| |
| |
| |
Interview
Susan Potgieter en Sophie Rutenfrans
Een interview met uitgever Lidewijde Paris:
Makelaar in inhoud
Foto: Riana Scheepers
Lidewijde Paris studeerde Nederlands en Grafische Vormgeving in Utrecht. Van 1999 tot 2006 was ze uitgever van het volwassenenfonds van Querido. Anderhalf jaar later richtte ze de nieuwe uitgeverij Ailantus op, die eind 2011 aan Uitgeverij Nieuw Amsterdam werd verkocht. Bij Nieuw Amsterdam is ze algemeen en uitgeefdirecteur en sinds juni 2012 ook uitgever fictie. Naast haar drukke baan in de uitgeverij heeft Paris een boekenrubriek bij Opium Radio en geeft ze (samen met Frank van Doeselaar) een literatuurcursus in boekhandel De Drukkerij in Middelburg. Tijdens haar studie werd ze in 1982 redacteur bij Vooys en blies ze het blad nieuw leven in.
Voor het interview begint, krijgen we een rondleiding door het monumentale pand van Nieuw Amsterdam aan de Johannes Vermeerstraat, dichtbij het Museumplein. De uitgeverij heeft dit pand net betrokken en we staan midden tussen de verhuisdozen. Ergens staat ook een chocoladehoofd, een aandenken aan het Boekenbal van dit jaar.
‘Waarom zeggen jullie zo hardnekkig u? Is dat nu weer gebruikelijk? Als student zeiden we ook altijd “u”, maar daarna kwam een generatie en die zei weer “je”. Hier in de
| |
| |
uitgeverij zeggen we altijd “je”, maar daarbuiten zegt iedereen weer “u”, ik vind dat heel fascinerend. Ik weet nooit meer wat ik moet zeggen. Niemand zegt “u” tegen mij. Ik was een paar jaar terug uitgenodigd door Ben Peperkamp, nu hoogleraar aan de VU en een jaargenoot van mij maar toen universitair docent in Utrecht. Wij zeiden “je” tegen elkaar en alle studenten zeiden “je” tegen hem maar “u” tegen mij. Hans Anten was erbij, toen nog niet gepensioneerd universitair docent. Zijn studenten zeiden gewoon “Hey Hans!” tegen hem maar “u” tegen mij. En ik sprak hem aan met “u” en “meneer Anten”, want zo ging dat in mijn studietijd. Hans Anten zei niet “nou Lidewijde, zeg nu maar “je” tegen mij.” Het was een heel surrealistisch tafereel.’
We beginnen dit interview met uw ideeën over de toekomst van het boekenvak. Hoe ziet het literaire landschap er over een paar jaar uit?
‘Als ik heel eerlijk ben, denk ik dat er dit jaar nog meer boekhandels zullen verdwijnen dan vorig jaar. Er zullen nog meer uitgeverijen verdwijnen, fuseren, of in ieder geval samenwerkingsverbanden aangaan. Dat komt ook door onszelf, de uitgevers. Daar zijn we het allemaal over eens, maar wat mij heel erg verbaast, is dat de maatregelen die we hiertegen treffen toch heel gering zijn. Een uitgeverij moet veel meer in de breedte denken. Neem bijvoorbeeld de app van T.S. Eliots The Waste Land. Daarop is de hele tekst beschikbaar met allemaal toelichtingen. Je kunt op duizend dingen doorklikken en zo kom je er achter of en waar iets naar verwijst. En als je niet wilt lezen kun je luisteren naar een beroemde actrice Fiona Shaw, die kent dat hele klere ding uit haar hoofd en acteert het hele gedicht in haar eentje. In een paar weken was die app 66.000 keer gedownload. Zo'n app moeten we ook maken van de Max Havelaar. Zo blijft literatuur leven. Door sociale media kun je nu gelukkig rechtstreeks in contact staan met je lezers en dat is ook nodig. Bij Ailantus deden we bijvoorbeeld al veel met Youtube: wij maakten van elke nieuwe schrijver een kennismakingsfilmpje. De uitgever moet een bemiddelaar worden tussen schrijver en publiek.
‘Ik ben natuurlijk een soort missionaris. Ik moet eigenlijk op de markt staan, maar er is iets misgegaan, want ik zit achter een bureau.’
Het nadeel van sociale media is dat het een grote oceaan is, waarvan je niet weet wat er in zit en hoe de verbindingswegen lopen. Twitteren is heel arbeidsintensief en je weet niet of het wat gaat opleveren. Dat zijn we nu allemaal aan het uitvinden. Ik ben natuurlijk een soort missionaris. Ik moet eigenlijk op de markt staan, maar er is iets misgegaan, want ik zit achter een bureau. Toch is dit wat we moeten gaan doen. En daarvoor zullen we alles moeten inzetten.’
Vic van de Reijt, uitgever bij Nijgh & Van Ditmar, zei onlangs in een interview voor Vooys dat de culturele elite differentiatie moet aanbrengen in de stroom van informatie die ons toekomt via internet: ‘De ellende is dat die nieuwe me-
| |
| |
dia heel veel informatie van alle kanten ongesorteerd op het publiek afvuren. Alles wat nu ongefilterd op je afkomt, via Wikipedia, Facebook, Twitter, enzovoorts, je hebt er allemaal geen ruk aan. Daarom moet de elite dingen als onzin bestempelen, de debiliteit benoemen. Eén Maarten van Rossem is niet genoeg.’
‘Dat kan hij zeggen, maar dat gaat natuurlijk never nooit niet werken. Ik zou helemaal niet weten hoe dat moet. Dan gaan ze zeggen “fuck op, oud wijf”. Zoiets werkt alleen maar als iemand algemeen erkende autoriteit heeft. Kijk, misschien denken ze: die loopt al een tijdje rond in de uitgeverij, die weet vast wel waar ze het over heeft. Maar zouden ze mij überhaupt al googelen om te zien wie ik ben? Mijn naam is al te ingewikkeld. En dan zeggen ze: “nou, die Lidewijde Paris zegt dat dit onzin is. Ja, nou en?!” Je kunt er beter voor zorgen dat er tijdens een paar goede programma's, DWDD, of Koffietijd, Shownieuws en RTL Boulevard, boeken op een leuke manier worden gepresenteerd.’
Dus vooral het positieve benadrukken?
‘Ja! Je moet het positief benaderen, negativiteit werkt nooit. Ik bespreek boeken voor Opium en ik heb meteen bedongen dat ik niet ging recenseren, ik wilde alleen maar aanbevelen. Ik vind het verspilde energie om negatief te zijn en af te kraken. In een goede recensie wordt de mening van de recensent duidelijk doordat zijn manier van lezen erin verwerkt is. Je moet als lezer van de recensie zelf kunnen bepalen of je het besproken boek wel of niet interessant zou vinden omdat je zelf op een andere manier leest. Recensenten hebben een intrinsieke poëtica. Daaraan moet je je als lezer ijken. Ik heb zelf als uitgever natuurlijk ook een poëtica, één of ander vaag kader eigenlijk dat ik toch aanhoud. Dat gaat natuurlijk veel beter als je die positieve energie naar voren brengt, dan wanneer je afkraakt. Er is zo'n reeks Youtube filmpjes waar een man zijn nichtje natuurkunde uitlegt. Die filmpjes zijn wereldwijd bekeken en iedereen was enthousiast. Dat is een heel leuke manier. Veel leuker dan om te zeggen “dat is gejat van die, en dat van die”. Tja, ik ben allang blij dat mensen lezen.’
Gaat het papieren boek verdwijnen in de toekomst?
‘Nee, nooit.’
Is het uitgeven van e-boeken makkelijker?
‘Wat niemand zich goed realiseert is dat je om een e-boek te maken hetzelfde redactieproces doorloopt als bij een gedrukt boek. Dat zijn de kosten, niet het drukken of het omzetten naar een downloadable versie. Iedereen denkt dat alles wat digitaal is eigenlijk gratis moet zijn omdat er geen kosten aan vast zitten. Als je kijkt naar het aanbod van e-boeken in Nederland, zie je dat er een groot verschil is tussen de officiële cijfers en de werkelijkheid. Volgens de officiële cijfers stelt het nog niet veel voor, maar er worden heel veel roofdrukken gemaakt. Bijna ieder boek is gratis illegaal te verkrijgen. We zijn te langzaam in het aanbieden, maar dat komt niet altijd door ons.
| |
| |
Als ik een vertaalderoman wil uitgeven, hoort daar een buitenlandse agent bij die niet altijd de e-boek rechten wil verkopen. Dat is een groot probleem waar niemand bij stil staat. Ik mag e-boeken niet zomaar uitgeven.’
Wat doet een uitgever? Hoe ziet het werk van een redacteur eruit?
‘Heel veel mensen noemen ons een drukkerij. Het idee heerst dat er een Word-bestandje binnenkomt, daar gebeurt dan “iets” mee, het wordt opgemaakt en that's it. Waar mensen nog net van op de hoogte zijn, is dat je zorgt voor de distributie, promotie en marketing, en dat een boek in de boekhandel komt. Dat weten mensen nog wel, maar wat niemand weet is dat je zo'n drie, vier jaar bezig bent met een schrijver; niet alleen met de debutanten, maar ook met zeer professionele schrijvers. Het is heel moeilijk als schrijver je eigen tekst helder te blijven zien. Daarom zeg ik altijd: ik ben de la waar je het drie jaar in legt. Het is te vergelijken met het corrigeren van tikfouten in een tekst die je zelf hebt geschreven. Nou, dat lukt niet. Leg het drie dagen weg en kijk dan nog eens, en shit man, wéér “ik word” met dt. En zo gaat het ook met het plot. Jij hebt in je hoofd dat die persoon naar Sumatra is gereisd, maar als lezer denk ik: hè, zit hij opeens in Sumatra?. Oh ja, fuck, vergeten dat er bij te schrijven.
Als uitgever herschrijf je soms hele boeken, je filtert irrelevante stukken eruit, denkt mee over het plot en verzint titels. Ik ben een makelaar in inhoud. Alle goede schrijvers snappen dat meteen en dat is ook de lol van samenwerken. Maar dat is werk waar nooit over gepraat wordt, want het is allemaal anoniem. Waarom zit er zoveel jaar tussen romans? Het schrijven duurt lang maar ook de begeleiding vanuit de uitgeverij kost veel tijd. Iedereen denkt dat drukken niks kost, dat klopt, dat zijn niet de kosten, het is het hele begeleidingsproces dat geld kost. Dat onderschat iedereen. Maar juist in het begeleidingsproces, daarin zit de verrijking van de roman.’
Wat is voor u literaire kwaliteit?
‘Wat ik altijd zeg is - kijk, ik laat het jullie zien.’ Paris pakt een blanco A-4'tje uit de printerlade. ‘Het gaat het beste met een krant, maar met dit papier gaat het ook wel.’ Ze scheurt hetpapier in de lengte recht doormidden. ‘Nou je ziet, dat gaat makkelijk he?’ Vervolgens probeert ze een nieuw blaadje in de breedte doormidden te scheuren, wat meteen scheef gaat. ‘Als je een krantenpagina hebt, scheurt het nog veel schever. Dus blijkbaar zit er iets in papier wat je niet ziet, wat je niet voelt, maar wat wel een effect en een functie heeft. Dat komt door de zogenaamde looprichting van het papier, de vezels lopen parallel en dat zorgt er voor dat je zo lekker kan wapperen met je papieren boek. Bij literatuur is er iets vergelijkbaars. In de verzameling woorden die samen literatuur maken is er iets onzichtbaars wat effect heeft - de plot, de stijl, de structuur - en naar mate dit samenspel interessanter wordt en je meer moet opletten om te begrijpen wat de schrijver bedoelt, kun je zeggen of het meer of minder literatuur is. Vind ik, ik geef het graag voor beter. Mij maakt het niet uit wat iemand literatuur noemt.
Tijdens het lezen van een boek vraag je je af waar het nou eigenlijk over gaat, of vind je een beeld waarin wordt samengevat wat verdriet is, of wat de toekomst is, of
| |
| |
hoe je in het leven staat. Het spel dat de schrijver via zijn boek en via de personages speelt met de lezer, dat vind ik literaire kwaliteit.’
In eerdere interviews heeft u het gehad over Joost Zwagerman, die in De Wereld Draait Door wel een kunstwerk uit mag leggen, maar geen boeken. Nu heeft deze talkshow sinds een jaar zo'n maandelijkse rubriek over boeken.
‘Ja, maar dat is toch iets anders. Dat zijn vier ontzettend goede boekhandelaren - godzijdank - die boeken aanbevelen. Dat werkt ook bevorderend, maar wil je dat spel met de lezer begrijpen, dan heb je natuurlijk niks aan de aanbevelingen van die boekverkopers. Wel een ontzettend goede move, ik ken ze allemaal en het zijn geweldige lezers. Maar het is ook een zwaktebod want het zijn eigenlijk gesproken recensies. Joost Zwagerman geeft geen gesproken recensie, maar laat jou naar kunst kijken.’
Zoekt u meer een uitleg bij een boek?
‘Ja, een uitleg, een toelichting, een geschiedenis, alles bij elkaar. Het is Zwagermans smaak, inzicht, zijn enthousiasme en hij trekt de lijnen door de geschiedenis. Dat zou ik zo graag met literatuur doen. Je kunt in vijf minuten best uitleggen hoe je een roman kunt lezen zonder dat je publiek die roman heeft gelezen. Een paar jaar geleden interviewde ik de Deen Jens Christian Grøndahl, een van mijn favoriete schrijvers, in boekhandel Blokker. Een vrouw vroeg mij vooraf waarom ik zijn roman Dat weetje niet nou zo goed vond. Zij vond juist dat er niks in gebeurde. Ik legde haar de eerste zin uit, die vol zit met allerlei suggesties. Hij begint meteen met het bouwen van een lijn opposities: jong-oud, man-vrouw, gewenste intimiteit-ongewenste intimiteit, gelovige jood-afvallige jood, protestants-joods, lowerclass-upperclass, emigrant-immigrant. Het staat nergens letterlijk, maar daar gaat het boek over. Dat is voor mij de lol van literatuur en dat kun je heel gemakkelijk uitleggen.
‘Iedereen vindt het normaal dat elke sport en elk spel regels heeft met een methode en een scheidsrechter. Waarom mag literatuur niet ook een spel zijn?’
‘Kunt u dat niet komen vertellen,” vroeg die vrouw, “hoe u leest?” En dus toog ik een paar weken later weer naar Heemstede met een soort demonstratie Hoe lees ik een boek. Daar kwam een horde mensen op af. Heel interessant; naar een avond met Grøndahl - een van de beste schrijvers van Europa - komen achttien mensen, en op een avond waarin ik sta uit te leggen hoe je een roman leest komen er tachtig. Daar is blijkbaar behoefte aan.
Op zo'n avond zeg ik altijd “er zijn geen domme vragen,” dus toen een mevrouw aan mij vroeg wat verhaallijnen in een roman zijn, dan vind ik dat een heel gerechtvaardigde vraag ofschoon ik verbaasd ben dat zoiets essentieels niet bekend is. Als iemand dat eigenlijk niet snapt, dan moet je daar beginnen met uitleggen.’
| |
| |
Zou u dat zelf niet willen doen, boeken uitleggen in De Wereld Draait Door?
‘Ja, dat zou ik wel willen doen, en ik heb een keer geprobeerd Matthijs van Nieuwkerk te tackelen. Maar ja, wie ben ik? Ik ben maar een uitgever, die misschien best wel goed kan lullen. Bij Opium leg ik al boeken uit, bij Vrij Nederland heb ik het gedaan, dus ik doe mijn best. Hier bij de uitgeverij gaan we ook leeslessen geven. Ik kan dat bij DWDD wel doen, maar dan is dat eens in de maand tien minuten. Ik heb het er met Eppo van Nispen van de Stichting CPNB al over gehad, want we moeten hier met alle uitgevers aan werken, of het nou op tv komt of niet. Niet lullen over de thematiek van een boek, maar uitleggen wat nou de lol van een boek is en dat kan met zowel ingewikkelde als met makkelijke boeken. Dan wordt lezen een spannend spel. Want lezen moet onder de aandacht komen. Iedereen vindt het normaal dat elke sport en elk spel regels heeft met een methode en een scheidsrechter. Waarom mag literatuur niet ook een spel zijn? Dan is het ineens te intellectueel, en dat snap ik niet. Waarom kan iets niet leuk zijn als je je erin verdiept? Waarom mag dat dan niet met boeken? Dat vind ik onbegrijpelijk.’
Is het houden van lezen op dit moment juist heel urgent omdat mensen minder lezen?
‘Waarom is lezen belangrijk? Het is het trainen van je hoofd. Het is langzaam en gestaag afgekalfd, want lezen kost nu eenmaal tijd. Maar mensen worden niet meer gemotiveerd om het te snappen en om lezen leuk te vinden. Ik had een ontzettend goede leraar Nederlands, die heeft ons tot en met de tweede klas voorgelezen. Lees lekker voor, en hou dat gelul maar even achterwege. Een leeslijst was er wel maar als je een ander boek wilde kiezen dan mocht dat en dan bereidde die docent dat voor. Die vrijheid is er nu niet meer. Als iemand Honderd jaar eenzaamheid in vertaling wil lezen, dan moet dat toch kunnen? Want het gaat toch om het begrip van literatuur? Ik zou werkelijk de vloer van hier tot Tokio kussen als iemand Honderd jaar eenzaamheid zou willen lezen voor zijn lijst. Dat is toch waar het om moet gaan. Dan is het maar niet door een Nederlander geschreven. Maar ja, er moet wel iemand zijn die meeleest en de leraren werken zich al het schompes dus ik begrijp dat je het niet allemaal kunt bijhouden, maar je kunt er wel iets flexibeler in zijn. Ik moest voor mijn studie honderd romans lezen, dat hoeft nu al niet meer. En als bij studenten het referentiekader wordt weggenomen, wat blijft er dan nog over?’
Hoe sloot uw studie Nederlands aan op uw werk binnen het boekenvak?
‘Ik was natuurlijk een arrogante bitch tijdens mijn studie. We moesten in college een recensie schrijven van Bernlefs Hersenschimmen en iedereen kraakte dat boek af. Dat was de bril die je op kreeg tijdens de studie, maar zo doen we dat niet in het vak. Door lezen of door mens zijn, vind je een tussenweg tussen wetenschappelijke kennis en hoe je er over praat. Nu weten jullie alles na de opleiding, neem nu eens een boek en ga naar een leesclub met tien dames. Ik denk dat je daar uiteindelijk andere dingen en misschien wel meer van leert wat bruikbaar kan zijn in de toekomst.’
| |
| |
Heb je een studie Nederlands nodig om binnen het boekenvak succesvol te worden?
‘Ah, die gooi ik eens even terug over de schutting. Wat denken jullie zelf?’
Zijn studenten misschien te academisch opgeleid?
‘Waar denk je dat het in een uitgeverij in wezen om draait?’
Dat je goed kan lezen?
‘Is dat zo? Waar denk je dat het echt om gaat?’
We hijhen elkaar vertwijfeld aan. Is het misschien passie?
‘Precies. Jan Kuiper, in mijn tijd redacteur bij Querido had Bouwkunde aan de TU Delft gestudeerd. Al geef ik gelijk toe dat iemand met zo'n achtergrond nu niet meer snel in het boekenvak terecht komt.
Als je niet van boeken houdt, dan ga je niet vijf jaar met iemand aan een boek werken. Toen ik bij Querido kwam, zei ik tegen de toenmalige directeur Ary Langbroek: “wat wordt mijn rol eigenlijk?” Zijn antwoord was: “je bent een vader en een moeder van alle schrijvers”. Ik was 37 en de gemiddelde leeftijd van alle schrijvers bij Querido was 67. Nou, dan zat ik op de verkeerde positie. Maar verdomd, je zit op die stoel.
‘Binnen het boekenvak rijdt niemand in een Porsche, nou ja, op een uitzondering na. We zitten allemaal op een rammelende fiets.’
Ik kom hier soms voor negenen binnen en ga na negenen weg. Soms is het elf uur. Soms ga ik om vier uur naar huis. Daarnaast doen we al het lezen thuis. Dan ga je nog naar lezingen. Auteurs die uit het buitenland zijn overgekomen, moet je begeleiden. Je bent voor de auteurs echt een vader en moeder: zal ik je jas aannemen, heb je je paraplu, wil je eerst nog even naar het toilet, nee ik heb boterhammen bij me, wil je een pepermuntje, nee we gaan eerst even zitten en dan pas gaan we signeren. Bij Hella S. Haasse had ik snel de uitspraak ontwikkeld: “Mevrouw Haasse gaat eerst naar het toilet”. Kalm aan. Dat is je rol.
Je bent net als een advocaat: er is een vertrouwensrelatie, waar je nooit over kunt praten. Wanneer een auteur overlijdt, bellen ze om negen uur 's ochtends als eerste de uitgeverij. Dan vang je partners op. Je weet het allemaal: als er financiële problemen zijn of drank en drugs in het spel, oververmoeidheid, problemen met huisvesting, met kinderen, met schrijven, of angst om op te treden. En dat houd je alleen maar vol als je van boeken en van je mensen houdt. Want wanneer je denkt: hou eens op met je gezeik en kom nou eens verdomme niet dronken aanzetten, dan kom je niet ver. Het salaris is immers ook niet zo hoog. Binnen het boekenvak rijdt niemand in een Porsche, nou ja, op een uitzondering na. We zitten allemaal op een rammelende fiets.’
| |
| |
Heeft u advies voor studenten die de arbeidsmarkt op moeten?
‘Oh god, advies, wat een ellende... Wat ik zou willen zeggen: als je in het boekenvak terecht wil komen, lees lees lees! En zorg dat alles wat je doet op de een of andere manier met het boekenvak te maken heeft. Dus ga in boekwinkel werken en niet in een café. Kun je wel doen, maar dan moet je ook in een boekwinkel gaan werken. Al mijn baantjes en bezigheden voordat ik bij de uitgeverij ging werken, bleken nuttig. Door bijvoorbeeld etaleur te zijn in een boekhandel leerde ik de spectaculaire macht van een etalage. Ga iets doen en doe dat met een richting.
Nog een tip: zorg dat je een voet aan de grond krijgt, en begin onderaan. Heel veel mensen denken: ik word redacteur. Ja dat kun je wel denken, maar vergeet het maar in deze tijd, dat lukt je niet. Je zult dus nu je sporen moeten verdienen met corrigeren of gewoon persklaar maken. Je moet kilometers maken.
Ik was in december '88 afgestudeerd en ik heb mijn eerste baan in 1993 gekregen in de uitgeverij. Ik heb wel in een boekwinkel gewerkt, en uitgever worden was echt niet de carrière waarop ik had gerekend. Toen ik een tijdje geleden mijn oude collega's uit de boekhandel sprak zei ik: “Ellen, jeetje, ik ben uitgever geworden, wat een giller hè?” Ze vertelde me dat toen ik weg ging, ze een weddenschap hadden afgesloten wanneer ik uitgever zou worden. Ik snapte er echt geen reet van. Maar blijkbaar zagen zij toch die motivatie en die betrokkenheid.
Ik ben natuurlijk een hopeloos geval. Als je mij vijftien jaar geleden had gezegd: “nou Lid, je wordt eerst uitgever bij Querido en daar word je vervolgens ontslagen, dan ga je daarna een eigen uitgeverij opzetten, en daarna word je directeur van een zelfstandige uitgeverij”. Nou, dacht het niet. Stel dat iemand dat tegen jou zegt! Ik volgde mijn liefde en m'n passie en ik kwam wel ergens uit. Het is een luladvies natuurlijk. Het zal allemaal wel moeilijk worden, maar houd vol.’
Bent u op die manier succesvol geworden in het boekenvak?
‘Ik heb heel hard gewerkt tijdens mijn studie. De generatie die nu studeert zit in een zelfde soort situatie als waarin ik zat. Ze zeiden tegen mij op de opleiding: “Kijk links, kijk rechts, volgend jaar is er een weg en als je klaar bent ben je werkeloos.” En dat bleek allemaal waar. Dus ik heb zo lang mogelijk gestudeerd: zes jaar Nederlands gedaan, toen nog een extra jaar voor een lerarenaantekening, 's avonds Grafische Vormgeving aan de Kunstacademie gestudeerd en een tijdje bij NRC gewerkt. Dat betekende zes uur 's ochtends op, om zeven uur in de trein, van acht tot twaalf uur werken bij NRC, dan naar huis, studeren, eten, 's avonds naar de Academie, dan nog even werken thuis, dan naar bed en om zes uur weer op. Dat was dan mijn studententijd. Het leek me verstandig zoveel mogelijk te doen, maar ik werd inderdaad werkeloos na mijn studie. Ik kon vertegenwoordiger in stoffen worden, maar toen belde Ary Langbroek, of ik de brieven van Willem Elsschot wilde overtypen. Zo ben ik als freelancer en via klusjes omhoog geklommen. Ze hadden in de gaten dat ik wel meer kon, en vroegen me bijvoorbeeld of ik een roman persklaar wilde maken. Ik had geen idee wat ik moest doen, dus toen vroeg ik maar - heel geraffineerd vond ik zelf - hoe zij dat dan deden, om te
| |
| |
kijken of ik het op dezelfde manier deed. Dat was voor Querido. En toen vroeg Vic van de Reijt, destijds de samensteller van het brievenboek, of ik niet kon gaan redigeren voor Nijgh & Van Ditmar omdat ik zo kritisch was. Nou, dat had ik helemaal nog nooit gedaan, dus dat vond ik te spannend om me in te bluffen, maar ik ben gewoon begonnen. Ik heb die tekst helemaal verbouwd, en toen zijn ze met mijn versie verder gegaan. Daarna kreeg ik van Nijgh alle boeken waaraan nog veel moest gebeuren en kreeg ik carte blanche. Niemand weet natuurlijk dat ik dat allemaal gedaan heb. Ik heb kansen gekregen van mensen. Zo is het balletje gaan rollen. Via klussen leer je weer goede mensen kennen, daarmee word je dan wel geholpen.’
We willen eindigen bij het begin: redacteur zijn bij Vooys.
‘Ja, dat was in 1982, toen hebben we het blad heropgericht. Het bestond al een paar jaar als Voice en wij hebben het Vooys genoemd, naar het Instituut de Vooys. Wij vonden het heel raar dat het blad Voice heette en dat daar geen Vooys van was gemaakt. Het was natuurlijk wel leuk om het “stem” te noemen, maar daar was verder geen inhoud aan gegeven. Wij vonden dat het blad inhoud moest krijgen. Dus daar zijn we mee begonnen. Eerst schreven we zelf stukken en recensies, maar dat werd al gauw te veel, en toen hebben we mensen uitgenodigd om stukken te schrijven.
Onze ambitie was om een goed blad voor studenten te maken. We wilden zorgen dat een band ontstond tussen de studenten. Het Instituut was heel schools opgericht; elk groepje was heel anders en wij wilden dat er een platform was waarin iedereen kon schrijven, zodat er een wisselwerking ontstond. We wilden graag laten zien waar docenten mee bezig zijn; wat voor onderzoek ze doen, wie er aan het promoveren is en op welk onderwerp. Dat was onze inzet. Dat is nu hetzelfde, alleen dan van een hoger niveau dan wat wij hadden.’
Van Vooys naar uitgever.
‘Ja, oké, nou zo. Dit is het. Dit is wat ik doe.’
|
|