordt niet doorklieft door de machine, maar de natuur stopt de machine tijdelijk. De eland staat symbool voor de natuur, het noorden, voor Canada en het thuisgevoel dat ze bij Bishop oproept. De bus staat voor de machine, voor beschaving, het zuiden, de toekomst en voor Amerika waar Bishop zich minder thuisvoelt.
| |
Conclusie
‘The Country Mouse’, ‘The Fish’ en ‘The Moose’ voldoen aan de criteria die Atwood stelde aan Canadese literatuur, maar daarmee is niet bewezen dat Bishop opeens een Canadese schrijver is. Bishop hoeft niet weer ontvoerd te worden om decennia na haar dood terug te worden gebracht naar haar werkelijke thuis. Het is verleidelijk om Bishop voor een andere cultuur of een ander land te claimen, maar dat zou te ver doorvoeren. Toch is het zeker niet absurd (om het woord van Peter Sanger te gebruiken) om te kijken naar Canadese sporen in het leven en werk van Bishop. Die zijn zeker te vinden en de kunst is juist om te zien hoe Bishops Amerikaanse identiteit naast haar Canadese identiteit kan bestaan en hoe ze ook vast allerlei raakvlakken zal hebben met Braziliaanse auteurs. Ramazani's studie A Transnational Poetics opent nieuwe perspectieven voor tal van dichters die veel reisden of lange tijd in het buitenland verbleven, zoals Bishop. Het is de uitdaging om aan te geven hoe een gedicht een complex medium is waarin verschillende nationale en internationale subteksten voorkomen.
| |
| |
Illustratie: Renée Gubbels
| |
| |
Bishop overschrijdt constant grenzen in haar gedichten. In ‘The Moose’ doet ze dat letterlijk en het zou absurd zijn om als literatuurwetenschapper niet aan beide kanten van de grens te kijken naar wat dat zegt over Bishop en haar poëzie.
| |
Literatuur
Atwood, M., Surfacing, London 1979. |
Atwood, M., Survival: A thematic guide to Canadian literature, Toronto 1972. |
Bishop, E., The complete poems 1927-1979, New York: 1984. |
Bishop, E., The collected prose, New York 1984. |
Bishop, E., Edgar Allan Poe & the juke-box: uncollected poems, drafts, and fragments, ed. Alice Quinn, New York 2006. |
Bishop, E., One Art: letters, ed. by Robert Giroux, New York 1994. |
Bishop, E. and Robert Lowell, Words in air: the complete correspondence, ed. Thomas Travisano with Saskia Hamilton, New York 2010. |
Cleghorn, A., Hicok, B. and Travisano, T., Elizabeth Bishop in the Twenty-First Century: Reading the New Editions, Charlottesville 2012. |
Ellis, J., Art and memory in the work of Elizabeth Bishop, Aldershot 2006. |
Fluck, W., ‘Inside and Outside: What Kind of Knowledge Do We Need? A Response to the Presidential Address’. In: American Quarterly 59.1 (March 2007): 23-32. |
Fountain, G. and Brazeau, P., Remembering Elizabeth: an oral biography, Amherst 1995. |
Frye, N., The bush garden: essays on the Canadian imagination, Toronto 1971. |
Goldensohn, L., Elizabeth Bishop: the biography of a poetry, New York 1992. |
Hart, H., Robert Lowell and the sublime, Syracuse 1995. |
Jarraway, D.R., ‘“O Canada!”: the spectral lesbian poetics of Elizabeth Bishop’. In: PMLA 113.2 (1998): 243-257. |
Kalstone, D., Becoming a poet: Elizabeth Bishop with Marianne Moore and Robert Lowell, New York 1989. |
Lombardi, M.M., ‘The Closet of Breath.’ In: Marilyn May Lombardi (red.), Elizabeth Bishop: geography of gender, Charlottesville 1993: 46-69. |
Marx, L., The Machine in the Garden, Oxford 1964. |
Millier, B.C., Elizabeth Bishop: life and the memory of it, Berkeley 1993. |
Ramazani, J., A transnational poetics, Chicago 2009. |
Sanger, P., ‘Elizabeth Bishop and Nova Scotia’. In: Antigonish Review 60 (1985): 15-27. |
Staines, D., ‘Margaret Atwood in a Canadian context.’ In: Coral Ann Howells (red.), The Cambridge companion to Margaret Atwood, Cambridge 2006: 14-27. |
Travisano, T., Elizabeth Bishop: her artistic development, Charlottesville 1988. |
|
|