Vooys. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
Sien Uytterschout
| |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
tot uiting in de twee werken die dit artikel in beschouwing neemt. De nadruk in beide werken ligt niet zozeer op het schokeffect van 9/11 zelf, maar eerder op de schokgolven die de gebeurtenissen hebben teweeggebracht. Ground Zero en Saturday zijn allebei verankerd in sterk inwendige plots en beide gebruiken deze interioriteit als hefboom om na te gaan hoe 9/11 langzaam maar zeker ons algemeen onderbewustzijn is binnengesijpeld en hoe het onze interpersoonlijke relaties heeft verzuurd. Met deze individualistische inslag, zo luidt mijn stelling, bieden McEwan en McGrath weer-werk tegen het al te homogene officiële 9/11-discours. Op die manier worden de nationale en internationale gevolgen van 11 september niet enkel herschreven naar de privésfeer, maar worden ze ook letterlijk geïnternaliseerd en in onze lichamen en geesten gegrift. Volgens literatuuronderzoekster Birgit Däwes is deze incorporatie van 9/11 in een grotere en complexere plot absoluut te rechtvaardigen. Als narratieve strategie laat het de romancier namelijk toe om het grotere symbolische potentieel van de gebeurtenissen te verkennen en tegelijkertijd ook meer abstracte kwesties aan te kaarten. (Däwes 2011: 285-286) Een van deze meer abstracte kwesties die auteurs van 9/11-fictie bezighoudt, is enerzijds de bruuske confrontatie met onze sterfelijkheid en anderzijds de fysieke en cognitieve onzekerheid die uit dit inzicht voortvloeit. (Däwes 2011: 290-291) ‘The assassins,’ merkt taalkundige George Lakoff op, ‘managed not only to kill thousands of people but to reach in and change the brains of people’. (Lakoff 2001: 2) Al deze elementen dragen bij tot een aanhoudend klimaat van twijfel en onzekerheid. | |||||||||||||||||
Prozac, of toch maar niet?In de hoofdtitel van dit artikel zit een verwijzing besloten naar de Amerikaanse reeks ‘House, M.D.’. Deze zijsprong naar popular culture geldt als illustratie, maar voornamelijk ook als tegenvoorbeeld van de close readings van Ground Zero en Saturday die hier centraal staan. Thematisch gesproken lijkt de toenemende populariteit van ziekenhuisreeksen zoals voorgenoemde te illustreren wat Birgit Däwes de medicalisatie van 9/11-fictie noemt. (Däwes 2011: 289) Ook de manier waarop Derrida en Baudrillard hun filosofische exposés over 9/11 opbouwen aan de hand van medische metaforen herinnert aan de hoofdthema's van ‘House, M.D.’. De premisse achter deze populaire ziekenhuisreeks is eenvoudig: een leven dat plotseling wordt ontwricht. De nietsvermoedende, wiens leven danig overhoop wordt gegooid door de intrede van een reeks onverklaarbare symptomen, komt steevast terecht op de afdeling van dr. Gregory House, diagnostisch genie en overtuigd misantroop. Steevast komt House met de correcte diagnose aanzetten, net voor de patiënt zijn laatste adem zou gaan uitblazen. Zijn unieke gave als diagnosticus ten spijt, heeft House absoluut geen bedside manner. Als het even kan, vermijdt hij elk rechtstreeks contact met de patiënt en laat hij het routinewerk over aan zijn associés. Wars van enig vertoon van medeleven en/of interesse in de subjectiviteit van zijn patiënten concentreert House zich vol overgave op de objectief waarneembare feiten van elk medisch raadsel dat zich aandient. Tenslotte, zo klinkt één van 's mans misantropische lijfspreuken, word je arts, niet om patiënten te | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
behandelen, maar om ziektes te bestrijden. (Pilot, 2005) Zo mogelijk nog misantropischer is zijn vaste overtuiging dat iedereen liegt. (Seizoen 1, aflevering 21, 2005) Met deze twee mantras rechtvaardigt House voor zichzelf en voor de buitenwereld zijn complete desinteresse in de levenswandel van zijn patiënten. In niets kunnen die subjectieve verhalen namelijk bijdragen tot de oplossing van de louter objectieve medische puzzel die zich aandient. Nog zo'n typische leuze van House, en wellicht de bekendste running gag van de serie, is de uitspraak ‘It's never lupus’. (Seizoen 3, aflevering 9, 2006) Met een breed spectrum aan ziektebeelden en de meest uiteenlopende symptomen is de auto-immuunziekte lupus meteen ook de enige aandoening die nog een diagnostische uitdaging vormt voor House. Er gaat dan ook geen aflevering voorbij of de ziekte wordt geopperd als mogelijke verklaring voor deze of gene reeks symptomen, om dan quasi onmiddellijk te worden verworpen. Toch is er - zoals ik hoop aan te tonen - een cruciaal verschil tussen een populaire reeks als ‘House, M.D.’ en 9/11-fictie. Zo draagt voorgenoemde reeks bij tot wat Guardian-recensent Mark Lawson (zij het in een iets andere context) ‘the Prozac role of post-9/11 culture’ noemt. (Lawson 2002) Het uitzonderlijke succes waarmee House de meest ingewikkelde medische raadsels oplost, staat echter totaal haaks op de fysieke kwetsbaarheid en de daarmee samengaande cognitieve onzekerheid die op de voorgrond treden in een hele schare van post-9/11 romans. (Zie Däwes 2011: 291) Als we de medische beeldspraak verder doortrekken, kunnen we (bijna eufemistisch) stellen dat het post-9/n-tijdperk een zware uitdaging vormt voor ons culturele diagnostische vermogen en dat daarenboven een sluitende remedie zoals die in ‘House, M.D.’ aan de man wordt gebracht, totaal ondenkbaar is. Zo stelt Derrida dat de gebeurtenissen zich aan elke vorm van meaning-making onttrekken (Borradori 2003: 90) en dat de wonde die ze hebben geslagen, wordt opengehouden door een diepgewortelde angst voor de onzekere toekomst. (Borradori 2003: 97) Voorts heeft Baudrillard het over een virale verspreiding van terreur, ‘een besmettelijke kettingreactie die geleidelijk onze immuniteit en weerstand vernietigt’. (Baudrillard 2002: 81-82, eigen vertaling) Deze vicieuze cirkel van terreur en terrorisme wordt volgens Judith Butler mede in stand gehouden door het onverminderd vasthouden van de Verenigde Staten aan een kleingeestig vertelperspectief en een nadrukkelijke onverschilligheid voor de ‘niet te verloochenen dimensies van menselijke afhankelijkheid en socialiteit’. (Butler 2004: xiv, eigen vertaling) De narratieve dimensie die Butler aanhaalt, weerlegt echter de claims die Derrida en Baudrillard maken met betrekking tot het einde van meaning-making na 9/11. De toestand van totale betekenisloosheid na 9/11 wordt bovendien ook weerlegd door de twee fictiewerken die hier centraal staan. Dat betekenis geven na 9/11 niet vanzelfsprekend is, mag mijns inziens niet worden gelijkgesteld aan onvermogen. | |||||||||||||||||
Gulden middenwegHet medische jargon dat Derrida en Baudrillard hanteren in hun theoretisch-filosofische uiteenzettingen over 9/11 heeft dus schijnbaar een ruime weerklank gevonden in | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
een substantieel corpus van 9/11-romans.Ga naar voetnoot1 (Vergelijk Däwes 2011: 289-300) Zo ook in Saturday en Ground Zero. Formeel gezien worden beide werken intern gefocaliseerd door protagonisten die actief zijn in de medische sector. Zo roepen McEwan en McGrath een quasi-ongemedieerde subjectiviteit in, een subjectiviteit die daarenboven nooit op de proef gesteld lijkt te worden. Het wordt echter algauw duidelijk dat de medische, morele en sociale autoriteit waarop neurochirurg Henry Perowne in Saturday en de anonieme psychiater in Ground Zero zich beroepen, evenals de kennishiërarchie tussen arts en patiënt, langzaam maar zeker van binnenuit erodeert. Wat beide hoofdpersonen (en bij uitbreiding House) nodig hebben in hun dagelijkse omgang met anderen en/of de Andere, zo stelt dit artikel, is een combinatie van vier concepten die ondanks hun erg uiteenlopende theoretische achtergronden toch verwant zijn, en wel in hun directe oproep voor intermenselijke solidariteit. Deze zijn Lakoff en Johnsons imaginative rationality, Emmanuel Levinas' interpellation door de Andere, Dominick LaCapra's empathic unsettlement en Judith Butlers pleidooi voor een toestand van tenuous we. Imaginative rationality, of het vermogen om rede te combineren met verbeelding, aldus Lakoff en Johnson, is een aangeboren eigenschap. Ons dagelijks denken is van nature namelijk tegelijkertijd redelijk (of rationeel) en verbeeldingsvol (of metaforisch). Met dit begrip zoeken Lakoff en Johnson een gulden middenweg tussen ‘de objectivistische opvatting dat er een absolute en onvoorwaardelijke waarheid is [en] het subjectivistische alternatief dat waarheid enkel kan worden nagestreefd middels onze verbeelding’. (Lakoff en Johnson 2003: 193-94, eigen vertaling) Volgens dit principe zijn zowel Henry Perownes uitermate objectieve en rationele wereldbeschouwing als de puur subjectieve en intuïtieve levenshouding van de naamloze psychiater totaal onhoudbaar. Een vergelijkbaar pleidooi voor een matigende vorm van de menselijke ratio ligt besloten in het baanbrekende discours over de Andere van de Franse filosoof Emmanuel Levinas, om precies te zijn in wat hij noemt interpellation of substitution. Voor Levinas is deze interpellatie door de Andere de conditio sine qua non voor elke vorm van interpersoonlijke solidariteit. Judith Butler op haar beurt beroept zich op een attitude van openheid tegenover (verhalen van) anderen. Volgens haar is dit de enige manier om de Amerika-centrische interpretatieve hegemonie van post-9/11 te doorbreken. Zij ijvert voor een nieuwe condition humaine op basis van een fundamentele menselijke afhankelijkheid. Met zijn concept van empathic unsettlement waarschuwt ook Dominick LaCapra voor een overdreven neiging naar totale vereenzelviging (subjectiviteit) of complete afstandelijkheid (objectiviteit) en pleit hij voor een evenwicht tussen beide. Empathic unsettlement kan hiertoe bijdragen, omdat het ‘a tense interplay between critical, necessarily objectifying reconstruction and affective response to the voice of victims’ toestaat. (LaCapra 2001: 109) | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
Illustratie: Daniël Labruyère'
| |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
Saturdayen Ground Zero behelzen beide een indringende toets van deze materie, namelijk een onderzoek naar het ethische engagement van Henry Perowne en de naamloze psychiater met hun respectievelijke Andere (Baxter en Kim Lee). Het is een toets die beide protagonisten met wisselend succes doorstaan. Waar het uiteindelijk op neerkomt, is dat pure objectiviteit of zuivere subjectiviteit niet bestaan. Als ze al bestaan, dan zijn het geen van beide wenselijke denkkaders als leidend beginsel, zowel op moreel, sociocultureel als zelfs op medisch vlak. Het komt erop neer om een delicaat evenwicht, of zelfs een zekere staat van spanning, in stand te houden tussen beide uitersten dat bijdraagt tot een permanente sfeer van twijfel en onzekerheid. | |||||||||||||||||
Liegt iedereen?In Ground Zero slaat deze twijfel meteen al toe in de openingszin. Als de naamloze verteller toegeeft dat haar patiënt Danny Silver ‘was like a son to me, and as a childless woman who never married I do not say this lightly’, (McGrath 2006: 175) dan voorspelt dit weinig goeds voor haar professionele objectiviteit. Deze maakt dan ook weldra plaats voor een kluwen van misverstanden en misinterpretaties als gevolg van totale zelfmisleiding en een fundamenteel gebrek aan informatie. Zo is de verteller gedurende de hele narratieve handeling slechts een indirecte getuige - van 9/11, maar ook van Danny's schuchtere pogingen een nieuwe relatie aan te gaan. Op het moment van de aanslagen is ze niet eens in New York. Zowel haar zogenaamde objectieve kennisneming als haar eerste gevoelservaring van 9/11 stoelt dan ook volledig op de getuigenissen van Dan, die wel ter plaatse was. Met een schijnbaar professionele zakelijkheid weet ze de ‘profoundly disturbing’ (McGrath 2006: 175) inwerking van 9/11 op Dans geestestoestand precies in te schatten en na te vertellen. Maar hoewel ze zichzelf voortdurend boven elke vorm van introspectie plaatst, wordt al snel duidelijk dat er zich achter deze facade van professionele afstandelijkheid een diepe existentiële onrust schuilhoudt. Wanneer haar patiënt in de onmiddellijke nasleep van 9/11 erin slaagt om ondanks zijn diepgewortelde bindingsangst een relatie aan te knopen met het Chinees-Amerikaanse escortmeisje Kim Lee, hoeft hij niet te rekenen op enige bijval van zijn psychiater. Integendeel. Doordrongen van haar ongeoorloofde gevoelens voor Dan en een diepgaande onverdraagzaamheid tegenover Kim Lee, beweegt zij hemel en aarde om een wig te drijven tussen ‘haar’ Dan en die andere vrouw. Uiteindelijk loopt haar professionele relatie met Dan onherroepelijke schade op door haar haatdragendheid jegens Kim Lee en vertaalt haar persoonlijke doch indirecte beleving van 9/11 zich in een publieke steunbetuiging aan John Ashcroft, de Amerikaanse minister van Justitie en het brein achter de Patriot ActGa naar voetnoot2. (McGrath 211-212) De persoon van Kim, stelt Robert | |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
Duggan, wordt zo ‘the site of Danny and the therapist's disagreement around which McGrath builds wider arguments about both the personal and political responses to the 9/11 attacks’. (Duggan 2010: 388) Hoewel de psychiater moet toegeven dat ze niet heel zeker weet waarvoor ze op haar hoede moet zijn op nationaal niveau, is ze ervan overtuigd dat er in de privésfeer in ieder geval geen sprake kan zijn van een verminderde waakzaamheid. (McGrath 2006: 211, 215) Met haar minachting voor de gevoelens (en het leed) van anderen heeft McGraths anonieme verteller wel wat weg van Henry Perowne, de hoofdpersoon in Ian McEwans Saturday. Briljant diagnosticus van het menselijke brein als hij is, neemt Perowne maar zelden de tijd of moeite om ook de menselijke geest te doorgronden. Een symptoom hiervan is Perownes verregaande literaire filisterij. Als een rationalist pur sang heeft Perowne weinig interesse in wat hij beschouwt als excessen van de verbeelding, oftewel literatuur. De wetenschapper in hem is dan ook überhaupt niet geïnteresseerd in een fictionele heruitvinding van de wereld, maar in een wetenschappelijke verklaring ervan. (Zie McEwan 2006: 66) Hij heeft al helemaal geen oren naar de lijfspreuk van zijn dochter Daisy - aspirerend dichteres en Henry's persoonlijke literaire tutor - dat mensen niet zonder verhalen kunnen (McEwan 2006: 68); hij is tenslotte het levend bewijs van het tegendeel. Terwijl Londen zich opmaakt voor een massale instroom van vredesactivisten - het is zaterdag 15 februari 2003 - kijkt Henry halsreikend uit naar een meer bescheiden samenkomst en de kroon op zijn langverwachte vrije dag: de terugkeer van zijn dochter uit Parijs en de daaropvolgende familiereünie. Saturday schetst hoe verstrekkende geopolitieke gebeurtenissen - de naweeën van 9/11, de vredesbetoging, de naderende oorlog in het Midden-Oosten - resoneren in het dagelijkse doen en laten van Perowne. Wat een normale vrije dag moet worden, wint gaandeweg aan onheilspellende dreiging wanneer hij te maken krijgt met een reeks vluchtige 9/11-achtige gebeurtenissen. In eerste instantie is er de misschien al te doorzichtige analogie van het noodlijdende vliegtuig dat Perowne kort voor dageraad ziet overvliegen (McEwan 2006: 13-18), gevolgd door een lichte aanrijding waarbij hij (letterlijk) in aanraking komt met een zekere Baxter. (McEwan 2006: 81-99) Zo gebeurt het dat Perowne de hele dag ongemakkelijk heen en weer laveert tussen het private en het publieke domein, zijn comfortabele vie intérieure en de barse buitenwereld. Aan het eind van de dag culmineert deze aaneenschakeling van toevalligheden in een huiveringwekkende (zij het misschien ietsje ongeloofwaardige) slotscène, waarin Perowne en Baxter opnieuw oog in oog komen te staan en er plots veel meer op het spel staat dan wat blikschade en gekrenkte ego's. (McEwan 2006: 205-233) Hoe zelf- | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
verzekerd Perowne ook lijkt op professioneel vlak, hij is onzeker als hij wordt geconfronteerd met existentiële vraagstukken. Des te groter is zijn ontreddering wanneer blijkt dat zelfs de medische wetenschap soms het antwoord schuldig moet blijven. Ondanks zijn bravoure gaat Perownes professionele vertrouwen danig aan het wankelen telkens wanneer hij zijn oude moeder bezoekt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Ook de bruuske confrontatie met Baxter, die vroege symptomen van de ziekte van Huntington vertoont, knaagt aan Henrys zelfverzekerdheid. Beide personages lijden namelijk aan een neurologische aandoening die langzaam maar zeker hun cognitief en fysiek vermogen aanvreet en waartegen Perowne - begenadigd neurochirurg als hij is - niet is opgewassen. Bovendien confronteren ze hem met zijn eigen sterfelijkheid en dat beangstigt hem. Wanneer Baxter aan het eind van de roman Perownes huis binnendringt met de bedoeling om de bewoners zoveel mogelijk (fysieke) schade te berokkenen, is Henry tegen wil en dank getuige van het heilzame effect van literatuur op Baxter. De man is zo in de ban van een voordracht van Matthew Arnolds iconische gedicht ‘Dover Beach’ dat hij afziet van zijn kwade bedoelingen. Dit stemt Perowne tot nadenken: ‘if only ... penetrating the skull brings into view not the brain but the mind. Then within the hour he, Perowne, might understand a lot more about Baxter’. (McEwan 2006: 243) Ten slotte moet hij onderkennen dat hij in zijn bejegening van Baxter enkele kwalijke inschattingsfouten heeft gemaakt, waaronder een gebrek aan achting voor wat Emmanuel Levinas de ‘responsibility ... that commands and ordains me to the other’ (Levinas 2004: 11) noemt en wat Judith Butler omschrijft als het vermogen ‘to hear beyond what we are able to hear’. (Butler 2004: 18) Het gezin Perowne mag dan wel ternauwernood ontsnappen aan hun persoonlijke 9/11, aan het eind van hun veelbewogen zaterdag is niets helemaal opgehelderd. Na alles wat er is gebeurd, moet Henry vaststellen dat ‘Sunday doesn't ring with the same promise and vigour as the day before. The square below him, deserted and still, gives no clue to the future. But from where he stands up here there are things he can see that he knows must happen.’ (McEwan 2006: 273) Maar uiteindelijk trekt Henry toch de nodige lessen uit zijn confrontatie met de Andere en komt hij tot het inzicht dat ‘certain forms of behaviour ... may be possible in oneself in certain circumstances, however much the events in question beggar the imagination’. (LaCapra 2001: 104) Dit nieuwverworven inzicht zet Henry ertoe aan om, zelfs na alles wat Baxter hem heeft aangedaan, het leven van de man te redden. (McEwan 2006: 247257) Het is uiteindelijk deze erkenning van ‘individuele (of nationale) aansprakelijkheid in een globale context en de bereidheid om navenant te handelen, die van groot belang is’, (Däwes 2001: 297, eigen vertaling) en die Henry van zijn eerdere blindheid en onbetrokkenheid kwijtscheldt. Niets is minder waar voor de psychiater in Ground Zero. Net als bij Henry wakkert 9/11 een diepgaande existentiële onrust aan, maar haar wacht geen respijt of loutering. Integendeel: langzaam maar zeker gooit de verteller ‘de forensische zekerheden van haar beroep’ (Zslosnik 2011: 117, eigen vertaling) overboord en vervalt ze in ongebreidelde xenofobie en paranoia. (zie Duggan 2010: 388; Dawes 2011: 293-295) De drasti- | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
sche inkrimping van de burgerrechten die besloten ligt in de Patriot Act - en dan vooral het zogenaamde ethnic profiling - geniet haar onvoorwaardelijke steun en sympathie. (McGrath 2006: 211-212) Met haar vijandige gedrag jegens Kim Lee verinwendigt de psychiater de retoriek van vergelding die de Amerikaanse publieke opinie overheerste in de nasleep van 9/11. Aan het eind van de novelle is haar perceptie van de private en publieke gebeurtenissen zodanig verdraaid, dat ze realiteit en haar eigen verzinsels niet meer uit elkaar kan houden. Ze eigent zich in zo'n mate Dans beleving van 9/11 toe, dat ze een surrogaatslachtoffer wordt en zich compulsief vastklampt aan andermans trauma. (Vergelijk LaCapra 2004: 125-26) | |||||||||||||||||
ConclusieAls we even teruggrijpen naar de vergelijking met ‘House, M.D.’, zouden we kunnen stellen dat ‘een leven dat plotseling wordt ontwricht’ ook geldt als leitmotiv in Ground Zero en Saturday. In tegenstelling tot een aflevering van ‘House, M.D.’ blijft deze ontwrichting evenwel grotendeels ongedefinieerd en de resulterende existentiële onzekerheid vindt nooit een pasklaar antwoord. Hoewel beide fictiewerken tentatieve oplossingen aanreiken voor de familiale en nationale crises die ze te berde brengen, worden deze crisissituaties nooit volledig en ondubbelzinnig opgelost. Aan wat de naamloze psychiater in Ground Zero met haar neiging tot ongenuanceerde subjectiviteit aanvankelijk te veel heeft, heeft Perowne met zijn vast geloof in wetenschappelijke objectiviteit te weinig. Hoe het ook zij, beiden schieten te kort in het verwerven van imaginative rationality (Lakoff & Johnson), empathic unsettlement (LaCapra), en fijngevoeligheid tegenover de Andere (Butler, Levinas). Zowel in Perowne als in de anonieme verteller is er wel een trekje van dr. House terug te vinden. Henry Perowne is, net zoals House, ontzettend zelfverzekerd over zijn reputatie. ‘Let the defectors go along the corridor or across town,’ mijmert hij zelfvoldaan. ‘Others will take their place’. (McEwan 2006: 19) Tot op zekere hoogte deelt Henry ook House' onverschilligheid ten opzichte van patiënten en hun medische voorgeschiedenis. Zo bekent hij zonder gêne dat hij tijdens consultaties niet altijd even betrokken is: ‘He's adept at covering his tracks [and when] he comes to, seconds later, he never seems to have missed much’. (McEwan 2006: 20) Zoals Perowne die beweert dat hij te ervaren is ‘to be touched by the varieties of distress he encounters - his obligation is to be useful’, (McEwan 2006: 11) of de verklaring van de anonieme psychiater dat ze zich niet hoeft in te laten met Kim Lee - ‘there were many such stories at the time and I'd heard worse’ (McGrath 2006: 182) -, zo triomfeert House met zijn medische objectiviteit en professionele zelfverzekerdheid keer op keer over de onzekerheid van subjectiviteit. Uiteindelijk is geen van deze drie figuren met medische autoriteit zo alwetend en onfeilbaar als ze zelf denken. Terwijl House' fysieke autoriteit bijna letterlijk ten val komt over zijn geprononceerde mankheid en zijn mentale/medische capaciteit in het gedrang wordt gebracht door zijn verslaving aan pijnstillers, maakt de verteller in Ground Zero een cruciale inschattingsfout wanneer ze Dans vermeende kwetsbaarheid verwart met haar eigen post-9/11 existentiële crisis. Onbewust worden de aanslagen van 9/11 een | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
valorisatie van alles wat ze doet, zowel op persoonlijk als op publiek vlak. Wat betreft Henry Perowne is ook zijn gedrag lang niet zo ondubbelzinnig objectief als hij zelf zou willen. Beroepshalve is zijn praktische no-nonsense instelling natuurlijk onontbeerlijk. Maar diezelfde mentaliteit weerhoudt hem er ook van fictie te lezen, laat staan te appreciëren. En ze ligt aan de basis van zijn terughoudendheid om zich in te leven in andere (al dan niet fictieve) gevoelswerelden, die dan weer zijn onaangepaste gedrag jegens Baxter bezielt. Anderzijds, zo stelt Kristiaan Versluys, is Perownes gedrag ook doordrongen van een onvoorwaardelijke toewijding aan zijn familie. (Versluys 2009: 189) Als een fictionele herbewerking van 9/11 richten Saturday en Ground Zero hun blik inwaarts en leggen de nadruk op een ‘narrow, individual context’ (Däwes 2011: 285) in plaats van op de aanslagen zelf. Gefilterd door het prisma van deze individuele en individualistische verhalen reiken McEwan en McGrath een tentatief ‘tegenverhaal’ (counter-narrative) aan, dat ingaat tegen het monolithische officiële 9/11 discours. Deze voorkeur voor wat Jean-François Lyotard petits récits noemt (Lyotard 1997), mag geenszins worden gelezen als een pleidooi voor depolitisering of zelfs domesticering van de aanslagen. De introspectieve tendensen in Saturday en Ground Zero ‘infuse the texts with a larger ethical and political message’ en erkennen de ‘responsibility of revisiting one's own contributions to the global cycle of violence’. (Däwes 2011: 295-96) Als McGrath, zoals hij zelf aangeeft, inderdaad de psychologische gezondheid van New York schetst, dan is de mentale neergang van zijn verteller een parabel voor de manier waarop ‘verdriet ontaardde in onmacht en woede’ en vervolgens ‘werd uitgebuit door de politiek om de burgerrechten drastisch in te perken’. (Diamond 2008, eigen vertaling) De patiënt Dan, barmhartig en vergevingsgezind als hij is, staat daarentegen voor een meer genuanceerde en inclusieve post-9/u-attitude. In tegenstelling tot zijn psychiater begrijpt Dan hoe zijn leven onlosmakelijk verbonden is met dat van anderen. (Vergelijk Butler 2004: 7) In Saturday is het de verschoppeling Baxter die zich qua verbeeldingsvermogen Henry's meerdere toont en die zo - al is het maar voor even - zijn sociale en fysieke ongelijkheid overstijgt. Hoewel Baxters ontvankelijkheid voor de schoonheid van poëzie zijn misdadige bedoelingen niet kan neutraliseren, is hij in die zin gelouterd dat hij functioneert als katalysator voor Perownes loutering. Uit zijn confrontatie met Baxter leert Perowne namelijk om ontvankelijk(er) te zijn voor de interpellatie van de Andere. (Versluys 2009: 191) En toch, hoewel het onmiddellijke gevaar is afgewend, vindt Perowne geen closure en blijft de spanning tussen wetenschappelijke zekerheid en morele, politieke en culturele onzekerheid bestaan. Daarmee doet McEwan precies wat zijn hoofdfiguur zo tegen de borst stuit: hij verklaart de wereld niet, maar vindt deze opnieuw uit. (Vergelijk McEwan 2006: 66) Geenszins geldt dit voor McGraths anonieme verteller. Zij het voor andere redenen dan Perowne, vindt ook zij geen closure en moet ze met lede ogen toezien hoe Dan zich aan haar invloedssfeer onttrekt. (McGrath 2006: 243) Alleen al omwille hiervan verdienen noch Saturday, noch Ground Zero het om te worden gelezen als een reductionistische kopie van 9/11 en de post-9/11 tijdsgeest. Ook maken ze geenszins aanspraak op een univer- | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
seel antwoord voor de post-9/11 culturele, filosofische en psychologische malaise. Wat zij wel bieden, is een other-discourse, een alternatief voor ‘the administration's framings and reframings [of the events] into a conservative message’. (Lakoff 2001: 5) Zodoende zetten Ground Zero en Saturday één van de door Birgit Dawes vooropgestelde grondregels van 9/11-fictie om in de praktijk: ze roepen op tot universele empathie en bewijzen dat closure oninspirerend en zelfs helemaal onnodig is. (Däwes 2011: 409, 414) | |||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||
Radio en televisie
|
|