Vooys. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Janneke van der Veer
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[H]et (romantische) kunstenaarsideaal en de vrouwelijke sekserol [conflicteren]. Bij een mannelijke kunstenaar wordt bijvoorbeeld zelfadoratie aanvaard en zelfs verondersteld. Een vrouw die zichzelf in het centrum plaatst, wacht daarentegen het verwijt de grenzen van haar geslacht te overschrijden. (Swinnen 2006: 148)Ga naar voetnoot1 Door een kunstenaarspositie te claimen die mannelijk geconnoteerd is, overschrijdt Palmen een grens. Ik zal hieronder betogen dat deze grensoverschrijding een verklaring biedt voor het verschil in waardering tussen Logboek van een onbarmhartig jaar en Tonio. Bovendien hoop ik het genderonderzoek binnen de neerlandistiek te verrijken met een completere notie van de schrijversidentiteit, en tegelijkertijd te laten zien dat de sociologische notie van schrijversidentiteit gegenderd is. | |||||||||||||||||||||||||||||||
De grand écrivain in het regime de singularitéVolgens Heinich hangt het succes van kunstenaars en schrijvers tegenwoordig af van ‘normen die teruggaan op de Romantiek’. (Heinich 1996: 25) Ze vat ze samen ‘in de paradoxale uitdrukking “het singuliere regime”’. (Bevers 2003: 19) Dit regime de singularité verving, grof gezegd, tijdens de Romantiek het regime de collectivé. Waar in het collectieve regime de conventies gegeven waren en de kunstenaar binnen de gestelde grenzen goed kon worden in zijn vak, stelt het singuliere regime aan de kunstenaar de eis om deze geijkte conventies op authentieke manier te overschrijden. Dit singuliere regime ligt nog steeds aan de basis van de hedendaagse cultuur. (Heinich 1996: 25) In dit regime is dus een belangrijke rol weggelegd voor het individu van de schrijver, die ‘niet alleen wordt geroemd om zijn werk, maar ook om zijn persoon’. (Heinich 2003: 115) Een schrijver is een grand écrivain wanneer zijn unieke, niet inwisselbare naam ook na zijn dood in het culturele geheugen voortleeft. ‘De identiteit wordt niet meer geïndexeerd aan een handeling (schrijven), maar aan een naam.’ (Heinich 2003: 104) Met de terminologie van Heinich zou je op het eerste gezicht zowel Van der Heijden als Palmen grands écrivains kunnen noemen. Hun schrijverschap lijkt zich te voegen naar het leven van de grote schrijver zoals dat door het singuliere regime wordt voorgeschreven en hun namen zijn bekend bij een groot publiek. Het regime de singularité stelt eisen aan een grand écrivain: de auteur moet origineel, uniek en authentiek zijn. Het schrijverschap is geen beroep, maar een roeping, waarbij het hele leven van de schrijver in dienst staat van het schrijven. De vaak excentrieke levensstijl en de ‘schandalen die hij haast vanzelfsprekend verwekt’ dragen bij aan een succesvol schrijverschap. (Smulders 2009: 95) Ook de traditie van schrijvers speelt een rol bij het worden van een groot schrijver. Een schrijver zal altijd vergeleken worden met de namen van degenen die hem of haar zijn voorgegaan en zal om ‘groot’ te worden ook zo uniek en origineel moeten zijn. Het veelvuldige refereren aan de Grote | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Drie illustreert dit proces: Mulisch, Hermans en Reve zijn niet drie grote werken, maar drie grote namen, aan wie hedendaagse schrijvers gespiegeld worden. Tot slot mag een kunstenaar die wil ‘slagen’ in de literaire wereld niet een te groot succes kennen. Een al te werelds, commercieel succes (bijvoorbeeld de erkenning door de markt) is namelijk strijdig met waarden die worden gewaardeerd in een kunstenaar, zoals authenticiteit. (Heinich 2003: 104) Hoewel dit van origine romantische beeld van de schrijver theoretisch onderuit is gehaald door postmodernisten, lijkt het belang van de unieke schrijver als oorsprong van het werk tegenwoordig zo mogelijk nog groter dan in de negentiende eeuw. Door de medialisering zijn schrijvers overal in woord en beeld aanwezig. Interviewers stellen vragen waaruit een sterke hang naar het leven van de persoon achter het werk blijkt. De schrijver is theoretisch weliswaar doodverklaard, maar de rol die schrijvers nu in de media hebben vertoont nog steeds kenmerken van het klassieke schrijversbeeld. Omdat de persoon van de schrijver zo belangrijk is geworden in het singuliere regime, ontwikkelde Heinich het concept ‘schrijversidentiteit’. Dit concept is geschikt om de veelkantige aanwezigheid van de schrijver te analyseren, zowel in de media als in zijn boeken. De schrijversidentiteit wordt volgens Heinich verworven wanneer drie ‘wezenlijke elementen van het identiteitsproces samenvallen, namelijk de zelfperceptie (zichzelf zien als schrijver), zelfpresentatie (zich als zodanig tonen en zich zo noemen) en de aanduiding (door anderen)’. (Heinich 2003: 130) Dit samenvallen gebeurt bijvoorbeeld wanneer een schrijver publiceert. Niet elke schrijver is echter zomaar een grand écrivain. Heinich benadrukt hierbij het belang van de naam: pas wanneer zijn naam een referentiepunt wordt voor anderen, kan er sprake van zijn dat het om een groot schrijver gaat. De tweedeling tussen zelfperceptie en zelfpresentatie biedt een manier om de karakterschets van het hoofdpersonage in een autobiografisch getint werk te betrekken bij het onderzoek naar de constructie van de schrijversidentiteit.Ga naar voetnoot2 De zelfpresentatie van de auteur, ‘zich als zodanig tonen en zich zo noemen’, (Heinich 2003: 130) is dan het beeld dat het hoofdpersonage van een boek bijdraagt aan de constructie van de schrij -versidentiteit van de auteur. De zelfperceptie van de auteur, het beeld dat de schrijver van zichzelf heeft, is voornamelijk toegankelijk via interviews met de auteur waarin de auteur openhartig reflecteert op zijn of haar identiteit als schrijver. De drie elementen van het identiteitsproces van een schrijver: zelfperceptie, zelfpresentatie en aanduiding door anderen,Ga naar voetnoot3 gebruik ik voor een analyse van mijn casus. Omdat ze samenhangen en elkaar beïnvloeden, meen ik dat ze alle drie onderzocht moeten worden om meer te kunnen zeggen over de wording van een schrijversidentiteit. Op deze manier | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hoop ik een completer beeld te geven dan wanneer alleen vanuit de literaire kritiek (de aanduiding door anderen) naar de identiteit van de schrijver wordt gekeken, zoals vaak is gedaan in studies naar gender in de neerlandistiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Een dubbele kritische moraalDe romantische normen die gelden in het regime de singularité en bijbehorende opvattingen over bijvoorbeeld de schrijver (de grand écrivain), zijn niet genderneutraal, maar mannelijk geconnoteerd.Ga naar voetnoot4 (Vogel 2001: 22) Dit is het gevolg van een complex proces dat zich in de negentiende eeuw voltrok. ‘[D]e literaire veranderingen en een nieuwe, asymmetrische definitie van de genderrollen waren met elkaar verweven.’ (Vogel 2001: 23) In dat proces kwamen twee gesloten groepen, mannelijke en vrouwelijke schrijvers, tegenover elkaar te staan. (Vogel 2001: 66) Variatie binnen hetzelfde geslacht leek zo onmogelijk vanwege de hermetische geslotenheid van de genderconstructie. Vrouwelijke schrijvers als groep werd de ‘vrouwelijke’ connotatie toegedicht niet origineel te zijn, terwijl de literaire wereld sinds het regime de singularité geordend is volgens het principe van originaliteit. Omdat de normen van het regime de singularité nog steeds deel uitmaken van de hedendaagse werkelijkheid, ligt het in de lijn der verwachting dat genderkwesties nog steeds een rol spelen in het moderne Nederlandse literaire veld. Er is al veel onderzoek vanuit genderstudies naar Nederlandse schrijvers verricht dat inderdaad bevestigt hoe in het literaire veld asymmetrische genderpatronen een rol speelden. De verschillende studies richten zich voornamelijk op de literatuurkritiek. Zowel Streng (1997), Van Boven (1992) als Vogel (2001) constateren voor verschillende perioden (tot aan de jaren zestig) dat de literaire kritiek er een dubbele kritische moraal op na hield.Ga naar voetnoot5 De ‘definities van vrouwelijkheid, zoals emotionaliteit, gerichtheid op de liefde, subjectiviteit, intuïtie, onbewuste denkwijze et cetera, gelden als norm voor vrouwen, ook voor romanschrijfsters. Ze staan lijnrecht tegenover de normen die in het algemeen voor romanliteratuur gelden.’ (Van Boven 1992: 262) Wanneer vrouwen rationeel schreven, werd hen onvrouwelijk gedrag verweten, maar als ze ‘vrouwelijk’ en dus emotioneel schreven, was het evenmin goed. (Streng 1997: 83) Over de periode na de jaren zestig zijn niet zulke omvangrijke periodestudies gedaan als de drie bovengenoemde. Dit roept de vraag op of de dubbele kritische moraal | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
inmiddels achter ons ligt. Velen zullen deze vraag intuïtief positief beantwoorden; de vrouw heeft zich immers geëmancipeerd. Van Boven schreef in ‘De eeuwige verbinding van schrijfsters, massa's en middelmaat’ (2000) dat ‘tegelijkertijd echter met deze onmiskenbare emancipatie (...) we een opleving [zien] van de generaliserende en diskwalificerende houding tegenover vrouwelijke auteurs’. (Van Boven 2000: 691) Van Boven bespeurt een parallel met de jaren twintig, toen voorstanders van hoge literatuur de ‘massaliteratuur als vrouwelijke dreiging’ ervoeren. (Van Boven 2000: 695; vergelijk ook Huyssen 1986) Het succes van vrouwelijke schrijvers hernieuwt de verbinding tussen publiekssucces, vrouwelijkheid en middelmaat. Wanneer een vrouwelijke schrijver meedoet aan persoonsgerichte publiciteit, krijgt ze al snel naar haar hoofd geslingerd dat ze pulp schrijft, terwijl voor mannelijke schrijvers die veel publiciteit genereren andere normen gelden. Ook Maaike Meijer schreef in een column in een recente aflevering van Vooys dat de ‘generaliserende en negatieve kijk op vrouwelijke auteurs en op alles wat met vrouwen geassocieerd wordt (...) nog steeds niet helemaal [is] overwonnen. (...) [J]e bespeurt het in de dubbele kritische moraal over autobiografische teksten die de rouw om een gestorven kind of geliefde thematiseren.’ (Meijer 2012: 83-84) Deze stelling van Meijer wil ik hier omwerken tot het vertrekpunt van mijn analyse. Uitgaande van onder andere Meijers observatie dat je deze dubbele kritische moraal juist rondom autobiografische rouwverslagen in verhevigde vorm aantreft, heb ik mijn casussen, Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar geselecteerd. Uit mijn analyse van de verschillende aspecten van hun schrijversidentiteit (zelfpresentatie, zelfperceptie en beeldvorming door anderen), zal blijken dat Van der Heijden probleemloos door gaat voor grand écrivain, terwijl de constructie van Palmens schrijversidentiteit ingewikkelder is. Het zojuist geschetste theoretische kader laat zien hoe gendermechanismen hiervoor een verklaring kunnen bieden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Reflecties op het schrijverschap - zelfpresentatieDe ‘hoofdpersonen’ in Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar dragen bij aan de zelfpresentatie van Van der Heijden en Palmen: ze lijken identiek aan de auteurs die het lezerspubliek kent uit verschillende media. Een belangrijke oorzaak hiervan - naast het overeenstemmen van de beschreven gebeurtenissen met feitelijkheden - is de thematisering van het schrijverschap in beide boeken. Behalve de metareflecties op het tot stand komen van dit rouwboek, bevatten ze ook reflecties op het schrijverschap in het algemeen. Het vinden van een juiste vorm voor wat de schrijvers is overkomen, is lastig - in het eerste jaar na de dood van een dierbare is het schrijven van fictie welhaast onmogelijk. De metareflecties bieden inzicht in dit moeizame ontstaansproces van de rouwboeken. Van der Heijden had een meervoudig doel: hij moet Tonio in leven houden, (269; 553)Ga naar voetnoot6 het is zijn plicht jegens zijn zoon (565) en hij doet het tot slot omdat hij niet anders kan. (432) De vorm die zijn boek heeft aangenomen vloeit hieruit voort: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Om het onmogelijke verlangen naar volledigheid te bestrijden heb ik het geheugen associatief z'n gang laten gaan. Het aldus aangeleverde materiaal heb ik ondergebracht binnen een structuur die enigszins op die van een roman lijkt, in de hoop dat Tonio er, ondanks de leemten, zo veelkantig mogelijk uit oprijst. (621) Palmen had gedeeltelijk andere redenen om dit logboek te schrijven. Ook zij schrijft voor zichzelf: ‘Ik maak deze aantekeningen tegen het afscheid van het vergeten, omdat ik geen afscheid meer verdraag.’ (15) Daarnaast schrijft ze omdat ze ‘het zelfverlies dat zijn dood met zich meebracht’ in kaart wil brengen. (170) Een onderdeel van het zelfverlies van Palmen is dat het haar niet lukt om te schrijven zoals ze deed: ‘Schrijven kun je het niet noemen. Schrijven doe je als je een vorm hebt gevonden, een structuur die de zinnen onderling verbindt, een span ideeën dat ze bijeenhoudt, aanjaagt en stuurt. Deze teugelloze ideeën verdienen de naam niet.’ (15) Ze laat zien hoe ze daarmee worstelt en hoe ze uiteindelijk toch weer probeert structuur aan te brengen. Wanneer ze haar herinneringen aan Van Mierlo omzet van verleden naar de tegenwoordige tijd, begint ze weer te verlangen naar wat literatuur vermag. (88) Hoewel de boeken een verschillend doel nastreven en daarom een andere vorm kiezen, gaat het resultaat bij allebei voor een groot deel over de schrijvers zelf en minder over de overledene. Bij Palmen ligt dat meer voor de hand; zij geeft immers zelf te kennen over de rouw en het zelfverlies te schrijven - en niet over Van Mierlo. Van der Heijdens intentie was, zo liet ik hierboven zien, een requiem voor en over Tonio te schrijven. Toch gaat het ook in Tonio veel over het leven van Van der Heijden en de invloed van het verlies van zijn zoon op hem: het gaat over zijn schuldgevoelens, zijn radeloosheid en het daaruit voortkomende drankgebruik, zijn drang de avond voor het ongeluk te reconstrueren en tot slot over zijn schrijverschap. Hiermee zijn we aangekomen bij de tweede soort reflecties, namelijk die over het schrijverschap in het algemeen. Het schrijverschap van beide auteurs doordesemt bijna elke pagina. Van Van der Heijden komen we te weten dat hij in ‘werkeenheden van honderd dagen’ werkt; (27) dat hij geen computer gebruikt maar een typemachine; hoe hij aan de stamtafel bij Welling ruzie kreeg met een ‘nepdichter’; (397) hoeveel condoleancebrieven hij van zijn lezers krijgt; hoe zijn vorige romans tot stand kwamen; dat hij weleens is uitgenodigd op het Binnenhof enzovoort. Palmen vertelt soortgelijke anekdotes over haar vorige boeken, haar schrijversvriendenkring en haar optreden in Benali Boekt. In beide rouwboeken wordt door het noemen van straten en namen een belangrijk decor geschetst: Amsterdam-Zuid, dé plek waar Nederlandse schrijvers neerstrijken. Zo liep Van der Heijden in Tonio over de kade waar Mulisch woonde, en schrijft daarover: ‘Ik sloot niet uit dat hij [Mulisch, JvdV] daar was. Normaal zou hij nu in zijn favoriete ho- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tel op het Lido van Venetië zijn, maar dat was dicht vanwege een verbouwing.’ (594) Als je op de hoogte van Mulisch' reilen en zeilen bent, hoor je erbij in de schrijverswereld. Uit deze reflecties op het schrijven en het schrijverschap blijkt hoe Palmen en Van der Heijden zichzelf in hun boeken positioneren als grands écrivains. Ze zijn oeuvre-schrijvers, voor wie het schrijven de belangrijkste bestaansreden is - meer een roeping dan een beroep. Als een dierbare overlijdt, moeten ze daar wel een boek aan wijden, anders kunnen ze niet verder. Hun excentrieke schrijversbestaan is bovendien (in elk geval volgens de schrijvers zelf) interessante stof om over te schrijven. Het decor waartegen hun boeken zich afspelen bevestigt deze positie: ze bevinden zich in Amsterdam-Zuid, tussen de andere groten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
One of the guys - zelfperceptieUit interviews in de media blijkt ook dat Van der Heijden en Palmen zichzelf en elkaar als ‘echte’ schrijvers beschouwen. Van der Heijden zei tegen Nieuwsuur (7-5-2012), toen hij hoorde dat hij de Libris Literatuurprijs gewonnen had: ‘Ik las in het boek dat Connie Palmen heeft geschreven over Ischa Meijer dat ze in de taxi terug naar Amsterdam, toen ze had gehoord “Ischa Meijer is dood” dat ze “boek, boek” dacht - zo gedeformeerd zijn wij schrijvers’ (cursivering van mij, JvdV).Ga naar voetnoot7 Palmen zei in Opzij: ‘Als een schrijver een dood meemaakt, is dat een lange tijd het enige waarover hij kan schrijven, of het nou voor Adri (van der Heijden, EQ) het verlies is van zijn enige zoon (...) of voor mij het wegvallen van een grote liefde.’ (Quaegebeur 2011) In het licht van het Grote Schrijverschap is de omgang met media en publiciteit een heikel punt. Zoals ik eerder schreef, zou de grand écrivain niet afhankelijk moeten zijn van de grote massa voor de kwaliteit van zijn originele werk; zijn succes mag niet té werelds worden. In dit mediatijdperk kan een auteur echter niet ontkomen aan publieke belangstelling. De omgang van Palmen en Van der Heijden met de media brengt boeiende elementen van hun schrijverschap aan het licht. Beiden schuwen niet om hun persoonlijkheid publiek in te zetten om hun werk onder de aandacht te brengen, hoewel publiciteit beladen is, helemaal wanneer het gaat om iets precairs als het overlijden van een dierbare. In het eerste interview dat Van der Heijden schriftelijk gaf over zijn boek, stond inderdaad vermeld dat hij ‘journalisten op veilige afstand’ hield. (Peters 2011) Twee weken later verscheen echter het tweede (schriftelijke) interview al in Vrij Nederland. (Verbraak 2011) Van der Heijden wilde niet live verschijnen bij de uitreiking van de Librisprijs, maar uiteindelijk stond de cameraploeg wel bij hem in de kamer om daar te filmen dat hij een traantje wegpinkt en zijn vrouw Mirjam met gemengde gevoelens omhelst. (Nieuwsuur, 7-5-2012) Hij lijkt op z'n minst dubbelzinnig in het ontlopen van de media door enerzijds zijn publiciteitsstrate- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gieën te ontkennen (hij is zich er wellicht niet van bewust), maar ondertussen wel in allerlei media aanwezig te zijn. Van der Heijden is subtieler dan Palmen in het vragen om aandacht als het gaat om zijn ‘rouwboek’. Waar hij zijn ‘publiciteitsstrategieën’ ontkent, geeft Palmen soms toe dat het hoort bij haar vak: bij een aflevering van Pauw en Witteman (10-11-2011) vermeldt ze terloops dat het bezoek aan het actualiteitenprogramma voor haar geen onderdeel is van het dagelijks leven, maar van haar vak.Ga naar voetnoot8 Over haar eerste tv-optreden na de dood van Van Mierlo, bijna een jaar na zijn dood, schrijft ze zelf in haar Logboek: ‘Het staat me tegen om gezien te worden. Maar als ik het niet doe heb ik het gevoel dat ik hem tekortdoe, dat ik me niet inzet voor zijn boek dat morgen uitkomt, voor Het kind en ik.’ (230) Gendermechanismen vormen een plausibele verklaring voor dit verschil in houding tussen beide auteurs. Palmen is als grand écrivain vaak niet serieus genomen. Haar verkoopcijfers en de aanwezigheid van haar publieke persoonlijkheid drongen haar in de hoek van de vrouwelijke massa en middelmaat - zoals Van Boven (2000) beschreef. Voor haar lijkt de positie als groot schrijver niet zo gemakkelijk weggelegd als voor Van der Heijden. Bij haar is dit daarom vaak onderwerp van gesprek, waardoor simpele ontkenning van publiciteitsdrijfveren niet meer mogelijk is. Het volgende citaat illustreert goed op welk mechanisme ik doel. Daarom citeer ik wat uitgebreider: [Interviewerf:]‘Veel grote namen uit de Nederlandse kunstwereld duiken op [in het logboek]. “Het gaat erom hoe je je naam opvult,” zei ze eens in een interview over haar fascinatie voor roem. Hoe groter je naam, hoe zinvoller je bestaan?’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
‘Dat ik ook... bijzonder ben. Ik ben one of the guys. Die roem ondervind ik tijdens mijn lezingen even aan den lijve, en dan ga ik weer vier jaar ondergronds. Uiteindelijk is schrijven mijn grootste geluk.’ (Lo Galbo 2011) Het is opvallend dat de interviewer juist deze vragen stelt. Palmen moet wel praten over haar publieke persoonlijkheid - aan Van der Heijden worden dergelijke vragen niet gesteld, hoewel ook hij aan name dropping doet. Palmen beschouwt zichzelf als one of the guys. Het is typerend dat wanneer ze zichzelf in het pantheon van grote schrijvers wil plaatsen, ze deze schrijvers guys noemt: zozeer heeft het ‘ware moderne schrijverschap’ een mannelijke connotatie. De grote schrijvers tot wie ze zich rekent zijn ‘geestig, erudiet, belezen’: hiermee wapent Palmen zich tegen de verbinding van haar schrijverschap met massa en middelmaat. Zich bewust van conventies en normen die haar zouden kunnen verwijten teveel publiciteit te verwerven via haar persoon, benadrukt ze twee keer dat het gaat om haar literatuur, niet om haar publieke persoonlijkheid. Bovendien is ze aarzelend en ‘ineens verlegen’ als het gaat over haar roem. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Grands écrivains? - beeldvorming door anderenDe literaire kritiek besteedde in de recensies van Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar vaak aandacht aan de bijzondere status van rouwliteratuur. Hoe moet je zulke autobiografische literatuur beoordelen? Op haar literaire merites, zoals fictie, of mag deze literatuur rauw zijn, uit het leven gegrepen, en zit daarin juist meerwaarde? De jury van de Libris Literatuurprijs laat zien hoe die vragen rondom Tonio een rol spelen. Volgens het rapport trekt de reconstructie van de laatste uren voor Tonio's dood het boek ‘vanuit het domein van de non-fictie naar de fictie’.Ga naar voetnoot9 De jury heeft enkele literaire puristen aan haar zijde, die vinden dat óók een rouwboek op literaire merites beoordeeld moet worden: ‘hij geeft al schrijvend meerwaarde aan het tragische, beschamende, vernederende en negatieve. Hij smelt het om tot iets moois. Hij maakt goud uit modder.’ (Peeters 2012) Toch vinden veel recensenten het lastig om Van der Heijden te beoordelen op zijn literaire merites: ‘Het is dan ook onzinnig Tonio in te schatten als literair werkstuk, daarvoor zijn de emoties in het boek te rauw en te vers.’ (Holthof 2011) Sommige recensenten komen nauwelijks toe aan de literaire vorm van Tonio en richten zich vooral op hun persoonlijke herinneringen aan de jongen.Ga naar voetnoot10 Niet iedereen is te spreken over de literaire kwaliteit die Van der Heijden in Tonio tentoonspreidt, maar het wordt hem niet nagedragen: Literair is Van der Heijden niet op elke pagina op volle kracht, de roman bevat hier en daar storende herhalingen. (... ) Van der Heijden probeert duidelijk een vorm te | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vinden voor zijn rouw, de 640-pagina's dikke requiemroman schuurt soms dicht tegen het sentimentele aan. Tegelijk past lamenteren bij dit onderwerp: hoe anders te schrijven over zo'n verlies? (Start 2011) Zijn sentimentele uitschieters en literaire missers worden hem vergeven vanwege het precaire onderwerp van de roman. Van der Heijdens intentie rechtvaardigt diens ongepolijstheid, aldus Fortuin: ‘dingen [mogen] niet mooier gemaakt (...) worden dan ze zijn - ook het boek niet.’ (Fortuin 2011) Hoe verloopt de beeldvorming bij Palmen? Het merendeel van de critici is niet zo positief over haar logboek, op een paar uitzonderingen na.Ga naar voetnoot11 Een belangrijk positief geluid komt van Marja Pruis. Ze noemt het boek ‘aangrijpend’, vanwege ‘een nuchterheid tegen wil en dank’. Een boek over het oprechte verlangen van geliefden, in de wetenschap dat het leven eindig is. (Pruis 2011) Pruis besteedt een alinea aan de verwijten die Palmen over zich heen kreeg, en besluit als volgt: ‘Het is allemaal gezegd en geschreven de afgelopen week, en het is allemaal even kleingeestig als voorspelbaar. (... ) Het is de schrijfster die haar man heeft verloren en een boek over haar eerste jaar zonder hem schrijft nadragen dat ze zichzelf niet klein genoeg maakt.’ (Pruis 2011) Onderstaand citaat van Peters illustreert iets van het ‘kleingeestige’ en ‘voorspelbare’ commentaar waar Pruis op doelt: Natuurlijk is ook dit verbrokkelde dagboek gecomponeerd, zij het niet altijd in balans: telkens moeten we horen hoe stapeldol derden op Connie zijn. Maar het logboek is niet uitsluitend een ijdele vertoning. Het volgende portretje in-de-vorm-van-dingen getuigt van subtiel observeren. (Peters 2011) Het valt op dat Peters, wanneer hij over de compositie spreekt, een uithaal doet naar Palmen, die hij hier cynisch bij voornaam noemt. Hij vindt haar compositie een ‘ijdele vertoning’. Daarbij richt hij zich meer op Palmen zelf dan op haar logboek. De toon in sommige recensies van Palmens logboek is minachtend, venijnig en soms bijna hatelijk; de aanvallen richten zich op haar persoon.Ga naar voetnoot12 Critici verwijten haar dat ze te schaamteloos openhartig is en daaraan verwant dat ze zichzelf niet klein genoeg maakt. Ze eigent zich Van Mierlo toe en is vooral veel met zichzelf bezig. Bij Palmen blijft de getuigenis van leed echter te veel steken in exhibitionisme dat het moet hebben van de nieuwsgierigheid van Nederlanders naar de passievolle relatie van een bekende schrijfster met een bekende politicus. De schrijvende BN'er is zich bewust van haar naam en faam. (Van der List 2011) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Elsbeth Etty suggereert dat Palmen ‘narcistisch’ of ‘egoïstisch’ is, en wil het boek zelfs wel typeren als ‘een exploitatie van intiem kapitaal’. (Etty 2011) Het verschil in reacties wordt heel concreet wanneer het gaat om het overmatige drankgebruik waar beide auteurs mee te kampen hebben. Bij Palmen wordt daar als volgt op gereageerd: ‘Veel over Connie Palmen zelf, inclusief haar dronkenschappen, die worden geduid als een soort performances zoals je die vaker bij rasartiesten ziet.’ (Peters 2011) Van der Heijden roept met zijn voorliefde voor Bombay Sapphire juist medelijden op: De dood van een kind kan gemakkelijk leiden tot een larmoyante litanie, maar die weg is Van der Heijden niet gegaan. Zeker, af en toe had ik de neiging om de getroffen schrijver en zijn vrouw een pannetje soep te brengen, vooral bij die vele beschrijvingen waarin zij beiden in huilen uitbarsten en weer naar de fles grijpen. (Pam 2011) Critici beseffen goed dat Van der Heijden exhibitionisme en schaamteloosheid verweten kan worden en maken er daarom gewag van. De schaamteloosheid waarmee Van der Heijden zijn ziel blootlegt, kan als positieve kwalificatie gelden: ‘Zo echt als het maar zijn kan, is dit relaas van vader-verliest-zoon. Rauw en ongekuist. Schaamteloos bloot. Op het gênante af emotioneel.’ (Degryse 2011) Dit is voor Degryse allemaal niet problematisch: het boek is ‘ontroerend’, ‘rauw’, ‘intens mooi’. De scène waarin Van der Heijden ‘Tonio's versgeplengde zaad’ in het doucheputje vindt: ‘heerlijk’. Veel recensenten staan minder positief tegenover schaamteloosheid, maar zien het door de vingers, omdat hij ‘één van onze grootste schrijvers’ is (Etty 2011) en omdat ‘dit boek van iemand [is] die deze keuze mocht maken’.Ga naar voetnoot13 (Overstijns 2011) Weer is zichtbaar dat Van der Heijden zich meer kan permitteren dan Palmen. Palmen mag niet schaamteloos zijn, ze maakt zichzelf te groot. Van der Heijden als grand écrivain past deze houding. Is Palmen dan geen Groot Schrijver? Hoewel Palmen zichzelf als one of the guys beschouwt en zich zo presenteert, zijn weinig recensenten dit met haar eens. Slechts één recensent associeerde haar - cynisch - met de Grote Kunstenaars: ‘Zo gaat dat bij Grote Kunstenaars. Die roeren in een pannetje met stoofvlees en strijden tegelijk tegen “een te groot concept om te bevatten” [hiermee doelt de schrijver waarschijnlijk op de dood van Van Mierlo, JvdV]. Dat concept heeft trouwens geen greep op het commerciële inzicht van de schrijfster.’ (Anoniem (Het Parool) 2011) Meteen wordt haar kunstenaarschap verbonden aan de commercialiteit. Dit komt vaker voor, bijvoorbeeld wanneer een interviewer haar introduceert: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Precies twintig jaar geleden werd Palmen in één klap van onbekende filosoof en debutant tot de sensatie van de nieuwe Nederlandse literatuur met haar debuutroman De wetten. Ze verwierf in korte tijd een sterrenstatus die destijds ongekend was in de Nederlandse literaire wereld. (Quaegebeur 2011) Palmen is een ‘literair fenomeen met een hoog rockstergehalte en een uitzinnig lezerspubliek’. (Lo Galbo 2011) Palmens publieksucces maakt haar eerder een rockster dan een grand écrivain. In tegenstelling tot het succes van Palmen, wordt Van der Heijdens succes niet gekoppeld aan commercialiteit. Hij krijgt onder andere de volgende benamingen toegedeeld: de Grote Van der Heijden, megalomane mythebouwer, prijzen-pakker, meesterstilist, Grote Schrijver enzovoort. Zijn naam is gevestigd. Hij is onmiskenbaar een grand écrivain. | |||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieWaar bij Van der Heijden de rauwe werkelijkheid een excuus is voor zijn literaire missers, breekt bij Palmen de werkelijkheid steeds negatief in op het oordeel over haar literaire merites. De verwijten naar haar ‘ijdele’ en ‘narcistische’ persoonlijkheid, sneeuwen haar ‘vermogen het oprechte verlangen zo voelbaar’ te maken (Pruis 2011) en haar ‘fraai geformuleerde pijn’ (Thooft 2012) onder. Haar existentiële noodzaak om dit boek te schrijven wordt haar nagedragen: ze maakt zichzelf niet klein genoeg. Wellicht heeft Palmen zichzelf te centraal gesteld in haar logboek en overschreed ze daarmee de grenzen van haar ‘sekse’, zoals Swinnen liet zien rondom De wetten. Palmen overschrijdt die grenzen omdat ze zichzelf positioneert en percipieert als grand écrivain. De kritiek ziet haar echter als commerciële rockstar doordat Palmen als publieke persoonlijkheid naar voren treedt, zowel in haar werk als in de media, wordt ze geassocieerd met de massa en de middelmaat volgens het principe dat Van Boven (2000) beschrijft. Een grand écrivain is juist het tegenovergestelde van massa en middelmaat: uniek en origineel. Van der Heijden, die zichzelf ook beschouwt als grand écrivain, wordt wel alom als zodanig erkend. De critici knijpen een oogje dicht als hij een literaire uitschieter maakt, of zien dit juist als een pluspunt van zijn boek. Als hij zichzelf op de voorgrond plaatst, wordt hem geen egoïsme verweten: het past hem als grand écrivain. Uit mijn analyse van de schrijversidentiteiten van Van der Heijden en Palmen is gebleken dat de drie identiteitsmomenten bij Van der Heijden samenvallen, terwijl Palmens zelfperceptie en zelfpresentatie vaak botsen met de beeldvorming van haar door anderen. Wellicht hierdoor bestaat er rondom Palmens schrijverschap zoveel commotie. De grand écrivain in de moderne literatuur is mannelijk geconnoteerd. Van der Heijden voldoet aan alle kenmerken. Een vrouwelijke schrijver kan die positie niet zomaar claimen - dan overschrijdt ze de grens van haar ‘geslacht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|