U hebt zelf het boek Waar is de taart? getekend, zonder tekst. Is dat makkelijker om te illustreren dan wanneer u een verhaal van een auteur moet volgen?
‘Een echte schilder, een kunstenaar, zei eens tegen mij: “Hoe kan je nou zo in opdracht werken? Ik moet helemaal vrij zijn.” Maar ik heb juist dat kader nodig om het verhaal tot leven te brengen, dat is mijn ding, zeg maar. Natuurlijk, woorden beperken mij in zekere zin. Als de auteur zegt: “dat meisje is blond”, dan moet ik haar blond maken, maar ik kan een mooi blond meisje maken of een lelijk blond meisje. Ik probeer de tekst tot uiting te brengen via het plaatje.’
Hebt u zelf grote voorbeelden gehad?
‘Niet wat illustratoren betreft, wel schilders. Bij illustratoren zie ik alle problemen, dat iemand moet rennen bijvoorbeeld, maar dat dat er dan niet uitgekomen is. Ik kan niet schilderen, misschien dat dat schilders zo interessant maakt. Ik probeer er dan achter te komen waarom het mij zo pakt, maar dat lukt me niet. Het schilderij blijft zo een mysterie.
Er zijn schilders die niet kunnen schilderen en toch schilderen, die vind ik heel leuk. De benen zijn te lang, of het hoofd of het been hangt er achteraan, maar het is zo eerlijk. Zo'n schilder is niet gehinderd door allerlei techniekjes of foefjes. Wij - ik en andere illustratoren - weten teveel. Wij worden gehinderd door te veel kennis. We hebben modelgetekend, we weten hoe schouders in elkaar zitten. Zo'n schilder die dat niet weet is ongehinderd. Hij kan niet anders tekenen dan uit zichzelf, want hij weet ook niet anders. Dat probeer ik ook wel te doen, maar dat lukt mij natuurlijk niet. Als ik een beetje die kant op ga ben ik tevreden. Ik probeer mijn mensen ook niet meer realistisch te tekenen, zoals in mijn strips. Dat vind ik nu heel saai.’
‘Wij - ik en andere illustratoren - weten teveel.’
Zijn er dingen die u inspireren?
‘Ik heb ergens ooit eens een film gezien, het scherm was helemaal donker en in het hoekje speelde zich iets gewelddadigs af. Dat is dan ineens mijn inspiratie, dan denk ik: oh, dat ga ik ook doen. Ik weet niet meer welke film het is, het is een heel vaag beeld, maar ik kan het wel gebruiken. Ik denk erg veel aan films als ik illustreer, dus misschien komt die beweging in mijn werk daar ook door. Films van vroeger dan vooral, ik heb die films allemaal zo'n beetje in mijn hoofd. Vooral toen ik strips tekende was het heel handig, dan ging ik hele scènes natekenen. In strips denk je immers in fragmenten en bewegingen.
Het kan ook zijn dat ik iemand moet tekenen met een raar loopje. Dan herinner ik me: ik heb gisteren iemand in de supermarkt gezien die heel raar loopt. Die teken ik dan. Ik doe inspiratie op zonder dat ik ernaar zoek. Ik zie het en kennelijk sla ik het op, en kan ik het eruit halen als ik het nodig heb. Ik ga niet op zoek naar inspiratie, maar ik kan heel weinig dingen uit mijn hoofd, dus ik zoek wel plaatjes op internet op. Alles